Ad van der Helm

Download Report

Transcript Ad van der Helm

BOEKPRESENTATIE 15 OKTOBER 2016 ABDIJ VAN BERNE
Minder, minder, minder
Wij hebben dit boek geschreven in een context van minder, minder, minder. Als we niet uitkijken, dan wordt onze
kerkelijke agenda daardoor bepaald. Minder pastores en gelovigen, minder vrijwilligers, minder geld. Er is misschien
nog wel meer dat minder wordt, maar dat laat ik even aan uw fantasie.
Mensen raken ontmoedigd en geloven er niet meer in. Een kerngroep van turbovrijwilligers houdt het nog vol op basis
van hun sociale netwerk: ze hebben het gezellig met elkaar. Ze kennen elkaar en doen al jaren wat zij gewend zijn te
doen. Met vereende krachten wordt het kerkelijk huis overeind gehouden en met tomeloze energie. Het is
indrukwekkend te zien met hoeveel liefde en energie dit wordt gedaan.
Maar de neergang gaat wel door.
Het raakt niet alleen onszelf, maar het is ook het imago dat de kerken in Nederland genieten: nog even en het is
voorbij. “God in Nederland” meet het iedere tien jaar. En men weet precies wat men zoekt en wil meten. En
inderdaad: de traditionele kerken worden kleiner. Terwijl bij het laatste onderzoek van dit jaar de mensen in het land
roepen dat de samenleving er niet beter op zal worden zonder de kerken en de inzet van haar vrijwilligers.
Het voorbeeld van vandaag 15 oktober, de Heilige Teresa van Avila uit de zestiende eeuw, heeft haar portie van
minder, minder, minder ook gekregen. Bekend is haar uitroep op een moment dat zij op één van haar
hervormingsreizen een auto-ongeluk kreeg. Ik bedoel: de kar waar ze mee reisde raakte tijdens noodweer op een
slechte weg vast en de kar tuimelde om en daar lag Teresa met haar bagage in de modder. Ze riep uit: “Heer, als u zo
omgaat met uw vrienden, dan begrijp ik dat u er zo weinig heeft.”
Zij werd niet alleen door weersomstandigheden en slechte wegen tegengewerkt: ook binnen de kerk zagen veel
mensen haar liever gaan dan komen. Niettemin trok ze verder en vatte deze tegenslagen niet op als een teken van de
hemel om er niet meer in te geloven. De bronnen van haar apostolische ijver zaten namelijk dieper dan deze
tegenslagen konden wegnemen. Ze werd wel uitgedaagd om dieper te graven in haar overtuiging en haar wilskracht.
Onze moderne samenleving is flink in beweging en de kerken bewegen mee. Sommigen verzetten zich tegen deze
beweging en houden vast aan de kerk als een baken van eeuwigheid die verwijst naar God die eenvoudigweg te vinden
is, als je maar je best doet om de boodschap van de kerken te verstaan. Waar dat niet lukt, moeten we beter ons best
doen om het goed uit te leggen. Anderen bewegen weer zo mee met de samenleving dat de kerk niet meer opvalt en
haar eigen stem en boodschap laat verwateren door de stromen waar zij op mee wil varen. Je moet nu eenmaal met
de tijd mee. Waar komen we dan terecht?
Een andere beweging heeft ons ertoe aangezet dit boek te schrijven. We constateren dat op allerlei plekken, op
onverwachte plaatsen God weer ter sprake komt. Uit onverdachte monden komt ter sprake dat mensen weer in God
geloven en zich weer tot geloofsgemeenschappen voelen aangetrokken. Zij zoeken plekken van inspiratie en mensen
met wie zij dit kunnen delen, mensen om echt mee in gesprek te gaan. Ik merk het aan mijn gesprekken op Plein in
Den Haag met mensen die nog nooit een man met romeinse boord hebben gezien buiten wat Hollywood films waar
gek genoeg de biechtstoel vaak een prominente rol speelt. Er is interesse in een evangelische boodschap die ons
dagelijks bestaan overstijgt. Niet zozeer in de seksuele normen, maar wel in de waarden die daaronder liggen.
“Mijn generatie is de kaders en de bakens kwijt en dat is knap vermoeiend” zei een vrouw van begin dertig tegen me
die in de verzekeringen werkt en vooral niet te vriendelijk tegen de cliënten moet doen. Het zijn boeiende gesprekken
die mensen soms een nieuw spoor laten zien dat ze zelf al ontdekt hadden, maar waar ze nog geen woorden aan
kunnen geven en waarvoor ze maar moeizaam gesprekspartners vinden.
Zijn mensen van de kerk, parochianen en gemeenteleden, vrijwilligers en pastores, nog de mensen met wie zij zo’n
gesprek kunnen voeren? Of gaat zo’n gesprek direct over de problemen van de kerk, over onenigheid en conflicten,
over het minder, minder, minder of gaat het dan over de inspiratie, de verbinding en over dat de kerken bieden aan
zorgzaamheid, caritas, hulpverlening, aan verdieping en bezinning.
Gaat zo’n gesprek dan over de Weg die we gaan, of over de antwoorden die we uit ons hoofd geleerd hebben voordat
ze überhaupt ons hart hebben kunnen raken?
Natuurlijk dacht ik dat iedereen inmiddels wel heeft afscheid genomen van het beeld van God als de Oude man met de
witte baard op een hoge troon in de wolken die als een bijwijlen chagrijnige oude van dagen ons leven zit te verzieken
met natuurrampen, ziekte en dood van geliefden. Maar nog op 9 oktober j.l. legt Kristien Hemmerichs in Adieu God
omstandig uit dat ze niet in zo’n God kan geloven. Ik denk dat ze in de parochies en gemeenten talloze medestanders
vindt. Anderzijds zit Typhoon uitgebreid en onbekommerd een paar weken eerder te vertellen hoe hij zijn eigen Onze
Vader heeft geschreven geïnspireerd door zijn eigen meditaties in de stille Dominicanerkerk te Zwolle, maar hij heeft
weer last van een groot schuldgevoel dat hem werd overgedragen.
Er zijn dus mensen die het spoor van de God van Jezus Christus weer oppakken en verstaan. Het is een spoor dat leidt
naar barmhartigheid, dat leidt naar naastenliefde, een spoor dat de mens optilt en weer met andere mensen verbindt.
Buiten de kerkelijke instituten wordt soms meer geïnspireerd over God gesproken dan daarbinnen. Daarbinnen wordt
op een aantal plekken met veel machtsvertoon gewerkt aan een keurige organisatie waar niets fout gaat en waar niets
aan het toeval wordt overgelaten. Het menselijk leven moet daar volgens strakke criteria worden beoordeeld en
wanneer dit niet past: jammer maar helaas. We houden van U, maar U hoort er niet meer bij.
We hebben dit boek geschreven voor de bezielde mensen die vanuit de geloofsgemeenschappen beseffen dat de
boodschap er zeker nog toe doet en die de boer op willen gaan om met andere mensen die onderweg zijn deze
boodschap weer opnieuw te verstaan.
We hebben geschreven voor de mensen die angstvallig bezig zijn om de organisatie overeind te houden: ze mogen wat
meer loslaten om andere plekken en wegen en manieren te ontdekken, om hen te bemoedigen nieuwe manieren en
vormen te vinden. Kerkgebouw verloren is nog niet al verloren!
We hebben het geschreven voor mensen voor wie hun geloof flets en onbespreekbaar is geworden, ook al zijn ze al
honderd jaar vrijwilliger in de gemeente of de parochie. Ze snijden keurig het avondmaalsbrood, maar de ontroering
over de nabijheid van God hebben ze al jaren geleden voor het laatst met gemeenteleden gedeeld en besproken. Om
hen weer tot spreken te brengen over die ontroering die ze misschien weggestopt hebben.
In onze leescommissie hebben we gesproken over de vraag of Petra en ik niet erg hard zijn voor veel vrijwilligers, en of
we niet teveel woorden wijden om die diagnose te stellen. Maar dan hoor ik een net afgestudeerde theologiestudent
zeggen: ik wil best catechetisch werk doen in een parochie, maar niet als pastoraal werker: want het gedoe en de
onenigheid over onzinnige zaken, vaak over de liturgie: daar houd ik het niet uit. Er moet wel wat veranderen in die
geloofsgemeenschappen.
We kunnen zoveel meer, we hebben zulke mooie verhalen te vertellen. Er zijn zoveel mensen buiten onze traditionele
kerken met wie we over de ontroering van Gods nabijheid kunnen spreken en er zijn zoveel mensen voor wie we iets
kunnen betekenen, zomaar, niet om er iets mee te winnen, niet om er weer een krachtige kerk te worden. Die tijd
hebben we gehad. Maar gewoon omdat mensen er toe doen. Paus Franciscus is een grote bron van inspiratie hierbij.
Dit laatste werd me ook weer duidelijk tijdens een recente bedevaart naar Banneux: een eenvoudige en vaak vergeten
plek van Gods barmhartigheid. Met honderdtwintig gasten, ouderen maar ook een groep jongeren. Het is de
verpleging tijdens de bedevaart opgevallen dat er veel ouderen waren die zeiden tegen de verplegenden en de
verzorgenden, onder wie mijn eigen zus: heb je daar wel tijd voor, moet je niet naar de volgende persoon? De haast en
de efficiëntie is er bij de ouderen al goed ingeprent: wee je gebeente als je iemand te lang vast houdt. De
verplegenden werden bijna weggejaagd. Maar dat lieten ze niet gebeuren: altijd bereid tot gesprek en aandacht en
rust, en ja hoor zelfs even samen een sigaretje roken.
We moeten God niet willen dwingen daar te verschijnen waar wij Hem willen hebben, maar juist met anderen
onderweg zijn om ook met Hem onderweg te zijn. Heer, waar houdt u verblijf? vragen de eerste leerlingen (Joh 1). Pas
later wordt het hun duidelijk: Ik verblijf in Gods liefde (Joh 15). God is verhuisd, nu wij nog!
Ad van der Helm,