COM(2016) 396 final

Download Report

Transcript COM(2016) 396 final

Raad van de
Europese Unie
Brussel, 15 juni 2016
(OR. en)
10088/16
PECHE 212
BEGELEIDENDE NOTA
van:
ingekomen:
aan:
de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur,
namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie
15 juni 2016
de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN,
secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie
Nr. Comdoc.:
COM(2016) 396 final
Betreft:
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD Raadpleging over de vangstmogelijkheden
voor 2017 in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid
Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2016) 396 final.
Bijlage: COM(2016) 396 final
10088/16
mt
DG B 2A
NL
EUROPESE
COMMISSIE
Brussel, 15.6.2016
COM(2016) 396 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE
RAAD
Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2017 in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid
{SWD(2016) 199 final}
NL
NL
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD
Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2017 in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid
INLEIDING
In deze mededeling wordt uiteengezet op welke beginselen de voorstellen van de
Commissie betreffende de vangstmogelijkheden voor 2017 zijn gebaseerd. De lidstaten,
adviesraden, belanghebbenden en het publiek worden uitgenodigd uiterlijk op
1 september 2016 suggesties over deze beleidsoriëntaties aan te reiken. Deze mededeling
omvat tevens het jaarverslag betreffende de uitvoering van de aanlandingsverplichting,
de vorderingen bij het verwezenlijken van de MSY (maximal sustainable yield –
maximale duurzame opbrengst) en de situatie van de visbestanden 1.
De vangstmogelijkheden voor 2017 zullen op basis van het beste beschikbare
wetenschappelijke advies 2 worden vastgesteld in het kader van de doelstellingen van het
GVB van 2014. In het kader van het GVB moet de visserijdruk op de betrokken
bestanden zo snel mogelijk, en uiterlijk tegen 2020, worden afgestemd op de doelstelling
om overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het GVB de MSY te bereiken. Indien geen
wetenschappelijk advies beschikbaar is, zal de Commissie overeenkomstig de GVBdoelstellingen de voorzorgsbenadering toepassen.
Deze mededeling dient te worden bekeken tegen de achtergrond van de overeenkomst die
de medewetgevers begin 2016 hebben bereikt over een meerjarenplan voor de bestanden
in de Oostzee 3. Dat plan zal aan de basis liggen van de TAC-voorstellen voor de
bestanden in kwestie.
In de Middellandse Zee blijft overbevissing een probleem – hoewel op EU-niveau geen
TAC's 4 voor dit gebied worden vastgesteld. De Commissie is van oordeel dat dringende
maatregelen nodig zijn om een ommekeer in deze situatie tot stand te brengen.
Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de aanlandingsverplichting is
ingevoerd in de Oostzee en in de pelagische visserijen (2015) en geleidelijk wordt
ingevoerd in specifieke demersale visserijen in de Atlantische Oceaan en het
Noordzeegebied (2016). In 2017 zullen meer visserijen in de laatstbedoelde zeegebieden
onder deze verplichting vallen, evenals demersale vloten in het Middellandse Zeegebied
en het Oostzeegebied.
OVEREENKOMST OVER EEN MEERJARENPLAN VOOR OOSTZEEBESTANDEN
Met de overeenkomst van het Europees Parlement en de Raad over het voorstel voor een
meerjarenplan voor de Oostzee is een belangrijke stap in de richting van de
verwezenlijking van de GVB-doelstellingen gezet. In het plan worden aan termijnen
gekoppelde streefwaarden voor de MSY vastgesteld en worden bandbreedtes voor de
visserijsterfte ingevoerd die het mogelijk maken de MSY te halen (FMSY). Deze
1
Zoals vereist op grond van artikel 15, lid 14, en artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van 11
december 2013 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
2
Van ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee) en, waar van toepassing, van het WTECV
(Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij) en SAC (het raadgevend
wetenschappelijk comité van de GFCM – de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee).
3
Op basis van voorstel COM(2014) 614 final van de Commissie van 6 oktober 2014.
4
Blauwvintonijn vormt hierop een uitzondering.
2
bandbreedtes zijn gestoeld op wetenschappelijk advies 5 en bestrijken alle
visserijsterfteniveaus die op de lange termijn zullen resulteren in de MSY in de Oostzee.
De FMSY-bandbreedtes bestaan uit twee grenswaarden. Onder normale omstandigheden
moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld op de ondergrens van de
bandbreedte, met de laagste FMSY-waarden. Het bovengrens van de bandbreedte, met de
hoogste waarden, kan worden gebruikt voor het vaststellen van TAC's in specifieke
omstandigheden 6: wanneer uit wetenschappelijk advies of bewijs blijkt dat zulks
noodzakelijk is om de GVB-doelstellingen in gemengde visserijen te halen, of wanneer
een bestand ernstig beschadigd dreigt te worden als gevolg van wisselwerkingen binnen
of tussen soorten. De bovengrens van de bandbreedte kan ook worden benut om
jaarlijkse verschillen in de TAC (van maximaal 20 %) te beperken. Corrigerende
maatregelen moeten ervoor zorgen dat bestanden die onder de wetenschappelijk bepaalde
niveaus terechtkomen, weer boven het niveau worden gebracht dat op de lange termijn de
MSY kan opleveren.
Deze overeenkomst betekent een doorbraak voor de uitvoering van het GVB, waarin de
vaststelling van meerjarenplannen als een prioriteit is aangemerkt. In het kielzog daarvan
zal de Commissie sneller werk maken van voorstellen voor meerjarenplannen voor
andere zeegebieden in de EU.
VISSERIJEN IN DE MIDDELLANDSE ZEE
De toestand in de Middellandse Zee blijft volgens de Commissie bijzonder zorgwekkend.
Een groot aantal van de beoordeelde bestanden worden fors boven de geraamde
MSY-streefwaarde bevist. Wil men uiterlijk in 2020 de MSY voor de meeste bestanden
halen, dan zullen in de Middellandse Zee aanzienlijke inspanningen moeten worden
geleverd. De Commissie heeft alle belanghebbende partijen opgeroepen dringend actie te
ondernemen om de trend die zich op het gebied van vangsten en biomassa aftekent, om te
buigen 7. Alle betrokkenen (lidstaten, internationale organisaties als de GFCM,
belanghebbende partijen) moeten hun verantwoordelijkheid nemen en concrete
maatregelen ontwikkelen om tot duurzaamheid te komen.
De Commissie zal via de GFCM maatregelen ter verbetering van met derde landen
gedeelde bestanden blijven bevorderen (bijv. demersale bestanden in de Straat van Sicilië
of kleine pelagische en demersale bestanden in de Ionische Zee en de Egeïsche Zee) en
zal spoed zetten achter de voorbereiding van voorstellen voor EU-meerjarenplannen voor
bestanden die nagenoeg uitsluitend door EU-vissers worden bevist (kleine pelagische
visserijen in de Adriatische Zee en demersale visserijen in het westelijke deel van de
Middellandse Zee). Parallel daarmee moeten de lidstaten dringend de laatste hand leggen
aan de herziening van de nationale beheersplannen 8 en de integratie van de
MSY-streefwaarden daarin.
VOORSTELLEN VOOR TOTALE TOEGESTANE VANGSTEN (TAC'S) 2017
Bestanden met MSY-beoordeling
Om de MSY uiterlijk in 2020 te halen, moet het aandeel bestanden dat overeenkomstig
MSY-niveaus wordt bevist, de hoogte in. De Commissie heeft in dit verband de
instanties die wetenschappelijk advies verstrekken, gevraagd de evolutie van de
5
Verstrekt door ICES.
Mits het bestand zich boven het niveau bevindt dat visserij overeenkomstig de MSY mogelijk maakt.
7
Naar aanleiding van een seminar op hoog niveau over de toestand van de bestanden in de Middellandse
Zee (Catania, februari 2016).
8
Vastgesteld op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006.
6
3
visserijsterfte en de toestand van de bestanden in alle EU-zeegebieden te monitoren in het
licht van de doelstelling om uiterlijk in 2020 de MSY te bereiken.
Het voornemen van de Commissie om TAC's voor te stellen die erop gericht zijn om de
MSY in 2017 te bereiken, is een belangrijke stap in deze richting. Dit vereist een
verbintenis van de Raad om zijn besluiten op deze benadering af te stemmen. Vissen
overeenkomstig de MSY maakt het mogelijk om gedurende onbepaalde tijd de grootst
mogelijke vangst boven te halen zonder schade aan het bestand toe te brengen.
Wat de bestanden met een MSY-beoordeling betreft (met uitzondering van de bestanden
in de Oostzee) is de Commissie van plan om in haar TAC-voorstellen voor 2017 gebruik
te maken van de beschikbare puntenwaarden voor de MSY totdat nieuwe
meerjarenplannen zijn vastgesteld voor andere zeegebieden.
Vertraging bij het bereiken van de MSY na 2017 is alleen aanvaardbaar in duidelijk
omschreven omstandigheden wanneer zeer forse reducties in de vangstmogelijkheden de
maatschappelijke en economische duurzaamheid van de betrokken visserijvloten ernstig
in gevaar zouden brengen. In zulke uitzonderlijke gevallen verwacht de Commissie dat
de betrokken lidstaten deze maatschappelijke en economische gevolgen concreet
aantonen.
Factoren als de toename van het aantal overeenkomstig de MSY beviste bestanden, de
toename van het aantal krachtiger bestanden en het vooruitzicht van een grotere
opbrengst vallen samen met de verbetering in de algemene economische prestatie van de
EU-vloot. Een voorbeeld van een EU-visserij waar duurzaam werken meer omzet
oplevert, is de tong- en scholvisserij in de Noordzee. De economische prestatie van op
schol aangewezen vloten is sterk verbeterd in het kader van het beheersplan dat de
visserij richting de MSY heeft gestuurd. Sinds het bestand op MSY-niveau wordt
geëxploiteerd, zijn de aanlandingen per eenheid van inspanning en de waarde per eenheid
van inspanning voor alle segmenten gestegen, met name voor de Britse en Nederlandse
trawlers. Ook voor sommige vloten die betrokken zijn bij de schelvisvisserijen, wordt
een positieve economische trend geconstateerd. Meer details hierover zijn te vinden in
het werkdocument van de diensten dat bij deze mededeling is gevoegd.
Waar er meerjarenplannen voorhanden zijn die overeenstemmen met de visserij op
MSY-niveau in 2017, dienen deze te worden toegepast. Wat plannen betreft die niet meer
in overeenstemming met de MSY-doelstelling zijn (bijv. omdat daarin een minder
ambitieuze doelstelling is vastgesteld) is de Commissie voornemens om TAC-voorstellen
aan te nemen op basis van de verwezenlijking van de MSY in 2017.
Voor met derde landen gedeelde bestanden (met een MSY-beoordeling) blijft de
Commissie streven naar een akkoord met de betrokken partners op basis van dezelfde
benadering. Voor bestanden die worden beheerd door regionale organisaties voor
visserijbeheer (ROVB's) houdt de Commissie zich aan de aanpak die de Raad in de
onderhandelingsrichtsnoeren voor ROVB's heeft vastgelegd volgens dezelfde normen en
beginselen die in de EU vooropstaan.
Andere bestanden
Voor bestanden zonder een volledige MSY-beoordeling worden alternatieve parameters
in overweging genomen. De TAC-voorstellen zullen op beschikbaar biologisch advies
worden gebaseerd, zonder de instandhouding van de bestanden in gevaar te brengen.
Deze bestanden vallen uiteen in verschillende categorieën.
Bestanden waarvoor gegevens beschikbaar zijn voor het bepalen van de MSY-proxy's
4
Deze bestanden worden beoordeeld aan de hand van modellen voor het voorspellen van
tendensen en kwantitatief vangstadvies van ICES 9. De aanpak zal vergelijkbaar zijn met
die voor bestanden met een volledige MSY-beoordeling.
Bestanden met op basis van surveygegevens beoordeelde tendensen of met reeksen van
vangsttijdstippen
Bij gebrek aan een MSY-beoordeling worden in het wetenschappelijke advies
vangstbeperkingen voorgesteld. De Commissie zal gebruikmaken van ICES-advies over
deze bestanden en zal de situatie geval per geval bestuderen. Zij zal daarbij de
voorzorgsbenadering toepassen en zo nodig dienovereenkomstig reducties voorstellen.
Bestanden met een vermoeden van stabiliteit
In 2013 heeft de Raad besloten om de TAC voor 26 bestanden ongewijzigd te handhaven
tot 2018, tenzij uit biologisch advies zou blijken dat een aanpassing vereist was. De
meeste daarvan zijn bestanden die enkel als bijvangst worden geëxploiteerd of waarvan
de quota slechts in beperkte mate worden benut, bestanden van geringe economische
betekenis of met beperkte informatie over de toestand van het bestand. De Commissie is
van plan aan deze aanpak vast te houden. Zij zal daarbij rekening houden met eventuele
aanwijzingen van ICES die in de richting van een herziening zouden wijzen en zal
overeenkomstig dat advies aanpassingen van de TAC's voorstellen.
Bestanden zonder biologisch advies
Bij gebrek aan biologisch advies moeten adequate, volgens de voorzorgsbenadering
voorgestelde TAC's worden toegepast op een systematische, vooraf vastgestelde en
transparante wijze, en in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de GVB-verordening.
ICES werkt verder aan de ontwikkeling van hulpmiddelen om de bestaande leemtes op te
vullen.
TAC's en de verplichting om alle vangsten aan te landen
Krachtens de GVB-voorschriften moeten de vangstmogelijkheden voor bestanden die
onder de aanlandingsverplichting vallen, aan de hand van biologisch advies worden
vastgesteld op basis van de vangsten en niet de aanlandingen. Dit mag de
MSY-doelstelling niet in gevaar brengen, noch de visserijsterfte verhogen.
Uit reacties van marktdeelnemers en lidstaten is gebleken hoe belangrijk deze
aanpassingen van de TAC's zijn, wil men het zogenoemde "knelsoorteffect" vermijden –
situaties waarin het quotum voor een bepaald bestand volledig is opgebruikt met als
gevolg dat de visserij moet worden stilgelegd, hoewel het quotum voor andere bestanden
nog niet is opgebruikt. TAC-aanpassingen maken deel uit van het totaalpakket
maatregelen voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting, samen met verbeterde
strategieën voor het uitwisselen van quota en de mogelijkheid om beperkte hoeveelheden
terug te gooien op grond van de overlevingskans en de-minimisvrijstellingen. Andere
belangrijke instrumenten om knelsoorteffecten in de toekomst te voorkomen, zijn de
bijstelling van technische maatregelen en de geregionaliseerde aanpassing van
maatregelen op het gebied van selectiviteit en vermijding. Het voorstel van de
Commissie voor een nieuw kader inzake technische maatregelen 10 draagt verder bij tot
het verlichten van dit probleem.
Groepen van lidstaten in de verschillende zeegebieden zijn bezig met de voorbereiding
van een verdere geleidelijke invoering van de aanlandingsverplichitng in 2017. Er dient
nog te worden bepaald welke belangrijke visserijbepalende bestanden als bedoeld in
9
Op basis van een MSY-proxy.
COM(2016) 134 final van 11 maart 2016.
10
5
artikel 15, lid 1, van de GVB-verordening 2014 daaronder zullen vallen. Net als in 2016
is de Commissie van plan de TAC aan te passen voor bestanden die met ingang van 2017
onder de aanlandingsverplichting vallen. De Commissie zal de methode voor de
berekening van de TAC-aanpassingen van vorig jaar voor advies overleggen aan het
WTECV. Bij gebrek aan gevalideerde of volledige teruggooigegevens is de Commissie
van plan de TAC-aanpassingen te berekenen op basis van extrapolatie wanneer dit
methodologisch aanvaardbaar is.
Voor bestanden of vangsten waarvoor de aanlandingsverplichting later van kracht wordt,
hoeven de TAC's in 2017 niet te worden aangepast. Voor bestanden die gezamenlijk met
internationale partners (derde landen, ROVB's) worden beheerd, zullen eventuele TACaanpassingen eerst met deze partners worden besproken.
ONTWIKKELING VAN DE TOESTAND VAN DE BESTANDEN
Vorderingen bij het bereiken van de MSY
Om verslag uit te brengen over vorderingen op dit gebied heeft het WTECV de
vooruitgang richting MSY-streefwaarden beoordeeld per bestand en per zeegebied. Deze
beoordeling geeft informatie over het aantal bestanden dat in overeenstemming met de
MSY wordt bevist, over totale visserijsterfteniveaus en over relevante
biomassaparameters. In het werkdocument van de diensten dat bij deze mededeling is
gevoegd, zijn meer details over de WTECV-analyse van 2016 te vinden 11.
Algemene en regionale beoordeling
Volgens het WTECV is door de bank genomen vooruitgang geboekt richting de MSY 12.
In alle TAC-gebieden is de visserij boven MSY-niveau fors afgenomen. De verhouding
visserij 13 / FMSY bedroeg in 2014 104 % (ten opzichte van 147 % in 2003 en 120 % in
2008). De sterkste prestatie wordt genoteerd in de Noordzee (in ruime zin), waar de
verhouding visserijsterfte van de vloten / FMSY in 2014 gemiddeld 92 % bedroeg (ten
opzichte van 148 % in 2003 en 123 % in 2008). Er mogen zich dan sterk neerwaartse
tendensen aftekenen, andere gebieden en visserijen worden nog steeds met overbevissing
ten opzichte van FMSY geconfronteerd.
Volgens de mededeling van 2015 over de vangstmogelijkheden 14 werden in 2013 32 van
de 62 bestanden met een MSY-beoordeling overeenkomstig de MSY bevist 15. Volgens
de analyse in het WTECV-verslag van dit jaar 16 zijn in 2014 31 van de in totaal 59
bestanden met een MSY-beoordeling overeenkomstig de MSY bevist 17. De opmerkingen
die in het WTECV-verslag bij de gegevens over 2013 en 2014 worden gemaakt, lijken
erop te wijzen dat de fors opwaartse trend richting MSY die zich enige tijd heeft
afgetekend, inmiddels mogelijk aan het vertragen is. Dit is niet noodzakelijkerwijs alleen
terug te voeren op de overbevissing, maar kan ook te maken hebben met veranderende
milieuomstandigheden of andere biologische factoren.
11
WTECV-verslag "Monitoring the performance of the Common Fisheries Policy" (WTECV-16-05) Wetenschappelijke en beleidsverslagen van het JRC, 2016.
12
WTECV-16-05, tabel 7.
13
Op model gebaseerd totaal gemiddelde. Voor meer details: zie het werkdocument van de diensten dat bij
deze mededeling is gevoegd.
14
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Raadpleging over de
vangstmogelijkheden voor 2016 in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid,
COM(2015) 239 final, 2.6.2015.
15
Op basis van ICES-advies van 2014, aan de hand van bestandsinformatie van 2013.
16
WTECV – 16-05, tabellen 2, 3 en 4.
17
Op basis van ICES-advies van 2015, aan de hand van bestandsinformatie van 2014.
6
Dit neemt niet weg dat in de Middellandse en de Zwarte Zee de bestanden ruim
overbevist en/of in slechte staat zijn. In de Middellandse Zee is dit met name het geval
voor bestanden die hoofdzakelijk of uitsluitend door EU-marktdeelnemers worden bevist.
Oostzee
In de Oostzee zijn vier TAC's voor 2016 vastgesteld op MSY-niveau (westelijke en
centrale haring, schol) of onder MSY-niveau (zalm in het hoofdzeegebied). De TAC voor
westelijke kabeljauw, die een aantal jaar verlaagd was, is in 2016 nog verder
gereduceerd, met 20 %. De toestand van het bestand blijft zorgwekkend.
Door verlagingen van de TAC's voor haring in de Botnische Golf (-24 %), haring in de
Golf van Riga (-10 %), sprot (-5 %) en een verlenging voor zalm in de Golf van Finland
wordt de visserij richting de MSY gestuurd. Voor zalm in de Golf van Finland is een
voorzorgs-TAC vastgesteld en oostelijke kabeljauw valt onder de aanpak voor bestanden
waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn. De TAC voor zalm in het hoofdzeegebied
wordt op een laag niveau stabiel gehouden om de bestanden in de zwakste zalmrivieren
de kans te geven zich te herstellen.
Noordzee
Kabeljauw zal in 2016 voor het eerst overeenkomstig de MSY worden bevist – met een
verhoging van de TAC met 15 % tot gevolg. Het bestand evolueert naar een herstel tot de
niveaus die medio jaren 80 werden geconstateerd. De TAC's voor schelvis en zwarte
koolvis voor 2016 zijn weer in overeenstemming met de MSY. Dit kwam voor schelvis
neer op een verhoging met 30 %, maar voor zwarte koolvis op een verlaging met 6 %.
Nephrops in the Skagerrak, de Fladengronden, de Firth of Forth en de Moray Firth zullen
overeenkomstig de MSY worden bevist.
De andere bestanden worden ofwel boven FMSY bevist of hebben geen MSY-beoordeling.
Kabeljauw in het Kattegat blijft op een laag niveau, maar de biomassa is sinds 2009
toegenomen.
Pelagische bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan
De meeste haringbestanden (Noordzee, Ierse Zee en Keltische Zee) worden volgens de
MSY bevist, met overeenkomstige TAC's voor deze bestanden voor 2016. Ook voor
zuidelijke en westelijke horsmakreel is de situatie gunstig en de TAC laat in 2016
bevissing op MSY-niveau toe.
Op grond van de overeenkomst van 2014 tussen de Faeröer, Noorwegen en de EU inzake
duurzaam beheer van makreel en rekening houdend met een in 2016 bij ICES ingediende
beheerstrategie is een TAC voor 2016 overeengekomen die 20 % lager ligt dan het
niveau voor 2015. De visserij blijft boven FMSY. Voor blauwe wijting is geen regeling
bereikt tussen de kuststaten. De EU en de Faeröer hebben hun unilaterale quota
gebaseerd op het FMSY-niveau, terwijl Noorwegen en IJsland voor de hunne zijn
uitgegaan van een hoger cijfer. In 2016 zal de visserij fors boven het FMSY-niveau liggen.
Voor Atlanto-Scandische haring bestaat geen regeling tussen de kuststaten, maar alle 5
partijen waren het erover eens hun unilaterale quota te baseren op het FMSY-niveau. In
2016 zal de visserij enigszins boven het FMSY-niveau liggen vanwege de hogere
unilaterale quota van de Faeröer.
Het Iberisch-Atlantische gebied en de Golf van Biskaje
De toename van het noordelijke heekbestand zet door. De zuidelijke heek- en
schartongbestanden bevinden zich boven de biologisch veilige grens, maar worden boven
MSY-niveau bevist. Zeeduivel wordt op duurzame wijze bevist en is in goede staat. Het
7
Nephrops-bestand (in de Cantabrische Zee en ten noorden van het Iberisch schiereiland)
is nog steeds uitgeput, terwijl het bestand in het zuiden stabiel is of aangroeit.
Ansjovis in de Golf van Biskaje wordt duurzaam bevist. Dit bestand beschikt over zijn
volledig reproductievermogen en heeft een omvang boven het recente gemiddelde. De
visserijsterfte bij tong is recent toegenomen, maar het bestand bevindt zich binnen veilige
grenzen. Voor de Golf van Biskaje en het Iberisch-Atlantische gebied is slechts een
beperkt aantal beoordelingen van de bestanden voorhanden.
Wateren ten westen van Schotland, de Ierse Zee en de Keltische Zee
De schelvisbestanden ten westen van Schotland en in de Ierse Zee hebben blijk gegeven
van verbetering, maar kabeljauw en wijting blijven op een laag niveau, met een hoge
visserijsterfte en een grote teruggooi. De lidstaten en de sector hebben technische
maatregelen ontwikkeld om de kabeljauwsterfte terug te dringen en om ongewenste
vangsten te voorkomen (bijv. in de Ierse zee). Er zullen aanzienlijke inspanningen
moeten worden geleverd om mogelijke problemen in verband met de
aanlandingsverplichting op te lossen. Voor verschillende bestanden, zoals wijting en
kabeljauw in gebied VI en kabeljauw in de Ierse Zee, moet zowel de kennisbasis als de
analytische beoordeling worden verbeterd.
In de Keltische Zee werden de TAC's voor kabeljauw en schelvis verlaagd omdat het
effect van de recente sterke aanwas van jonge vis aan het verdwijnen is. Betere aanwas in
2013 zou voor 2017 moeten leiden tot een grotere biomassa voor kabeljauw. Teruggooi
van schelvis is weliswaar afgenomen als gevolg van onder meer verplichte
vermijdingsvoorzieningen, maar blijft een probleem. De TAC voor wijting
(aanlandingsplichtig in 2016) is fors opgetrokken. Voor de meeste Nephrops-bestanden
is nu MSY-advies van toepassing. Voor het beheer van Nephrops op de Porcupine Bank
geldt nog steeds een aparte sub-TAC en een seizoensgebonden sluiting.
Verscheidene bestanden, waaronder kabeljauw in de Ierse Zee en Nephrops in delen van
gebied IX, bevinden zich op een zeer laag niveau. De toestand van tong in het oostelijke
deel van het Kanaal blijft slecht en in 2015 is een beheerstrategie ingevoerd voor het
herstel van het bestand.
Diepzeesoorten
De vangstmogelijkheden voor diepzeebestanden worden per twee jaar vastgesteld. In
november zal worden onderhandeld over de TAC's voor 2017 en 2018. De Commissie
monitort de verbintenissen die de lidstaten voor 2015 en 2016 zijn aangegaan en zal
rekening blijven houden met de specifieke kenmerken van de bestanden.
Middellandse Zee en Zwarte Zee
In de Middellandse Zee worden bepaalde visbestanden grotendeels door EUvissersvaartuigen bevist, terwijl andere gezamenlijk met niet-EU-landen worden
geëxploiteerd. Het totale niveau van overbevissing ligt over het algemeen tussen 2 en 3
keer FMSY 18. Ca. 9 % van de bestanden wordt onder MSY-niveau bevist en 9 % van de
bestanden op niveaus in de buurt van de MSY 19. Ondanks recente verbeteringen blijft het
aantal bestanden met een onbekende status hoog. Bij bestanden als heek, mul, zwarte
zeeduivel en blauwe wijting ligt de huidige visserijsterfte tot zes keer hoger dan de MSY.
De Commissie werkt aan een verbetering van de gegevensverzameling voor alle
betrokken bestanden en heeft het WTECV om advies over nieuwe bestanden verzocht.
18
19
Voor meer details, zie het werkdocument van de diensten dat bij deze mededeling is gevoegd.
Een sardinebestand (ten zuiden van Sicilië) en een roze diepzeegarnaalbestand (verdeeld over de
Ligurische Zee en het noorden van de Tyrreense Zee).
8
De situatie van met derde landen gedeelde bestanden is zelfs nog problematischer.
Momenteel worden zowel op EU- als op internationaal niveau voorbereidingen getroffen
voor maatregelen met het oog op het bereiken van MSY-streefwaarden.
Wat de economische gevolgen van een evolutie richting de MSY betreft, kunnen
dezelfde baten die duurzame visserij in de Noordzee en de Atlantische Oceaan oplevert,
worden geconstateerd in de visserijen in de Middellandse Zee, waar de uitputting van de
bestanden bijzonder apert is en de visserijsterfte fors moet dalen om onder FMSY terecht
te komen.
Er zijn voorbeelden van mediterrane visserijen waar de bestanden worden geëxploiteerd
op een niveau dat in overeenstemming is met het bereiken van de MSY en de
vlootsituatie een positieve trend vertoont, met name op het gebied van aanlandingen
(roze diepzeegarnaal en mul in het zuidelijke en centrale deel van de Tyrreense Zee).
Gezien de zeer gemengde aard van de mediterrane visserijen vertaalt het bestandsherstel
zich om uiteenlopende redenen, waaronder marktvoorwaarden en prijsschommelingen,
niet onmiddellijk in rendabiliteit en werkgelegenheid.
Tijdens een vergadering op hoog niveau over de toestand van de mediterrane bestanden,
(Catania, februari 2016) bestond er overeenstemming over dat, in het licht van de grote
uitdaging om uiterlijk in 2020 de MSY voor alle bestanden te bereiken, urgent moet
worden ingegrepen om de neerwaartse trend om te buigen. Lidstaten en belanghebbenden
– zo werd afgesproken – moeten in samenwerking met de Commissie de voornaamste
bestanden en visserijen bepalen, samen met de instrumenten en het tijdspad voor actie.
Als vereiste elementen werden aangemerkt: toepassing en handhaving van de bestaande
regelgeving en betere verzameling, beschikbaarheid en analyse van gegevens.
Met betrekking tot de Zwarte Zee moet nog hard worden gewerkt aan een beter bestuur
en beheer van hulpbronnen, onder meer doordat bestanden met derde landen worden
gedeeld. De Commissie zal samen met de lidstaten en de GFCM voortwerken aan
verbeteringen in dit verband.
RAPPORTAGE OVER DE UITVOERING VAN DE AANLANDINGSVERPLICHTING 20
Krachtens Verordening (EU) 2015/8012 21 (omnibusverordening) moet de Commissie
jaarlijks verslag uitbrengen over de uitvoering van de aanlandingsverplichting 22. Dit
verslag heeft betrekking op 2015 en is gebaseerd op informatie van lidstaten, adviesraden
en andere bronnen (brancheorganisaties, ngo's).
De lidstaten maken gebruik van een breed spectrum aan maatregelen om de naleving van
de aanlandingsverplichting te bevorderen, waaronder websites, discussiefora,
richtsnoeren en overleg over nieuwe vereisten. Sommige lidstaten hebben actief
informatie verstrekt, andere passen de vergunningsprocedure en het quotabeheer op
nationaal niveau aan, weer andere onderzoeken de mogelijkheid het visserijbeheer te
vereenvoudigen en de regeldruk voor de vissers te reduceren. Als gevolg van
vertragingen met de omnibusverordening was het voor de sector niet altijd duidelijk
waaraan hij zich zou moeten houden.
Op het gebied van controle en naleving heeft een aantal lidstaten de handhaving
uitgesteld tot de omnibusverordening was vastgesteld, maar door de bank genomen is
20
21
22
Alle kustlidstaten van de EU hebben verslagen ingediend en BALTFISH, PelAC, SWWAC, NSAC en
MEDAC hebben bijdragen ingestuurd.
Verordening (EU) 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015.
Artikel 15, lid 14, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het GVB.
9
met de naleving in januari 2015 van start gegaan. Dat heeft – ondanks de onzekerheid
over de handhaving door de lidstaten – geholpen om ervaring op te doen met wat de
aanlandingsverplichting concreet inhoudt. Controle en naleving kwam doorgaans neer op
"al doende leren", met ruimte voor verbetering en bijsturing. Het Europees Bureau voor
visserijcontrole heeft hierbij geholpen en de lidstaten hebben samengewerkt aan
gezamenlijke inzetplannen. Om een gelijk speelveld te waarborgen, zijn de lidstaten op
regionale basis bezig met het identificeren van risico's en van monitoring- en
handhavingsstrategieën om deze op te vangen. Er zijn weinig inbreuken gerapporteerd.
In de aanloop naar de invoering van de aanlandingsverplichting voor demersale
bestanden in 2016 werken de sector en de overheid samen aan trials van
controle-instrumenten, zoals elektronische monitoring op afstand en bewaking via een
gesloten televisiecircuit (CCTV), analyses van de laatste trek om het risico van
niet-naleving te onderzoeken en vangsttrials, met name met het oog op
risicobeoordelingsplannen. In sommige regio's zijn besprekingen gevoerd over
flexibiliteit tussen soorten.
De aanlandingsverplichting is nog te kort van kracht om de sociaal-economische
gevolgen ervan te kunnen beoordelen. Op het gebied van economische beoordelingen
loopt een aantal projecten. Volgens sommige verslagen zou de werklast toenemen
(behandeling, vervoer van ongewenste vangsten) en volstaan de inkomsten van de
verkoop van ondermaatse vangst vaak niet om de extra kosten te dekken. Kleine
pelagische vaartuigen rapporteren verliezen bij het vangen van grote hoeveelheden
soorten waarvoor zij geen quotum hebben. De sector wijst er in dit verband op dat het
leasen van quota aanzienlijk duurder uitvalt dan vroeger.
Er zijn weinig elementen die wijzen op de noodzaak de werkomstandigheden en de
opslagvoorzieningen aan boord aan te passen. Wel blijkt uit sommige informatie dat er
specifiek behoefte is aan bijv. een herziening van de visserijpraktijken (met het oog op
voldoende rustperioden voor de bemanning) en aan meer aandacht voor
vaartuigstabiliteit. Wat veranderingen aan boord van vriesvaartuigen betreft, wordt onder
meer voorgesteld roosters aan te brengen ter hoogte van de zeewaterafvoer (om het
wegpompen van vis te voorkomen) of de afvoergoot voor de teruggooi te verzegelen.
Aangelande ondermaatse vangsten mogen niet worden gebruikt voor menselijke
consumptie. Hoe deze vangsten kunnen worden gebruikt, hangt af van de (lokale)
markten en de vraag van de kopers of de verwerkingsbedrijven. De lidstaten worden
verondersteld de sector te steunen bij het zoeken naar nieuwe afzetkanalen – onder meer
aan de hand van financiering uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
(EFMZV). In dit verband zijn geen acties van belang gerapporteerd. De lidstaten hebben
verzocht om uitlegging van de term "rechtstreekse menselijke consumptie" en de
Commissie heeft een dialoog hierover gefaciliteerd. Verwacht wordt dat de ongewenste
vangsten geleidelijk aan zullen dalen dankzij betere selectiviteit en voorkoming.
Met het oog op de aanlandingsverplichting is uit het Europees Visserijfonds (2007-2013)
financiering verleend voor een aantal projecten op het gebied van haveninfrastructuur. In
de operationele programma's (2014-2020) die zijn goedgekeurd in het kader van het
EFMZV, zal steun worden vrijgemaakt voor de uitvoering van de
aanlandingsverplichting.
In deze korte periode van toepassing van de aanlandingsverplichting voor de pelagische
bestanden en de Oostzeebestanden zijn nog geen belangwekkende problemen of grote
gevolgen voor de visserijactiviteiten gerapporteerd. In het kader van het meerjarenplan
voor de Oostzee zal de bezorgdheid over de huidige, naar verluidt niet-werkbare niveaus
10
worden aangepakt door de bestaande tolerantiemarge voor de industriële pelagische
visserijen in onderling overleg aan te passen.
Samengevat kan worden gesteld dat de sector en de overheden tot dusverre aanzienlijke
inspanningen hebben geleverd om aan de vereisten van de aanlandingsverplichting te
voldoen. De invoering van de aanlandingsverplichting voor demersale soorten met
ingang van 2016 maakt duidelijk dat de kwestie van de zogenoemde knelsoorten een
uitermate belangrijke uitdaging zal vormen en dat deze een oplossing vereist wil men de
uitvoering van de aanlandingsverplichting tot een goed einde brengen. De sector vreest
dat het probleem van de knelsoorten tot gevolg zal hebben dat het instrument van
quota-uitwisseling – dat belangrijk is met het oog op de aanpassing aan de
aanlandingsverplichting – in mindere mate of met vertraging zal worden gebruikt. Door
uitvoeringsmaatregelen die beschikbaar zijn in het kader van het GVB, met elkaar te
combineren, zou dit probleem moeten worden verlicht. Dit impliceert weliswaar dat de
beheerders en de sector zullen moeten samenwerken om precies die combinatie van
maatregelen te vinden die optimaal bijdraagt tot een werkbare en rendabele toepassing
van de aanlandingsverplichting. Meer details zijn te vinden in het werkdocument van de
diensten dat bij deze mededeling is gevoegd.
CONCLUSIE
De Commissie gaat door met haar ambitieuze uitvoering van het GVB 2014 en zal over
het algemeen vangstmogelijkheden voor 2017 voorstellen die in overeenstemming zijn
met de MSY-streefwaarden in het GVB, teneinde de doelstellingen van dat beleid to
spoedig mogelijk te bereiken. De toepassing van het eerste meerjarenplan in het kader
van het GVB 2014 vormt de opmaat naar de geleidelijke invoering van dit prioritaire
beheersinstrument in andere zeegebieden van de Unie, om zo de verwezenlijking van de
voornaamste GVB-doelstellingen te bevorderen.
De Europese Unie en haar vloot evolueren verder in de richting van duurzaamheid en de
tijdige verwezenlijking van de MSY-doelstelling. De voortgang van de trend in de
noordelijke wateren lijkt te vertragen, maar zolang de globale reductie van de
visserijsterfte zich doorzet, wijst niets erop dat de verwezenlijking van de
MSY-doelstelling tegen 2020 in het gedrang komt. De situatie in de Middellandse Zee
ligt helemaal anders: zowel op het gebied van uitbreiding van de kennis over de
bestanden als op het gebied van duurzame exploitatie wordt slechts traag vooruitgang
geboekt. De Unie dient haar inspanningen op te voeren in de gebieden waar de
vooruitgang het traagst verloopt.
Uit de eerste gegevens van lidstaten en belanghebbenden over de invoering van de
aanlandingsverplichting in 2015 blijkt dat zich op dit gebied geen grote problemen
hebben voorgedaan. Dit neemt niet weg dat een aantal uitdagingen op een oplossing
wacht die een gezamenlijke inspanning van de sector en de overheden zal vergen.
TIJDSCHEMA
Het voorlopige tijdschema voor de werkzaamheden ziet er als volgt uit:
Maand(en)
Actie
Juni – september
Openbare raadpleging over mededeling
Mei/juni/oktober
Bestandsadvies van ICES
Juli
Seminar
met
de
belanghebbende
11
partijen
over
het
bestandsadvies
September
Vaststelling van de TAC-voorstellen voor de Oostzee
Oktober
Raad over de TAC's voor de Oostzee
Vaststelling van de TAC-voorstellen voor diepzeebestanden
November
Raad over de TAC's voor diepzeebestanden
Vaststelling van de TAC-voorstellen voor de Atlantische
Ocean/Noordzee/Zwarte Zee
December
Raad
over
de
TAC's
Ocean/Noordzee/Zwarte Zee
12
voor
de
Atlantische