Transcript EEN LINK TUSSEN LEVEN IN ARMOEDE EN EEN EERSTE MAATREGEL BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND?
EEN LINK TUSSEN LEVEN IN ARMOEDE EN EEN EERSTE MAATREGEL BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND?
1 Onderzoeksproject ‘Plaatsing van kinderen en armoede’ in het kader van het federaal onderzoeksprogramma AGORA Donderdag 27 november 2008 Sven De Visscher, Isabelle Ravier en Joke Impens Universiteit Gent – Université catholique de Louvain
AGORA ONDERZOEKSPROGRAMMA
Federaal Wetenschapsbeleid Vergroten van de toegankelijkheid van databanken Ontwikkeling van koppelingsprocedure Longitudinale opvolging onderzoeksproject op initiatief van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, en in samenwerking met de 3 Gemeenschappen overleg en dialoog met verschillende actoren in nauwe samenwerking met het Steunpunt
2
ONDERZOEKSTEAM
o Universiteit Gent Vakgroep Sociale Agogiek Promotor M. De Bie en onderzoekers Ellen Rutgeerts, Marijke Verstraeten, S. De Visscher o Vakgroep Data-analyse Promotor Y. Rosseel o Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg: Promotor S. Willems en onderzoekster J. Impens o Université Catholique de Louvain Département de Criminologie et de droit pénal Promotor I. Ravier
3
ONDERZOEKSVRAAG
Bestaat er een relatie tussen armoede en een eerste maatregel binnen de bijzondere jeugdzorg? Armoede Socio – economische achtergrond Plaatsing Eerste maatregel in 2005 Vergelijking tussen de groep met een eerste maatregel in 2005 en de groep zonder eerste maatregel in 2005 op een aantal socio-economische achtergrondvariabelen.
Geen voorafgaande operationalisering van armoede
4
1.
METHODOLOGIE: KOPPELING DATABANKEN
Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming
Belgische populatie Demografische gegevens Positie op de arbeidsmarkt Informatie over het huishouden
2.
Databank administratie bijzondere jeugdzorg
Alle kinderen met een maatregel – Vlaamse Gemeenschap (selectie: alle kinderen met een eerste maatregel in 2005) Demografische gegevens Informatie over de maatregel
5
3.
METHODOLOGIE: KOPPELING DATABANKEN
Databank administratie Aide à la Jeunesse « SIGMAJED »
Alle kinderen met een maatregel – Franse Gemeenschap (selectie: alle kinderen met een eerste maatregel in 2005) Demografische gegevens Informatie over de maatregel
4.
Atlas van buurten in moeilijkheden
Inwoners van de 17 stadsgewesten (56%) Informatie op buurtniveau Mate van achterstelling: concentratie van armoede
6
METHODOLOGIE: ONDERZOEKSPOPULATIE
Niveau van analyse: huishouden 3 steekproeven Huishoudens met minstens 1 huishoudlid met een eerste maatregel in 2005 door de bijzondere jeugdzorg. (Vlaamse Gemeenschap) Huishoudens met minstens 1 huishoudlid met een eerste maatregel in 2005 door Aide à la Jeunesse. (Franse Gemeenschap) Huishoudens waartoe een jongere behoort die tot de ad random steekproef behoort (zonder interventie).
7
METHODOLOGIE: BESCHRIJVING VARIABELEN
o
Kenmerken van het kind / jongere
Leeftijd Geslacht o
Kenmerken van het huishouden
Gezinssamenstelling (eenoudergezin versus tweeoudergezin) Geslacht hoofd huishouden Aantal huishoudleden o -
Positie op de arbeidsmarkt
Tewerkstelling Werkzoekend Leefloon Loopbaanonderbreking / vrijstelling Invaliditeit
8
METHODOLOGIE: BESCHRIJVING VARIABELEN
o
Kenmerken op buurtniveau
Synthese – indicator: overkoepelende indicator voor mate van achterstelling 4 thematische indicatoren Huisvesting Opleiding Subjectieve gezondheid Tewerkstelling
9
METHODOLOGIE: STATISTISCHE ANALYSE
Logistische regressie Hoofdeffecten en interactie-effecten Predictieve waarde Significantie Controle voor andere effecten Correlaties maar geen causaliteit!
10
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: VLAAMSE GEMEENSCHAP - BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND
3717 kinderen met een eerste maatregel in 2005
Geslacht
Jongens: 2193 (59 %) Meisjes: 1524 (41 %)
Verdeling POS / MOF naar geslacht Man Vrouw MOF
658 (91.8%) 59 (8.2%) 717
POS
1495 (51.2%) 1423 (48.8%) 2918
11
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: VLAAMSE GEMEENSCHAP - BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND
Leeftijd: hoge bovengrenzen 55.8% ouder dan 13 jaar 16 jaar: 12.7% 17 jaar: 13.7% 18 jaar: 6.6% Interpretatie rondetafelgesprek: “bijzondere” jeugdzorg
12
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: VLAAMSE GEMEENSCHAP - BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND Woonplaats - Gerechtelijk arrondissement
7% 2% 7% 9% 2% 9% 3% 11% 7% 25% 5% 7% 6% Antwerpen Mechelen Turnhout Hasselt Tongeren Dendermonde Gent Oudenaarde Brugge Kortrijk Veurne Ieper Brussel
13
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: VLAAMSE GEMEENSCHAP - BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND
Verhouding POS / MOF
o POS: 2918 (80.2%) o MOF: 717 (19.7%)
Maatregelen genomen door
o CBJ : 1888 (50,8 %) o o JRB na bemiddelingscommissie: 1001 (26,9%) JRB op basis MOF : 717 (19,3%)
Regime
o Residentieel: 2077 (55.9%) o o Ambulant: 1429 (38.4%) Semi-residentieel: 211 (5.7%)
14
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: VLAAMSE GEMEENSCHAP - BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND
Gezinssamenstelling
Eenoudergezinnen: 44.6% (1572 huishoudens) Tweeoudergezinnen: 55.4% (1268 huishoudens) o
Kenmerken op buurtniveau (stadsgewest)
Representatie: 52.9% (1967 kinderen) 35.4% in achtergestelde buurt (696)
15
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: FRANSE GEMEENSCHAP - AIDE A LA JEUNESSE
3709 kinderen met een eerste maatregel in 2005
Nature 7: Prise en charge non résidentielle: 1980 (53.4%) Nature 8: Prise en charge en IPPJ: 276 (7.4%) Nature 10: Placement en service résidentiel: 1453 (39.2%)
Geslacht
Jongens: 2171 (58.5%) Meisjes: 1538 (41.5%)
16
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: FRANSE GEMEENSCHAP - AIDE A LA JEUNESSE
Verdeling POS / MOF naar geslacht Man Vrouw MOF
723 (91%) 72 (9%) 795
Leeftijd
: hoge bovengrenzen 42.6% ouder dan 13 jaar
POS
1448 (49.7%) 1466 (50.3%) 2914
17
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: FRANSE GEMEENSCHAP - AIDE A LA JEUNESSE Woonplaats jongeren - Gerechtelijk arrondissement
4% 6% 7% 7% 23% 2% 17% 15% 8% 3% 4% Marche en Famenne Charlerloi Doornik Aarlen Dinant Luik Hoei Neufchateau Namen Bergen Nijvel
18
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: FRANSE GEMEENSCHAP - AIDE A LA JEUNESSE
Aide volontaire (base légale D21 / D22) 1844 (49.7%) 1070 (28.8%) Aide contrainte (base légale D33/ D39/ L362) Délinquants (base légale L364) 795 (21.4%)
19
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: FRANSE GEMEENSCHAP - AIDE A LA JEUNESSE
Gezinssamenstelling
Eenoudergezinnen: 54 % (1375 huishoudens) Tweeoudergezinnen: 46 % (1169 huishoudens)
Kenmerken op buurtniveau (stadsgewest)
Representatie: 78.9% (2815 kinderen) 40.1% in achtergestelde buurt (1129)
20
BESCHRIJVING VAN DE POPULATIE: KINDEREN ZONDER EERSTE MAATREGEL IN 2005
Ad random steekproef uit de totale Belgische populatie (55299 kinderen) Evenredige verdeling naar geslacht en leeftijd
Kenmerken op buurtniveau (stadsgewest)
Representatie: 56 % (30893 kinderen) 32% in achtergestelde buurt (9898)
21
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN
Welke indicatoren hangen samen met de kans op een eerste maatregel door de bijzondere jeugdzorg? Risicofactor: statistische benaming Methode: logistische regressie.
Effect van een significante indicator moet steeds gezien worden in de context van huishoudens die voor de andere variabelen identiek zijn. Significantieniveau
22
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN
Hoofdeffect: effect van 1 variabele op de kans op een eerste maatregel Interactie-effect: combinatie van effecten
Drie onderzoeksgroepen
Vlaamse bestuurlijke arrondissementen Franstalige bestuurlijke arrondissementen Brussel
23
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN ALGEMEEN OVERZICHT
24
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN INDIVIDUELE KENMERKEN
Geslacht
Jongens hebben een significant hogere kans op een eerste maatregel dan meisjes Onderscheid POS / MOF: voor meisjes in POS stijgt het risico sneller en sterker Vb. Vlaamse Gemeenschap
Leeftijd
De kans op een eerste maatregel stijgt significant naarmate men ouder wordt.
25
Vb. Franse Gemeenschap
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN KENMERKEN VAN HET HUISHOUDEN
Gezinssamenstelling
Kinderen die opgroeien in een eenoudergezin hebben een signficant hogere kans op een eerste maatregel dan kinderen die opgroeien in een tweeoudergezin.
Aantal leden van het huishouden
Kinderen die opgroeien in een huishouden met een groot aantal huishoudleden hebben een significant hogere kans op een eerste maatregel.
Vb. Brussel Vb. Vlaamse Gemeenschap
26
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN KENMERKEN VAN HET HUISHOUDEN
Geslacht van het hoofd van het huishouden
Kinderen die opgroeien in een huishouden met een vrouw aan het hoofd hebben een significant hogere kans op een eerste maatregel dan kinderen die opgroeien in een huishouden met een man aan het hoofd. Franstalige bestuurlijke arrondissementen: geen effect
27
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN SOCIO – ECONOMISCHE KENMERKEN
Tewerkstelling
Kinderen die opgroeien in een huishouden waar tenminste 1 huishoudlid werkt, hebben een significant lagere kans op een eerste maatregel dan kinderen die opgroeien in een huishouden waar er niemand werkt. Vb. Franse Gemeenschap
28
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN SOCIO – ECONOMISCHE KENMERKEN
Werkzoekend Franstalige bestuurlijke arrondissementen en
Brussel: geen significant effect Vlaamse bestuurlijke arrondissementen: Kinderen die opgroeien in een huishouden met tenminste 1 werkzoekend huishoudlid hebben een significant hogere kans op een eerste maatregel.
29
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN SOCIO – ECONOMISCHE KENMERKEN
Loopbaanonderbreking / vrijstelling Vlaamse bestuurlijke arrondissementen en
Brussel: geen significant effect Franstalige bestuurlijke arrondissementen: Kinderen die opgroeien in een huishouden waarvan tenminste 1 huishoudlid kans op een eerste maatregel.
loopbaanonderbreking / vrijstelling heeft, hebben een significant lagere
30
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN SOCIO – ECONOMISCHE KENMERKEN
Leefloon
Kinderen die opgroeien in een huishouden waarvan tenminste 1 huishoudlid een leefloon ontvangt, hebben een significant hogere kans op een eerste maatregel. Vb. Brussel
31
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN SOCIO – ECONOMISCHE KENMERKEN
Invaliditeit
Kinderen die opgroeien in een huishouden met tenminste 1 huishoudlid dat een invaliditeitsuitkering krijgt, hebben een hogere kans op een eerste maatregel. Vb. Vlaamse Gemeenschap
32
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN: INTERACTIE-EFFECT
Hoofd huishouden – Type huishouden
-
Vlaamse bestuurlijke arrondissementen
Kinderen die opgroeien in een tweeoudergezin hebben een hogere kans op een eerste maatregel in een huishouden met een vrouw aan het hoofd. Kinderen die opgroeien in een eenoudergezin hebben een hogere kans op een eerste maatregel in een huishouden met een man aan het hoofd. Het verschil tussen beide groepen is significant.
33
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN: INTERACTIE-EFFECT
Hoofd huishouden – Type huishouden Franstalige bestuurlijke arrondissementen
Kinderen die opgroeien in een tweeoudergezin hebben een hogere kans op een eerste maatregel in een huishouden met een vrouw aan het hoofd.
Kinderen die opgroeien in een eenoudergezin hebben een hogere kans op een eerste maatregel in een huishouden met een man aan het hoofd.
Het verschil tussen beide groepen is significant.
34
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN: INTERACTIE-EFFECT
Hoofd huishouden – Type huishouden Brussel
Kinderen die opgroeien in een tweeoudergezin hebben een hogere kans op een eerste maatregel in een huishouden met een vrouw aan het hoofd. Dit geldt ook voor kinderen die opgroeien in een eenoudergezin maar dit effect is minder uitgesproken. Het verschil tussen beide groepen is significant.
35
IDENTIFICATIE RISICOFACTOREN BUURTKENMERKEN
Synthese – indicator
Kinderen die opgroeien in een achtergestelde buurt hebben een significant hogere kans op een eerste maatregel.
Thematische indicatoren
Subjectieve gezondheid Opleiding Tewerkstelling Huisvesting
36
D
ISCUSSIE
:
ZWAARD VAN DAMOCLES OF EXCALIBUR
?
Samengevat o.b.v. deze cijfers: gezinnen in armoede zijn kwetsbaarder voor een eerste maatregel Maar … wat kunnen we uit deze cijfers juist afleiden?
Jeugdzorg als te vermijden emancipatiekader? maatregel niet per se negatieve interventie!
Jeugdzorg werkt hard, maar hoe werkt ze ?
Onderscheid tussen traject vóór en na instroom in het systeem.
Beperkte interpretatiemogelijkhede(n registratiedata Bvb. Verschillen gerechtelijke arrondissementen Differentiatie aanbod, voortraject cliënten, … Pleidooi voor kleinschalige monografieën Betekenis achter cijfers achterhalen Traject gebruikers (inclusief voor- en natraject) als invalshoek Specifieke praktijken als invalshoek
37