Opdracht klinisch redeneren

Download Report

Transcript Opdracht klinisch redeneren

BESCHRIJVING TOETS OPDRACHT 1: KLINISCH REDENEREN IN COMPLEXE ZORGSITUATIE
Naam onderwijseenheid Ontwikkelen en innoveren
Toetscode
Titel toets
VP-PRAK1VT3-1 VERSLAG 01
Inclusief PRACTICUM 01 & PRACTICUM 02
Opdracht 1: klinisch redeneren in complexe zorgsituaties
Rollen
Focusrollen: Zorgverlener, Samenwerkingspartner & Communicator
Overige rollen: Reflectieve EBP -professional, Gezondheidsbevorderaar,
Organisator, Professional & Kwaliteitsbevorderaar
Studiejaar
2016-2017
Semester
1
Uiterste inleverdatum
Semester 1, week 5 Oefenverslag (formatief)
Semester 1, week 10 Definitieve verslag (summatief)
I. Leeruitkomst
De student:
1. kan op basis van klinisch redeneren de behoefte aan verpleegkundige zorg vaststellen op
lichamelijk, psychisch, functioneel en sociaal gebied en verleent zorg in complexe
beroepssituaties, volgens het verpleegkundige proces en de verpleegkundige methodiek en
op basis van Evidence Based Practice (EBP).
2. versterkt (zo ver als mogelijk) het zelfmanagement van de patiënt en diens naasten, en
houdt hierbij rekening met de diversiteit in persoonlijke eigenschappen, etnische, culturele
en levensbeschouwelijke achtergronden, alsmede ideologische overtuigingen.
3. kan zowel binnen als buiten de eigen organisatie samenwerken met andere
beroepsbeoefenaren of instanties, de naaste (familie) en het informele netwerk
(vrijwilligers, buren, vrienden) en levert daarmee een bijdrage aan de kwaliteit en
continuïteit van zorg.
II. Opdracht klinisch redeneren in complexe zorgsituaties
Deze opdracht bestaat uit 4 onderdelen, waarvan de onderdelen 2 t/m 4 als bijlagen in het Verslag
klinisch redeneren opgenomen moeten worden:
1. Verslag klinisch redeneren (8 studiepunten)
Voor dit eerste onderdeel ga je op je stageplek met het proces van klinisch redeneren aan de slag en
stel je daarover een verslag op.
In het Verslag klinisch redeneren toon je aan hoe je in de praktijk aan het proces van klinisch
redeneren invulling hebt gegeven. Tevens beschrijf je in dit verslag jouw mate van zelfstandigheid,
ook wel regiebekwaamheid genoemd. Indien mogelijk voer je het gehele proces van klinisch
redeneren bij 1 patiënt uit (van het kiezen van een geschikte patiënt tot en met de evaluatie), maar
waarschijnlijk zal je bij verschillende patiënten één of meerdere delen van het proces en de
bijbehorende elementen of vaardigheden inzetten. De opdracht is dat jij bij geschikte patiënten of
situaties die je tegenkomt tijdens jouw stage alle stappen van het proces van klinisch redeneren en de
bijbehorende elementen laat zien en hierover bewijsmateriaal verzamelt. Je mag dus meerdere
patiënten ‘inzetten’ om je bewijsmateriaal te verzamelen. Dit verzamelde bewijsmateriaal gebruik je
vervolgens voor het schrijven van een verslag over jouw competenties op het gebied van klinisch
redeneren. Je laat daarbij zien hoe je in de verschillende fasen van het proces van klinisch redeneren
1
aan alle hierboven genoemde leerdoelen voldoet. In de rubric die bij deze opdracht hoort, kun je
lezen wanneer je verslag met onvoldoende, voldoende of goed beoordeeld wordt. In de rubric staan
trouwens ook de algemene criteria vermeld waaraan het verslag moet voldoen, zoals de omvang, het
taalgebruik, de bronvermelding en de vereiste bijlagen.
2. Practicum Het goede gesprek (voorwaardelijk)
Dit practicum is ondersteunend aan het klinisch redeneren in de praktijk. Zie de omschrijving in
paragraaf V. Voorwaardelijk wil hier zeggen dat je dit practicum uitgevoerd moet hebben voordat je je
Verslag klinisch redeneren in kan leveren.
3. Practicum Het MDO (voorwaardelijk)
Dit practicum is ondersteunend aan het klinisch redeneren in de praktijk. Zie de omschrijving in
paragraaf VI. Voorwaardelijk wil hier zeggen dat je dit practicum uitgevoerd moet hebben voordat je
je Verslag klinisch redeneren in kan leveren.
4. Advies praktijk (voorwaardelijk)
Daarnaast lever je de lijst ‘Professionele beroepshouding jaar 3’ in, met daarop vermeld het advies
van je stagebegeleiders met betrekking tot jouw professioneel handelen in de praktijk. Dit advies telt
voorwaardelijk mee, wat betekent dat het positief moet zijn wil je de studiepunten van het verslag
toegekend krijgen.
III. Leerdoelen Verslag Klinisch Redeneren
De student:
1. kan het verloop monitoren en de resultaten evalueren bij zorgproblemen in de vier gebieden
van het menselijk functioneren.
2. kan werken volgens standaarden, richtlijnen en protocollen die horen bij de functionele
verantwoordelijkheid, en is in staat daar verantwoord van af te wijken als de wensen van de
zorgvrager of eigen professionele of morele afwegingen daartoe aanleiding geven.
3. is opmerkzaam en neemt verantwoordelijkheid voor het overnemen van zorg daar waar dit
vanuit kwetsbaarheid van de zorgvrager gevraagd wordt.
4. neemt beslissingen die de (uitvoer van) zorg van de zorgvrager aangaan volgens de principes
van informed consent.
5. kan de zorg effectief en efficiënt organiseren, met een eerlijke verdeling van middelen en
gericht op een optimale kwaliteit van zorg.
6. houdt rekening met waarden en normen, wensen en gewoonten, gevoelens en persoonlijke
omstandigheden en mogelijkheden van de zorgvrager en haar naasten.
7. toont maximale professionele nabijheid zonder passende verhoudingen uit het oog te
verliezen en rekening houdend met de kwetsbaarheid van de zorgvrager.
8. kan de betekenis van de meest recente (inter)nationale wetenschappelijke inzichten uit
wetenschappelijke- en vakliteratuur vertalen naar betekenisvolle informatie voor de
individuele zorgvrager of een doelgroep.
9. kan professionele (inter)nationale richtlijnen, standaarden en protocollen beargumenteerd
toepassen.
10. kan interventies uitvoeren inzake individuele en collectieve preventie en
gezondheidsvoorlichting.
11. benadert de zorgvrager en/of zorgvragersgroep als gelijkwaardige samenwerkingspartner bij
het ontwikkelen en/of toepassen van de interventies.
12. kan (bijna) incidenten herkennen en adequaat reageren om schade voor de zorgvrager te
beperken, openheid te bieden en herhaling te voorkomen.
2
IV. Werkwijze Verslag klinisch redeneren
Ondersteunend onderwijsaanbod tijdens de terugkomdagen
In de eerste 5 weken van het semester wordt er onderwijs aangeboden dat ondersteunend is voor
deze opdracht. Aan bod komen relevante begrippen, zienswijzen, theorieën en methoden.
Daarnaast gaan we me elkaar in gesprek om zo tot praktische handvatten voor je opdracht te
komen. Voorbeelden zijn: wat zijn de CanMedsrollen in het nieuwe beroepsprofiel verpleegkundige?
Wat houdt klinisch redeneren in? Wat is bewijsmateriaal? Wat wordt bedoeld met
regiebekwaamheid, zelfmanagement, positieve gezondheid en Het Goede gesprek? Wat is het doel
van het MDO en hoe komt je tot een plan campagne voor de twee practica?
Stappen en activiteiten
A. Het verzamelde bewijsmateriaal uit de weken 1 tot 4 van het werken aan deze opdracht gebruik
je voor een ‘stand van zaken gesprek’ met je werkbegeleider. Dit gesprek dient plaats te vinden in
week 4, dus plan dit op tijd. In dit gesprek laat jij aan de hand van het tot dan toe verzamelde
bewijsmateriaal zien hoe je invulling hebt gegeven aan het proces van klinisch redeneren. Hieruit
blijkt of je het klinisch redeneren voldoende en zelfstandig invulling kan geven of dat je in de weken
5 -10 nog aan bepaalde onderdelen verder dient te werken.
B. Naar aanleiding van het ‘stand van zaken gesprek’ met je werkbegeleider schrijf je een eerste
oefenversie van het Verslag klinisch redeneren. Dit verslag neem je mee naar de terugkomdag in
week 5 waar je het bespreekt met je medestudenten en de docent. De gegeven feedback bied je
informatie over wat je nog te doen staat in de weken 6 tot en met 10.
C. In week 9 voer je nogmaals een gesprek met je werkbegeleider, waarin je aan de hand van het
door jou verder verzamelde bewijsmateriaal aantoont hoe je invulling hebt gegeven aan het klinisch
redeneren. Let op: dit gesprek neem je op t.b.v. je eigen denk- en schrijfproces.
D. Het beluisteren of bekijken van het opgenomen gesprek ondersteunt je bij het schrijven van je
daadwerkelijke verslag over jouw competenties op het gebied van klinisch redeneren. In dit verslag
toon je hoe je invulling hebt gegeven aan de fasen van het proces van klinisch redeneren en je mate
van zelfstandigheid hierin (zie rubric). Ter onderbouwing verwijs je naar (de selectie van) je
bewijsmateriaal, die je als bijlage in het verslag opneemt.
Let op: de essentie, d.w.z. wat bij het beoordelingsniveau in de rubric wordt genoemd, moet in de
hoofdtekst staan!
E. Aan het Verslag klinisch redeneren voeg je vervolgens nog vier andere bijlagen toe:
1. het door je stagebegeleiders ingevulde feedbackformulier Practicum Het Goede gesprek (zie
paragraaf V)
2. het door je stagebegeleiders ingevulde feedbackformulier Practicum Het MDO (zie paragraaf VI)
3. een door je stagebegeleiders ondertekend formulier naar waarheid
4. een positief (voldoende of goed) praktijkadvies in de vorm van een door de praktijkbegeleider
ondertekend formulier ‘Professionele beroepshouding jaar 3’ ( zie paragraaf III.4 hierboven)
Hoe aan de slag te gaan?
Om je met de opdracht klinisch redeneren op gang te helpen staan hieronder een aantal
voorbereidende activiteiten en de 5 fasen van het klinisch redeneren volgens Wilkinson (2015)
geformuleerd. Het is aan jou om te kiezen welke patiënt je bij welke fase ten tonele voert. Het is slim
om hiervoor je werkbegeleider/collega’s te raadplegen. Vergeet niet om bewijsmateriaal te
verzamelen.
3
Voorbereidende activiteiten (week 1)
-
Neem globaal kennis van de rubric bij Toets Opdracht 1 Klinisch redeneren in complexe
zorgsituaties. Hierin staat vermeld wat er van je verwacht wordt c.q. waar je op beoordeeld
wordt. Daar kan je je werkzaamheden op afstemmen.
-
Bestudeer:
o Straalen van & Kolk (2014)
o Lambregts en Grotendorst (2012)
o Hoofdstuk 1 uit Dobber et al. (2016)
o Hoofdstuk 1 & 2 uit Wilkinson (2015)
o Overige informatie over klinisch redeneren, te vinden op Blackboard
-
Ga zelf op zoek naar informatie over klinisch redeneren en vergelijk die met de bestudeerde
literatuur. Noteer voor jezelf wat je waar hebt gevonden.
-
Stel de top 3 van patiëntencategorie(en) op jouw stageplek vast en verdiep je in de
bijbehorende ziektebeelden. Een manier om dit te doen is het schrijven van een MBZ
(Methodische Beschrijving Ziektebeeld), a.d.h.v. het format dat je in jaar 1 van je opleiding is
aangereikt.
Aan de slag (week 1 t/m 9)
Fase 0: Kiezen van geschikte patiënt-situaties
Nadat je je hebt voorbereid door het lezen van literatuur over klinisch redeneren en je je verdiept
hebt in de meest voorkomende patiëntencategorieën op jouw stageplek is het zaak de patiëntsituaties te selecteren.
Centraal in deze opdracht staat het klinisch redeneren in complexe zorgsituaties. Een hulpmiddel bij
het bepalen van of de patiënt-situatie voldoet, is het gebruiken van een complexiteitsscorelijst (zoals
in het 2e jaar behandeld in het blok Ketenzorg). Let er wel op dat dat in het nieuwe beroepsprofiel
gesproken wordt over zowel ‘case complexity’ als ‘patient complexity’ (Lambregts et al, 2012). Wat
hierover gezegd wordt in het beroepsprofiel kun je uiteraard ook gebruiken om te bepalen of een
situatie die je voor deze opdracht wil gebruiken geschikt is.
Fase 1: Het in kaart brengen van de zorgsituatie aan de hand van een patiënten-verhaal (anamnese)
In deze fase gaat het om het verzamelen van gegevens. Dit doe je onder andere door met de patiënt
in gesprek te gaan en een anamnese af te nemen volgens de verpleegkundige methodiek van
Gordon, of een vergelijkbare methodiek die op je stageplek wordt gehanteerd. Tevens verzamel je
informatie vanuit en over het persoonlijke netwerk van de patiënt en het netwerk van andere
zorgverleners. Denk ook aan het inzetten van meetinstrumenten, zoals de SNAQ, DOS, valpreventie
enz.
Ondersteunend aan deze fase is het Practicum 01 Het goede gesprek (zie paragraaf V.). Ook in
andere fasen van het verpleegkundige proces kun je natuurlijk (elementen van) Het goede gesprek
toepassen. Denk bijvoorbeeld aan een gesprek in het kader van GezondheidsVoorlichting en
Opvoeding (GVO), een informatief gesprek, het zogenaamde Keukentafelgesprek en een gesprek
gebaseerd op de methodiek Motiverende gespreksvoering. Belangrijk is dat je in de anamnese de
gesprekstechnieken, die in jaar 1 en 2 in de lessen Communicatieve Vaardigheden (COVA) aan bod
zijn gekomen, dusdanig weet in te zetten dat je het verhaal van de patiënt scherp krijgt. Wie is deze
patiënt? Wat speelt er allemaal? Het is belangrijk dat je naast de persoon, ook de situatie en het
4
netwerk achter de zorgvraag helder in beeld krijgt. De anamnese is namelijk DE basis voor het
vervolg van het verpleegproces. Wanneer je hier informatie mist of verkeerd interpreteert, loop je
het risico dat je in een later stadium vastloopt of tot diagnoses en interventies komt die niet
aansluiten bij het verhaal, de wensen en behoeften van je patiënt en zijn omgeving. Als na het
anamnesegesprek blijkt dat je nog niet alle relevante informatie hebt, schroom dan vooral niet je
patiënt of diens netwerk te benaderen om de (zorg)situatie vollediger in beeld te krijgen.
Naast het achterhalen van het verhaal van de patiënt en diens omgeving is het tevens belangrijk dat
je de situatie inclusief het betreffende ziektebeeld(en), ook vanuit psychopathologisch en
pathofysiologisch oogpunt in beeld hebt en kunt verwoorden.
Bron: Hoofdstuk 3 uit Wilkinson (2015) met o.a. richtlijnen voor het anamnesegesprek, boeken
Medische Biologie uit jaar 1 en Bakker (2014).
Fase 2: Het analyseren van de zorgsituatie; vaststellen van diagnoses
De anamnese levert je al veel informatie op. De volgende stap is het analyseren van de situatie van
de patiënt. Wat zijn de vragen en problemen die bij de patiënt spelen? Door middel van
interpreteren en clustering van de subjectieve en objectieve gegevens kom je tot een
verpleegkundige diagnose. Dit heb je in jaar 1 en 2 al eerder gedaan. Dit kan a.d.h.v. de NANDA
diagnoses (PES structuur), maar wanneer binnen jouw instelling met een ander classificatiesysteem
(OMAHA, ICF, …) of de Kernset patiëntproblemen (V&VN) wordt gewerkt hanteer je het systeem van
je stageplek. Belangrijk is dat je kunt uitleggen hoe je tot de gestelde diagnoses bent gekomen en
hoe je ze kunt verantwoorden. Eveneens van belang is het verifiëren van je diagnoses bij de patiënt
en het in samenspraak met de patiënt kunnen aanbrengen van een prioritering: hoe kunnen de
diagnoses in volgorde van belangrijkheid gerangschikt worden?
Een cruciaal onderdeel van de PES is de Etiologie. Immers, wanneer helder is waardoor het probleem
ontstaat/in stand wordt gehouden heb je een aangrijpingspunt voor je interventies en
zorgresultaten.
Bron: Hoofdstuk 4 & 5 uit Wilkinson (2015), Hoofdstuk 2 & 3 uit Dobber (2016) en Bakker (2014).
Fase 3: Het vaststellen van beoogde zorgresultaten en interventies
De volgende fase in het verpleegkundig proces is het bepalen van de beoogde zorgresultaten en
interventies. Vertrek vanuit de wensen, behoeften en privacy van de patiënt en het versterken van
het zelfmanagement van de patiënt. Ook hier kun je het goede gesprek inzetten (zie paragraaf V).
Maar benut ook je eigen expertise en ervaringen en het best beschikbare bewijsmateriaal gebaseerd
op de methodiek EBP. Ga op zoek naar (inter)nationale (multidisciplinaire) richtlijnen, standaarden
en protocollen, (wetenschappelijke) artikelen, journals, vakliteratuur etc. die gaan over de
problematiek van de patiënt en hoe je de patiënt in deze fase erbij kunt betrekken en activeren.
Ook voor fase 3 geldt dat je moet kunnen verantwoorden hoe en waarom je tot de gestelde
zorgresultaten en interventies bent gekomen. Het is van belang om een rangorde in de prioriteiten
aan te kunnen geven: welke resultaten dienen eerst nagestreefd te worden en in welke volgorde
dienen de interventies uitgevoerd te worden? Gebruik voor de beschrijving van resultaten en
interventies waar mogelijk de vorm zoals die op je stageplek gebruikt wordt, bijvoorbeeld een
klinisch pad, verpleegplan of activiteitenschema.
Bron: Hoofdstuk 6, 7 & 10 uit Wilkinson (2015), Hoofdstuk 4, 5, 6 & 10 uit Dobber (2016), Hoofstuk 6
& 7 uit Sassen (2014) en Bakker (2014).
5
Fase 4 de uitvoering en fase 5 de evaluatie: Een continu proces van uitvoeren, evalueren en bijstellen
van zorg
Nadat bovenstaande stappen een verpleegkundig plan hebben opgeleverd, volgt de uitvoering en
een continue evaluatie. Je stelt jezelf voortdurend de vraag of het plan nog voldoet of dat deze
bijgesteld dient te worden. Naast deze planmatige benadering zal bij acute situaties direct
gehandeld moeten worden.
In de uitvoering werk je samen met zowel de patiënt en zijn/haar netwerk als met andere
professionals. Afhankelijk van (het ziektebeeld van) de patiënt en de setting waar je stage loopt, loop
je bijvoorbeeld visite met de arts, of zoek je contact met professionals zoals de gespecialiseerd
verpleegkundige, fysiotherapeut, diëtiste, logopediste, psycholoog, psychiater en het
maatschappelijk werk. Ondersteunend aan dit multidisciplinair samenwerken is Practicum 02 Het
MDO (zie paragraaf VI).
Bron: Hoofdstuk 8 & 9 uit Wilkinson (2015), Hoofdstuk 6 & 7 uit Sassen (2014) en Bakker (2014).
Bovenstaande 5 fasen geven je handvatten om te laten zien hoe je in de praktijk aan het proces van
klinisch redeneren invulling kunt geven. Tip: het continu sparren met je werkbegeleider en collega’s
is voor deze opdracht enorm waardevol. Laat je continu bevragen en denk hardop: wat signaleer je,
hoe anticipeer je hierop, welke vragen ga je stellen en wat mis je verder nog? Maar ook: wat vertel
je tijdens de visite, hoe vul jij je rol in tijdens het MDO, hoe ga je het gesprek aan met de familie? De
vaardigheid van het klinisch redeneren ontwikkel je al werkende weg en niet achter de tekentafel.
Uiteraard draag je in alle fasen/situaties ook zorg voor een correcte verslaglegging in het dossier van
de betreffende patiënt, als basis voor evaluatie en bijstelling van zorg.
V. PRACTICUM 01
Het goede gesprek
Leerdoelen
De student kan:
1. gesprekstechnieken toepassen, passend bij de zorgvrager en de fase van het verpleegkundig
proces,
2. knelpunten in de communicatie herkennen en adviezen geven en de zorgvrager instrueren
en motiveren,
3. adequaat gebruikmaken van ICT-hulpmiddelen en e-health zoals zorg op afstand,
4. omgaan met Elektronische verpleegkundige en multidisciplinaire Patiënten Dossiers (EPD),
5. ICT-mogelijkheden op integere en professionele wijze toepassen,
6. omgaan met emoties van zorgvragers en daarin de-escalerend reageren,
7. het zelfmanagement van de zorgvrager en diens naasten (zo ver als mogelijk) vergroten.
Context en omschrijving
In dit practicum staat Het goede gesprek centraal. Een goed gesprek is de smeerolie van de
zorgverlening. Het zorgt voor meer begrip, tevreden patiënten en mantelzorgers en het bevordert
de samenwerking (Vilans, 2016). Een goed gesprek is vooral iets wat je moet ‘doen’.
Daarom ga je in dit practicum ook daadwerkelijk een gesprek voeren op je stageplek. Je bepaalt zelf
hoe je (elementen van) Het goede gesprek vorm geeft en welke fase van het klinisch redeneren je
daarvoor kiest. Doe dit wel even in overleg met je werk- en/of praktijkopleider en docent op school.
Van belang is dat je kunt onderbouwen waarom je juist voor dit soort gesprek en deze fase kiest.
Uiteraard kun je je voorbereiding en registratie van het gesprek ook gebruiken als bewijsmateriaal
voor het Verslag klinisch redeneren.
Ter voorbereiding op het gesprek bepaal je voor jezelf je beginsituatie (waar sta ik t.a.v. het voeren
van dit gesprek?) en formuleer je a.d.h.v. de 7 algemene leerdoelen jouw persoonlijke leerdoelen.
6
Ook formuleer je voor jezelf concrete criteria; waar moet het gesprek aan voldoen om Het goede
gesprek te zijn en waar wil jij van je werkbegeleider feedback op ontvangen? Dit resulteert in een
door jou zelf te ontwerpen feedbackformulier. Zorg ervoor dat in het feedbackformulier de 7
algemene leerdoelen herkenbaar zijn. Vervolgens is het een kwestie van ‘oefening baart kunst’. Dat
wil zeggen dat je in de praktijk het gesprek gaat voeren en aan je werkbegeleider vraagt het
feedbackformulier in te vullen. Uiteraard zorg je voor een verslaglegging van het gesprek in het
EPD/EVD/dossier. Gezien de tijdspanne voor de toets klinisch redeneren is het goed dit gesprek te
voeren voor aanvang van week 5.
Dit practicum is een formatieve toets, gericht op het genereren van feedback, en wordt door de
docent dan ook niet beoordeeld. De feedback die je van je werkbegeleider ontvangt, ondersteunt je
bij het verrichten van de opdracht Verslag klinisch redeneren. Het ingevulde feedbackformulier voeg
je als bijlage toe aan het Verslag klinisch redeneren.
VI. PRACTICUM 02
Het Multi Disciplinair Overleg (MDO)
Leerdoelen
De student kan:
1. binnen het hulpverleningsproces de regiefunctie oppakken waarbij hij de belangen van de
zorgvrager behartigt,
2. samenwerken met zorgvrager, diens naasten en mantelzorgers,
3. zorgvragers, diens naasten en mantelzorgers steunen en hen waar nodig verwijzen,
4. efficiënt en effectief verslagleggen, overleggen en overdragen en brengt collega's en andere
betrokken hulpverleners inhoudelijk op de hoogte van de uitkomsten van (multidisciplinair)
overleg,
5. de inzet van formele en informele ondersteuning voor de zorgvrager en zijn systeem
organiseren,
6. het belang van de zorgvrager centraal stellen, maar weet in de coördinatie de verschillende
belangen van alle betrokkenen te verenigen,
7. toont een proactieve houding in het streven naar continuïteit van zorg.
Context en omschrijving
In dit tweede practicum staat het Multi Disciplinair Overleg (MDO) centraal. In de praktijk werk je
samen met je patiënt, diens netwerk en andere disciplines. Aan jou als verpleegkundige de taak om
de continuïteit van de zorgverlening te waarborgen. Een instrument dat jou als verpleegkundige
helpt de regiefunctie uit te voeren is het MDO. Het doel van een MDO is om in een open dialoog met
(de patiënt, diens naasten en) de betrokken disciplines tot een zo goed mogelijk voorstel voor een
behandelplan van de patiënt te komen.
In dit practicum organiseer jij voor een patiënt een MDO. Dit doe je op je stageplek. Uiteraard kun je
het MDO combineren met de opdracht Verslag klinisch redeneren. In overleg met je werk- en/of
praktijkopleider en docent op school bepaal je hoe je dit practicum concreet vorm wil geven.
Afhankelijk van de zorgvraag van de patiënt maak je de keuze voor wie er bij het MDO aanwezig
dienen te zijn (zowel formele als informele zorgverleners). Van belang is dat je kunt onderbouwen
waarom je juist voor deze bezetting kiest. Vervolgens bepaal je voor jezelf je beginsituatie (waar sta
ik t.a.v. het organiseren en voeren van een MDO?) en formuleer je a.d.h.v. de 7 algemene leerdoelen
jouw persoonlijke leerdoelen. Tevens formuleer je voor jezelf concrete criteria; wat moet het MDO
opleveren en waar wil jij van je werkbegeleider feedback op ontvangen? Dit resulteert in een door
jou zelf te ontwerpen feedbackformulier. Zorg ervoor dat in het feedbackformulier de 7 algemene
leerdoelen herkenbaar zijn. Vervolgens is het een kwestie van doen. Dat wil zeggen dat je in de
praktijk aan de slag gaat met het organiseren en voeren van het MDO en je aan je werkbegeleider
vraagt het feedbackformulier in te vullen. Uiteraard zorg je voor een verslaglegging van het MDO in
7
het EPD/ EVD/dossier.
Dit practicum is een formatieve toets, gericht op het genereren van feedback, en wordt door de
docent dan ook niet beoordeeld. De feedback die je van je werkbegeleider ontvangt, ondersteunt je
bij het verrichten van de opdracht Verslag klinisch redeneren. Het ingevulde feedbackformulier voeg
je als bijlage toe aan het Verslag klinisch redeneren.
VII. Beoordeling Opdracht klinisch redeneren in complexe zorgsituaties
Het klinisch redeneren en de beide practica gebeuren in de praktijk op je stageplek. Feedback hierop
ontvang je dus vooral van je werkbegeleider en collega’s. Zij zijn immers degene die jouw handelen
in de praktijk van dichtbij zien en meemaken. In week 5 ontvang je op je oefenverslag ook feedback
van de docent en je medestudenten. Je Verslag klinisch redeneren lever je ter beoordeling via
Ephorus in week 10 bij je docent in. De docent beoordeelt jouw Verslag klinisch redeneren a.d.h.v.
de rubric die hiervoor ontwikkeld is.
Het Verslag klinisch redeneren wordt alleen beoordeeld als de verplichte bijlagen erin zijn
opgenomen en het praktijkadvies positief is. De student ontvangt de ingevulde rubric per e-mail
retour (binnen de daarvoor gestelde termijn zoals aangeven in het OER).
VIII. Bronnen
Verplicht
- Dobber, J., Harmsen, J. & van Iersel, M. (2016). Klinisch redeneren en evidence-based
practice. Weloverwogen besluitvorming door verpleegkundigen. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum.
- Lambregts, J. en Grotendorst, A., redactie. (2012). V&V 2020 Deel 3 Beroepsprofiel
verpleegkundige. Utrecht.
- Sassen, B. (2014). Gezondheidsbevordering en zelfmanagement door verpleegkundigen en
verpleegkundig specialisten. Amsterdam: Reed Business Education.
- Wilkinson, J.M. et al. (2015). Kritisch denken binnen het verpleegkundig proces. Amsterdam:
Pearson Benelux B.V.
Aanbevolen
- Bakker, M., Heycop van Ten Ham, C. (2014). ProActive Nursing: klinisch redeneren in 6
stappen. Amsterdam: Boom
- Bakker, M., Heycop van Ten Ham, C. (2014). ProActive Nursing: klinische problematiek
inzichtelijk. Amsterdam: Boom
- Jedeloo, S. & Weele van, E. (2015). Zelfmanagement. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
- Straalen van, L. & Kolk, J. (2014). Klinisch redeneren: wat is het, hoe leer je het, hoe toets je
het? Vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs, 6, 10-14.
Overig
- Diverse boeken uit eerdere jaren; denk aan de NIC, NOC, NANDA (McCloskey, Moorhead &
Gordon), je boeken voor Medische Biologie, VEVA en COVA, Effectief Verplegen enz.
- Blackboard
- Databanken
8