Document openen - Twentse Taalbank

Download Report

Transcript Document openen - Twentse Taalbank

56
Twentse Taalbank
111. VOLKSTAAL .
Woorden en Uitdrukkingen uit Geesteren.
Aover, h ê lig a over sterven , hij ligt op sterven.
Balg, mv. bälge, kwajongens.
Balie, tobbe waaruit men het vee drenkt.
Bréilrsel, beslag voor bet bakken van pannekoek.
Drevelen, het d r è velt, als in den winter, bij een sneeuwstorm, de fijne sneeuw door den wind wordt voortgeJaagd, zoodat hij laagten en wegen vult.
Hachende, het onderste of dikke einde van een boom.
Husselen, dooreenrammelen van knoopen of centen in de
gesloten hand.
Klappe, h ê haalt wat ach ter d e k 1a p p e, hij haalt
geld.
Koppelen, 't kop p eI t d a o r braaf ä n, die menschon
krijgen vrij wat kinderen.
Lèven, macht s nog 1è ven P Hoe gaat bet P
Reupnègel, een kleine ontvelling aan de zijde van den
nagel van duim of vinger. Vgl. het werkwoord
Roppen, aftrekken. In het voorjaar ropt men de rogge,
d. w. z. de toppen van het gewas worden er voor het
vee afgetrokken of afgesneden.
Ruffel, een ruw, norsch man.
Ven te, volwassen jongens.
Verlclommerd, verkouden.
Wichter, volwassen meisjes.
Windhekse, wervelwind.
Winkop, Godspenning.
Geesteren.
W. G. A. J. Röring.
(Ov. R. en G.)