Jaarrapportage 2015 - Stichting Benchmark GGZ

Download Report

Transcript Jaarrapportage 2015 - Stichting Benchmark GGZ

Jaarrapportage 2015
Behandeluitkomsten in beeld
Stichting Benchmark GGZ
Rembrandtlaan 46
3723 BK Bilthoven
www.sbggz.nl
De branche-afspraken
In 2010 zijn door Zorgverzekeraars Nederland en
Zorgdomeinen
GGZ Nederland afspraken gemaakt over het mogelijk maken van benchmarken met routinematig
verkregen uitkomstgegevens in de GGZ. Sindsdien
rapporteert SBG jaarlijks een zogenaamde “brancherapportage” voor het evalueren van de
afspraken. Hiertoe dienen GGZ-aanbieders elke
maand al hun afgesloten DBC’s aan te leveren verrijkt met voor- en nametingen van uitkomsten van de
behandeling.
Meer dan de helft van alle DBC’s betreffen Volwassenen Cure (58%), gevolgd door Volwassenen EPA
(19%). Gerontopsychiatrie en Verslaving Cure betreffen beide 8% van alle DBC’s. Verslavingszorg
Chronisch, Psychogeriatrie (PG) en Forensisch (alleen zorgverzekeringswet) zijn relatief zeer kleine
zorgdomeinen (figuur 1).
Responspercentages
In absolute aantallen is er sprake van een daling in
het aantal afgesloten DBC’s dat is aangeleverd
(tabel 1). Dit komt doordat de Jeugd-ggz vanwege
de transitie niet meer meegeteld wordt. De
responspercentages zijn over de gehele branche
gestegen in 2015, en zijn voor zowel GGZ
Nederland-leden als nieuwe zorgaanbieders bijna
50%. PUK en PAAZen halen iets meer dan de helft
daarvan (figuur 2).
De responspercentages zijn in alle zorgdomeinen
gestegen in 2015, maar voldoen met uitzondering
van GP nog niet aan de norm van 50%. Bij verslavingszorg Cure is het responspercentage gedaald,
als gevolg van het verplicht worden van het meetdomein Gebruik (figuur 3).
Figuur 1: Verdeling DBC’s over zorgdomeinen
58
52
50
2015
39
38
37
39
39 39
33
510.947
200.856
357.754
161.009
28
27
25
25
19
35
35
35
32
28
26
24
25
21
11
11
26.264
6.613
103.026
27.954
Tabel 1: Aantal afgesloten DBC’s
125.511
46.268
88.712
38.844
Figuur 2: Respons DBC’s 2013,
2014, 2015
PG
0
Leden GGZ Nieuwe
PUK/PAAZ
N
Instellingen
GP
32.678
6.253
Versl. Chr.
17.288
1.939
7
Figuur 3: Respons DBC’s per zorgdomein
2013, 2014, 2015
For.
516.024
139.785
27
0
Nieuwe Instellingen
Totaal aangeleverd
Totaal bruikbaar
45
Versl. Cure
PUK/PAAZ instellingen
Totaal aangeleverd
Totaal bruikbaar
2014
43
Volw. EPA
Pagina 2
GGZ Nederland
Totaal aangeleverd
Totaal bruikbaar
2013
44
Volw. Cure
Afgesloten trajecten
45
47
50
Aantal zorgaanbieders
In 2015 is er informatie over respons en behandeluitkomsten beschikbaar in de Benchmark
Rapportage Module (BRaM) afkomstig van 233
zorgaanbieders. Het betreft hier:



73 leden GGZ Nederland
129 nieuwe zorgaanbieders
31 PUK/PAAZ
Het overgrote merendeel van deze 233 zorgaanbieders is relatief klein. Er is een beperkt aantal grote
zorgaanbieders, die verantwoordelijk is voor de
meeste DBC’s. Driekwart van alle DBC’s zijn afkomstig van de 29 grootste aanbieders; de 13 grootste
zorgaanbieders nemen meer dan de helft (51%) van
alle DBC’s voor hun rekening (figuur 4).
De resterende 204 zorgaanbieders hebben ieder
een ‘marktaandeel’ van minder dan 1%, gezamenlijk
een kwart van alle DBC’s.
Het betreffen hier alleen zorgbedrijven. Vrijgevestigde therapeuten zijn nog niet in de cijfers van 2015
meegenomen.
Zorgtype
Driekwart van alle aangeleverde DBC’s betreffen Initiële of Vervolg DBC’s, 9% Generalistische Basis
GGZ en 10% crisisinterventies. Van een deel (4%)
kon het zorgtype niet bepaald worden omdat er
geen (of een ongeldige) prestatiecode is aangeleverd (figuur 5).
4%
Pagina 3
Het aantal zorgaanbieders dat data aanlevert bij
SBG is groot. Responspercentages zijn de afgelopen jaren fors gestegen. Inmiddels kunnen we met
recht spreken van een volwassen databank met
een schat aan gegevens. Hiermee kan een begin
gemaakt worden om verschillen in behandeluitkomsten inzichtelijk te maken zodat de ggz kan werken
aan verdere kwaliteitsverbetering.
In deze eerste jaarrapportage tonen we de resultaten van de benchmark in 2015. Per zorgdomein
rapporteren we niet alleen de respons, maar ook
(anoniem) de behandeluitkomsten per zorgdomein.
Zodoende krijgt u een inkijkje in de potentie voor
goed benchmarken.
Veel resultaten moeten nog enigszins terughoudend worden geïnterpreteerd. Er moet nog verdere
ervaring worden opgedaan en verder onderzoek
naar de validiteit van de data is nodig. Hieraan zal
SBG de komende jaren een forse kluif hebben.
Benchmarken is hard werken.
9%
11%
40%
Figuur 4: Aantal zorgaanbieders naar grootte
Deze jaarrapportage 2015
Desalniettemin tonen de data nu al forse verschillen tussen zorgaanbieders in de geleverde
behandeluitkomsten. Het verder duiden van deze
verschillen en het waar mogelijk aangrijpen van de
verschillen om van elkaar te leren, zijn voor het
GGZ-veld voorliggende uitdagingen. Ook voor hen
is benchmarken hard werken.
36%
Maar werk dat loont, omdat we uiteindelijk de zorg
voor de patiënten verbeteren door te leren van vergelijken.
Onbekend
Basis GGZ
Crisisinterventie
Vervolg DBC
Initiëel DBC
In deze jaarrapportages zijn alleen zorgaanbieders
meegenomen die (per zorgdomein) minstens 25
DBC’s of zorgtrajecten hebben aangeleverd met
metingen.
Figuur 5: Verdeling zorgtype
Volwassenen Cure
Het zorgdomein Volwassenen Cure is qua aantal
DBC’s het grootste zorgdomein van de GGZ. Het
betreft doorgaans kortdurende behandelingen van
ongeveer een jaar voor veelvoorkomende klachten
(Common Mental Disorders). Het grootste deel van
Volwassenen Cure betreft Angst en
Stemmingsstoornissen (samen meer dan de helft).
Andere veelvoorkomnde stoornissen binnen Cure
betreffen Persoonlijkheidsstoornissen,
ontwikkelingsstoornissen en Somatoforme
toornissen (figuur 6).
Behandeluitkomsten worden binnen Cure primair
afgemeten op basis van de reductie van de
klachten, welke gemeten worden met klinische
vragenlijsten, die door de patiënt zelf worden
ingevuld. Bijna de helft van de zorgtrajecten in
Volwassenen Cure is gemeten (figuur 7).
Overig
3%
Stemmingsstoornissen
34%
Eetstoornissen
4%
Somatoforme
stoornissen
8%
Ontwikkelingsstoornissen
11%
Angststoornissen
27%
Persoonlijkheidsstoornissen
14%
Pagina 4
Figuur 6: Hoofddiagnoses Volwassenen Cure
42%
Twee maten voor behandeluitkomst
Volwassenen Cure kent twee gerelateerde
maten voor behandeluitkomst: Delta T en
Percentage herstelde patiënten.
Delta T is een continue maat en geeft aan
hoeveel klachtenreductie er heeft
plaatsgevonden gedurende het zorgtraject.
Op Delta T zien we grote variatie tussen
zorgaanbieders, variërend van 2,1 tot 14,1
(figuur 8). Dit suggereert dat de
hoogstscorende zorgaanbieders 7 keer
zoveel klachtenreductie realiseren dan de
laagst scorende instelling.
Delta T geeft niet aan of patiënten
daadwerkelijk hersteld zijn na behandeling.
De tweede, categoriële maat voor
behandeluitkomst geeft aan of een patiënt
aan het eind van de behandeling qua
symptomatologie baat heeft gehad bij de
behandeling, omdat deze ofwel hersteld is,
ofwel klinisch significant is verbeterd (maar
nog niet hersteld). Ook op deze maat zien
we forse verschillen: variërend van 26%
verbeterd/hersteld tot 68% (figuur 8).
Opgemerkt moet worden dat deze cijfers
gebaseerd zijn op ruwe scores, en niet zijn
gecorrigeerd voor casemixverschillen.
Onderzoek wijst uit dat dit voor sommige
instellingen een groot verschil kan maken.
Casemix
Niet alle zorgaanbieders hebben even
zware patiënten. Zorgaanbieders met
relatief moeilijk behandelbare patienten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
0%
Hersteld
Onveranderd
Figuur 7: Respons Zorgtrajecten Volw. Cure
50%
100%
Verbeterd
Verslechterd
0
5
10
15
DELTA T
Figuur 8: Behandeluitkomsten Volw. Cure (% verbeterd en Delta T)
zullen naar verwachting lagere behandeluitkomsten
behalen dan aanbieders met relatief makkelijk te
behandelen patiënten. Je kunt voor iedere
zorgaanbieder een verwachte nametingscore
berekenen op basis van landelijk gemiddelde
behandelresultaten en relevante patiëntkenmerken.
Deze hypothetisch verwachte nametingscore
kunnen worden afgezet tegen de werkelijk behaalde
nametingscore. Is de werkelijk behaalde
nametingscore lager dan de verwachte, dan doet de
aanbieder het beter dan verwacht voor de casemix.
Is de werkelijke nametingscore hoger dan de
verwachte, dan presteert de zorgaanbieder slechter
dan anderen met dezelfde casemix. De verhouding
tussen beide wordt RPF (relative performance
factor) genoemd.
Een funnelplot beschrijft behandelresultaten afgezet
tegen de grootte van het aantal waarnemingen en
de daarbij behorende betrouwbaarheidsmarges.
Een funnelplot is bij uitstek geschikt om snel te zien
welke zorgaanbieders significant achterblijven
doordat ze statistisch significant lager scoren dan
gemiddeld en welke aanbieders significant boven
verwachting presteren.
In de afgebeelde funnelplot (figuur 9) staat voor
iedere zorgaanbieder de RPF als stip weergegeven.
Dertien zorgaanbieders presteren significant beter
dan verwacht. Deze aanbieders zouden mogelijk
gebruikt kunnen worden als een best practice.
Eenentwingtig zorgaanbieders scoren significant
slechter dan verwacht op basis van hun casemix.
Patiëntervaringen
De CQi-vragenlijst vraagt aan patiënten of zij de
behandeling konden waarderen met een
rapportcijfer (0 tot 10). Bij 12% van alle DBC’s is een
rapportcijfer aangeleverd. Er is relatief weinig
variatie tussen instellingen in de ruwe rapportcijfers:
variërend van 7,2 tot 9,0 (figuur 10).
De CQi kent naast het rapportcijfer nog meer
schalen, onder andere voor Bejegening, Informatie
over de behandeling en Bereikbaarheid. In 2016
wordt een vernieuwde CQi geïntroduceerd met
andere schalen, welke ook een addendum kent voor
opnames. Het verdient aanbeveling om onder meer
de relatie tussen patiëntervaring en
behandeluitkomst te onderzoeken. Hiervoor zijn
echter meer metingen noodzakelijk.
0,85
0,90
0,95
1,00
Pagina 5
1,05
1,10
1,15
1,20
25
250
Figuur 9: Funnelplot Relative Performance Factor Volw. Cure
2.500
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
17
16
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
0
2
4
6
8
10
Rapportcijfer
Figuur 10: Rapportcijfer (CQi) Volwassenen Cure
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Volwassenen EPA
Het zorgdomein EPA beslaat patiënten met
dusdanig ernstige psychiatrische aandoeningen
(EPA) dat het doel van de behandeling in eerste
instantie zich meer richt op het bevorderen van het
functioneren dan op het wegnemen van klachten en
symptomen. Diagnostisch komen psychotische
stoornissen het meest voor, gevolgd door
persoonlijkheidsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen en stemmingsstoornissen (figuur 12).
Prestaties binnen EPA worden gemeten middels de
HoNOS. Omdat er zeer grote variatie is in de duur
van behandelingen, is het weinig zinvol om gehele
behandelingen met elkaar te vergelijken. Daarom
kijken we alleen naar het eerste jaar van de
behandeling (het initiële DBC). Er zijn 30
zorgaanbieders die meer dan 25 initiële DBC’s met
metingen hebben afgerond in 2015. Van alle initiële
37%
Figuur 11: Respons Initiële DBC’s Volw. EPA
PTSS
11%
Stemmingsstoornissen 15%
Bipolaire
stoornissen
4%
DBC’s is 37% aangeleverd met een voor- en
nameting (figuur 11). Dit is nog onvoldoende om
zeker te zijn van de respresentativiteit van de
resultaten. Desondanks zijn er grote verschillen
tussen instellingen, variërend van een ruwe Delta T
van 1,2 tot 8,2 (figuur 13).
De relative performance factor (RPF) toont of een
zorgaanbieder hoger of lager scoort dan het
gemiddelde voor eenzelfde casemix (zie
beschrijving onder Volwassenen Cure). Omdat er
voor initiële DBC’s bij EPA een casemixformule
beschikbaar is, hebben we de RPF per aanbieder
berekend. De funnelplot (figuur 14) toont de RPF
per zorgaanbieder, afgezet tegen het aantal DBC’s.
Zorgaanbieders boven de groene lijn scoren
significant beter dan verwacht voor de eigen
casemix; onder de rode lijn significant lager dan
verwacht voor de eigen casemix.
Verder onderzoek
De data lijken te suggereren dat voor
stemmingsstoornissen, psychotische stoornissen en
PTSS relatief hogere behandeluitkomsten bereikt
worden, en dat persoonlijkheidsstoornissen naar
verhouding een lage Delta T bereiken.
Ook dient er gekeken te worden naar verschillen
tussen ziekenhuispsychiatrie en reguliere GGZaanbieders.
0
2
4
6
DELTA T
Figuur 13: Behandeluitkomst Volw. EPA
0,95
0,97
0,99
Pagina 6
1,01
Ontwikkelingsstoornissen
16%
Persoonllijkheidsstoornissen 17%
Overig 4%
1,03
Middelen 3%
1,05
Cognitieve
stoornissen
2%
1,07
Psychotische
stoornissen
28%
Figuur 12: Hoofddiagnoses Volwassenen EPA
1,09
25
50
100
8
200
Figuur 14: Funnelplot Relative Performance Factor Volw. EPA
400
800
10
Verslaving Cure
Binnen het verslavingsdomein wordt onderscheid
gemaakt tussen curatieve verslavingszorg en
chronische verslavingszorg. Hier beschrijven we
alleen het curatieve domein, wat ongeveer 80% van
de verslavingszorg beslaat.
Bijna de helft van alle behandelingen betreft een
behandeling voor verslaving aan alcohol (46%).
Cannabis volgt met 18%. Cocaïne en crack
(tezamen goed voor 13%) komt ook nog veel voor.
Alle overige middelen komen naar verhouding
slechts weinig voor (figuur 16). De benchmark richt
zich nog niet op gedragsverslavingen, met
uitzondering van gokverslaving (7%). Van alle
zorgtrajecten is bij 22% een geldige voor- en
nameting aanwezig (figuur 15).Dit is relatief laag
doordat de implementatie van de MiddelenMatrix
pas recent goed op gang gekomen is.
Het primaire middel waarvoor behandeld wordt is
van invloed op het te verwachten behandelresultaat.
Vooralsnog is alcoholverslaving de enige met
voldoende volume om naar behandeluitkomst te
kijken (N=1286). De behandeluitkomst betreft het
alcoholgebruik in de afgelopen 30 dagen aan het
einde van het zorgtraject. Daarbij wordt het aantal
dagen “fors gebruik” geteld: het aantal dagen
waarop meer dan 3 (vrouwen) of 4 (mannen)
eenheden gedronken zijn.
Pagina 7
22%
Figuur 15: Respons Zorgtrajecten
Verslaving Cure
Alcohol
46%
De behandeluitkomst kent de volgende
mogelijkheden: abstinent (géén alcoholgebruik),
gebruik (1 tot maximaal 4 dagen fors gebruik),
overmatig gebruik (meer dan 4 dagen fors gebruik).
Bij overmatig gebruik wordt een verdere
onderverdeling gemaakt naar verbeterd (40%
minder gebruiksdagen dan aan het begin van de
behandeling), verslechtering (40% toename in het
aantal gebruiksdagen) en stabiel (geen
noemenswaardige toe- of afname in het aantal
gebruiksdagen).
Overall genomen wordt bij 52% van de
alcoholpatiënten abstinentie bereikt aan het einde
van de behandeling. Wel zien we grote verschillen
tussen de zorgaanbieders: 42% tot 75% (figuur 17).
Daarmee voldoet de uitkomstvariatie in de
verslavingszorg aan het patroon zoals dat zich in de
andere zorgdomeinen afspeelt.
Verder onderzoek
Deze verschillen zijn momenteel slechts indicatief.
Aanleveren van het middelengebruik is nog jong en
veel zorgaanbieders kampen nog met het correct
aanleveren van deze gegevens. Pas in 2016 zal de
datakwaliteit voor alle zorgaanbieders vermoedelijk
op acceptabel peil zijn. Bovendien zijn de
responspercentages met één vijfde aan gemeten
zorgtrajecten nog onvoldoende voor een
betrouwbare uitspraak.
Verder vindt binnen de verslavingszorg veel terugval
plaats: 80% van de patiënten heeft al eerder contact
gezocht met de verslavingszorg. Follow up metingen
of verslavingsrecidive zijn mogelijk belangrijker
indicatoren dan gebruik op het moment van
voltooien van de behandeling.
Heroïne
1%
Ecstasy, XTC
0%
Methadon
0%
Crack
1%
Sedativa
1%
Nicotine
2%
Stimulantia
2%
Anders
3%
Gokken
7%
Cannabis
18%
Overige opiaten
7%
Cocaïne
12%
Figuur 16: Primair middel Verslaving Cure
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Abstinent
Gebruik
Overmatig gebruik, stabiel
Overmatig gebruik, verbeterd
Overmatig gebruik, verslechterd
Figuur 17: Percentage abstinent Verslaving
Cure (alcohol)
Gerontopsychiatrie
55%
De ouderenpsychiatrie wordt onderverdeeld in
Gerontopsychiatrie en Psychogeriatrie.
Psychogeriatrie betreft ggz-zorg die geleverd wordt
in het kader van een dementiebehandeling. Omdat
dementie zelf irreversibel is, richt de behandeling
zich vaak vooral op het ondersteunen van de
mantelzorger. Voor dit domein zijn vooralsnog
onvoldoende gemeten DBC’s beschikbaar voor een
zinvolle benchmark.
Het zorgdomein Gerontopsychiatrie (GP) richt zich
op psychische klachten bij ouderen. In sommige
gevallen betreft het psychische klachten die
voortkomen uit een (beginnende) dementie. Het
primaire meetdomein is hier verbeteren van het
functioneren, wat wordt gemeten met de HoNOS65.
Gerontopsychiatrie is met 55% de koploper op het
gebied van responspercentage (figuur 18). Qua
problematiek (figuur 20) komen stemmings- en
angststoornissen het meest voor (samen goed voor
50%), gevolgd door cognitieve stoornissen
(voornamelijk dementie). Deze laatste groep is een
belangrijke voor de interpretatie van de
behandeluitkomsten, omdat patiënten met
cognitieve stoornissen een beduidend slechtere
behandeluitkomst realiseren dan de andere
stoornisgroepen, zoals blijkt uit figuur 19 met de
gemiddelde delta T per diagnosegroep.
Behandeluitkomsten per zorgaanbieder zijn in kaart
gebracht voor volledige zorgtrajecten (figuur 21).
Van 27 zorgaanbieders zijn voldoende trajecten
beschikbaar om uitkomsten over te berekenen.
rapporten. Uit de rangordediagram rechts blijkt dat
er spreiding is in de Delta T variërend van 4,5 tot
11,6. Deze uitkomsten zijn nog ongecorrigeerd en
zijn daarom indicatief.
Verder onderzoek
De ontwikkeling van een casemixmodel voor GP is
in volle gang. Eerste resultaten wijzen uit dat ernst
bij aanvang van de behandeling, de primaire
diagnose an sich, maar ook leeftijd belangrijke
voorspellers zijn van behandelresultaat.
DELTA T
10,0
5,0
Stemmingsstoornissen
36%
Angststoornissen
14%
Bipolaire stoornissen
2%
Figuur 19: Gemiddelde Delta T per
diagnosegroep Gerontopsychiatrie
Overig
Middelen
Bipolaire stoornissen
Psychotische stoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen
Cognitieve stoornissen
Stemmingsstoornissen
Angststoornissen
Pagina 8
0,0
Cognitieve stoornissen
25%
Psychotische stoornissen
7%
Persoonlijkheidsstoornissen
6%
Overig
6%
Middelen
4%
Figuur 18: Respons Zorgtrajecten
Gerontopsychiatrie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
0
5
10
DELTA T
Figuur 20: Hoofddiagnoses Gerontopsychiatrie
Figuur 21: Behandeluitkomst Gerontopsychiatrie
15