LTP leerjaar-3 - Gymnasium Novum

Download Report

Transcript LTP leerjaar-3 - Gymnasium Novum

OVERZICHT LTPs LEERJAAR 3
AARDRIJKSKUNDE .................................................................................................................................... 2
BV (BEELDENDE VORMING)................................................................................................................... 26
DUITS ..................................................................................................................................................... 32
ECONOMIE............................................................................................................................................. 46
ENGELS .................................................................................................................................................. 58
FRANS .................................................................................................................................................... 66
GESCHIEDENIS ....................................................................................................................................... 72
GRIEKS ................................................................................................................................................... 80
LATIJN .................................................................................................................................................... 86
LICHAMELIJKE OPVOEDING (LO) ........................................................................................................... 92
NATECH ............................................................................................................................................... 110
NEDERLANDS ....................................................................................................................................... 117
SCHEIKUNDE ........................................................................................................................................ 137
WISKUNDE ........................................................................................................................................... 146
AARDRIJKSKUNDE
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Europa
Kerndoel(en):
19. De leerlingen kunnen in Europa belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van sociaalgeografische kenmerken, zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en
levensomstandigheden, politiek en cultuur.
20. De leerlingen kunnen politiek-geografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan binnen Europa
herkennen, beschrijven en verklaren.
21. De leerlingen kunnen de gevolgen van de samenwerking tussen landen van de Europese Unie
beschrijven en verklaren.
Leerdoel(en):
1- Samenwerken
2-Onderzoek doen
3-Presenteren
4-Onderzoeksverslag schrijven
5-Bovengenoemde kerndoelen
Onderwerp(en):
Europa
Aangeboden
in:
vakles
Periode:
1+2
Aantal
toetsen:
4
Toetsvormen:
Weging:
1x S.O., 1x PW,
1x
huiswerkcijfer
1x onderzoeks-
Resp: 1, 3,
1, 3
verslag
(+presentatie)
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Werkstuk
Het werkstuk is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
Het werkstuk is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
Het werkstuk bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart
Het werkstuk bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Onderwerp
Kunnen
Europa
Topografie van Europa
Begrippen:
Regionale verscheidenheid
Regionale ongelijkheid
Regionaal beleid
Europese Unie
Europese Economische
Gemeenschap
Europese Integratie
Volk
Natie
Staat
Soevereiniteit
-verschillende deelgebieden in
Europa (West-, Midden-, Noord-,
Zuid- en Oost-Europa) herkennen en
lokaliseren;
-verschillen en overeenkomsten
tussen deze deelgebieden
beschrijven en verklaren.
- voorbeelden van politiekgeografische veranderingen in
Europa herkennen en noemen;
- effecten van deze veranderingen
voor het dagelijkse leven, de
productie, de handel en het toerisme
in de betrokken Europese landen
beschrijven en verklaren.
- de samenstelling, economische
positie en politieke betekenis van de
Europese Unie in Europa en de
wereld beschrijven;
Natie-staat
Nationalisme
Politieke vluchteling
Asielzoeker
Cultuur
Afscheidingsbewegingen
Separatisme
Grens
Centrum
Periferie
Specialisatie
Schaalvergroting
Mechanisatie
Garantieprijs
Productiequota
Afzetmarkt
Schaarste
- effecten van het Europese
integratieproces voor het dagelijkse
leven, de productie, de handel en
het toerisme in de betrokken
Europese landen, in het bijzonder
Nederland, beschrijven en verklaren.
BNP
BBP
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: landelijke en stedelijke ontwikkeling
Kerndoel(en):
16. De leerlingen kunnen het ontstaan en de ruimtelijke spreiding van belangrijke landschapstypen in
Nederland beschrijven en verklaren.
9. De leerlingen kunnen een vergelijking maken tussen het ruimtegebruik in stedelijke en landelijke
gebieden in Nederland.
10. De leerlingen kunnen de betekenis van toegenomen verkeersmobiliteit voor stedelijke en landelijke
gebieden in Nederland beschrijven en verklaren.
11. De leerlingen kunnen met voorbeelden gevolgen van maatschappelijke veranderingen voor de
(her)inrichting van stedelijke en landelijke gebieden in Nederland verklaren.
Leerdoel(en):
De leerling leert:
- de ligging en zichtbare kenmerken van deze landschapstypen herkennen, noemen en beschrijven;
- de ligging en het uiterlijk van deze landschapstypen verklaren met behulp van de invloed van wind,
zee, ijs, rivieren en de mens.
- hoofdvormen van grondgebruik (landbouw, industrie, diensten, woongebieden, natuur, verkeer en
recreatie) in Nederland inventariseren en lokaliseren;
- gebieden in Nederland noemen met een concentratie van landbouw, industrie en diensten,
onderscheiden naar typen en ligging;
- de ligging van stedelijke en landelijke gebieden en kenmerkende verschillen en overeenkomsten
tussen deze gebieden beschrijven en verklaren.
- belangrijke verkeersaders (hoofdwegen, spoorlijnen, waterwegen, vliegvelden) inventariseren en
lokaliseren;
- voorbeelden van belangrijke verkeersvraagstukken noemen en ontwikkelingen op het gebied van
verkeer beschrijven, verklaren en beoordelen;
- een verband leggen tussen de toegenomen verkeersmobiliteit en bevolkingsgeografische,
technologische en economische ontwikkelingen;
- ontwikkelingen op het gebied van verkeer beschrijven, verklaren en beoordelen;
- maatregelen voor de aanpak van vervoersvraagstukken en de ontwikkeling van een duurzaam
verkeersveilige omgeving noemen en beoordelen.
- de ruimtelijke (her)inrichting verklaren met behulp van ontwikkelingen zoals de toegenomen welvaart,
het groeiend milieubewustzijn en de toegenomen mobiliteit, waaronder urbanisatie-, suburbanisatieen re-urbanisatieprocessen;
- de onderlinge samenhang tussen milieu-, verkeers- en (her)inrichtingsvraagstukken toelichten
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Landelijke en stedelijke
ontwikkeling
Vakles
3+4
2hwcijfers
Schriftelijke
Toets
Hw 1x
2 S.O.’s
2 PW’s
SO 1x
PW 3x
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) is een
verzameling
gegevens met
een kop en een
staart maar sluit
niet aan op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen
sluiten goed aan
op elkaar en op
de
vraag/opdracht.
De leerling voegt
extra elementen
toe die een
meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen
uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te
laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Kaartvaardigheden
De leerling
gebruikt bij de
atlas niet de juiste
zoekmethodes,
kent de
verschillende
soorten kaarten
niet en weet ze
niet te gebruiken
De leerling
gebruikt bij de
atlas de juiste
zoekmethodes,
kent en gebruikt
verschillende
kaarten, past
kaartlezen toe en
kan plaatsen e.d.
op een kaart
lokaliseren.
De leerling
gebruikt bij de
atlas de juiste
zoekmethodes,
kent en gebruikt
verschillende
kaarten, past
kaartlezen,
kaartanalyse en
kaartinterpretatie
toe, kan
luchtfoto’s en
De leerling
gebruikt bij de
atlas de juiste
zoekmethodes,
kent en gebruikt
verschillende
kaarten, past
kaartlezen,
kaartanalyse en
kaartinterpretatie
toe, kan
luchtfoto’s en
kaarten
vergelijken, kan
plaatsen op een
kaart e.d.
lokaliseren
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Onderwerp
Kunnen
kaarten
vergelijken, kan
plaatsen op een
kaart e.d.
lokaliseren en zelf
met aangereikte
gegevens een
kaart maken
Landelijke en
stedelijke
ontwikkeling
Begrippen:
Cultuurlandschap, Dekzand
Delta, Duinen, Fossiel
Geologie, Grondmorene
Keileem, Hoogveen, Laagveen
Kalksteen, Mergel, Landijs
Landschap, Löss
Natuurlandschap, Normaliseren
Polder, rivierklei, stuwwal, veen,
verkaveling, zeeklei, droogmakerij,
veenpolder, zeepolder, fluvioglaciale
afzetting, agglomeratie,
bestemmingsplan, binnenstad,
compacte stad, landelijk gebeid,
groene contourgebieden, nationaal
landschap, nationaal park,
nederzetting, renovatie, reurbanisatie, rode contour gebieden,
ruimtelijke geleding, ruimtelijke
ordening, ruimtelijke segregatie,
sanering, stadsgewest,
stadscentrum, stadsvernieuwing,
stedelijke zone, streekplan,
suburbanisatie, urbanisatie,
verpaupering, bufferzone,
gemeentelijke herindeling,
gentrification, open ruimte, stedelijk
netwerk, stadsprovincie.
- de ligging en zichtbare kenmerken van
deze landschapstypen herkennen,
noemen en beschrijven;
- de ligging en het uiterlijk van deze
landschapstypen verklaren met behulp
van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren
en de mens.
- hoofdvormen van grondgebruik
(landbouw, industrie, diensten,
woongebieden, natuur, verkeer en
recreatie) in Nederland inventariseren en
lokaliseren;
- gebieden in Nederland noemen met
een concentratie van landbouw, industrie
en diensten, onderscheiden naar typen
en ligging;
- de ligging van stedelijke en landelijke
gebieden en kenmerkende verschillen
en overeenkomsten tussen deze
gebieden beschrijven en verklaren.
- belangrijke verkeersaders
(hoofdwegen, spoorlijnen, waterwegen,
vliegvelden) inventariseren en
lokaliseren;
- voorbeelden van belangrijke
verkeersvraagstukken noemen en
ontwikkelingen op het gebied van
verkeer en verkeersveiligheid
beschrijven, verklaren en beoordelen;
- een verband leggen tussen de
toegenomen verkeersmobiliteit en
bevolkingsgeografische, technologische
en economische ontwikkelingen;
- ontwikkelingen op het gebied van
verkeer en verkeersveiligheid
beschrijven, verklaren en beoordelen;
- maatregelen voor de aanpak van
vervoersvraagstukken en de
ontwikkeling van een duurzaam
verkeersveilige omgeving noemen en
beoordelen.
- de ruimtelijke (her)inrichting verklaren
met behulp van ontwikkelingen zoals de
toegenomen welvaart, het groeiend
milieubewustzijn en de toegenomen
mobiliteit, waaronder urbanisatie-,
suburbanisatie- en reurbanisatieprocessen;
- de onderlinge samenhang tussen
milieu-, verkeers- en
(her)inrichtingsvraagstukken toelichten
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Voorbereiding op profielkeuze
Kerndoel(en):
Geen
Leerdoel(en):
Leerlingen krijgen een keuzeprogramma voorgeschoteld waarbij zij een aardrijkskundig programma
kiezen dat bij het profiel past dat zij zouden willen gaan kiezen
Hiermee willen wij leerlingen bewuster laten kiezen en duidelijk maken hoe het vak aardrijkskunde hier
deel van uit zou kunnen maken.
Lessen gedifferentieerd naar interesse aanbieden
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Keuzeprogramma
vakles
2
1
verslag
2x
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: De Europese Economie (thema met economie)
Kerndoel(en):
40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en
verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en verdedigen
en daarbij respectvol omgaan met kritiek
47 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen en leert de betekenis voor de samenleving te zien
49 De leerling leert over de Europese samenwerking en leert de betekenis van de
Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld
50 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond
en leert daarbij over grote onderlinge afhankelijkheid en de internationale samenwerking in de
wereld
51 De leerling leert over de verdeling van de welvaart en armoede in de wereld, hij leert de
betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu en relaties te leggen met het (eigen)
leven in Nederland
19. De leerlingen kunnen in Europa belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van
sociaal-geografische kenmerken, zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en
levensomstandigheden, politiek en cultuur.
21. De leerlingen kunnen de gevolgen van de samenwerking tussen landen van de Europese Unie
beschrijven en verklaren.
Leerdoel(en):
1. De leerling kent in hoofdlijnen de geschiedenis van de Europese Unie
2. De leerling kan conjuncturele en structurele ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie
herkennen en begrijpt de betekenis daarvan voor de inwoners van de Europese Unie
3. De leerling kent de voordelen en nadelen van vrijhandel dan wel protectie en de betekenis
daarvan voor de inwoners van de Europese Unie
4. De leerling begrijpt de betekenis van de euro voor de inwoners van de Europese Unie
5. De leerling kent de betekenis van de structuurfondsen van de Europese Unie voor de inwoners
van de Europese Unie
6. De leerling kent in hoofdlijnen de Europese mededingingswetgeving en de betekenis daarvan voor
de inwoners van de Europese Unie
7. De leerling kent de functies van de organen van de Europese Unie
8. De leerling krijgt inzicht in het belang van de Europese Unie voor de Nederlandse economie
9. De leerling kent in hoofdlijnen de inhoud en betekenis van de criteria van Kopenhagen
10. De leerling kent in hoofdlijnen de inhoud en betekenis van het verdrag van Lissabon
11. verschillende deelgebieden in Europa (West-, Midden-, Noord-, Zuid- en Oost-Europa) herkennen
en lokaliseren;
12.verschillen en overeenkomsten tussen deze deelgebieden beschrijven en verklaren
-13.effecten van het Europese integratieproces voor het dagelijkse leven, de productie, de handel en
het toerisme in de betrokken Europese landen, in het bijzonder Nederland, beschrijven en verklaren.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
De Europese economie
Themales
4
B.
VAARDIGHEDEN
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Onderwerp
Kunnen
De Europese Unie
Europese Unie, invoer, uitvoer,
interne markt, Europese Commissie,
Europese Raad, Europees
Parlement, internationale
arbeidsverdeling, conjuncturele
ontwikkeling, structurele ontwikkeling,
productiecapaciteit, internationale
concurrentiepositie, wisselkoers,
rentestand, monetaire unie,
vrijhandel, protectie, invoerrechten,
mededingingsbeleid, World Trade
Organization, Internationaal Monetair
Fonds, Europese Grondwet, verdrag
van Lissabon, subsidiariteitsbeginsel,
criteria van Kopenhagen, acquis
communautair,
herstructureringsgebieden, global
shift, zware en lichte industrie, inertie,
footloose bedrijven, regionaal beleid,
agglomeratievoordelen, dagbouw,
schachtbouw
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
D.
NOVUMDAG
Vak: Aardrijkskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Mainport Rotterdam, Maasvlakte 2
Kerndoel(en):
3.
De leerlingen kunnen bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en
vraagstukken aardrijkskundige werkwijzen toepassen.
In dat verband kunnen zij:
van schaalniveau (eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld) wisselen door in- en
uitzoomen;
4.
bij verschijnselen en gebieden onderscheid maken in natuurlijke, economische, sociaal-politieke en
culturele aspecten.
De leerlingen kunnen uitleggen hoe zij in het dagelijkse leven te maken hebben met aardrijkskundige
vraagstukken, met name op het gebied van herinrichting van stedelijke en landelijke gebieden,
verkeersproblematiek, milieu en duurzame ontwikkeling,
Leerdoel(en):
1. Ter voorbereiding op de excursie voert de leerling opdrachten uit aan de hand van
bronnenmateriaal over Rotterdam en de Maasvlakte
2. Tijdens de excursie voeren de leerlingen in groepjes opdrachten uit bij het bezoek aan Maasvlakte
2
3. Na afloop van de excursie leveren de leerlingen een verslag in
Activiteit
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Excursie
Vakles/Novumdag
3
1
Verslag
1
E. Ict-vaardigheden
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Europa
Zoekopdrachten
Informatie zoeken
Landelijke en stedelijke
gebieden
Zoekopdrachten
Informatie zoeken
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Europa
powerpoint
Presentatie maken
Vakonderdeel
opdracht
vaardigheden
GIS
kaarten
Digitale thematische kaarten maken
Officeprogramma’s
Vakprogramma’s
kerndoelen
1.
De leerlingen kunnen informatie- en
communicatietechnologie toepassen bij de
bestudering van gebieden, aardrijkskundige
verschijnselen, vraagstukken en processen.
In dat verband kunnen zij:
geautomatiseerde zoeksystemen in
bibliotheken, mediatheken en
telecommunicatieprogramma's
gebruiken;
eenvoudige geautomatiseerde
gegevensbestanden raadplegen;
-
gegevens bewerken met behulp van
eenvoudige tekstverwerkings-, reken-,
spreadsheet- en (carto)grafische
programma's;
eenvoudige simulatieprogramma's
gebruiken.
-
2.
De leerlingen kunnen, onder andere
met behulp van de computer, gebruik
maken van atlassen, archieven, kaarten
en remote sensing-beelden (met name
luchtfoto's) bij oriëntatie in gebieden en
bij beeldvorming over gebieden,
aardrijkskundige verschijnselen,
vraagstukken en processen.
In dat verband kunnen zij:
zoeksystemen in (geautomatiseerde)
atlassen gebruiken;
verschillende soorten kaarten
benoemen en gebruiken;
de kaartvaardigheden: kaartlezen,
kaartanalyse en kaartinterpretatie
toepassen;
luchtfoto's en kaarten met elkaar
vergelijken;
belangrijke plaatsen, gebieden en
verschijnselen op een kaart lokaliseren
(topografie);
met behulp van verzamelde of
aangereikte gegevens eenvoudige
kaarten maken.
BV (BEELDENDE VORMING)
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: BV (beeldende vorming)
Leerjaar: 3
Onderwerp:
Kerndoel(en):
(nr)- 48: De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van
verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te
drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen.
(nr)- 50: De leerling leert op basis van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst.
(nr)- 52: De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen,
waaronder dat van kunstenaars.
Leerdoel(en):
1- Verruimen van het beeldend inzicht.
2- Aanleren en toepassen van diverse beeldende technieken/beeldelementen.
3- Kennismaken met de beeldende kunst en de verschillende disciplines daarin.
Onderwerp(en)
:
Aangebode
n in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Hfdst. 9 t/m
13uit
ZienderOgen
Kunst
Vakles
3 perioden
in het
cursusjaar
,
2 Schriftelijke
overhoringen en 3
tot 4
Praktijkopdrachten
.
2 x Schriftelijke
overhoring &
S.O.: 1x
Praktijkopdrachten
.
Twee
lesuren
per week
B.
Prakijk: 1x
, 2x of 3x
(afhankelij
k van de
grootte
van de
opdracht)
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Presentatie
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke presentatie
(poster, verslag, rol) bezit
samenhang; er is een
inleiding, kern en
afsluiting; de
verschillende onderdelen
sluiten goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die een
meerwaarde vormen
(visueel, inhoudelijk,
enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te
laten
samenwerken.
De leerling heeft goed
samengewerkt en nam de
rol van leider op zich;
dank zij hem of haar
functioneerde de groep
als geheel.
Werkstuk
De leerling
beheerst de
toegepaste
techniek niet.
De leerling
beheerst de
toegepaste
techniek redelijk.
De leerling beheerst de
toegepaste techniek
volledig.
Het werkstuk is
niet naar behoren
afgerond.
Het werkstuk is
voldoende
afgerond.
De leerling
beheerst de
toegepaste
techniek naar
behoren. Het
werkstuk is goed
afgerond.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Het werkstuk heeft een
duidelijke meerwaarde.
Hfdstk.9 en 10
- Verschillende ruimte
Ruimte, tweedimensionaal.
opwekkende trucs die toe
Ruimtesuggestie op het platte
vlak.
te passen zijn om ruimte
te creëren op het platte
Het maken van een tekening/schilderij
waarin alle dieptetrucs die in dit
hoofdstuk zijn behandeld verwerkt
moeten zijn zodat er een
geloofwaardige ruimtesuggestie
ontstaat op het platte vlak.
De werking van perspectief;
vlak (2D)
1-punts&2-punts perspectief.
- Betekenis van overlapping
De werking van een hoog
standpunt en dat van een laag
standpunt (vogelvlucht- of kikvors
perspectief)
De werking van het Atmosferisch
perspectief.
- Betekenis van afsnijding
- Betekenis van lijnperspectief. (1-punts & 2-punts)
- Betekenis en het vluchtpunt.
Ruimte, driedimensionaal.
Driedimensionale kunst.
- Betekenis van het standpunt.
- Betekenis en werking van
het vogelvlucht en het kikvorsperspectief.
(hoog standpunt/laag
standpunt)
- Betekenis en de werking
van het atmosferisch
perspectief.
-Verschil 2-D, 3-D
-Verschil vrijstaand en reliëf
-Verschil laag- en hoog reliëf
-Betekenis vrijstaand
-Betekenis reliëf
-Betekenis ´doordringend in de
ruimte´
-Betekenis ruimtelijk
Het aanschouwen van 3-D beelden en
de diverse aspecten daarvan kunnen
benoemen. Het verschil kunnen
herkennen tussen 3-D, hoog reliëf en
laagreliëf
-Betekenis volume
Hfdstk. 11 en 12
Ordening/vlakverdeling/compositie
Restvorm
Statische compositie, dynamische
compositie, symmetrische
compositie, asymmetrische compo
sitie en over-all compositie.
Hfdstk. 13
Figuratieve kunst, Abstracte kunst
(non-figuratief) en tussenvormen.
-Betekenis ordening, restvorm,
harmonie,dynamisch, statisch,
symmetrisch, asymmetrisch,
over-all.
Het kunnen herkennen van
verschillende composities in bestaand
2-D en 3-D werk. Studie naar de
werking van verschillende
composities.
- Kenmerken van een
dynamische compostie
- Kenmerken van een
statische compositie
-Betekenis figuratief, abstract,
tussenvorm.
- Verschil figuratieve-,
abstracte-, en tussenvorm
kunst.
- Betekenis abstraheren
Het kunnen herkennen en benoemen
van figuratieve-, abstracte- en
tussenvormkunst.
Ofwel een figuratieve afbeelding in 3
stappen abstraheren, of een abstracte
afbeelding in 3 stappen kunnen
concretiseren.
- Betekenis concretiseren
Indien tijd over, een nader te
bepalen eindopdracht
Samenwerken, toepassen van de
meeste in de onderbouw geleerde
vaardigheden/technieken.
DUITS
A.
LEER EN TOETSPLAN DUITS
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Leesvaardigheid
Kerndoel(en):
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse
woordenschat.
De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit
gesproken en geschreven Duitstalige teksten.
De leerling leert in Duitstalige schriftelijke en digitale bronnen informatie te
zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.
De leerling leert informeel contact in het Duits te onderhouden via e-mail, brief
en chatten.
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
Beheersingsniveau:
Kan korte, eenvoudige teksten lezen. Kan specifieke voorspelbare informatie vinden in
eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, menu's en dienstregelingen. Kan korte,
eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen.
De leerling begrijpt hoogfrequente woorden en woorden bekend uit de eigen taal of behorend
tot internationaal vocabulaire. Teksten zijn eenvoudig en helder van structuur.
De indeling geeft visuele ondersteuning bij het begrijpen van de tekst.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
allerlei
vakles
alle
Toetsvormen: Weging:
Meerdere schriftelijk
malen
per jaar
Van
ERK
A2-A2+
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Spreekvaardigheid
Kerndoel(en):
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse
woordenschat.
De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit
gesproken en geschreven Duitstalige teksten.
De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.
De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te
vragen en om hulp te vragen.
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
Kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe
uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Kan zeer
korte sociale gesprekken aan, alhoewel hij/zij gewoonlijk niet voldoende begrijpt om het
gesprek zelfstandig gaande te houden. De onderwerpen zijn alledaags en vertrouwd., het
woordgebruik is eenvoudig.en de zinnen zijn kort. Er wordt langzaam gesproken en duidelijk
gearticuleerd.
Kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen familie
en andere mensen, leefomstandigheden, opleiding en huidige of meest recente baan te
beschrijven.
hulp
De gesprekspartner past zijn taalgebruik aan de taalgebruiker aan door langzaam en
duidelijk te spreken, te controleren of hij/zij begrepen wordt en waar nodig te herformuleren
of te herhalen.
De gesprekpartner biedt hulp bij het formuleren en verhelderen van wat de taalgebruiker wil
zeggen.
Vragen en uitingen zijn direct aan de taalgebruiker gericht.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
Toetsvormen: Weging:
toetsen:
Zie boven
Vakles,
Alle
Tijdens
Duitslandreis
2x per
jaar
gesprek,
dialoog,
monoloog presentatie
van
ERK A2A2+
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Luistervaardigheid
Kerndoel(en):
De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Duits door veel
te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse
woordenschat.
De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit
gesproken en geschreven Duitstalige teksten.
De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te
vragen en om hulp te vragen.
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
Kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden
die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over zichzelf en zijn/haar
familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Kan de belangrijkste punten in korte,
duidelijke, eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen. De teksten hebben
betrekking op eenvoudige en vertrouwde onderwerpen en van direct belang voor
hem/haar. Het taalgebruik is eenvoudig. De spreker spreekt rustig en duidelijk. De teksten
zijn kort.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Zie boven
Vakles
alle
Duits
jeugdjournaal
Toetsvormen: Weging:
Meerdere Schriftelijk
malen
per jaar
van
ERK A2A2+
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Schrijfvaardigheid
Kerndoel(en):
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse
woordenschat.
De leerling leert informeel contact in het Duits te onderhouden via e-mail, brief
en chatten.
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
Kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Kan een zeer eenvoudige
persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
Zie boven
Vakles
Alle
Toetsvormen: Weging:
Meerdere Schriftelijk
malen
per jaar
van
ERK A2A2+
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Landeskunde
Kerndoel(en):
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale
contacten.
Leerdoel(en):
inzicht in de Duitse cultuur en algemene kennis over Duitsland en andere Duitstalige landen,
met name Zwitserland
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode: Aantal
toetsen:
handel, feestdagen,
geografie
vakles, project
hoofdstuk
Zwitserland
alle
B.
Toetsvormen: Weging:
Meerdere Geïntegreerd
malen
in andere
per jaar
toetsen, MC
Norm
van
volledige
toets
VAARDIGHEDEN DUITS
Vaardigheden rubrieken:
Presentatie/sprek
en
Onvoldoende
Voldoende
Ruim
voldoende
Goed
De mondelinge
presentatie in
doeltaal (poster,
verslag, rol) is
onsamenhange
De
mondelinge
presentatie in
doeltaal
(poster,
De
mondelinge
presentatie in
doeltaal
(poster,
De mondelinge
presentatie in
doeltaal (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; er is
nd en sluit niet
aan op de
vraag/opdracht.
Publiek begrijpt
het niet
verslag, rol) is
een
verzameling
gegevens met
een kop en
een staart
maar sluit niet
aan op de
vraag/opdrach
t. Publiek
begrijpt de
hoofdlijnen
verslag, rol)
bezit
samenhang;
de
verschillende
onderdelen
sluiten goed
aan op elkaar
en op de
vraag/opdrach
t. Er is een
kop en een
staart. Publiek
kan het
verhaal goed
volgen
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht.
De leerling voegt
extra elementen
toe die een
meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Leerling kan ook
vragen van publiek
beantwoorden in
doeltaal
leesvaardigheid
Leerling begrijpt
geschreven
tekst niet
De leerling
begrijpt
hoofdlijnen
van de tekst
De leerling
begrijpt de
tekst en kan
de hoofdlijnen
samenvatten
De leerling begrijpt
moeilijke nuances
in een tekst en
doorziet lastige
grammaticale
verwijzingen
luisteren
Leerling begrijpt
fragment of
gesprekspartner
niet
Leerling
begrijpt
hoofdlijn van
fragment.
Leerling
begrijpt
gesprekspartn
er na herhalen
of
verduidelijking
Leerling
begrijpt
fragment/
gesprekspartn
er
Leerling begrijpt
complexe zinnen
in fragment of
verhaal van
gesprekspartner
schrijfvaardigheid
De leerling
produceert een ,
voor een native
speaker,
onbegrjipelijke
tekst
Een native
speaker kan
de hoofdlijnen
van de
geschreven
tekst
begrijpen,
maar de tekst
bevat veel
grammaticale
fouten
Een native
speaker
begrijpt de
geschreven
tekst. Tekst
bevat
gemiddeld
aantal fouten
De tekst bevat
“native
Duitse”uitdrukking
en en een zeer
gering aantal
grammaticale
fouten
C.
KENNEN EN KUNNEN DUITS
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Kunnen
M.b.t. alle vaardigheden:
Leesvaardigheid
volgende begrippen:
- korte nonfunct. teksten
-idioom rond thema’s
- gedichten
-rangtelwoorden
-krantenberichten
-werkwoorden haben, sein,
werden (t.t., o.v.t.)
-korte verhalen
Onderwerp
Leesvaardigheid
-modale werkwoorden
-werkwoorden/vormen (alle)
-pers. voornaamwoord
-bez. voornaamwoorden
-alle voorzetsels
-lidwoorden
-gebruik alle naamvallen
-lesrooster
-korte teksten rond
thema’s/sport/bekende
Duitsers/dieren
-Kan op basis van een idee over
de betekenis van het geheel van
korte teksten over alledaagse en
concrete onderwerpen, de
waarschijnlijke betekenis van
onbekende woorden uit de
context afleiden
-tijdsbepaling
-vergroten woordenschat
-eenvoudige samengestelde
zinnen
Spreekvaardigheid
onderwerp
-aanspreekvormen (Sie/du)
De onderwerpen zijn alledaags
en vertrouwd.
Spreekvaardigheid M.b.t. Landeskunde:
volgende begrippen:
-landkaart/buurlanden
-gewoonten rond
woordenschat en
woordgebruik
Standaard patronen met uit het
hoofd geleerde uitdrukkingen en
kleine groepen van woorden
verjaardagsfeestjes
-vervoer naar school
waarmee beperkte informatie
wordt overgebracht m.b.t.
eenvoudige alledaagse situaties.
-schoolsysteem
-cijfersysteem
grammaticale correctheid
-lesrooster
Correct gebruik maken van
eenvoudige constructies, bevat
echter ook systematisch
elementaire fouten.
-carnaval in Duitsland
-de Muur
-diverse feesten
-Duitse sporters
-sportevenementen
-KaDeWe
interactie
Antwoorden op vragen en
reacties op eenvoudige
uitspraken. Indicaties van begrip
maar weinig initiatief om de
conversatie gaande te houden.
-Duitse merken
vloeiendheid
Zeer korte uitingen, met veel
voorkomende pauzes, valse
starts en het herformuleren van
uitingen.
coherentie
Groepen woorden zijn verbonden
met eenvoudige voegwoorden,
zoals: ‘en’, ‘maar’ en ‘omdat’.
uitspraak
De uitspraak is duidelijk genoeg
om verstaanbaar te zijn, ondanks
een hoorbaar accent.
Gesprekspartners vragen af en
toe om herhaling
Luistervaardigheid
- sportuitstapjes
- omroepen op station
-diverse locaties
-shoppen in supermarkt
-gesprekken tussen personen
-info over feesten
-verkoopgesprekken
-reclameboodschappen
-journaal
- signalen herkennen en
interpreteren
Kan op basis van een idee over
de betekenis van het geheel van
korte teksten over alledaagse en
concrete onderwerpen, de
waarschijnlijke betekenis van
onbekende woorden uit de
context afleiden.
Luistervaardigheid
C.
KENNEN EN KUNNEN (vervolg)
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Kunnen
Onderwerp
schrijfvaardigheid
Schrijfvaardigheid
-idioom rond thema’s
-grammatica als beschreven bij
“kennen”
-opvragen informatie bij Duitse
instanties of privé-personen
-korte brieven en emails
onderwerp
De tekst heeft betrekking op de
directe eigen omgeving van de
schrijver of eenvoudige
alledaagse situaties.
woordenschat en
woordgebruik
Standaardpatronen met uit het
hoofd geleerde uitdrukkingen en
kleine groepen van woorden
waarmee beperkte informatie
wordt overgebracht.
grammaticale correctheid
Eenvoudige constructies, echter
systematisch met elementaire
fouten.
spelling en interpunctie
Korte zinnen over alledaagse
onderwerpen - bijvoorbeeld een
routebeschrijving - zijn correct.
coherentie
Groepen woorden zijn verbonden
met behulp van eenvoudige
voegwoorden, zoals: 'en', 'maar'
en 'omdat'.
D.
Novumdag / Duitslandreis
Vak: Duits
Leerjaar: 3
Onderwerp: Landeskunde;
Kerndoel(en):
De leerling leert welke rol het Duits speelt in verschillende soorten internationale contacten
Leerdoel(en):
1- inzicht in de Duitse cultuur en algemene kennis over Duitsland en andere Duitstalige
landen
Activiteit
Aangeboden
in:
Interview met
voorbijgangers in Trier,
een beschrijving van een
bezienswaardigheid in
Aken voor de reisgids en
het maken van een
stadsrallye door Aken
mbv google maps.
Duitslandreis
Periode: Aantal
Toetsvormen: Weging:
toetsen:
3
A 4 poster op
computer
maken in
groepjes
Telt mee
bij het
cijfer
voor
Thema
ECONOMIE
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Economie
Leerjaar: 3
e
Onderwerp: De keuze is aan ons (module 1)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
42 De leerling leert in de eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en natuur/milieu
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars
opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit
Leerdoel(en):
1. De leerling kan overwegingen noemen bij het maken van een bepaalde keuze door een persoon,
een gezin, een bedrijf en de overheid
2. De leerling kan een strategie bepalen om in een behoefte te voorzien
3. De leerling kan het begrip schaarste op de juiste wijze toepassen
4. De leerling kent het verschil tussen schaarse goederen en vrije goederen
5. De leerling kan voorbeelden geven van alternatief aanwendbare middelen die nodig zijn om in
behoeften te voorzien
6. De leerling kan beredeneren welke rol de alternatieve aanwendbaarheid van middelen speelt bij het
maken van keuzes
7. De leerling kan het begrip opofferingskosten op de juiste wijze toepassen
8. De leerling kan in een gegeven context een budgetlijn tekenen
9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
e
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Kiezen
Theorieles
1
1
Schriftelijke
toets
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3
e
Onderwerp: Altijd prijs bij Achmed (module 2)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
42 De leerling leert in de eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en natuur/milieu
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars
opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit
Leerdoel(en):
1. De leerling kan voorbeelden geven van concrete en abstracte markten
2. De leerling kan op markten de aanbieder (producent) en vrager (consument) van elkaar
onderscheiden
3. De leerling kan de ceteris paribus clausule hanteren
4. De leerling kan een verandering in een van de vraagfactoren in concrete situaties toepassen
5. De leerling kent het verband tussen de begrippen betalingsbereidheid, verkoopbereid en
consumentensurplus en kan deze begrippen in een gegeven context toepassen.
6. De leerling kan aan de hand van een wiskundige vergelijking een collectieve vraagfunctie tekenen
7. De leerling kent het verschil tussen een verschuiving van een vraagfunctie en een verschuiving
langs een vraagfunctie
8. De leerling kan in een gegeven context berekeningen maken met betrekking tot de prijselasticiteit
van de vraag en daarbij aangeven of er sprake is van een prijselastische of een prijsinelastische
vraag
9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
e
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
Periode:
Aantal
Toetsvormen:
Weging:
in:
Consumentengedrag
Theorieles
toetsen:
1
1
Schriftelijke
toets
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3
e
Onderwerp: Onderneem ‘t (module 3)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
42 De leerling leert in de eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en natuur/milieu
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van elkaars
opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit
Leerdoel(en):
1. De leerling kent de kenmerken van de volgende rechtsvormen van een onderneming:
eenmanszaak,vennootschap onder firma (vof), besloten vennootschap (bv) en naamloze
vennootschap (nv)
2. De leerling kent de betekenis van de posten op en kan berekeningen maken over de balans en de
resultatenrekening van een onderneming
3. De leerling kent het verschil tussen constante en variabele kosten en kan berekeningen maken over
de verbanden tussen gemiddelde en totale constante kosten, gemiddelde en totale variabele
kosten, gemiddelde totale kosten en totale kosten, gemiddelde en totale opbrengst en gemiddelde
winst en totale winst
4. De leerling kan de break even afzet en de break even omzet in een gegeven context berekenen en
grafisch afleiden
5. De leerling kan de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid op een perfect werkende markt
berekenen en grafisch afleiden
6. De leerling heeft inzicht in de werking van het marktmechanisme op een perfect werkende
markt en begrijpt wat er wordt bedoeld met “de onzichtbare hand”
7. De leerling kan berekeningen en grafische afleidingen maken die betrekking hebben op het
verschuiven van de collectieve vraaglijn dan wel de collectieve aanbodlijn
8. De leerling kan het begrip varkenscyclus in een gegeven context toepassen
9. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
e
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte van de 2 fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Producentengedrag
Theorieles
2
1
Schriftelijke
toets
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3
e
Onderwerp: Strategie van een onderneming en schrijven van een ondernemingsplan (module
4)
Kerndoel(en): 01 De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken
05 De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te
ordenen en te beoordelen op waarde voor hem zelf en anderen
06 De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep
40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
Leerdoel(en):
1. De leerling kan de marketingmix (4 p’s) beargumenteerd in een ondernemingsplan toepassen
2. De leerling kan een prijsstrategie met zo mogelijk prijsdiscriminatie beargumenteerd in een
ondernemingsplan toepassen
3. De leerling kan het verschijnsel prijzenoorlog beargumenteerd in een ondernemingsplan
toepassen
4. De leerling kan het gevangenendilemma beargumenteerd in een ondernemingsplan toepassen
5. De leerling kan schaalvoordelen en het wel dan niet overgaan tot een fusie/overname in
beargumenteerd in een ondernemingsplan toepassen
6. De leerling kan beargumenteerd een rechtsvorm voor een onderneming kiezen in een
ondernemingsplan
7. De leerling kan beargumenteerd een balans en een resultatenrekening opstellen in een
ondernemingsplan
8 De leerling kan beargumenteerd met de verschillen soorten van kosten en opbrengsten omgaan in
een bedrijfsplan
9 De leerling kan beargumenteerd de financiering van een onderneming door middel van het
aantrekken van eigen en vreemd vermogen beschrijven in een ondernemingsplan
10. De leerling kan beargumenteerd een nieuw product in de markt zetten in een bedrijfsplan
11. De leerling kan goed samenwerken met andere leerlingen bij het opstellen van een
ondernemingsplan
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Ondernemingsplan
Theorieles en
ruimte met
computers
2
Nvt
Inleveren
praktische
opdracht
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3
e
Onderwerp: De overheid (module 5)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en
te verdedigen en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
38 De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa
en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te
plaatsen
42 De leerling leert in de eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en natuur/milieu
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect
voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met
seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele
diversiteit
44 De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als
democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij
politieke processen betrokken kunnen zijn
Leerdoel(en):
1. De leerling kent het verschil tussen de marktsector en de collectieve sector
2. De leerling kent de onderdelen van de collectieve sector en van de collectieve lasten
3. De leerling kent de betekenis van de rijksbegroting en de miljoenennota voor de Nederlandse
economie
4. De leerling kent de rol van de regering en het parlement in de economische politiek van
Nederland
5. De leerling kent de rol van het CBS, het CPB en de SER in de economische politiek van
Nederland
6. De leerling kent het verschil tussen indirecte en directe belastingen en kent enige nietbelastingmiddelen
7. De leerling kan berekeningen maken over het verband tussen begrotingstekort, financieringstekort
en staatsschuld
8. De leerling kent de betekenis van de EMU-normen voor de rijksbegroting
9. De leerling kent de betekenis van het stelsel van sociale zekerheid en de financiering van dit
stelsel
10. De leerling kent het verschil tussen volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en sociale
voorzieningen
11. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
e
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte van de 2 fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Overheid
Theorieles
3
1
Schriftelijke
toets
1
Vak: Economie
Leerjaar: 3
e
Onderwerp: Het buitenland (module 6)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt innemen en
verdedigen en daarbij respectvol omgaan met kritiek
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect
voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met
seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele
diversiteit
45 De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie
te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld
46 De leerling leert over de verdeling van de welvaart en armoede in de wereld, hij
leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te
leggen met het (eigen) leven in Nederland
47 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen
hun achtergrond en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en
samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge
afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van
internationale samenwerking te zien
Leerdoel(en):
1. De leerling kent de begrippen import en export en de betekenis daarvan voor de Nederlandse
economie
2. De leerling kent de begrippen vrijhandel en protectie en de betekenis daarvan voor de
Nederlandse economie
3. De leerling kent de motieven voor protectie en enige protectionistische maatregelen
4. De leerling kent de betekenis van de internationale arbeidsverdeling voor de wereldeconomie
5. De leerling kent de Wereldhandelsorganisaties WTO, IMF en OESO
6. De leerling kent enige motieven voor economische integratie en de betekenis daarvan voor de
Nederlandse economie
7. De leerling kent het begrip betalingsbalans en kan beredeneren wat er in concrete situaties met de
betalingsbalans gebeurt
8. De leerling kan berekeningen maken met betrekking tot de wisselkoers van een valuta
9. De leerling kent de betekenis van een verandering van de wisselkoers voor de export en import
van een land
10. De leerlingen kent de betekenis van de Economische en Monetaire Unie (EMU) voor de
Nederlandse economie
11. De leerling kent de strekking van het Trans-Atlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) op
hoofdlijnen en kan voordelen en nadelen van dit in de maak zijn handelsverdrag tussen de
Verenigde Staten en de Europese Unie noemen en deze voordelen en nadelen beargumenteren
12. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
e
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Buitenland
Theorieles
4
1
Schriftelijke
toets
1
Vak: economie
Leerjaar: 3
e
Onderwerp: De Europese Unie (thema met aardrijkskunde en geschiedenis)
Kerndoel(en): 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties
en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te
verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan
43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect
voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met
seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele
diversiteit
45 De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie
te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld
46 De leerling leert over de verdeling van de welvaart en armoede over de wereld, hij
leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te
leggen met het (eigen) leven in Nederland
47 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen
hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en
samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge
afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van
internationale samenwerking te zien
Leerdoel(en):
1. De leerling kent in hoofdlijnen de geschiedenis van de Europese Unie
2. De leerling kan conjuncturele en structurele ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie
herkennen en begrijpt de betekenis daarvan voor de inwoners van de Europese Unie
3. De leerling kent de gevolgen van de schuldencrisis voor de Europese Unie en de aanpak van de
Europese Unie om deze crisis te bestrijden
4. De leerlingen kent de rol die het financieringstekort en de staatsschuld van de landen van de
Europese Unie spelen bij het bestrijden van de schuldencrisis en kan daarover berekeningen
maken
5. De leerling kent de rol die het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM en de Europese
Bankenunie
spelen bij het bestrijden van de schuldencrisis.
6. De leerling begrijpt de betekenis van de euro voor de inwoners van de Europese Unie
7. De leerling maakt kennis met centrale begrippen, denkwijzen, verbanden en berekeningen van
e
Economie met het oog op het kiezen van een profiel en vakken in de vrije ruimte in de 2 fase
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
De Europese Unie
Theorieles
4
1
Controleren van
de antwoorden
op vragen en
aantekeningen
in schrift
1 (thema)
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan
op de
vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie
(poster, verslag,
rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op
elkaar en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich;
dank zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Betogen over
vraagstukken
van de
Europese Unie
De leerling
De leerling
De leerling
De leerling
- gebruikt
onvoldoende
begrippen;
- gebruikt
voldoende
begrippen;
- gebruikt ruim
voldoende
begrippen;
- gebruikt het
vereiste aantal
begrippen;
- kan deze
begrippen
onvoldoende
verduidelijken;
- kan deze
begrippen
voldoende
verduidelijken;
- kan deze
begrippen
ruim voldoende
verduidelijken;
- kan deze
begrippen
goed
verduidelijken;
- kan in
onvoldoende
- kan in
voldoende
- kan in ruim
voldoende
- kan goede
verbanden
mate verbanden
leggen tussen
deze begrippen;
- kan in
onvoldoende
mate in een
doorlopend
verhaal zijn
standpunt
onderbouwen
C.
mate verbanden
leggen tussen
deze begrippen;
- kan in
voldoende
mate in een
doorlopend
verhaal zijn
standpunt
onderbouwen
mate verbanden
leggen tussen
deze begrippen;
- kan in ruim
voldoende
mate in een
doorlopend
verhaal zijn
standpunt
onderbouwen
leggen tussen
deze begrippen;
- kan op een
goede wijze
in een
doorlopend
verhaal zijn
standpunt
onderbouwen
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
De keuze is aan ons
Overwegingen bij het maken van
keuzes, strategie bepalen bij het
voorzien in een behoefte, schaarste,
alternatieve aanwendbaarheid van
middelen, opofferingskosten, tekenen
budgetlijn
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillende overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
Altijd prijs bij Achmed
Concrete en abstracte markt,
Onderscheiden van aanbieder
(producent) en vrager (consument)
op een markt, vraagfactoren,
collectieve vraaglijn, betalingsbereidheid, verkoopbereidheid, consumentensurplus, verschuiving van en langs
een vraaglijn, prijselasticiteit van de
vraag, prijselastisch en
prijsinelastisch
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
Onderneem ‘t
Eenmanszaak, vennootschap onder
firma (vof), besloten vennootschap
(bv), naamloze vennootschap (nv),
balans, resultatenrekening, soorten
van kosten en opbrengsten, break
even afzet, evenwichtsprijs,
evenwichtshoeveelheid, werking
marktmechanisme, collectieve
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
vraaglijn, collectieve aanbodlijn,
varkenscyclus
samenhangen
Strategie van een
onderneming en
schrijven van een
ondernemingsplan
Marketingmix, prijsstrategie,
prijsdiscriminatie, prijzenoorlog,
gevangenendilemma,
schaalvoordelen, fusie, overname,
rechtsvorm van een onderneming,
balans, resultatenrekening, soorten
van kosten en opbrengsten,
financiering van een nieuwe
onderneming, eigen vermogen,
vreemd vermogen, in de markt zetten
van een product
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
De overheid
Collectieve sector, collectieve lasten,
collectieve lastendruk, sociale
zekerheid, economische politiek,
rijksbegroting, miljoenennota,
parlement, regering, CBS, CPB,
SER, directe belastingen, indirecte
belastingen, overheidsbestedingen,
overdrachtsuitgaven, EMU-normen,
het stelsel van sociale zekerheid
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
Het buitenland
Vrijhandel, exportquote, importquote,
open economie, internationale
arbeidsverdeling, liberalisering,
protectie, motieven voor protectie,
protectionistische maatregelen,
motieven voor economische
integratie, multinationals, de
betalingsbalans, de wisselkoers van
de euro, de Economische en
Monetaire Unie (EMU),
convergentiecriteria
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
De Europese Unie
Geschiedenis Europese Unie in
hoofdlijnen, conjuncturele en
structurele ontwikkeling,
schuldencrisis, financieringstekort,
staatsschuld, Europees
stabiliteitsmechanisme (ESM),
Bankenunie, euro
Het kunnen herkennen en
benoemen van de begrippen en van
de verschillen en overeenkomsten
tussen begrippen die met elkaar
samenhangen, alsmede het kunnen
leggen van verbanden tussen en het
maken van berekeningen met
begrippen die met elkaar
samenhangen
ENGELS
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Engels
Leerjaar: 3
Onderwerp: Leesvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 13, 14, 17
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en
geschreven Engelstalige teksten.
14. De leerling leert in Engelstalige schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te
ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.
17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten.
Leerdoel(en):
●
●
Het begrijpen van korte Engelse tekstjes
Vragen over de tekstjes kunnen beantwoorden
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Alles met betrekking tot
het dagelijks leven van
leerlingen
Vakles
Alle
4
schriftelijk
Onderdeel
van SO’s
plus een
leestoets die
3x telt
(Jeugd)literatuur
De eerste 10
minuten van
iedere les
Alle
1
boekverslag
(de leerling
kiest 1 van de
door hem of
haar gelezen
boeken)
1
Vak: Engels
Leerjaar: 3
Onderwerp: Luistervaardigheid
Kerndoel(en):
11, 12, 13, 15, 16
11. De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Engels door veel te luisteren
naar gesproken en gezongen teksten.
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en
geschreven Engelstalige teksten.
15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.
16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en
om hulp te vragen.
Leerdoel(en):
●
●
Eenvoudige gesprekken kunnen volgen en voeren, mededelingen begrijpen,
radioboodschappen begrijpen
Vragen over het geluisterde materiaal kunnen beantwoorden
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toets
Weging:
vormen:
Alles met betrekking tot
het dagelijks leven van
leerlingen
Vakles
alle
4
schriftelijk
onderdeel van
alle SO’s plus
een luistertoets
Vak: Engels
Leerjaar: 3
Onderwerp: spreekvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 13, 15, 16
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en
geschreven Engelstalige teksten.
15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.
16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren zoals iets te kopen, inlichtingen te vragen en
om hulp te vragen.
Leerdoel(en):
●
Leerlingen spreken in een zo authentiek mogelijke situatie Engels. Zij gaan leren hoe
ze effectief moeten communiceren in het Engels.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Presentatie Commonwealth
cities
vakles
4
1
Mondeling
1
Vak: Engels
Leerjaar: 3
Onderwerp: Schrijfvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 17
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.
17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten.
Leerdoel(en):
●
Eenvoudige briefjes, ansichtkaarten en e-mails schrijven.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toets
Weging:
vormen:
Alles met betrekking tot het
dagelijks leven van
leerlingen
Vakles
Alle
2
schriftelijk
Onderdeel van
een grotere
toets die 3x telt
Jeugdliteratuur
Vakles
2
1
schriftelijk
Een Engels
boekverslag
schrijven die 1x
mee telt
Kranten
Vakles
4
1
schriftelijk
Twee nieuwsartikelen
schrijven die 1x
mee telt
B.
VAARDIGHEDEN
Gymnasium Novum
Gespreksvaardigheid klas 3
Criteria
Uitspraak
4
3
2
RP of
GenAm
Uitspraak is
nog herkenbaar
als Nederlands,
maar niet
storend. Letters
worden correct
weggelaten.
Uitspraak is niet
storend voor begrip.
Letters/lettergrepen
die niet uitgesproken
horen te worden,
worden wel
uitgesproken.
Grammatica
(werkwoordsfouten,
geslachtsfouten,
fouten in
ontkenning.)
Vocabulaire
Spreektempo
Bijna geen
fouten.
Er worden niet
veel fouten
gemaakt en de
communicatie
wordt niet
verstoord.
Heeft goede
vocabulaire
paraat op
het juiste
moment.
Vocabulaire is
goed, maar
moet even
zoeken.
Spreekt
lekker door.
Moet wel
zoeken naar
woorden, maar
praat in een
goed tempo.
Er worden veel
fouten gemaakt,
maar minder
storende fouten.
Kiest niet altijd de
juiste woorden, maar
maakt gebruik van
compenserende
strategieën.
Moet veel zoeken
naar woorden en het
tempo ligt laag.
1
Uitspraak is
storend voor
begrip.
Er worden
teveel storende
fouten gemaakt,
dwz in zaken
die deel hadden
moeten
uitmaken van
de verworven
basiskennis.
Komt vaak niet
op woorden en
weet ook geen
compenserende
strategieën toe
te passen.
Komt erg weinig
uit, slaat dicht.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Kunnen
Woordjes m.b.t. iets vragen of een
gunst vragen, iemand/iets
omschrijven, de weg vragen en
uitleggen, zeggen dat je iets niet wilt,
vergelijkingen maken, een gesprek
voeren, zeggen wat je wel/niet leuk
vind, iemand leren kennen, iets
bestellen, iemand gerust stellen.
Iets vragen en om een gunst vragen.
Iemand/iets omschrijven. De weg
vragen en uitleggen zeggen dat je
iets niet wilt, vergelijkingen maken,
een gesprek voeren, zeggen wat je
wel/niet leuk vind, iemand leren
kennen, iets bestellen, iemand
gerust stellen. Ter ondersteuning
van lees-, schrijf-, luister- en
spreekvaardigheid.
Onderwerp
Vocabulaire
Grammatica
Meervoud, bezitsvorm, gerund,
vergelijkingen, what en how,
betrekkelijk voornaamwoord,
persoonlijk voornaamwoord, some,
any, past continuous, present perfect,
present perfect continuous, future, ifclauses, regelmatige en
onregelmatige werkwoorden,
passive, modale hulpwerkwoorden,
bijwoorden, woordvolgorde in de zin
Vocabulaire en grammatica
beheersen, leesstrategieën en
compenserende strategieën.
Zowel in Present Simple als Present
Continuous als Past Simple: Ww
leren vervoegen in een zin, zinnen
ontkennend maken, zinnen vragend
maken. klokkijken, tellen, vragen
hoe laat het is, aangeven van wie
iets is, vragen van wie iets is,
zeggen welke dag het is, wanneer
hun verjaardag is, beleefd iets
vragen. Ter ondersteuning van lees-,
schrijf-, luister- en
spreekvaardigheid.
Correspondentie lezen, oriënterend
lezen, lezen om info op te doen,
instructies lezen, lees- en
compenserende strategieën kunnen
toepassen.
Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan, luisteren naar
aankondigingen en instructies,
luisteren naar tv, video en
geluidsopnames.
Vocabulaire en grammatica
beheersen, uitspraak
Informele gesprekken, zaken
regelen, informatie uitwisselen,
monologen houden
Leesvaardigheid
Correspondentie, aantekeningen,
berichten
Vocabulaire en grammatica
beheersen, uitspraak
Luistervaardigheid
Vocabulaire en grammatica
beheersen, spelling
Spreekvaardigheid
Schrijfvaardigheid
D. Ict-vaardigheden
Algemeen
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Les
Alle
Magistergebruik, sites met oefenmateriaal
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Les
Alle
Magistergebruik, sites met oefenmateriaal
Les
Woordjes leren
Gebruik WRTS
Les
Krant maken
Informatie opzoeken over stad en land
Vakonderdeel
opdracht
vaardigheden
Woordjes leren
Woordjes leren
Gebruik WRTS
Presentatie mediales
Presentatie maken
Gebruik Powerpoint/Prezi
Internetgebruik
Vakprogramma’s
FRANS
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans
Leerjaar: 3
Onderwerp: Luistervaardigheid
Kerndoel(en):
11, 12, 13, 14
11. De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Frans door veel te luisteren
naar gesproken en gezongen teksten.
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en
geschreven Franstalige teksten.
14. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen uit langere, heldere boodschappen en
aankondigingen. De leerling leert complexere aanwijzingen te begrijpen. De leerling leert luisteren
naar tv, video- en geluidsopnames.
Leerdoel(en):
1- Complexere gesprekken kunnen volgen en voeren, mededelingen begrijpen.
2- Uitleg van complexere grammatica kunnen begrijpen.
3- Luisteren naar tv, video- en geluidsopnames
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Alles met betrekking tot de
leefwereld van een
middelbare scholier met
herkenbare situaties als
verliefdheid, school, ruzies,
meningen, ouders enz.
n.a.v. een toneelstuk
Vakles
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans
Leerjaar: 3
Onderwerp: spreekvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 15, 16
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat.
De leerling leert de woordenschat in het Frans te verklaren.
14. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.
De leerling leert steeds complexere situaties te verwoorden.
16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om inlichtingen te vragen en om hulp te
vragen. De leerling leert in eenvoudige beschrijvingen geven over vertrouwde onderwerpen
binnen zijn/ haar interessegebied. Leerling leert een kort praatje te houden over een bekend
onderwerp.
Leerdoel(en):
1- Zich de taal eigen maken op natuurlijke wijze door doeltaal = voertaal.
2- Memoriseren door veel herhalen, inslijpen van de taal.
3- Speken over eigen interesses en het houden van een korte spreekbeurt over een bekend
onderwerp.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Alles met betrekking tot de
leefwereld van een
middelbare scholier met
herkenbare situaties als
verliefdheid, school, ruzies,
meningen, ouders enz.
n.a.v. een toneelstuk,
leesboekje, module Petit
Nicolas, module “dagelijks
leven”
Vakles
4
1
Mondeling met
medeleerling
4
B.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans
Leerjaar:3
Onderwerp: Schrijfvaardigheid
Kerndoel(en):
12
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat.
De leerling leert de woordenschat in het Frans te verklaren en te gebruiken in volledige
zinnen.

Leerdoel(en):
1- De leerling leert langere verhaaltjes schrijven.
2- Beschrijven van plaatjes/foto’s.
3- Complexere vragen beantwoorden in hele zinnen.
4-Creatief schrijven met eigen woordenschat
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Alles met betrekking tot de
leefwereld van een
middelbare scholier met
herkenbare situaties als
verliefdheid, school, ruzies,
meningen, ouders enz.
n.a.v. een toneelstuk,
filmpjes en leesboekje,
modules met verschillende
onderwerpen
Vakles
1-4
2 per
periode
schriftelijk
wisselend
C.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans
Leerjaar:3
Onderwerp: Leesvaardigheid
Kerndoel(en):
12, 13, 14
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse
woordenschat. De leerling leert de woordenschat in het Frans te begrijpen.
13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit langere,
geschreven Franse teksten.
14. De leerling leert hoofdzaken te halen uit langere geschreven boodschappen en leert
specifieke informatie te vinden in eenvoudig geschreven materiaal. De leerling leert
eenvoudige boekjes te lezen en te begrijpen.

Leerdoel(en):
1- De leerling leert teksten te lezen begrijpen
2-.
3-.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Alles met betrekking tot de
leefwereld van een
middelbare scholier met
herkenbare situaties als
verliefdheid, school, ruzies,
meningen, ouders enz.
n.a.v. een toneelstuk,
leesboekjes, modules met
verschillende onderwerpen
Vakles
1-4
Minstens
2 als
onderdeel
van een
leertoets
schriftelijk
wisselend
D.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Vak: Frans
Leerjaar: 3
Kennen
Kunnen
Uitbreiding en inslijpen van
woordenschat
Vocabulaire kunnen verklaren in het
Frans en gebruiken in hele zinnen
Onderwerp
Vocabulaire
Ter ondersteuning van schrijf-,
luister- en spreekvaardigheid.
Grammatica
Uitbreiden en inslijpen van de
werkwoorden in Présent, Imparfait en
Passé Composé, Futur en
Conditionnel. Lijdend voorwerp en
meewerkend voorwerp vervangen in
een zin. Bezittelijke
voornaamwoorden, aanwijzend
voornaamwoord, bijvoeglijk
naamwoord en bijwoord.
Vocabulaire en grammatica
beheersen, uitspraak.
Luistervaardigheid
Werkwoorden leren vervoegen in
een zin, zinnen ontkennend maken
met meerdere ontkenningen.
Voltooide tijd, tegenwoordige tijd en
verleden tijd kunnen gebruiken. Ter
ondersteuning van schrijf-, luisteren spreekvaardigheid.
Begrijpen wat de docent uitlegt,
vraagt en vertelt met complexere
zinnen en sneller gesproken Frans.
Elkaar begrijpen bij werken in
groepen en in de conversaties.
Alleen maar Frans te spreken in de
les.
Vocabulaire en grammatica
beheersen, uitspraak, vragen stellen
en antwoorden in hele zinnen in
complexere situaties
Antwoord geven op complexere
vragen docent, in groepen zichzelf
verstaanbaar maken bij het
zelfstandig werken. In
groepsverband een spreekbeurt
kunnen voorbereiden.
Spreekvaardigheid
Creatief schrijven.
Vocabulaire en grammatica
beheersen, spelling.
Geschreven Franse teksten lezen en
begrijpen.
Vocabulaire beheersen
Schrijfvaardigheid
Leesvaardigheid
GESCHIEDENIS
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Geschiedenis
Leerjaar: 3
Onderwerp: De Eerste en Tweede Wereldoorlog (H1 en 2)
Kerndoel(en):
37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,
ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over
kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken:
- tijd van wereldoorlogen (1900 – 1950), en maatschappij
- tijd van televisie en computer (1950 – heden).
De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en
ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en
hedendaagse ontwikkelingen.
40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te
vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische
omgeving te betrekken.
43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te
brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars
opvattingen en leefwijzen.
44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie
functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen
betrokken kunnen zijn.
47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun
achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal,
Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van
mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.
Leerdoelen:
Kennis:
1. Het kunnen benoemen en vergelijken van de oorzaken, begin, verloop, afloop en
karakter van Wereldoorlog Een en Twee
2. Het kunnen benoemen van de belangrijkste kenmerken van nationaal-socialisme en
fascisme
3. Het kunnen verklaren van de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland en het
Fascisme in Italië
4. De relatie kunnen benoemen tussen de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.
5. Het kunnen benoemen van de belangrijkste kenmerken, oorzaken en gevolgen van de
Holocaust.
Vaardigheden:
6. Kunnen herkennen van de –ismen in een oorlog (als oorzaak, zowel al gevolg):
feminisme, nationalisme, imperialisme, socialisme, nationaal-socialisme en fascisme
7. Het vergelijken en waarderen van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog; en van de
internationale bonden.
8. Inleven in andermans standplaats.
9. het toepassen van de kenmerken van fascisme en nationaalsocialisme op bronnen.
10. het kunnen interpreteren van cartoons
11. het maken van een propagandaposter met gebruikmaking van symboliek en retoriek
Onderwerp(en):
Eerste en Tweede
Wereldoorlog
Aangeboden
in:
Geschiedenis
Periode: Aantal
Toetsvormen:
toetsen:
1
3
Schriftelijk (SO)
2x
Pw
1x
Weging:
2
S.O.
1x
PW
1x
2
1
1
2
fotostripopdr.
3
2
schriftelijk
Thema
(Dieppe)
3
1
Event. So thema
Dieppe
2
3
3
Vak: Geschiedenis
Leerjaar: 3
Een communistische grootmacht (H 3)
Kerndoel(en):
37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,
ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over
kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken:
- tijd van wereldoorlogen (1900 – 1950), en maatschappij
- tijd van televisie en computer (1950 – heden).
De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en
ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en
hedendaagse ontwikkelingen.
40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te
vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische
omgeving te betrekken.
43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te
brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars
opvattingen en leefwijzen.
44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie
functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen
betrokken kunnen zijn.
47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun
achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal,
Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van
mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.
Leerdoelen:
Kennis:
1. Het kunnen benoemen en vergelijken van de oorzaken, begin, verloop, afloop en
karakter van Wereldoorlog Een en Twee
2. Het kunnen benoemen van de belangrijkste kenmerken van nationaal-socialisme en
fascisme
3. Het kunnen verklaren van de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland en het
Fascisme in Italië
4. De relatie kunnen benoemen tussen de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.
5. Het kunnen benoemen van de belangrijkste kenmerken, oorzaken en gevolgen van de
Holocaust.
Vaardigheden:
6. Kunnen herkennen van de –ismen in een oorlog (als oorzaak, zowel al gevolg):
feminisme, nationalisme, imperialisme, socialisme, nationaal-socialisme en fascisme
7. Het vergelijken en waarderen van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog; en van de
internationale bonden.
8. Inleven in andermans standplaats.
9. het toepassen van de kenmerken van fascisme en nationaalsocialisme op bronnen.
10. het kunnen interpreteren van cartoons
11. het maken van een propagandaposter met gebruikmaking van symboliek en retoriek
Onderwerp(en):
De Sovjet-Unie
Aangeboden
in:
Geschiedenis
Werkstuk
Periode: Aantal
Toetsvormen:
toetsen:
3
3
Schriftelijk (SO)
2x
Pw
1x
Weging:
3
2
1
schriftelijk
Vak: Geschiedenis
Leerjaar: 3
Onderwerp: Koude Oorlog
Kerndoel(en):
37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,
ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over
kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken:
- tijd van wereldoorlogen (1900 – 1950), en maatschappij
- tijd van televisie en computer (1950 – heden).
De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en
ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en
hedendaagse ontwikkelingen.
2
3
40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te
vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen
cultuurhistorische omgeving te betrekken.
43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te
brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars
opvattingen en leefwijzen.
44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie
functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen
betrokken kunnen zijn.
45. De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie te
begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld.
46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de
betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het
(eigen) leven in Nederland.
47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun
achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal,
Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van
mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.
Leerdoel(en):
Kennis:
1. Het kunnen benoemen van de oorzaken en de belangrijkste kenmerken van de
Europese samenwerking. (in Thema)
2. Het kunnen benoemen van de oorzaken, verloop en belangrijkste kenmerken van de
Koude Oorlog.
3. Het kunnen benoemen van de oorzaken, verloop en belangrijkste kenmerken van de
dekolonisatie (speciaal aandacht voor Nederlands-Indië)
4. Verbanden kennen tussen dekolonisatie en Koude Oorlog
Vaardigheden:
5. begrijpen van de keuzes van een filmmaker en een muziekmaker (aan de hand van
Vietnam-films en muziek)
6. het kunnen interpreteren van cartoons
7. inleven in andermans standplaats
8. informatie halen uit historische bronnen
9. het maken van een beeldverslag over imperialisme (standplaatsgebondenheid)
Onderwerp(en):
Koude Oorlog en
Dekolonisatie
Europa
Aangeboden
in:
Geschiedenis
Thema Europa
Periode:
4
2
Aantal
toetsen:
3
-
Toetsvormen:
Weging:
S.O.
2x
Pw
1x
2
3
Overzicht van de in te voeren cijfers voor geschiedenis in leerjaar 3:
Periode
code
weging
Naam
1
2
2
3
S.O. WOI
S.O. WO I en WO II
PW WOI en WO II
2
2
3
S.O. WO II
PW. WO II
3
2
2
2
3
Fotostripopdracht
S.O. Russische Revolutie
S.O. Een arbeidersparadijs
PW Sovjet-Unie
4
2
2
3
S.O. Bondgenoten tegenover elkaar
S.O. Koude Oorlog
Proefwerk Koude Oorlog (par. 1 en 2)
B. VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Presentatie
De leerling leest
voortdurend op
van een blaadje
of van de sheets.
Veel taalfouten /
stijlfouten.
Niet of nauwelijks
illustratie
Samenwerken
De leerling houdt
zich niet aan de
taakverdeling of
werkt in een
groep
contraproductief
(ofwel omdat hij
niets doet, ofwel
omdat hij alles op
zich neemt)
Voldoende
De leerling leest
op van een
blaadje of sheet.
Illustreert zijn
verhaal soms en
taalgebruik is
redelijk.
Ruim voldoende
De leerling kan
uit zijn hoofd
vertellen en
illustreert zijn
verhaal mbv
beeldmateriaal of
voorwerp/monum
ent aanwijzen.
Mooi taalgebruik.
De leerling houdt
zich aan de
taakverdeling.
De leerling houdt
zich aan de
taakverdeling, die
hij mede zelf
gemaakt heeft en
neemt initiatieven
die het
groepsproces
bevorderen.
Goed
De leerling kan uit
zijn hoofd levendig
vertellen en
illustreert zijn
verhaal mbv
beeldmateriaal of
voorwerp/monume
nt aanwijzen.
De leerling maakt
contact met de
groep. Mooi
taalgebruik en
gebruik van jargon.
De leerling houdt
zich aan de
taakverdeling, die
hij mede zelf
gemaakt heeft en
spant zich in om
ieder groepslid zijn
werk te laten doen
en zich prettig te
voelen in de groep.
Bronnen
selecteren
De leerling kan
geschikte
bronnen niet
onderscheiden
van niet of minder
geschikte
bronnen.
De leerling kan
geschikte
bronnen
onderscheiden
van niet of
minder geschikte
bronnen, maar
kan zijn keuze
niet goed
beargumenteren.
Afbeeldingen
selecteren
De leerling kan
geen geschikte
afbeeldingen
selecteren.
De leerling kan
geschikte
afbeeldingen
selecteren, maar
kan zijn keuze
niet goed
beargumenteren.
De afbeelding
wordt voorzien
van een uitleg/
onderschrift.
Oorzaken en
gevolgen
onderscheiden
De leerling kan
geen oorzaken
en gevolgen
onderscheiden.
De leerling kan
oorzaken en
gevolgen van
elkaar
onderscheiden,
maar kan ze niet
classificeren (zie
goed).
Interpreteren van
bronnen
De leerling kan
bronnen niet
koppelen aan de
leerstof. Hij kan
niet de juiste
informatie uit de
bron halen.
De leerling kan
bronnen soms
koppelen aan de
leerstof. Hij kan
informatie uit de
bron halen maar
geeft hiermee
(Mede) dankzij
hem functioneert
de groep als
geheel.
De leerling kan
De leerling kan een
geschikte
onderverdeling
bronnen
maken tussen
onderscheiden
geschikte bronnen,
van niet of minder minder geschikte
geschikte
bronnen en
bronnen. De
ongeschikte
leerling kan zijn
bronnen. De
keuzes redelijk
leerling kan zijn
uitleggen en
keuzes uitleggen
houdt rekening
en houdt rekening
met
met
standplaatsgebon standplaatsgebond
denheid,
enheid,
representativiteit
representativiteit en
en
betrouwbaarheid.
betrouwbaarheid.
De leerling kan
De leerling kan de
geschikte
juiste afbeeldingen
afbeeldingen
selecteren en
selecteren en
houdt daarbij
houdt daarbij
rekening met
rekening met
aantrekkelijkheid
aantrekkelijkheid van de afbeelding
van de
en de
afbeelding. De
representativiteit.
afbeelding wordt
De afbeelding
voorzien van een wordt voorzien van
goede
een goede
uitleg/onderschrift uitleg/onderschrift.
.
De leerling kan
De leerling kan
oorzaken en
goed oorzaken en
gevolgen van
gevolgen
elkaar
onderscheiden en
onderscheiden,
onderscheid maken
maar kan ze
in soorten
maar deels
oorzaken en
classificeren (zie
gevolgen
goed).
(meer/minder
belangrijk,
korte/lange termijn,
bedoeld/
onbedoeld).
De leerling kan
De leerling kan
bronnen
bronnen goed
koppelen aan de
koppelen aan de
leerstof en houdt leerstof en houdt
rekening met
rekening met
standplaatsgebon standplaatsgebond
denheid,
enheid,
niet altijd een
duidelijk
antwoord op de
vraag.
Samenvatten
De leerling kan
geen onderscheid
maken tussen
hoofd-, bij- en
irrelevante zaken.
De samenvatting
bevat hele zinnen
die onderling
weinig verband
houden.
De leerling kan
soms
onderscheid
maken tussen
hoofd-, bij- en
irrelevante zaken.
De samenvatting
bevat ook hele
zinnen die echter
wel verband
houden.
De leerling kan
beantwoordbare
vragen stellen
over een bron die
echter geen
verband houden
met de leerstof.
Het stellen van
vragen naar
aanleiding van
bronnen
De leerling kan
geen
beantwoordbare
vragen stellen.
De vragen
houden ook geen
verband met de
leerstof.
Inleven in een
historisch
personage /
fenomeen
De leerling kan
zich niet
gedragen als
iemand uit een
andere tijd.
De leerling kan
zich gedragen als
iemand uit een
andere tijd.
Maken van een
werkstuk
Het werkstuk
heeft een
onduidelijke
opbouw en geen
goede structuur.
Taalgebruik is
niet goed
genoeg. Geen
annotatie of
Opbouw met inl –
kern – conclusie.
Redelijk
taalgebruik en
stijl.
Annotatie en
literatuurlijst zijn
deels aanwezig;
geschikte
representativiteit
en
betrouwbaarheid.
Hij kan de
informatie die hij
uit de bron haalt
redelijk
verwoorden en
daarmee
antwoord geven
op de vraag.
De leerling kan
onderscheid
maken tussen
hoofd-, bij- en
irrelevante zaken.
Hij kan
schematiseren en
verbanden
aangeven.
representativiteit en
betrouwbaarheid.
Hij kan de
informatie die hij uit
de bron haalt goed
verwoorden en
daarmee duidelijk
antwoord geven op
de vraag.
De leerling kan
beantwoordbare
vragen stellen
over een bron.
De vragen
houden verband
met de leerstof
maar zijn alleen
beschrijvend.
De leerling kan
zich zodanig
inleven dat hij
zich gedraagt als
iemand uit een
andere tijd,
plaats, leeftijd,
kortom van een
andere
standplaats. Hij
kan zijn nieuwe
standplaats goed
verwoorden of
uitbeelden.
De leerling kan
verklarende en
opiniërende vragen
stellen over een
bron. Het antwoord
volgt uit bron
gekoppeld aan
leerstof.
Juiste opbouw
(inl – kern –
conclusie).
Goed taalgebruik
en stijl.
Adequate
annotatie en
literatuurlijst;
geschikte
De leerling kan
goed onderscheid
maken tussen
hoofd-, bij- en
irrelevante zaken.
Hij kan
schematiseren en
verbanden
aangeven.
De leerling kan zich
zodanig inleven dat
hij zich gedraagt
als iemand uit een
andere tijd, plaats,
leeftijd, kortom van
een andere
standplaats. Hij kan
zijn nieuwe
standplaats goed
verwoorden of
uitbeelden en
hiermee een
fenomeen
verduidelijken.
Juiste opbouw (inl
– kern – conclusie),
duidelijke structuur.
Mooi taalgebruik en
stijl met jargon.
Adequate annotatie
en literatuurlijst;
de juiste
afbeeldingen.
literatuurlijst.
Geen of slechte
afbeeldingen. Er
worden te weinig
bronnen gebruikt
en te veel wordt
letterlijk
overgenomen.
Geen analyse,
alleen een
beschrijving.
Geen of maar
een half logboek.
afbeeldingen en
behoorlijk
brongebruik;
logboek.
De inhoud bevat
een analyse. De
conclusie geeft
een antwoord op
de hoofdvraag.
Een onduidelijk
logboek.
afbeeldingen en
verantwoord
brongebruik met
minimaal 1 boek;
duidelijk logboek.
De inhoud bevat
een analyse en
hoofdvraag die
vergelijkend of
verklarend is. De
conclusie geeft
een antwoord op
de hoofdvraag.
Verantwoord
brongebruik met
minimaal twee
boeken en twee
sites;
duidelijk logboek
met reflectie
De inhoud bevat
een analyse en
hoofdvraag die
vergelijkend of
verklarend is. De
conclusie geeft een
goed antwoord op
de hoofdvraag.
GRIEKS
A.
LEER- EN TOETSPLAN
Vak: Grieks
Leerjaar: 3
Onderwerp: Grammatica
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
De leerlingen kunnen woordsoorten onderscheiden.
De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem.
De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een werkwoord hun kennis over te verwachten zinsdelen
operationaliseren bij de analyse van een (te vertalen) zin.
De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de naamvallen en met begrip van syntactische functies
betekenisverbanden leggen.
De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de werkwoordsvormen en met begrip van syntactische functies
betekenisverbanden leggen.
De leerlingen kunnen teksten met de hierboven genoemde taalverschijnselen vertalen.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Naamvallensysteem
Vakles
1/2/
12 (3 per
periode)
8 * SO
1
4 * Pw
3
Werkwoordsvormen
Syntaxis
3/4
Vak: Grieks
Leerjaar: 3
Onderwerp: Vertalen
Kerndoel(en):
# 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.
De leerlingen kennen de letters en kunnen de woorden lezen, uitspreken en schrijven.
De leerlingen kunnen teksten met de onder ‘grammatica’ genoemde taalverschijnselen vertalen.
Leerdoel(en):
Het opbouwen van de woordenschat Grieks.
Een Griekse tekst te vertalen met minimaal gebruik van hulpmiddelen.
Een Griekse tekst begripvol te lezen.
De leerlingen kunnen van teksten een samenvatting geven.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Woorden
Vakles
1/2/
12 (3 per
periode)
8 * SO
1
4 * Pw
3
Vertaalstrategie
3/4
Vak: Grieks
Leerjaar: 3
Onderwerp: Cultuurhistorie
Kerndoel(en):
# 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven
teksten.
# 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet
komen en zijn belevingswereld uitbreiden.
Leerdoel(en):
Cultureel-mentale oriëntatie
1- De leerlingen kunnen de belangrijkste feiten, begrippen en kenmerken van de Griekse en Romeinse cultuur,
geschiedenis en mythologie, aangeven.
2- De leerlingen kunnen overeenkomsten en verschillen aangeven tussen denkbeelden en overtuigingen van de
Griekse en Romeinse Oudheid en vergelijkbare denkbeelden en overtuigingen in latere culturen.
Cultuur-esthetische oriëntatie
3- De leerlingen kunnen enkele kenmerken van beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse
Oudheid herkennen en typeren.
4- De leerlingen kunnen, in samenhang met de kerndoelen van het vakgebied Beeldende Vorming, antieke
invloeden in de beeldende kunst en de architectuur van latere perioden, alsmede in andere uitingsvormen van
hedendaagse vormgeving, herkennen.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Cultuurhistorie
Vakles
1/2/
4
4 * PW
PW: 3*
3/4
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie (poster,
verslag, rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan op
de vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er is
een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet samenwerken
of werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en nam de rol van
leider op zich; dank
zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Grammatica
De leerling kan in
een Griekse tekst
de woordsoorten
niet of nauwelijks
herkennen noch de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren.
De leerling kan in
een Griekse tekst de
meeste
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
maar er geen goed
lopende Nederlandse
vertaling mee
maken.
De leerling kan in
een Griekse tekst de
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
maar er geen goed
lopende
Nederlandse
vertaling mee
maken.
De leerling kan in
een Griekse tekst de
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
om er een goed
lopende
Nederlandse
vertaling mee te
maken.
en vertalen
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Kunnen
Griekse alfabet, letters en uitspraak
Lezen
Onderwerp
Griekse alfabet
Schrijven
Woordenschat
Woorden Grieks – Nederlands
Toepassen in een vertaling
Reproduceren in schriftelijke overhoring
Grammatica
Vertalen





Woordsoorten
Morfologie van nomina
Morfologie van verba
Functies van de naamvallen in de zin
Grondbeginselen van de opbouw van
een Griekse zin
Kennis toepassen op een Griekse tekst
Begrip tonen van de Griekse tekst op
zowel de taalkundige als de inhoudelijke
kant.
Vertaalstrategie toepassen.
D.
NOVUMDAG
Vak: Grieks
Leerjaar: 3
Onderwerp: oude geschiedenis
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
1- Leerlingen kunnen zich een (visuele) voorstelling maken van de Griekse en Romeinse culturen en zich beter
inleven in de materiële aspecten ervan.
2- Leerlingen kunnen gelezen teksten koppelen aan tastbare objecten uit de Griekse en Latijnse culturen.
3- Leerlingen kunnen enkele kenmerken van de beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse
Oudheid herkennen en typeren.
Activiteit
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Bezoek Trier
Novumdag
4
n.n.b.
n.n.b.
E. Ict-vaardigheden
Vakprogramma’s
Vakonderdeel
opdracht
vaardigheden
woorden leren
woorden leren
woorden leren
Weging:
LATIJN
A.
LEER- EN TOETSPLAN
Vak: Latijn
Leerjaar: 3
Onderwerp: Grammatica
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
De leerlingen kunnen woordsoorten onderscheiden.
De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem.
De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een werkwoord hun kennis over te verwachten zinsdelen
operationaliseren bij de analyse van een (te vertalen) zin.
De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de naamvallen en met begrip van syntactische functies
betekenisverbanden leggen.
De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de werkwoordsvormen en met begrip van syntactische functies
betekenisverbanden leggen.
De leerlingen kunnen teksten met de hierboven genoemde taalverschijnselen vertalen.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Naamvallensysteem
Vakles
1/2/
16 (4 per
periode)
8 * SO
1
4 * Pw
3
4 * Proefvertaling
3
Werkwoordsvormen
Syntaxis
Vak: Latijn
Leerjaar: 3
Onderwerp: Vertalen
3/4
Kerndoel(en):
# 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.
De leerlingen kennen de letters en kunnen de woorden lezen, uitspreken en schrijven.
De leerlingen kunnen teksten met de onder ‘grammatica’ genoemde taalverschijnselen vertalen.
Leerdoel(en):
Het opbouwen van de woordenschat Latijn.
Een Latijnse tekst te vertalen met minimaal gebruik van hulpmiddelen.
Een Latijnse tekst begripvol te lezen.
De leerlingen kunnen van teksten een samenvatting geven.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Woorden
Vakles
1/2/
16 (4 per
periode)
8 * SO
1
4 * Pw
3
4 * Proefvertaling
3
Vertaalstrategie
3/4
Vak: Latijn
Leerjaar: 3
Onderwerp: Cultuurhistorie
Kerndoel(en):
# 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven
teksten.
# 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet
komen en zijn belevingswereld uitbreiden.
Leerdoel(en):
Cultureel-mentale oriëntatie
1- De leerlingen kunnen de belangrijkste feiten, begrippen en kenmerken van de Griekse en Romeinse cultuur,
geschiedenis en mythologie, aangeven.
2- De leerlingen kunnen overeenkomsten en verschillen aangeven tussen denkbeelden en overtuigingen van de
Griekse en Romeinse Oudheid en vergelijkbare denkbeelden en overtuigingen in latere culturen.
Cultuur-esthetische oriëntatie
3- De leerlingen kunnen enkele kenmerken van beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse
Oudheid herkennen en typeren.
4- De leerlingen kunnen, in samenhang met de kerndoelen van het vakgebied Beeldende Vorming, antieke
invloeden in de beeldende kunst en de architectuur van latere perioden, alsmede in andere uitingsvormen van
hedendaagse vormgeving, herkennen.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Romeinse cultuur en
mythologie
Vakles
1/2/
4
4 * PW
3
3/4
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge
presentatie (poster,
verslag, rol) is
onsamenhangend
en sluit niet aan op
de vraag/opdracht.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
maar sluit niet aan
op de vraag/opdracht
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er is
een kop en een
staart.
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet samenwerken
of werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed samengewerkt
en nam de rol van
leider op zich; dank
zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Grammatica
De leerling kan in
een Latijnse tekst
de woordsoorten
niet of nauwelijks
herkennen noch de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren.
De leerling kan in
een Latijnse tekst de
meeste
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
maar er geen goed
lopende Nederlandse
vertaling mee
maken.
De leerling kan in
een Latijnse tekst de
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
maar er geen goed
lopende
Nederlandse
vertaling mee
maken.
De leerling kan in
een Latijnse tekst de
woordsoorten
herkennen en de
vervoegingen en
verbuigingen
operationaliseren
om er een goed
lopende
Nederlandse
vertaling mee te
maken.
en vertalen
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Kunnen
Woorden Latijn - Nederlands
Toepassen in een vertaling
Onderwerp
Woordenschat
Reproduceren in schriftelijke overhoring
Grammatica
Vertalen





Woordsoorten
Morfologie van nomina
Morfologie van verba
Functies van de naamvallen in de zin
Grondbeginselen van de opbouw van
een Latijnse zin
Kennis toepassen op een Latijnse tekst
Begrip tonen van de Latijnse tekst op
zowel de taalkundige als de inhoudelijke
kant.
Vertaalstrategie toepassen.
D.
NOVUMDAG
Vak: Latijn
Leerjaar: 3
Onderwerp: oude geschiedenis
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
1- Leerlingen kunnen zich een (visuele) voorstelling maken van de Griekse en Romeinse culturen en zich beter
inleven in de materiële aspecten ervan.
2- Leerlingen kunnen gelezen teksten koppelen aan tastbare objecten uit de Griekse en Latijnse culturen.
3- Leerlingen kunnen enkele kenmerken van de beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse
Oudheid herkennen en typeren.
Activiteit
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Bezoek Trier
Novumdag
4
n.n.b.
n.n.b.
E. Ict-vaardigheden
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
ondersteunende opdrachten
bij grammatica uit Disco
oefenen met
grammatica
toepassing grammatica
Vakonderdeel
opdracht
vaardigheden
woorden leren via WRTS
woorden leren
woorden leren
Vakprogramma’s
Weging:
LICHAMELIJKE OPVOEDING (LO)
Week
Lesweek
35
Introdagen
36
Atletiek/ speerwerpen
Softbal
2
37
Atletiek/ speerwerpen
Softbal
3
38
Atletiek/ speerwerpen
Softbal
4
39
2000 meter
Voetbal
5
40
2000 meter
Voetbal
6
41
60 meter
Voetbal
7
42
Toetsen/novumdagen plus week 44
43
8
Herstvakantie
44
touwspringen
Volleybal
9
45
Touwspringen
Volleybal
10
46
Turnen 1
Volleybal
11
47
Turnen 1
Basketbal
12
48
Turnen 1
Basketbal
13
49
SRT
Basketbal
14
50
SRT
Badminton
15
51
Bewegen en Muziek
Badminton
16
Kerstvakantie
1
Bewegen en Muziek
Badminton
17
2
Toets/
Novumdagen
18
3
Toets/
Novumdagen
19
4
Atletiek
Badminton
20
5
Atletiek
Volleybal
21
6
Atletiek
Volleybal
22
7
Conditietraining Warming Up
Volleybal
23
8
Voorjaarsvakantie
9
Conditietraining Warming Up
Zelfverdediging
24
10
SRT
Zelfverdediging
25
11
SRT
Basketbal
26
12
Turnen 2
Basketbal
27
13
Turnen 2
Basketbal
28
14
Turnen 2
Hockey
39
15
Atletiek werpen / TRIATHLON
Hockey
30
Novumdagen
31
16
Toets/
17
Meivakantie
18
Meivakantie
19
Atletiek werpen / TRIATHLON
Hockey
32
20
Atletiek werpen/stoten
Voetbal
33
21
Estafette
Voetbal
34
22
Hordenloop
Flagfootball
35
23
60 meter
Flagfootball
36
24
2000 meter
Softbal
36
Dit programma is onder voorbehoud!
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Badminton
Kerndoel(en):
1. De leerlingen kunnen twee terugslagspelen spelen, te weten (een vorm van) volleybal en één
spel te kiezen uit vormen van badminton, tafeltennis, of tennis.
2. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars
normen en waarden (1.1 en 4.2);
3. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
4. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
6. Het leren communiceren (4);
7. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
8. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal,
hockey, basketbal, korfbal of rugby.
9. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.
10. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
11. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
12. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
13. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
14. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling leert de shuttle in het spel te houden.
2- De leerling leert de shuttle te plaatsen.
3- De leerling leert het spel op een klein veld te spelen. De hierbij geldende regels m.n.
aangaande de service zijn bekend en worden correct toegepast.
4- De leerling kan als scheidsrechter het spel leiden.
5- De leerling leert een toernooischema te maken en uit te voeren.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Badminton, basis
vaardigheden
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
1b
1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Flagfootbal
Kerndoel(en):
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars
normen en waarden (1.1 en 4.2);
2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
4.
5.
6.
7.
Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
Het leren communiceren (4);
Het leren reflecteren op het leerproces (5);
De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal,
hockey, basketbal, korfbal of rugby.
8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.
9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling leert werpen en vangen met de american footbal
2- De leerling leert de specifieke terminologie en posities van het flagfootbal en leert deze
toepassen en de bijbehorende taken uitvoeren.
3- De leerling krijgt enkele standaard spelpatronen aangereikt en leert hierop te varieren
en/of binnen de regels geheel nieuwe spelpatronen te bedenken en uitvoeren.
4- De leerling leert het spel zelfstandig in de eindvorm te spelen.
5- De leerling is in staat als scheidsrechter het spel te leiden.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Flagfootbal werpen en
vangen
2b
1
Praktische
vaardigheid
1
Flagfootbal spel
2b
1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Hockey
Kerndoel(en):
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars
normen en waarden (1.1 en 4.2);
2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
5. Het leren communiceren (4);
6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal,
hockey, basketbal, korfbal of rugby.
8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.
9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling leert pushen, slaan en stoppen.
2- De leerling leert na een eenvoudige combinatie af te werken op het doel.
3- De leerling speelt hockey op een klein veld 5-5, kent de veiligheidsvoorschriften en neemt
deze in acht.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Hockey
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
1a en 2b
1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Basketbal
Kerndoel(en):
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars
normen en waarden (1.1 en 4.2);
2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
5. Het leren communiceren (4);
6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal,
hockey, basketbal, korfbal of rugby.
8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.
9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling kan op 3 manieren passen; chestpass, bouncepass en de overheadpass.
2- De leerling kan een hoge en lage dribbel uitvoeren.
3- De leerling moet kunnen stoppen in het 2-tel ritme.
4- De leerling kan pivoteren en weet wanneer hij dit toe moet passen.
5- De leerling kan een lay-up aan de voorkeurskant.
6- De leerling kan een set-shot aan de voorkeurskant
7- De leerling leert zelfstandig op ½ court 3:3 en/of 4:4 spelen.
8- De leerling kan als scheidsrechter het spel leiden.
Onderwerp(en):
Techniek Basketbal
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
1b
1
Praktische
vaardigheid
1
Spelleiding
1b en 2a
1
Praktische
vaardigheid
1
Spel basketbal
2a
1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Softbal
Kerndoel(en):
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars
normen en waarden (1.1 en 4.2);
2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
5. Het leren communiceren (4);
6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
7. De leerlingen kunnen een slag- en loopspel (vormen van softbal) spelen.
8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.
9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1. De leerling moet een grondbal, een strakke bal en een hoge bal kunnen verwerken
2. De leerling moet in staat zijn een strakke bal te kunnen werpen waarbij hij met het goede
been uitstapt.
3. De leerling moet weten hoe hij de knuppel moet vasthouden en de juiste slaghouding in
moet nemen.
4. De leerling moet voldoende regelkennis hebben om het spel zelfstandig te kunnen spelen
5. De leerling leert de bal gericht slaan vanuit onderhandse pitch.
6. De leerling leert als scheidsrechter het spel te leiden.
8. De ll leert de beheerst de basisprincipes van de honk- en veldverdediging i.h.a. en de
insluitsituatie in het bijzonder.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vangen en werpen
1a
1
Praktische
vaardigheid
1
Spelvaardigheid
2b
1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein A spel: Volleybal
Kerndoel(en):
1. De leerlingen kunnen twee terugslagspelen spelen, te weten (een vorm van) volleybal en één
spel te kiezen uit vormen van badminton, tafeltennis, of tennis.
2. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars
normen en waarden (1.1 en 4.2);
3. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
4. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
6. Het leren communiceren (4);
7. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
8. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal,
hockey, basketbal, korfbal of rugby.
9. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.
10. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
11. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
12. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
13. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
14. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1- De leerling kan de bal met de bovenhandse techniek spelen.
2- De leerling kan de bal met de onderhandse techniek spelen.
3- De leerling kan de bal door middel van een onderhandse service in het veld brengen
4- De leerling weet hoe de puntentelling werkt en hoe en wanneer er moet worden
doorgedraaid.
5- De leerling kan het spel als scheidsrechter leiden
6- De leerling kan het spel zelfstandig spelen op een klein veld (4:4)
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Techniek volleybal
1b
1
Praktische
vaardigheid
1
Spel volleybal
2a
1
Praktische
vaardigheid
1
Spelleiding volleybal
2a
1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein B turnen: Turnen 1 (zwaaien en steunen)
Kerndoel(en):
1. De leerlingen beheersen verschillende vormen van zwaaien.
2. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen turnen mogelijk maken.
3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
5. Het leren communiceren (4);
6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
7. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
8. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
9. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
10. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
11. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1. De leerling weet hoe hoog de ringen moeten staan en stelt de ringen correct.
2. De leerling beheerst de strekhangzwaai aan de ringen, ook met lengte-as draai en afsprong in
de achterzwaai en eventueel ander variaties.
3. De leerling kan op een adequate manier hulpverlenen.
4. De leerling leert aan de trapeze in zwaai een oefening samen te stellen en uit te voeren met
steunen rollen en een afsprong.
Onderwerp(en):
Aangeboden
Periode: Aantal
Toetsvormen:
Weging:
in:
toetsen:
Strekhangzwaai ringen
1b of 2a*
1
Praktische
vaardigheid
1
Hulpverlenen
1b of 2a*
1
Praktische
vaardigheid
1
Steunhangzwaai trapeze
1b of 2a*
1
Praktische
vaardigheid
1
Steunzwaai brug
1b of 2a*
1
Praktische
vaardigheid
1
*= afhankelijk van in welke zaal wordt gegymd.
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein B turnen: Turnen 2 (springen en akrobatiek)
Kerndoel(en):
1. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen.
2. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen turnen mogelijk maken.
3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
5. Het leren communiceren (4);
6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
7. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
8. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
9. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
10. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
11. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1. Minitrampoline: de leerling leert de salto voorwaarts (op verhoogd vlak) en is in staat een
hurkwendsprong / arabier over de kast te maken.
2. Reuhterplank: de leerling beheerst de hurksprong op of over de kast.
3. Akrobatiek: de leerling leert met 2 of meertallen akrobatische vormen.
4. De leerling kan op een adequate manier hulpverlenen bij de steunsprongen, de vrije sprongen
en de akrobatische vormen.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Minitramp
1b of 2a*
1
Praktische
vaardigheid
1
Hulpverlenen
1b of 2a*
1
Praktische
vaardigheid
1
Steunsprongen kast
1b of 2a*
1
Praktische
vaardigheid
1
*= afhankelijk van in welke zaal wordt gegymd.
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein C : Bewegen en muziek
Kerndoel(en):
1. De leerlingen kunnen binnen minimaal één van de volgende onderdelen van bewegen op
muziek: ritme en bewegen, volksdansen, jazzdansen, conditionele vormen op muziek, een
aantal bewegingen uitvoeren.
2. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
3. Het leren communiceren (4);
4. Het leren reflecteren op het leerproces (5);
5. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen bewegen op muziek mogelijk maken.
6. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
7. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
8. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
9. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
10. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en):
1. De leerling kan in het juiste tempo en op het juiste moment inzetten.
2. De leerling op het aangereikte ritme verschillende passen in verschillende bewegingsbanen
uitvoeren.
3. De leerling leert door middel van bewegen op muziek de conditie te onderhouden en
verbeteren.
4. De leerling leert leert een dans-looppatroon van minimaal 8 vierkwartsmaten te ontwerpen en
dit patroon met een groepje uit te voeren.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Bewegen en muziek
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
1b
1
Praktische
vaardigheid
1
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein D atletiek: Atletiek
Kerndoel(en):
1.
2.
3.
4.
5.
Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
Het leren communiceren (4);
Het leren reflecteren op het leerproces (5);
Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
6. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
7. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
8. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
9. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
10. het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
11. De leerlingen beheersen verschillende vormen van lopen.
12. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen.
13. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen beoefenen van atletiek mogelijk maken.
Leerdoel(en):
1. De leerling leert bij de estafetteloop binnen de wisselzone een vliegende wissel op hoge
snelheid toepassen en het estafettestokje op de juiste manier geven, ontvangen en dragen.
2. De leerling leert de Fosbury-flop.
3. De leerling maakt kennis met de triathlon (in aangepaste versie).
4. De leerling maakt kennis met de koppelkoers.
5. De leerling leert hordenlopen.
6. De leerling leert een juiste start- en sprinthouding, weet de startprocedure goed toe te passen
en voert een 80 meter sprint uit.
7. De leerling leert de techniek van het speerwerpen, van de vijfpas.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Estafettetechniek
2b
0
Triathlon
2b
1
Praktische
vaardigheid
1
Koppelkoers
2b
1
Praktische
vaardigheid
1
Fosbury-flop
1b
1
Praktische
vaardigheid
1
Hordenlopen techniek
2b
1
Praktische
vaardigheid
1
Sprint 80 m.
1a
1
Praktische
vaardigheid
1
Speerwerpen (techniek)
1a
1
Praktische
vaardigheid
1
Tabel 60 meter sprint.
Cijfer
1e
2m
2j
3m
3j
4m
4j
5m
5j
10
7,9
7,4
6,9
6,9
6,8
6,8
6,6
6,6
6,5
9
8,6
8,2
7,8
7,8
7,6
7,6
7,4
7,4
7,2
8
9,4
9,0
8,7
8,7
8,4
8,4
8,1
8,1
7,8
7
10,1
9,9
9,5
9,5
9,1
9,1
8,9
8,9
8,8
6
10,9
10,7
10,4
10,4
9,9
9,9
9,7
9,7
9,5
5
11,6
11,5
11,2
11,2
10,7
10,7
10,4
10,4
10,2
4
12,4
12,3
12,1
12,1
11,5
11,5
11,2
11,2
11,0
Tabel Fosbury-flop
Meisjes
Jongens
3+4
1+2
Cijfer
1+2
3+4
50
40
4
50
70
60
50
4½
60
80
70
60
5
70
90
80
70
5½
80
100
90
80
6
90
105
100
90
6½
95
110
105
95
7
100
115
110
100
7½
105
120
115
105
8
110
125
120
110
8½
115
130
125
115
9
120
135
130
120
9½
125
140
135
125
10
130
145
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein D atletiek: conditie, duuractiviteiten en SRT
Kerndoel(en):
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
Het leren communiceren (4);
Het leren reflecteren op het leerproces (5);
Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
(Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
10.
11.
12.
13.
het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
De leerlingen beheersen verschillende vormen van lopen.
De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen.
De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen beoefenen van atletiek mogelijk maken.
Leerdoel(en):
1- De leerling krijgt inzicht in zijn eigen mogelijkheden en beperkingen m.b.t. duuractiviteiten en
leert hoe daar mee om te gaan.
2- De leerling leert op een verantwoorde manier op te bouwen naar een duuractiviteit.
3- De leerling maakt kennis met een pyramideloop, intervalloop, duurloop en de shuttle run test
(SRT)
4- De leerling leert de techniek van het touwspringen en kan dit gedurende langere tijd in een
hoog tempo volhouden.
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Duurloop
1a
1
Praktische
vaardigheid
1
SRT
1b en 2a
2
Praktische
vaardigheid
1
Touwspringen
1b en 2a
2
Praktische
vaardigheid
1
Tabel Shuttle Run Test
J
Klas 1
Trap
M
J
Trap
Trap
Klas 2
M
J
Trap
Trap
Klas 3
M
J
Trap
Trap
Klas
4,5,6
M
Trap
1
1
1
2
1
1
3
1
2
4
1
3
2
2
2
3
2
2
4
2
3
5
2
4
3
3
3
4
3
3
5
3
4
6
3
5
4
4
4
5
4
4
6
4
5
7
4
6
5
5
5
6
5
5
7
5
6
8
5
7
6
6
6
7
6
6
8
6
7
9
6
8
7
7
7
8
7
7
9
7
8
10
7
9
8
8
8
9
8
8
10
8
9
11
8
10
9
9
9
10
9
9
11
9
10
12
9
11
10
10
10
11
10
10
12
10
11
13
10
12
Tabel touwspringen
Brugklas
80 x in 1 minuut
10
Elke 4 sprongen minder is 1 punt in mindering
e
2 Klas
120 x in 1 minuut
10
Elke 2 sprongen is 1 punt in mindering: meisjes
Elke 4 sprongen is 1 punt in mindering: jongens
e
3 klas
250 x in 2 ½ minuut
10
Elke 5 sprongen is 1 punt in mindering : meisjes
Elke 8 sprongen is 1 punt in mindering : jongens
e
e
4 en 5 klas
250 x in 2 minuten
10
Elke 5 seconde extra is 1 punt in mindering
Tabel 2000 meter
J/M
M
J
Klas
1
Klas
2
Klas
2
M
Klas
3
J
Klas
3
M
Klas
4
J
Klas
4
M
Klas
5
J
Klas
5
10
8.35
10
8.15
8.00
10
8.00
7.30
10
8.00
7.30
10
7.45
7.15
10
10-
8.48
10-
8.27
8.11
10-
8.11
7.39
10-
8.11
7.39
10-
7.55
7.24
10-
9½
9.01
9½
8.39
8.22
9½
8.22
7.48
9½
8.22
7.48
9½
8.05
7.33
9½
9+
9.14
9+
8.51
8.33
9+
8.33
7.58
9+
8.33
7.58
9+
8.15
7.42
9+
9
9.27
9
9.03
8.44
9
8.44
8.08
9
8.44
8.08
9
8.25
7.50
9
9-
9.40
9-
9.15
8.55
9-
8.55
8.17
9-
8.55
8.17
9-
8.35
7.59
9-
8½
9.53
8½
9.37
9.06
8½
9.06
8.26
8½
9.06
8.26
8½
8.45
8.07
8½
8+
10.06
8+
9.48
9.16
8+
9.16
8.35
8+
9.16
8.35
8+
8.55
8.16
8+
8
10.19
8
9.50
9.27
8
9.27
8.45
8
9.27
8.45
8
9.05
8.25
8
8-
10.32
8-
10.02
9.38
8-
9.38
8.54
8-
9.38
8.54
8-
9.15
8.34
8-
7½
10.45
7½
10.14
9.49
7½
9.49
9.03
7½
9.49
9.03
7½
9.25
8.42
7½
7+
10.57
7+
10.26
10.00
7+
10.00
9.13
7+
10.00
9.13
7+
9.35
8.51
7+
7
11.10
7
10.37
10.11
7
10.11
9.23
7
10.11
9.23
7
9.45
9.00
7
7-
11.22
7-
10.49
10.22
7-
10.22
9.32
7-
10.22
9.32
7-
9.55
9.09
7-
6½
11.35
6½
11.01
10.33
6½
10.33
9.41
6½
10.33
9.41
6½
10.05
9.18
6½
6+
11.47
6+
11.13
10.44
6+
10.44
9.50
6+
10.44
9.50
6+
10.15
9.26
6+
6
12.00
6
11.25
10.55
6
10.55
10.00
6
10.55
10.00
6
10.25
9.35
6
6-
12.15
6-
11.40
11.10
6-
11.10
10.15
6-
11.10
10.15
6-
10.40
9.50
6-
5½
12.30
5½
11.55
11.25
5½
11.25
10.30
5½
11.25
10.30
5½
10.55
10.05
5½
5+
12.45
5+
12.10
11.40
5+
11.40
10.45
5+
11.40
10.45
5+
11.10
10.20
5+
5
13.00
5
12.25
11.55
5
11.55
11.00
5
11.55
11.00
5
11.25
10.35
5
5-
13.15
5-
12.40
12.10
5-
12.10
11.15
5-
12.10
11.15
5-
11.40
10.50
5-
4½
13.30
4½
12.55
12.25
4½
12.25
11.30
4½
12.25
11.30
4½
11.55
11.05
4½
4+
13.45
4+
13.10
12.40
4+
12.40
11.45
4+
12.40
11.45
4+
12.10
11.20
4+
4
14.00
4
13.25
12.55
4
12.55
12.00
4
12.55
12.00
4
12.25
11.35
4
11/12
10/11
10/11
9/10
10/11
9/10
10
8/9
12/13
Om het aangegeven cijfer te halen moet de leerling minimaal de genoemde tijd halen.
Vak: LO
Leerjaar: 3
Onderwerp: Domein E: Zelfverdediging
Kerndoel(en):
1. De leerlingen kunnen een vorm van zelfverdediging uitvoeren, te kiezen uit stoeispelen,
trefspelen en zelfverdediging (voor meisjes).
2. De leerlingen beheersen verschillende vormen van balanceren.
3. De leerlingen kunnen maatregelen nemen om (seksueel) geweld te voorkomen.
4. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen oefenen met zelfverdediging mogelijk
maken.
5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
Het leren communiceren (4);
Het leren reflecteren op het leerproces (5);
Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes
en gezamenlijkheid);
(Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;
Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen
in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en
daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);
het leren omgaan met regels en procedures (4.1);
Leerdoel(en):
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
De leerling maakt kennis met stoeispelen.
De leerling leert gewend te raken aan lichamelijk contact.
De leerling leert te vertrouwen op de partner.
De leerling leert verantwoordelijkheid te dragen voor het welzijn van de partner.
De leerling leert te reageren op aanvallende acties van de partner.
De leerling leert het belang van veiligheidsmaatregelen en neemt deze in acht.
De leerling leert gebruik te maken van de basisstoten en verdedigingstechnieken van het
boksen, op invitatie en sparrend.
Er vindt geen beoordeling plaats.
NATECH
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016 - 2017
Vak: NATECH
Leerjaar: 3
Onderwerp:
Kerndoel(en):
28. De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten in
onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te
voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren.
29. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het
gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met
situaties in het dagelijks leven.
30. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun
omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de
duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.
31. De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in
processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu.
32. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar
natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie
en materie.
33. De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische
producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een
technisch product te ontwerpen en te maken.
Leerdoel(en): De leerling leert....
A.
B.
C.
D.
E.
F.
natuurkundige begrippen/eenheden herkennen, begrijpen en gebruiken: Kracht-Newton-Moment- Volt,
Ampere, Ohm watt, snelheid & versnelling, wrijvingsweerstand
Nauwkeurig werken aan getekende weergave van natuurkundige grootheden (krachten optellen,
constructie van lichtstralen en dergelijke)
Maken van grafische weergave van natuurkundige grootheden. s,t- & v,t- & a,t-diagrammen,
Rekenen met natuurkundige formules: wet van ohm, samengestelde weerstanden, soortelijke weerstand
beweging formules, wet van Snellius, lensformule, vergroting, energie-, arbeid- & rendement
berekeningen.
Opzetten en uitvoeren van practica ter aanvulling en ondersteuning van de theorie
Opzetten en uitvoeren van een onderzoek programma voor het ontwikkelen van een technisch product
Onderwerp(en):
Aangeboden werkvorm:
Periode
ELEKTRICITEIT
Theorie, Nova H3
1
Statische elektr.
Leerling practicum I-U diagram
Wet van Ohm
Practicum soortelijke weerstand
Toetsvormen
Weging
practicum soortelijke
weerstand
0,5
2
Vervangingsweerstand
Elek. vermogen en
energie
Soortelijke weerstand
Kracht, moment, druk
Theorie,H1 NOVA
1
Practicum veerconstante
practicum
0,5
PW – H1
2
A,t-diagram
vgem =Δs/Δt
vgem = (vb + ve) / 2
verslag(je)
0,5
Δv=ve -vb a = Δv / Δt Δs
= 1⁄2 • a • Δt2
FR = m • a
PW rekenen aan
bewegingen
3
Practicum uitwerking
1
Hoofdstuk toets
Proefwerkweek-1
BEWEGING
Theorie, (Hendriks stencils) Veel
oefensommen
2
S,t-diagram
V,t-diagram
Tijdtikker
VIDEOMETEN
Practicum snelheden meten met
foto/video camera en coach
2
Onderwerp(en):
Aangeboden werkvorm:
Periode:
Toetsvormen
Weging
LICHT
Brekingsindex practicum
2
practicum
0,5
Lens formule + stralen tekenen
Proefwerkuur
3
Pinhole camera
construtiestralen,
lensformule en
brekingsindex
Proefwerk uur:
2
Proefwerkweek-2 feb.
pww
Pinhole camera
verslag
ENERGIE
Theorie, Nova H4
Energie omzetting
Practicum rendement waxinelichtje
3
2
1
Behoud van energie
Rendement van energie
omzetting
ARBEID
Theorie, Nova H6
4
Practicum hijsmotor rendement
Practicum + verslag
Proefwerkweek-3
1
3
Energie en arbeid
Keuze onderwerp-1
AUTOMATISCHE
SCHAKELINGEN
Theorie, Nova H 5
3
Magneten en Relais schakeling
werkstuk BEL of
ventilator (indien er
voldoende lestijd is)
Practicum NTC ijken
practicum NTC
0,5
1
Keuze onderwerp-2
Theorie H7
ELEKTRO
MAGNETISME
Wisselspanning
4
trafo practicum
1
pww
3
Transformator
EINDTOETS
Proefwerkweek-3 juni.
H-6 (evt +deel van keuzestof)
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Theoretische
vaardigheden
Weet nog niet om te
gaan met formules
(a = b•c)
Kan eenvoudige
formules gebruiken
maar heeft nog
moeite met
omwerken naar
andere volgorde.
(b=a/c)
Geen problemen
meer met
formules in
verschillende
varianten.
Gebruikt
eenheden op
correcte wijze
Toont inzicht in het
achterhalen en
verwerken van
gegevens die via een
omweg beschikbaar
zijn. Combineert kennis
van voorgaande
onderwerpen in nieuwe
theorie
Oplossen van
natuurkundige
vraagstukken
De leerling kan niet
zelfstandig een
oplossing- strategie
kiezen. Legt
gebrekkig verband
tussen vraagstelling
en de theorie.
De leerling lost
‘standaard’
vraagstukken op
volgens
ingeoefende
oplossingstrategieë
n. Sommen die daar
van afwijken
leveren een
probleem op.
Naast de
standaard
oplosmethoden
kan de leerling
ook ‘nieuwe’
problemen aan,
waarbij meerdere
denkstappen
gevraagd worden.
De leerling kan
zelfstandig vooruit
werken. Hij/zij komt
zelf tot het vinden van
een creatieve aanpak
waar dat nodig is.
Weet de kennis van
wiskunde bij de
natuurkunde toe te
passen.
Is niet tot een
eindproduct
gekomen
Er is een
eindproduct tot
stand gekomen.
Maar het ontbreekt
aan deelproducten;
Alle stappen van
de opdracht zijn
‘voldoende’
doorlopen. Het
eindproduct
functioneert naar
wens.
De leerling heeft verder
doorgedacht dan
letterlijk in de opdracht
is aangegeven. Het
eindproduct en verslag
geven blijk van
natuurkundig inzicht,
en/of technische
vaardigheden.
Geen duidelijke
hiaten. Vragen
worden volledige
beantwoord. Laat
waar nodig
redeneringen en
of berekeningen
zien.
Goed verzorgt
werkboek. Gebruik van
liniaal en kleur waar
gevraagd. Ook de
“extra”-opdrachten zijn
(meestal) gemaakt.
Waar mogelijk
nagekeken en
verbeterd met
antwoordkaarten.
(sommen maken)
Onderzoek
vaardigeden /
praktische
eindopdracht
...Onderzoekdeel
...Innovatie
...Gebrekkig verslag
Werkboek en
uitwerking van
opdrachten
Antwoorden
ontbreken of zijn
overgeschreven
(gekopieerd)
Merendeel van
opdrachten zijn
naar behoren
uitgevoerd, er zijn
nog wat
opmerkingen op
netheid of
volledigheid
Nagekeken en
verbeterd.
Natuurkunde
De leerlingen kan
LL kan de juiste
Ll kan diverse
Vorige kolom + toont
practicumvaardighe
den
niet zonder hulp
een proefopstelling
opbouwen. Heeft
gebrekkig inzicht
van het nut van de
diverse
meetapparaten
practicum spullen
vinden. Eenvoudige
meetapparatuur
gebruiken, maar
heeft enige hulp
nodig bij het
aansluiten of correct
aflezen van
meetapparatuur
meetapparaten op
correcte wijze
combineren.
Onderscheid
maken tussen
meetbereiken van
meters.
inzicht in
nauwkeurigheid bij het
uitvoeren van proeven.
Vult het practicum
waar nodig aan met
extra waarnemingen.
Vergelijkt resultaten
met theorie.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Kunnen
Vergrotingsformule Lensformule,
Tekenen van constructiestralen.
Dioptrie, di- en convergent,
brekingsindex, wet van Snellius
Brandpunt bepalen
Onderwerp
Licht
Toepassingen: Oog, camera obscura,
fototoestel, verrekijker, microscoop
Rekenen aan voorwerp en
beeldafstanden
Lineaire en hoekvergroting bepalen
Elektriciteit
Spanningsbronnen, samengestelde
stroomkringen
Eenheden; volt, ampere, ohm watt kwh.
Vertakte zwakstroom schakelingen
maken
Stroom, spanning, weerstand en
vermogen berekeningen
Wet van Ohm vermogen.
Vervangingsweerstand
Toepassingen met elektromagnetisme
Transformator verhouding berekenen
Sensor, actuator, comperator, invertor,
Eenvoudig sensor/actuator probleem
uitvoeren op systeembord
Elektromagnetisme
Beweging formules
Signalen/systemen
Beweging
Energie: potentieel, elektrisch, warmte,
kinetisch, chemisch, veer.
Rendement
Arbeid en Energie
Berekeningen uitvoeren aan, afstanden,
snelheden, versnellingen.
Rendement van een ‘apparaat’
uitrekenen. Omrekenen van een
energievorm in een andere.
E. Ict-vaardigheden
Internetgebruik – in Mediales
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Mediales (nauurkunde)
Presenteren van
onderzoek in
YouTube film format
Digitaal werken met media.
(bij www.shop4media)
Kies een wetenschappelijk vraagstuk. Bedenk zelf een
oplossing met een praktische bewijsmogelijkheid. Maak
een videoclip van vraagstelling en oplossing.
Uploaden naar YouTube.
Officeprogramma’s
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Verslag schrijven
Meten van
Veerconstante
Word vaardigheden toepassen
Grafieken maken
idem
Scannen en beeldmanipulatie
Maken van pinhole
foto’s

Voetteksten plaatsen

Automatische paginanummering

‘bullets’ gebruiken
In excel tabellen maken, berekeningen uitvoeren,
spreidings grafiek maken, trendlijn invoegen.
Geavanceerdere Photoshop manipulaties.
Spiegelen, zwartwit omkeren, contrast aanpassen
etc...
Vakprogramma’s
Vakonderdeel
opdracht
vaardigheden
IP-Coach
versnelling bepalen
Werken met Coach videometen
Video importeren, beeldjes selecteren
YENKA
Stroomkring
Simuleren van elektrische schakelingen
YENKA
Lichtbreking
Simuleren van lenswerking, brandpunt bepalen.
NEDERLANDS
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Vocabulaire
Kerndoel(en): Nr. 2
Leerdoel(en):
1-regels van de spelling (groene boekje)
2-uitbreiding woordenschat
3-kennis en toepassing van spreekwoorden en uitdrukkingen, letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Taalschat
Zelfstandig
1,
2,
3
5
Schriftelijk
1x,2x,
1x,2x,
2x
B.
VAARDIGHEDEN: NVT
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Vocabulaire
Betekenis en toepassing van
moeilijke en bijzonder woorden en
uitdrukkingen
Herkennen en toepassen van
moeilijke en bijzondere woorden en
uitdrukkingen
Memoriseren!
D
NOVUMDAG: NVT
E
ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Vocabulaire
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Informatie(betekenissen) Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
opzoeken
gebruiken
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Vocabulaire
Opdrachten maken
Tekstverwerken (in detail), digitaal
woordenboek gebruiken
formuleren, samenvatten, spellen
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Beeldspraak/Stijlfiguren/Taalgebruik
Kerndoel(en):
Leerdoel(en):
Herkennen en toepassen van de verschillende vormen van beeldspraak
Herkennen en toepassen van verschillen de stijlfiguren
Herkennen van bijzonder of foutief taalgebruik (dialect, standaardtaal, tweelingfouten, verengelsing,
foutief pleonasme en tautologie, storende herhaling, taalverwerving bij kinderen, contaminatie,
verwijsfouten)
Onderwerp(en)
Aangeboden in: Periode: Aantal
Toetsvormen:
Weging:
toetsen:
Beeldspraak/ Stijlfiguren/
Bijzonder taalgebruik
B.
VAARDIGHEDEN: NVT
C.
KENNEN EN KUNNEN
Vakles
Nederlands
1, 2,3,4
4
Schriftelijk
schriftelijk
4
2x,
2x,
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Beeldspraak/
De verschillende vormen van
beeldspraak en stijlfiguren
Herkennen en benoemen van deze
taalverschijnselen in zinnen, teksten
en gedichten
Stijlfiguren/
bijzonder taalgebruik
D.
NOVUMDAG: NVT
E.
ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Beeldspraak /
Stijlfiguren /
Bijzonder taalgebruik
Informatie opzoeken
Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Beeldspraak /
Stijlfiguren /
Bijzonder taalgebruik
Opdrachten maken
Tekstverwerken (in detail)
Officeprogramma’s: Word
formuleren, samenvatten, spellen
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: zakelijk schrijven
Kerndoel(en):
Nr 1
Nr 2
Nr 4, 5, 9
Leerdoel(en):
1-gedachten ordenen
2-verschillen herkennen tussen feiten en meningen
3-tekstopbouw
4- conventies van de zakelijke brief
5- toepassen van de spelling- en interpunctieregels (Groene Boekje)
6- doelstelling bepalen
7 – helder formuleren
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Zakelijk schrijven
Vakles
Nederlands
1,
3
B.
VAARDIGHEDEN: NVT
C.
KENNEN EN KUNNEN
Aantal
toetsen:
2
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijk
schriftelijk
2x,
2x
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Zakelijke/gedocumen
teerd schrijven
Zakelijke brief
Tekstopbouw
Spelling
Grammatica
Zinsbouw
Conventies brief:
Spelling
Grammatica
(digitale) bronnen gebruiken
Selecteren
Hoofd/bijzaken onderscheiden
Kennis omzetten in een
goedlopende tekst
Typen/ pc-gebruik
Ordenen
Zinsbouw
Tekstopbouw
D.
NOVUMDAG: NVT
E.
ICT-VAARDIGHEDEN
Hoofd/bijzaken
Overtuigen
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Zakelijk schrijven
Informatie opzoeken
Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Zakelijk schrijven
Opdrachten maken
Tekstverwerken (in detail)
Betoog schrijven
Tekststructuur aanbrengen (conventies!),
formuleren, samenvatten, spellen
Officeprogramma’s: Word
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Zakelijk lezen
Kerndoel(en): Nr. 2
Leerdoel(en):
Lezen en begrijpen van zakelijke teksten;
Toepassen van leesstrategieën;
herkennen van opbouw en structuur van teksten
herkennen van tekstsoorten, tekstdoelen en publiek
(Lezen en begrijpen van open en meerkeuzevragen)
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Zakelijk lezen
Vakles
Nederlands
2
4
2
Schriftelijk
schriftelijk
2x,
2x
B.
VAARDIGHEDEN: NVY
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Zakelijk lezen
omgaan met informatie (opzoeken,
ordenen, beoordelen)
lees- en luisterstrategieën
toepassen
Tekstopbouw, alinea’s, koppen,
tussenkoppen, onderwerp,
hoofdgedachte
teksten goed interpreteren
D.
NOVUMDAG: NVT
vragen interpreteren
E.
ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Zakelijk lezen
Informatie opzoeken
Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Zakelijk lezen
Opdrachten uitwerken
Tekstverwerken (in detail)
Officeprogramma’s: Word
Spellen, tekststructuur aanbrengen
(conventies!), formuleren, samenvatten,
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Spelling
Kerndoel(en): Nr.2
Leerdoel(en):
Regels van de spelling en interpunctie (Groene Boekje); werkwoordsvormen, moeilijke woorden,
samenstellingen, meervoudsvormen
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Spelling
Zelfstandig
1,
2,
3,
4
1
schriftelijk
2x
B.
VAARDIGHEDEN: NVT
C.
KENNEN EN KUNNEN
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Spelling
Regels van spelling en interpunctie
Toepassen van de regels van spelling
en interpunctie.
Woordenschat uitbreiden.
(Taal)activiteiten plannen
Zelfstandig werken
E.
ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Spelling
Informatie opzoeken
Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Spelling
Oefeningen maken
Tekstverwerken (in detail)
spellen
Officeprogramma’s: Word
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Grammatica
Kerndoel(en): Nr. 2
Leerdoel(en):
Herhaling zinsdelen en woordsoorten
Toevoeging vzvw en bvg
Leren onderscheiden samengestelde zinnen, nevenschikking/onderschikking
Benoemen bijzinnen
Beknopte bijzin en foutieve bijzin
Samentrekking en foutieve samentrekking
Toepassen kenmerken zinsstructuur in zelf te schrijven teksten
Overeenkomst grammatica tussen verschillende Europese talen
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Grammatica
Vakles
Nederlands
1,
2,
3,
4
4
Schriftelijk
Schriftelijk
Schriftelijk
schriftelijk
1x, 3x, 3x
3x
2x
3x
B.
VAARDIGHEDEN: NVT
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
grammatica
taalconventies hanteren
begrippen
herkennen zinsdelen,
werkwoordstijden en woordsoorten
Taalconventies toepassen
Toepassen in enkelvoudige zinnen,
samengestelde zinnen en kleine
tekstjes
D.
NOVUMDAG: NVT
E.
ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Spelling
Informatie opzoeken
Omgaan met zoekmachines,
selecteren, opslaan in eigen
accounts, mailprogramma gebruiken
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Spelling
Oefeningen maken
Tekstverwerken (in detail)
spellen
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Fictie (Creatief lezen)
Kerndoel(en):
(nr)-3
(nr)-8
(nr)-9 en 10
Leerdoel(en):
1-smaakontwikkeling bevorderen
2-soorten verhalen onderscheiden (genres: dagboek, biografie, autobiografie)
3-mening vormen en onderbouwen
4-begrippen: spanning en personages aanleren
5-tekstopbouw samenvatting met conventies
6- poëzie smaakontwikkeling bevorderen
7- kenmerken soorten poëzie onderscheiden
8- thema herkennen in verhalen
9- ontwikkeling van jeugdliteratuur naar “volwassen” literatuur
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Fictie lezen
Zelfstandig;
1,
2,
4
schriftelijk
schriftelijk
groepspresenta
tie
presentatie
2x,
2x,
schriftelijk
1x
Vakles
Nederlands
3,
4
B.
2x,
2x
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Presentatie
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
De mondelinge
presentatie
(poster, verslag,
rol) is
onsamenhangen
d en sluit niet
aan op de
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) is een
verzameling
gegevens met een
kop en een staart
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; de
verschillende
onderdelen sluiten
De mondelinge of
schriftelijke
presentatie (poster,
verslag, rol) bezit
samenhang; er is
een inleiding, kern
en afsluiting; de
vraag/opdracht.
maar sluit niet aan
op de
vraag/opdracht
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. Er
is een kop en een
staart.
verschillende
onderdelen sluiten
goed aan op elkaar
en op de
vraag/opdracht. De
leerling voegt extra
elementen toe die
een meerwaarde
vormen (visueel,
inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde
niet
samenwerken of
werkte in een
groep
contraproductief.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
wilde ook
opdrachten van
anderen uitvoeren.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
heeft initiatieven
genomen om de
groep goed te laten
samenwerken.
De leerling heeft
goed
samengewerkt en
nam de rol van
leider op zich; dank
zij hem
functioneerde de
groep als geheel.
Leesverslag
Het verslag
voldoet niet aan
de gegeven
(schriftelijke)
opdracht
Het verslag voldoet
aan de opdracht,
maar heeft geen
toegevoegde
(eigen) elementen.
De leerling heeft zo
weinig mogelijk
gedaan.
C.
Het verslag voldoet
aan de opdracht en
de leerling heeft
eigen, waardevolle
elementen
toegevoegd
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Lezen (fictie)
Begrippen: spanning, personages,
perspectief, ruimte, tijd
Herkennen
Samenvatting maken
Reflecteren op eigen leeshistorie
Toepassen vaardigheden uit andere
lessen
Mondelinge presentatie verzorgen
(Taal)activiteiten plannen
Tekstindeling
In een groep samenwerken aan een
opdracht
D.
NOVUMDAG: NVT
E.
ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Fictie
Informatie opzoeken
Omgaan met zoekmachines,
selecteren, opslaan in eigen
accounts, mailprogramma gebruiken
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Fictie
(Creatief) schrijven
Tekstverwerken (in detail)
spellen
A.
LEER EN TOETSPLAN
2016-2017
Vak: Nederlands
Leerjaar: 3
Onderwerp: Fictie (Thrillers)
Kerndoel(en):
(nr)-3
(nr)-8
(nr)-9 en 10
Leerdoel(en):
1-smaakontwikkeling bevorderen
2-soorten verhalen onderscheiden (thrillers, zgn. literaire thrillers)
3-mening vormen en onderbouwen
4-begrippen: spanning en personages aanleren
5-tekstopbouw samenvatting met conventies
6- thema herkennen in verhalen
7- ontwikkeling van jeugdliteratuur naar “volwassen” literatuur
8-presentatiescript schrijven
9-samenwerken in groepen
Activiteit
presentatie maken in een
groep; vrije vorm
presenteren en beoordelen
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
2
nvt
schriftelijk
2x
E.
ICT-VAARDIGHEDEN
Internetgebruik:
Bij welke
vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Lezen (fictie)
Informatie opzoeken
Omgaan met zoekmachines, selecteren,
opslaan in eigen accounts, mailprogramma
toepassen
Eigen scenario omzetten
in presentatie
Film/ prezi/PP-programma toepassen
Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel
Opdracht
Vaardigheden
Lezen (fictie)
Verslagen maken
Tekstverwerken (in detail)
Tekststructuur aanbrengen (conventies!),
formuleren, samenvatten, spellen
Verwerkingsopdrachten
Tekstverwerken,
Tekststructuur aanbrengen (conventies!),
formuleren, samenvatten, spellen,
briefconventies
LTP Nederlands klas 3:
2016-2017
Onderwerpen:







Fictie
Grammatica
Spelling
Zakelijk lezen
Zakelijk schrijven
Beeldspraak/stijlfiguren
Taalgebruik
Fictie:
Periode 1:
Thema:
Spanning
een thriller – thrillerlijst uit lesboek (blz. 270) + Verwerkingsopdracht
Periode 2:
Thema:
Spanning
Eigen thriller maken + script schrijven. Presenteren in de klas.
Winnaars presenteren op de thrillerdag hun script. Tijd: tussen 5 en
10 min. Presentatievorm is vrij: vertellen, naspelen, filmpje, dia’s, PP,
enz.
Thrillerdag: ??? februari, lezing + vragen Schrijver ?????
Prijsuitreiking
Periode 3:
Thema
WO II (combinatie met gs):
Boek over WOII (van aparte lijst)
Verwerkingsopdrachten: Presentatie (groepjes van 2 leerlingen)
.Periode 4:
Thema:
genres: dagboek, biografie, autobiografie, roman (soorten), novelle
eigen keuze: boek uit lijst literatuur (ev. verhalenbundel). Géén
jeugdliteratuur of literaire thriller!
Verwerking: verslagopdracht met genrevermelding en 2 recensies.
Onderbouwde eigen recensie adhv bijgevoegde recensies.
Grammatica:





Herhaling zinsontleding/ woordsoorten
Toevoeging vzvw + Bep.v gest.
Samengestelde zinnen – nevenschikking/onderschikking
Hoofdzin/bijzin benoemen
Beknopte (foutieve) bijzin/ (foutieve) samentrekking
Spelling:
Herhaling alle spelling
Zakelijk lezen:






Herhaling tekstdoelen/tekstopbouw
Herhaling tekstsoorten + uitbreiding uiteenzettende teksten
Herhaling onderwerp/hoofdgedachte + uitbreiding functies van tekstdelen
Herhaling mening/argumenten + samenvatten
Structuurmodellen
Leesteksten
Zakelijk schrijven:




Betoog
Verslag
Signaalwoorden/soorten verbanden/soorten argumenten
Uiteenzetting/beschouwing volgens opdracht boek, blok 6 (in tweetallen)
Beeldspraak/stijlfiguren:







Vergelijking/metafoor/personificatie/metonymia
Herhaling/parallellisme/tautologie/ pleonasme (cliché)
Vooropplaatsing/inversie/opsomming/ climax (anti-climax)
Antithese/paradox/ hyperbool/woordspeling
Understatement/ eufemisme/litotes/ retorische vraag
Ironie/sarcasme/cynisme
Woordenschat
Taalgebruik:

Dialect/standaardtaal/ tweelingfouten/ verengelsing/ foutief pleonasme en tautologie/
storende herhaling/ taalverwerving bij kinderen/ contaminatie/ verwijsfouten
Indeling onderwerpen:
Periode 1:
3 lessen per wee
Zakelijk schrijven:
- blok 1-3: congruentie, passieve/actieve zinnen, foutieve inversie,
formulieren, foutief pleonasme en tautologie, argumenteren, betogende tekst schrijven.
Beeldspraak
Blok1-2, Beeldspraak, Stijlfiguren: tautologie, pleonasme.
Taalschat 1 – 2 (zelfstandig, apart so) samen 6 lessen
Spelling: Blok 1 -2 (zelfstandig)
Grammatica: blok 1 – 2 Herh. + uitbreiding zinsdelen + woordsoorten, (5/ 6 lessen)
Fictie: Blok 1: Epiek, lyriek, dramatiek, proza, poëzie, toneel.
Blok 2: Tijd en opbouw, verhaalsoorten (herh. Klas 2).
Blok 3: perspectief
Eigen keus uit thrillerlijst in lesboek, verwerkingsopdracht
Toetsen:
so taalschat /Beeldspr/Stijlfig.(2x),
Gramm. so (1x),
Gramm. (3x),
Fictie 1 (1x)
Betoog (2x)
Periode 2:
3 lessen per week
Zakelijk lezen: - Blok 1 – 3, herh. doelen, opbouw, soorten
Stijlfiguren Blok 3 – 4 (+ herh blok 1 +2)
Taalschat Blok 3 - 4 (zelfstandig) apart so!
Spelling Blok 3 – 4 (zelfstandig)
Grammatica Blok 3 – 4 ( 5 lessen)
Fictie 2 (thema: spanning) Eigen thrillerscenario schrijven en presenteren op Thrillerdag.
Toetsen:
Leestekst (2x),
Taalschat/stijlfiguren (2x),
Gramm. (3x),
fictie (thrillerscenario) (2x), presentatie Thrillerdag (2x)
Periode 3:
3 lessen per week
Over lezen
Blok 1 (proza, poëzie, toneel, epiek, lyriek, dramatiek, herh klas 2)
Blok 2 (verhaalsoorten: mythe en sage, herh. Klas 2)
Zakelijk lezen, samenvatten (blok 4, structuurmodellen (blok 5), herh (blok 6)(6 lessen)
Stijlfiguren blok 5 -6
Taalschat Blok 5-6 apart so!
Grammatica Blok 5 -6 (5 lessen)
Spelling blok 5-6
Fictie 3 (thema WO II) verwerkingsopdracht boek/film (pres.) gecombineerd cijfer.
Toetsen:
so taalschat(1x)
Samenvatting (2x)
fictie 3(pres.) (2x)
Eindtoets: Grammatica (3x)
Periode 4:
3 lessen per week
Zakelijk schrijven – blok 4, blok 6, (kranten)artikel (in tweetallen)(2x)
Over Taalgebruik: blok 1 -6 (6 lessen)
Zelfstandig: herhalen beeldsp/stijlfig.Blok 1 -6,
Fictie 4 (Thema: genres) eigen keus literatuurlijst (geen jeugdliteratuur of thrillers!) verslag met
recensie en onderbouwde mening adhv recensie.
Toetsen:
Schrijven: artikel (2x)
Toets bldspr/stijlf. Blok 1-6 (2x)
Fictie 4 (1x)
Eindtoets: Over Taalgebruik (2x)
SCHEIKUNDE
Vak: Scheikunde
Leerjaar: 3
Kerndoel(en):
28. De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten in
onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp
uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren.
29. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit
het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te
verbinden met situaties in het dagelijks leven.
30. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun
omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de
duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.
31. De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen
in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en
milieu.
32. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar
natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging,
energie en materie.
33. De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische
producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze
een technisch product te ontwerpen en te maken.
34. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam,
verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en
daarin eigen verantwoordelijkheid te nemen.
Onderwerp: Onderzoek doen
Kerndoel(en): 28
Leerdoel(en):
- Onderzoek doen aan de hand van onderzoeksvragen
- Uitkomsten van onderzoek presenteren
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Alle onderwerpen
Practicumles
Gehele
jaar
4
Werkplan,
verslag,
meetrapport,
ontwerp
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp: Onderzoek doen
Kennen
Kunnen
Verschillende soorten glaswerk
Samenwerken in een duo
Verschillende soorten apparatuur
Onderzoeksvraag formuleren
Regels voor veilig practicum
Werkplan opstellen
Rol van referentiestoffen
Een opstelling bouwen
Rol van positieve en negatieve
controle
Omgaan met de Bunsen brander
Onderwerp
Waarnemingen aan stoffen doen
Meten van grootheden
Resultaten weergeven in een tabel
en/of grafiek
Verslag van een experiment maken
Resultaten presenteren
Onderwerp: Materie
Kerndoelen: 29, 32 en 34
Leerdoel(en):
-
Kennis en inzicht verwerven over de begrippen stofeigenschappen, mengsel en
zuivere stof en aggregatietoestanden.
-
Deze begrippen verbinden met situaties uit het dagelijks leven.
Hoe kun je stoffen herkennen?
Hoe toon je een stof aan?
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Zuivere stof en mengsel
Theorieles en
practicumles
1 (& 2)
3
Proefwerk
Hoofdstuk 1
(en voorkennis)
Zeep
Proefwerk
Hoofdstuk 1&2
(en voorkennis)
in toetsweek
Weging:
2
Practicumcijfer
3
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp: Materie
Kennen
Kunnen
Aggregatietoestanden en afkortingen
Stofeigenschappen benoemen
Onderwerp
Zuivere stof
Fase-overgangen
Onbekende stof /mengsel
identificeren m.b.v. reagentia:
Reagentia: gevoelig en selectief
Aantonen van water
Aantonen van koolstofdioxide
Benoemen op welke stofeigenschap
een scheidingsprincipe berust
Mengsel
Stofeigenschappen; Zuivere stoffen;
Homogene en heterogene mengsels;
Oplossing, suspensie en emulsie;
Rook, nevel en schuim;
Mengsels scheiden en zuiveren;
Bezinken, afgieten en filtreren;
Extraheren en adsorptie; Indampen
en destilleren;
Rekenen met gehaltes: massa%,
volume%, concentratie, ‰, ppm;
Smeltcurve en smelttraject;
Rekenen met gehaltes: massa%,
volume%, concentratie, ‰, ppm;
Aantonen zuivere stof of mengsel;
Stoffen aantonen: reagentia
Laboratoriumschaal en industriële
schaal
Blokschema's;
Onderwerp: Chemie in het groot, moleculen, atomen en reactievergelijkingen
Kerndoelen: 29, 31, 32 en 33
Leerdoel(en):
-
Kennis en inzicht verwerven over de begrippen molecuul, atoom en chemische reactie
-
Kennis en inzicht verwerven in productie processen; blokschema’s
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Reactieschema; Wet van
behoud van massa;
Reagentia;
Molecuulmodel;
Ontleedbare en
onontleedbare stoffen;
Vormings en
ontledingsreacties;
Atoommodel;
Molecuulformule;
Reactievergelijkingen;
Systematische namen;
Periodiek systeem
Theorieles en
practicumles
2
3
Proefwerk
Hoofdstuk 2&3
Weging:
(en voorkennis)
3
SO formules en
reactievergelijkingen
Practicumcijfer
1
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Blokschema’s
Recyclen
Factoren die van belang zijn bij een
productieproces benoemen
Reactieschema
Chemische reactie
Reactieschema in woorden bij een
reactie opstellen
Wet van behoud van
massa
Massaverhouding, overmaat en
ondermaat
Rekenen met massaverhoudingen en
rendement m.b.v. een verhoudingstabel
Opbrengst en rendement
Salmiak maken
Atoom / element
M.b.v. het molecuulmodel
Molecuul


Atoom- en
Molecuulmodel
37 Veelvoorkomende elementen
en hun symbolen


een zuivere stof beschrijven
de verschillende fasen van een stof
beschrijven
faseovergangen beschrijven
bouw van een molecuul beschrijven
Vormingsreactie
Ontledingsreactie
Ontleedbare en niet-ontleedbare
stoffen
Herkennen en uitleggen ontleedbare stof,
niet-ontleedbare stof, vormingsreactie,
ontledingsreactie
Thermolyse, elektrolyse, fotolyse
Exotherm en endotherm
Molecuulformule
Molecuultekening
Naam van verbindingen afleiden uit de
formule en andersom
Systematische naamgeving
Enkele triviale namen
Formules van zeven nietontleedbare stoffen waarbij het
molecuul uit twee atomen bestaat
Reactievergelijking
Stappenplan hanteren voor het opstellen
en kloppend maken van een
reactievergelijking in formules
Onderwerp: Chemie in het groot, moleculen, atomen en reactievergelijkingen
Kerndoelen: 29, 30, 31, 32 en 33
Leerdoel(en):
Kennis en inzicht verwerven over het begrip verbrandingsreactie
Het begrip verbrandingsreactie verbinden met het dagelijks leven
Kennis en inzicht verwerven over soorten energie
Verschillende soorten energie verbinden met het dagelijks leven
Invloed van technologische toepassingen op het milieu verkennen
Inzien hoe technologische toepassingen kunnen bijdragen aan de duurzaamheid van
het milieu
Onderwerp(en):
Aangeboden
Periode: Aantal
Toetsvormen:
Weging:
in:
toetsen:
-
Reactieschema; Wet van
behoud van massa;
Reagentia;
Molecuulmodel;
Ontleedbare en
onontleedbare stoffen;
Vormings en
ontledingsreacties;
Atoommodel;
Molecuulformule;
Reactievergelijkingen;
Systematische namen;
Periodiek systeem
Theorieles en
practicumles
3
3
Proefwerk
Hoofdstuk 3&4
(en voorkennis)
2
Proefwerk
Hoofdstuk 4&5
(en voorkennis)
in toetsweek
Practicumcijfer
3
1
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Molecuulmodel
Atoom / element
M.b.v. het molecuulmodel
Molecuul


37 Veelvoorkomende element en hun
symbolen
Vormingsreactie
Ontledingsreactie
Ontleedbare en niet-ontleedbare
stoffen
een zuivere stof beschrijven
de verschillende fasen van een
stof beschrijven
 faseovergangen beschrijven
 bouw van een molecuul
beschrijven
Herkennen en uitleggen ontleedbare
stof, niet-ontleedbare stof,
vormingsreactie, ontledingsreactie
Thermolyse, elektrolyse, fotolyse
Elektrolyse van water
Elektrolyse van water
Exotherm en endotherm
Molecuulformule
Molecuultekening
Naam van verbindingen afleiden uit
de formule en andersom
Systematische naamgeving
Enkele triviale namen
Formules van zeven niet-ontleedbare
stoffen waarbij het molecuul uit twee
atomen bestaat
Reactievergelijking
Stappenplan hanteren voor het
opstellen en kloppend maken van
een reactievergelijking in formules
Energie / energie
effecten
Exotherm / endotherm
Energiediagram tekenen en uitleggen
verdampingsenergie; Q=c*m*T
Verbrandingsreacties
Verbranden / exploderen (van
waterstof)
Herkennen en opstellen van
kloppende reactievergelijking van
verbrandingsreacties
Explosiegrenzen
Branden en blussen
Factoren voor verbranding;
branddriehoek;
Onvolledige / volledige verbranding
Alternatieve
brandstoffen
Biobrandstof, waterstof; voor- en
nadelen
Versterkt broeikaseffect
Onderwerp: Chemie in en om het “huis”
Kerndoelen: 28, 29, 30, 32 en 33
Leerdoel(en):
-
Schoonmaken
Reacties bij reinigen
Synthetiseren van zeep
Zeepwerking
Reactiesnelheid
Factoren die de reactiesnelheid bepalen
Het effect van een katalysator
Additieven aan voedingsmiddelen (E-nummers)
Rekenen met ADI- en ADH-waarden
Redeneren over duurzaam gebruik
van brandstoffen op basis van
scheikundige kennis
Onderwerp(en):
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Hydrofiele en hydrofobe
stoffen
Theorieles en
practicumles
4
3
Proefwerk
Weging:
Hoofdstuk 6&7
(en voorkennis)
Een onderzoek opzetten
2
Reactiesnelheid meten
Proefwerk
H1 t/m 7 + §8.3
Een onderzoek opzetten
in toetsweek
Kwalitatief en kwantitatief
onderzoek
Practicumcijfer
3
1
E-nummers
ADI- en ADH-waarden
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
Kennen
Kunnen
Hydrofiele en
hydrofobe stoffen
Zeep als emulgator
M.b.v. het molecuulmodel
Gevaarsymbolen




Zeepwerking beschrijven
Emulsies (w/o; o/w)
Effect van hard water en wassen
GHS symbolen interpreteren
Chemisch reinigen
Hard water en ontharden
pH, zure en basische stoffen
Natuurlijke en synthetische zeep
Factoren die de
reactiesnelheid
bepalen
5 factoren, die de reactiesnelheid
bepalen: temperatuur; concentratie;
verdelingsgraad; katalysator; aard
van de stof


Botsende deeltjes model
Grafieken interpreteren
Additieven aan
voedingsmiddelen
Definitie van E-nummer, ADI, ADH

Rekenen met ADI- en ADHwaarden
WISKUNDE
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Lineaire verbanden H1
Kerndoel(en):
20
De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen
26
De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan
afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te
rekenen en te redeneren.
25
De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en
formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
Leerdoel(en): Oplossen van lineaire vergelijkingen en ongelijkheden.
Onderwerp(en):




Lineaire
vergelijkingen
Lineaire
ongelijkheden
Lineaire functies
Snijpunten van
grafieken
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vakles
1
1
Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Gelijkvormigheid H2
Kerndoel(en):
26
De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan
afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te
rekenen en te redeneren.
Leerdoel(en): Berekenen van lengtes met behulp van verhoudingen.
Onderwerp(en):





Gelijkvormige
driehoeken
Snavel- en
zandloperfiguren
Hellingsgetal
De tangens
Berekeningen met
de tangens
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vakles
1
1
Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Kwadratische problemen H3
Kerndoel(en):
25
De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en
formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
Leerdoel(en): Oplossen van kwadratische vergelijkingen, toepassingen hiervan in de praktijk.
Onderwerp(en):





Kwadratische
functies
Kwadratische
vergelijkingen
Snijpunten van
grafieken
De abc-formule
Verschillende
oplossingsmethoden
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vakles
1
1
Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Statistiek en procenten H4
Kerndoel(en):
25
De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en
formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
27
De leerling leert gegevens systematisch te beschrijven, ordenenen en visualiseren, en leert
gegevens, representaties en conclusies kritische te beoordelen.
20
De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen
Leerdoel(en):
Leren rekenen met procenten.
Het interpreteren van tabellen, diagrammen en grafieken.
Onderwerp(en):






Cijfermateriaal
Procentuele toeen afname
Procenten
berekenen
Diagrammen en
procenten
Interpoleren en
extrapoleren
Rekenen met
Excel
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vakles
2
1
Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Algebraïsche vaardigheden H5
Kerndoel(en):
20. De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen.
22. De leerling leert de structuur en de samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen,
decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen en leert ermee te werken in zinvolle en
praktische situaties.
Leerdoel(en):
Kwadraat afsplitsen.
Rekenen met breuken waarin letters voorkomen.
Wortels uit noemers van breuken wegwerken.
Rekenregels voor machten doorelkaar gebruiken.
Onderwerp(en):




Herleiden
Herleiden van
machten
Breuken herleiden
Kwadraatafsplitsen
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vakles
2
1
Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Goniometrische verbanden H6
Kerndoel(en):
24
De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en
leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.
26
De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan
afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te
rekenen en te redeneren.
Leerdoel(en):
Rekenen met kruisproducten.
Berekenen van hoeken met behulp van lengtes en visa verse met behulp van goniometrische
formules.
Oplossen van praktische problemen met behulp van goniometrische formules.
Onderwerp(en):





Hellingen
Goniometrische
verhoudingen
Berekeningen met
sinus, cosinus en
tangens
Berekeningen in de
ruimte
Lijnstukken
berekenen
Aangeboden
in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vakles
2
1
Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Ongelijkheden en parabolen H7
Kerndoel(en):
19
De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken
en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.
20
De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen
Leerdoel(en): Het oplossen van ongelijkheden en het herleiden van algebraïsche vormen.
Onderwerp(en):





Ongelijkheden
Kwadratische
ongelijkheden
Bijzondere
ongelijkheden
Parabolen
verschuiven
De top van een
parabool
Aangeboden in:
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Vakles
3
1
Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Allerlei verbanden H8
Kerndoel(en):
23
De leerling leert exact en schattend rekenen en redeneren op basis van inzicht in
nauwkeurigheid, orde van grootte en marges die in een gegeven situatie passend zijn.
24
De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en
leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.
Leerdoel(en): Het rekenen met formules met een variabele in de exponent.
Onderwerp(en):





Aangeboden
in:
Exponentiële groei Vakles
Periodieke
verbanden
Machtsfuncties
Grafieken
veranderen
Omgekeerd
evenredige
verbanden
Periode:
Aantal
toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
3
1
Schriftelijke
toets
2
Vak: Wiskunde
Leerjaar: 3
Onderwerp: Informatieverwerking H9
Kerndoel(en):
19
De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken
en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.
20
De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te
herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen
25
De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en
formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
Leerdoel(en): Het toepassen van grafen bij telproblemen. Het oplossen van telproblemen in het
algemeen.
Onderwerp(en):




Centrummaten en
verdelingen
Spreiding en boxplot
Spreidingsdiagrammen
Tellen met en zonder
herhaling
B.
nvt
C.
KENNEN EN KUNNEN
Aangebode
n in:
Periode
:
Aantal
toetsen
:
Toetsvormen
:
Weging
:
Vakles
3
1
Schriftelijke
toets
2
Kennen en kunnen lijst
Onderwerp
D.
Kennen
Kunnen
De theorie gerelateerd aan de
betreffende onderwerpen.
Alle opgaven gerelateerd aan het
behandelde onderwerp welke zijn
behandeld in de lessen kunnen
maken.
NOVUMDAG wiskunde neemt in leerjaar 3 niet deel aan de novumdagen
E. Ict-vaardigheden
Internetgebruik
Bij welke vakonderdelen
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Opdracht
Vaardigheden
opdracht
vaardigheden
nvt
Officeprogramma’s
Vakonderdeel
nvt
Vakprogramma’s
Vakonderdeel
oplossen huiswerksommen
beheersing rekenmachine