Taalkunde Grammatica A

Download Report

Transcript Taalkunde Grammatica A

[email protected]

TAALKUNDE GRAMMATICA A

college 4

Programma

 Herhaling hfst 3.1 t/m 3.4 Luif: lijd. vw., ind. vw en vz. vw.

 Activiteit eigen kennis: zinnen van vorige week  Hfst. 3.5 t/m 3.6 Luif: Het werkwoordelijk gezegde    Opwarmertje 3.5 Het gezegde + opdrachten 3.6 Hulpwerkwoorden + opdrachten   Introductie hfst. 3.7: Het naamwoordelijk gezegde Introductie hfst 3.8: Bijzondere werkwoorden

Ld vw. en meew. vw in de methodes

 Per groepje:  Schrijf op welke methode jullie hebben bekeken, welke uitgeverij, het jaar van uitgave en voor welk niveau en leerjaar.

 Bekijk hoe het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp worden geïntroduceerd en beschrijf dit kort. Wat vind je goed en wat kan beter?

 Welke overeenkomsten en verschillen met Luif merk je op?

3.2 Het lijdend voorwerp

 Transitief werkwoord  Intransitief werkwoord  Pseudo-transitief werkwoord  Vaststellen met de nominaliseringsproef

3.3 Het indirect voorwerp

 doorgaans een of meer personen die een belangrijke rol vervullen naast het onderwerp  meewerkend voorwerp: verwijst naar ‘iemand’ die actief betrokken is bij de handeling van het onderwerp, maar zelf niet het initiatief neemt:  bij werkwoorden die een overdrachtelijke handeling of een taalhandeling uitdrukken   De man geeft de jongen een boek.

Ik vertel hem een verhaaltje.

 andere indirecte voorwerpen    betrokken voorwerp: verwijst naar iemand die niet actief deelneemt  Ik sla haar op haar hoofd.

ondervindend voorwerp: verwijst naar iemand die duidelijk iets vindt  Dat lijkt ons geen goed idee.

andere indirecte voorwerpen, genoemd in Luif, onderscheiden we niet!

3.4 Het voorzetselvoorwerp

 begint met een voorzetsel dat een vaste combinatie vormt met het gebruikte werkwoord (vaak wordt het voorzetsel niet in de letterlijke betekenis gebruikt!)  wachten op  verlangen naar  opkomen voor

Strategie

 Kijk naar het hoofdwerkwoord in de zin  transitief of pseudo transitief: lijd. vw.

 overdrachtelijke handeling of taalhandeling: meew. vw.

 passief betrokken persoon: betr. vw.  geeft mening of opvatting weer: onderv. vw.

 vast voorzetsel: vz. vw.

 Houd deze volgorde aan!

3.5 Het werkwoordelijk gezegde

  Enkelvoudige zinnen: alle werkwoorden van de zin vormen het gezegde.

In elke zin tenminste één zelfstandig werkwoord: het hoofdwerkwoord  Let op beknopte bijzinnen! Het signaalwoord is: te   Eigen opdrachten Opdr. 3.5.1, 3.5.3 en 3.5.4

Bijzonder gebruik van hulpwerkwoorden

 http://www.youtube.com/watch?v=V12SC6V-9ZM  Welke hulpwerkwoorden gebruiken Mandy en Lisa?

Hulpwerkwoorden

 Hulpwerkwoorden van (de voltooide) tijd: hebben en zijn   ‘s Morgens heb ik gefietst.

‘s Middags ben ik opgehaald   Hulpwerkwoorden van de lijdende of passieve vorm: worden en zijn Let op: een passieve door-bepaling kan worden weggelaten!

   De hond wordt door de man gewassen.

De hond is door de man gewassen.

De hond is gewassen. (Ik weet niet door wie.)

Hulpwerkwoorden

    Hulpwerkwoorden van modaliteit: zullen, kunnen, mogen, moeten, willen Deze werkwoorden gaan altijd samen met een te-loze infinitief.

Deze werkwoorden geven een oordeel van de spreker weer.

Deze woordwoorden kunnen ook zelfstandig voorkomen.

     Jij zult wel bang geweest zijn.

Hij kan daar gelopen hebben.

Dat mag nooit meer voorkomen.

Die man moet dat gedaan hebben.

Hij wil dat gezegd hebben.

Overige hulpwerkwoorden

 Andere werkwoorden die voorkomen met een te loze infinitief: blijven, gaan, komen, zijn, laten, doen  Ze blijft slapen.

 We gaan verstoppertje doen.

 Ze komen kijken.

 Zij is winkelen met haar zus.

 Ik laat nog wat van me horen.

 Het doet me denken aan Frankrijk.

 Opdrachten 3.6.1 t/m 3.6.5

Naamwoordelijk gezegde

   koppelwerkwoorden: zijn, worden en blijven    Het kastje is groen.

De jongen wordt metselaar.

Dat blijft eigenaardig.

maar ook: schijnen, lijken, blijken, heten, dunken, voorkomen  Hij lijkt me aardig.

 deze koppelwerkwoorden kunnen ook voorkomen als schijnkoppelwerkwoord, als in de zin ook ‘te zijn’ staat:  Hij schijnt loodgieter te zijn.

andere werkwoorden die met een naamwoordelijk gezegde voorkomen   Dat gaat niet goed.

Alles verloopt naar wens.

Naamwoordelijk gezegde

 zinsdeel dat kwalificatie geeft van het onderwerp:      eigenschap  Dat meisje blijkt behulpzaam.

kenmerk  De emmer is lek.

toestand  De wedstrijd verloopt sportief.

beroep  De vrouw schijnt piloot te zijn.

functie  Die appel is voor de broodnodige vitaminen.

zijn, blijven worden

   Zelfstandig werkwoord   Mijn fiets was in de schuur.

Ik blijf nog even.

Hulpwerkwoord    Mijn fiets is gestolen.

Zij bleven studeren.

Hij wordt onderuit geschoffeld.

Koppelwerkwoord    Mijn fiets was net nieuw.

Zij bleven de studenten met de hoogste cijfers.

Hij wordt tuinman.

Bijzondere gevallen

 Werkwoordelijke uitdrukkingen  werkwoordelijk gezegde: pv. en daarbij behorende woorden van de uitdrukking  Hij heeft een scheve schaats gereden.

 Zij springt altijd van de hak op de tak bij het vertellen.

 Scheidbaar samengestelde werkwoorden  werkwoordelijk gezegde: pv. en scheidbaar deel  Wij bakken de broodjes af in de oven.

 De man vluchtte weg via een steegje.

Bijzondere gevallen

 Wederkerende werkwoorden  werkwoordelijk gezegde: pv. met wederkerend vnw.

  Hij vergist zich in de afslag.

Ik buk me om onder de kast te kunnen kijken.

 Ik vraag me af hoe dat komt.

 Let op: toevallig wederkerende werkwoorden!

  werkwoorden die een wederkerend vnw. bij zich kúnnen hebben: zich vasthouden, zich wegen   Hij houdt zich vast aan de leuning.

Zij weegt zich bij de diëtist.

de wederkerende vnw. zijn in deze gevallen lijd. vw.

Huiswerk

 Bestudeer hoofdstuk 3.7 en 3.8 (helemaal)  noteer je vragen met daarbij de paginanummers  Maak de bijbehorende opdrachten  lever opdracht 3.7.5 uiterlijk dinsdagavond in per mail: [email protected]