Lees hier - passa porta

Download Report

Transcript Lees hier - passa porta

Jeroen Theunissen
Over Jesús Carrasco, De grond onder onze voeten
Toen Jesús Carrasco in 2013 debuteerde met zijn roman De vlucht (Spaanse titel:
‘Intemperie’) waren de superlatieven niet van de lucht. Het boek werd geroemd om de
rijke, zinderende, poëtische taal en het harde, eenvoudige, naakte verhaal, en werd een
internationaal succes.
Drie jaar later is er De grond onder onze voeten (‘La tierra que pisamos’), een verhaal
dat al het goede van De vlucht bevat, een aantal van de thema’s overneemt, maar
tegelijkertijd ambitieuzer, grootser van opzet en rijper is. Net als zijn debuut speelt De
grond onder onze voeten in Extremadura, de dunbevolkte, arme, dorre Spaanse streek
waar Carrasco zelf vandaan komt. Met een prachtige, uiterst precieze en beeldrijke taal
tracht de auteur de harde, onmenselijke schoonheid van de regio te vatten. Je zou hem
een streekschrijver kunnen noemen, in de beste betekenis van het woord, iemand die
plaatsgebonden thema’s in zijn werk niet schuwt, en in dat lokale het universele
ontdekt.
De grond onder onze voeten is ontsproten aan een krachtig gedachte-experiment. In
het begin van de twintigste eeuw is Spanje net als heel Europa geannexeerd door het
grootste rijk dat Europa ooit heeft gekend, een rijk dat niet bij naam wordt genoemd
maar duidelijk Duits is. Eva Holman, echtgenote van de verzwakte en dementerende
Josif Holman, oud-kolonel, leeft op een idyllische locatie in Extremadura, in een dorp
dat jaren geleden speciaal voor de elite van de bezettende macht is leeggemaakt. Op
een dag staat een zwijgzame man aan haar deur, blijft hangen, blijft terugkomen, laat
zich niet intimideren door haar pogingen om hem weg te jagen, slaapt op de grond die
zij als de hare beschouwt. Sneller dan ze zou wensen, krijgt Eva door haar imperiale
gevoel van meerwaarde en alle vooroordelen heen sympathie voor hem, biedt hem
eten aan, sleurt de zinnen en tekstflarden uit hem en probeert zo een en ander over zijn
verleden te weten te komen. De grond onder haar voeten, waarover ze zich nooit
vragen heeft gesteld, het huis en het land dat ze bewoont, blijken een duistere
geschiedenis te bezitten, waarin haar mensen, de bezetters, een meedogenloos harde
rol hebben gespeeld. Eva, zelf een treurende en eenzame vrouw die haar leven heeft
opgegeven om kolonel Holman te volgen, begint gewetenswroeging te krijgen.
Tegelijkertijd komen de herinneringen boven aan haar eigen op het slagveld
gesneuvelde zoon. En er is haar rondzwalpende echtgenoot, ooit een genadeloze en
efficiënte bruut, nu een meelijwekkende schim.
De manier waarop Carrasco met zijn gedachte-experiment een bevreemdend, mythisch
verleden creëert, past perfect bij zijn stijl, die je op het eerste zicht archaïsch zou
kunnen noemen. Net als in zijn eerste roman zul je hier geen eenentwintigste-eeuwse
referenties vinden, die zouden maar in de weg staan. Het gestolde verleden waarin
Carrasco zijn roman situeert draagt het universele verhaal van ontheemding en
thuiskomst en van leven en dood dat hij wil vertellen. Het boek kruipt onder je huid.
De beelden, van een gruwelijke, poëtische schoonheid, blijven nog dagen in je hoofd
hangen. Dit is een hard en tragisch, maar prachtig boek.