Voorlopig verslag - De Raad van de Vlaamse

Download Report

Transcript Voorlopig verslag - De Raad van de Vlaamse

Voorlopig Verslag
VLAAMSE
GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
DE RAAD
ZITTING 2015-2016
Nr. 11
INTEGRAAL VERSLAG
Vergadering van vrijdag 22 april 2016
Ochtendvergadering
INHOUD
BERICHTEN VAN VERHINDERING ............................................................................................
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN ...................................................................................
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) ....................................................................................
van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor
Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over armoede en sociale uitsluiting in de
woonzorgcentra
Sprekers: Arnaud Verstraete – Bianca Debaets, collegelid
van mevrouw Annemie Maes aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur,
Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, betreffende Daarkom
Sprekers: Annemie Maes – Khadija Zamouri – Paul Delva – Cieltje Van Achter – Pascal
Smet, collegelid
ONTWERPEN VAN VERORDENING (R.v.O., art.42, 43, 44 en 52) ..........................................
Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening voor het dienstjaar 2014
– Stuk 7 (2015-2016) - Nrs.1 en 2
2
Algemene bespreking ..............................................................................................................
Sprekers: Stefan Cornelis, verslaggever - Guy Vanhengel, collegevoorzitter
Stemmingen .............................................................................................................................
MOTIE VAN OVEREENSTEMMING (R.v.O., art.55) ................................................................
Stemming ................................................................................................................................
Ontwerp van verordening tot vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het
dienstjaar 2016 – Stuk 6A (2015-2016) - Nrs.1 en 2
Algemene bespreking ..............................................................................................................
Sprekers: Stefan Cornelis, verslaggever – Annemie Maes – Liesbet Dhaene – Elke Roex –
Brigitte Grouwels – Cieltje Van Achter – Guy Vanhengel, collegevoorzitter –
Pascal Smet, collegelid – Bianca Debaets, collegelid
Stemmingen .............................................................................................................................
MOTIE VAN OVEREENSTEMMING (R.v.O., art.55) ................................................................
Stemming ................................................................................................................................
BELEIDSOVEREENKOMST STEDENFONDS 2014-2019 – VOORTGANGSRAPPORT 2014-2015
Beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse
Gemeenschapscommissie voor de periode 2014-2019 – Voortgangsrapport 2014-2015
– Stuk 618 (2015-2016) - Nr.1
Bespreking ...............................................................................................................................
Sprekers: Pascal Smet, collegelid – Annemie Maes – Khadija Zamouri – Liesbet Dhaene –
Elke Roex – Paul Delva – Arnaud Verstraete – René Coppens – Bruno De Lille
Stemming ................................................................................................................................
VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art.60) .......................................................................................
van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor
Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over het aanbod sociaal vervoer
Sprekers: Arnaud Verstraete – Stefan Cornelis – Bianca Debaets, collegelid
BIJLAGEN ................................................................................................................................
TREFWOORDENREGISTER .......................................................................................................
3
11de vergadering
Vergadering van vrijdag 22 april 2016
OCHTENDVERGADERING
De vergadering wordt om 9.07 uur geopend.
Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe
___________________________________________________________________________
BERICHTEN VAN VERHINDERING
De voorzitter: De heer Dominiek Lootens-Stael en de heer Fouad Ahidar zijn verontschuldigd.
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN
De voorzitter: Vermits de collegevoorzitter nog problemen heeft in het verkeer, stel ik voor,
om geen tijd te verliezen, de vergadering aan te vangen met de vragen om uitleg. (Instemming)
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60)
Armoede en sociale uitsluiting in de woonzorgcentra
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Caritas Vlaanderen kaartte in haar campagne de
armoedeproblematiek aan in de residentiële ouderenzorg. Een terechte bekommernis, zeker in
de Brusselse context. De Welzijnsbarometer 2015 gaf al aan dat 1 op de 10 ouderen in Brussel
leeft van een bijstandsuitkering en dat de groep die recht heeft op een seniorenleefloon - de
Inkomensgarantie voor Ouderen - in 2014 met 8,7% is gestegen. Het armoederisico is bij
hoogbejaarden groot, en dus ook voor die bejaarden die in de Brusselse woonzorgcentra
verblijven.
Armoede heeft vele facetten. Er is uiteraard de financiële armoede. Bewoners betalen vandaag
al veel. Gegevens van 2013 gaven aan dat de gemiddelde dagprijs in het woonzorgcentrum
50,79 euro bedraagt. Een gemiddeld pensioen van 1.107 euro volstaat alvast niet om de
maandfactuur te betalen – die bedraagt ongeveer 1.524 euro – en dan zijn daar nog verschillende
bijkomende zaken zoals was, televisie en internet, … niet inbegrepen. Ouderen kunnen hun
facturen soms niet of niet tijdig betalen. Het OCMW of de familie moeten vaak tussenkomen
om het betaalbaar te maken.
Naast het financiële aspect zijn er andere zaken die armoede kenmerken. Het gebrek aan sociale
contacten, een gebrek aan juiste hulpmiddelen of afwezigheid op betalende activiteiten.
Caritas Vlaanderen heeft een charter met een aantal aandachtspunten opgesteld. Zo focussen ze
zich op het financiële luik, maar ook op sociale uitsluiting en op de ondersteuning van de
werknemers om met deze problematiek om te gaan. De woonzorgcentra kunnen dit charter
ondertekenen en in hun werking implementeren.
4
Heeft het collegelid cijfers over hoeveel bewoners van de Nederlandstalige Brusselse
woonzorgcentra hun facturen niet kunnen betalen of betalingsachterstand hebben? Zijn er ook
cijfers van het aantal bewoners dat beroep moet doen op het OCMW of op familie?
Hoeveel Nederlandstalige Brusselse woonzorgcentra hebben het charter ondertekend? Welke
acties onderneemt de VGC om de terechte bekommernissen van het charter te implementeren
in de Nederlandstalige Brusselse woonzorgcentra?
Welke maatregelen uit uw beleidsplannen, en in het bijzonder uit het armoedebestrijdingsplan,
kunnen hier soelaas bieden en hoe is het gesteld met de uitvoering van die maatregelen?
Hoe wordt de evolutie op vlak van armoede bij ouderen in deze context opgevolgd? Op welke
manier kan de effectiviteit en de efficiëntie van het gevoerde beleid ingeschat worden?
Collegelid Bianca Debaets: Navraag bij de Nederlandstalige woonzorgcentra in Brussel leert
ons dat er geen cijfers beschikbaar zijn over hoeveel bewoners moeilijkheden hebben om hun
facturen te betalen. Ik neem aan dat dit ook te maken heeft met de privacy, men gaat de aard of
de oorsprong van de middelen waarmee de factuur betaald wordt niet na. Gebruikt men
spaargeld, helpen de kinderen of het OCMW? Dat zijn vragen die niet gesteld worden aan de
bewoners van de woonzorgcentra. Bij de keuze voor een bepaald woonzorgcentrum speelt het
beschikbare budget wel mee. Home-Info heeft hierin een belangrijke begeleidende en
informatieve rol.
Als in de loop van het verblijf de financiële middelen uitgeput raken, kan de directie van het
woonzorgcentrum de bewoner helpen om een oplossing te zoeken. De familie wordt ingelicht
of het OCMW wordt aangesproken.
Het charter van Caritas, wat ik met veel aandacht gelezen heb, blijkt vrij onbekend te zijn bij
de verschillende Nederlandstalige Brusselse woonzorgcentra. Geen enkel woonzorgcentrum
kreeg de vraag om dit charter te ondertekenen. Ik vermoed dat men zich vooral naar Vlaanderen
heeft gericht. Hier had men nog geen weet van het bestaan van dit charter toen we een paar
dagen geleden de vraag stelden.
Ik heb het charter gelezen en dit bevat zeker een aantal terechte bekommernissen en vragen.
Nagenoeg alle vragen en suggesties in het charter hebben betrekking op een ander
beleidsniveau. De erkenning van de woonzorgcentra, de tewerkstelling, het prijzenbeleid, de
pensioenen, …. daar heeft de VGC geen impact op. Het is een zeer verdienstelijk document, ik
heb het bij me als iemand het wil inkijken, maar het overstijgt onze bevoegdheden.
Daarentegen zet de VGC wel in op de ontwikkeling en de uitbouw van toegankelijke
woonzorginitiatieven, zowel residentieel als niet-residentieel en projectmatig. Ik denk daarbij
aan de ontwikkeling van innovatieve woonzorgprojecten op maat van kwetsbare doelgroepen.
Vorige week vrijdag hebben we er zo een mogen openen, Biloba, in Schaarbeek. Een aantal
collega’s en parlementsleden waren aanwezig. In Schaarbeek heeft men er bewust voor gekozen
om mensen langer in de buurt te laten wonen, zodat ze op hoge leeftijd geen ingrijpende
veranderingen aan hun levensomstandigheden meer moeten ondergaan.
Biloba werkt samen met de sociale huisvestingsmaatschappij aan betaalbaar, omkaderd en
zelfstandig wonen. De mensen kunnen in hun eigen buurt blijven wonen, met de nodige zorg
en omkadering waar nodig. Dat zijn natuurlijk schitterende projecten waarop we graag inzetten.
5
Naast Biloba kan ik ook nog het project Solidair Samenhuizen in de Anneessenswijk aanhalen.
Dat project is nog in volle ontwikkeling.
Ik denk ook aan het initiëren van een diversiteitscharter, waar de VGC volop mee bezig is. Via
dit charter kunnen we personeel, bewoners en directies trajecten laten starten inzake diversiteit
in de meest ruime zin van het woord.
Er wordt een cultureel toegankelijk aanbod opgezet, niet alleen voor kapitaalkrachtigen, maar
ook voor mensen die het moeilijk hebben. Het Brussels Ouderenplatform werkt bijvoorbeeld
een heel mooi aanbod uit in de rusthuizen.
Ik verwees reeds naar de ondersteuning van Home-Info.
Dit is in een notendop een overzicht van wat de VGC met veel enthousiasme doet.
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik begrijp dat het moeilijk of onmogelijk is om na te
gaan hoe de betaling van facturen tot stand komt en wie daarin bijdraagt. Wat mij wel verrast
is dat we geen zicht hebben op hoeveel mensen er zijn met een betaalachterstand.
Uit het antwoord van het collegelid leid ik af dat er geen probleem is, of dat het niet zichtbaar
is. Dat is een interessante vaststelling. Het lijkt me bijna ondenkbaar dat de armoede die ik in
mijn vraag benoemde niet zou voorkomen in Brussel. Dat zou toch wel een bijzonder gelukkige
uitzondering zijn. We moeten dus vaststellen dat het probleem op dit moment niet werd
becijferd of benoemd. Daardoor is het moeilijk om er vanuit het beleid mee aan de slag te gaan.
Ik heb geen pasklaar antwoord over wat er moet gebeuren, maar volgens mij is het zinvol om
daar eens naar te kijken in het kader van het armoedebeleid.
Is er geen taak weggelegd voor de VGC om hierop een beter zicht te krijgen?
Ik ben het eens met het collegelid dat de VGC niet alle hefbomen in handen heeft om het
probleem van het charter op te lossen. Het is misschien interessant om, in overleg met de sector,
dit probleem aan te kaarten.
Met de stelling dat Biloba een heel interessant project is, ben ik het zeker eens. Er wordt nuttig
en belangrijk werk geleverd door de VGC op dat vlak.
Ik kan me moeilijk voorstellen dat directieleden van de instellingen geen idee hebben van de
realiteit over betaalmoeilijkheden. Wel kan ik begrijpen dat dit niet werd becijferd of verzameld
als data.
Collegelid Bianca Debaets: Ik heb niet willen beweren dat er geen armoede- of kansarmoedeprobleem is in rusthuizen. Wel denk ik dat het interessanter zou zijn om deze vraag aan de GGC
te stellen, want zij heeft een groter aantal rusthuizen en woonzorgcentra. Ook vanuit OCMW’s
kan men beter antwoorden op deze vraag.
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Dat is een goede suggestie. Vooraleer ik u voorstel om
een nieuw onderzoek op te starten, zal ik daar eens nagaan welke informatie beschikbaar is.
-
Het incident is gesloten.
6
Daarkom
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Recent vernamen we dat de Vlaamse Regering een
oplossing heeft gevonden voor de problematische situatie van Daarkom, het VlaamsMarokkaans cultuurhuis in Brussel. Vlaams minister Sven Gatz heeft hierover een akkoord
gesloten met Marokko. De organisatie blijft bestaan onder een andere naam en trekt weg uit het
Gaîté-gebouw aan de Wolvengracht. De huur van dit pand - ongeveer 300.000 euro per jaar woog immers ontzettend zwaar op het totale jaarbudget van ongeveer 500.000 euro, waardoor
er nog amper geld overbleef voor de eigenlijke werking van het cultuurcentrum. De
overeenkomst die toenmalig minister Bert Anciaux met Marokko had gesloten stipuleerde dat
Vlaanderen zou zorgen voor de infrastructuur, maar voor de werking zouden de Vlaamse
Gemeenschap en Marokko evenveel budget moeten inbrengen. Achteraf bleek dit niet het geval
te zijn.
Werden er slechte afspraken gemaakt?
Er zijn veel mensen die kritiek hebben op de afspraken die de heer Bert Anciaux heeft gemaakt.
Zelf zegt hij dat er een andere interpretatie aan werd gegeven door zijn opvolgster. De
daaropvolgende Vlaamse minister, mevrouw Joke Schauvliege, heeft een bijsturing
doorgevoerd. Dit hield een serieuze budgetverlaging in, wat de start bleek te zijn van een
geleidelijk wurgscenario voor Daarkom.
De recente overeenkomst tussen Vlaanderen en Marokko zou inhouden dat men enkel nog op
projecten zal inzetten. Het programma beperkt zich niet langer tot Brussel, maar gaat over heel
Vlaanderen. Ik heb nadien via de media vernomen dat Daarkom een vast kantoor zou krijgen
vlakbij de Ancienne Belgique.
Welke steun gaf de VGC aan Daarkom in 2015? Was er ook al financiële steun beloofd voor
2016?
Wat zijn de consequenties voor de VGC van deze recente overeenkomst tussen de Vlaamse
Gemeenschap en Marokko? Wat zijn de gevolgen voor Daarkom?
Wat zal er met het gebouw gebeuren? In het Gaîté-gebouw werden vroeger optredens en fuiven
gegeven. De Brusselse jeugd is nog steeds op zoek naar een geschikte fuifzaal. Is het gebouw
een mogelijke kandidaat voor de langverwachte en gezochte fuifzaal waar wij het collegelid
blijven aan herinneren?
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Het dossier Daarkom volgde ik al op in het Vlaams
Parlement, net zoals de heer Paul Delva. Ik heb het gevoel dat er eindelijk schot in de zaak
komt. Dit dossier sleept jammer genoeg al jaren aan en is zijn doel totaal voorbijgeschoten.
Het moet me toch van het hart dat er eindelijk een minister is - zelfs al is die van mijn eigen
partij - die zijn nek durft uitsteken en het probleem echt ter harte heeft genomen. Hij is in
dialoog gegaan, wetende dat dit veel mensen pijn zou doen. Zoals collega Annemie Maes al
zei, hielden de huurkosten het gebouw letterlijk in een wurggreep. Daardoor is de essentie van
de werking van het huis totaal achterwege gebleven. Het was namelijk de bedoeling dat er in
het gebouw culturele evenementen werden georganiseerd. Er waren geen middelen en ruimte
om de kerntaak in te vullen.
7
Die culturele evenementen zijn het allerbelangrijkste. Er is nu een stevige dialoog tussen
Marokko en België, die vroeger moeilijker verliep. Er is kruisbestuiving, wat volgens mij
noodzakelijk is gezien de gemeenschap die hier aanwezig is. De overeenkomst geeft nu
eindelijk cultuur de kans om potentieel de vrije loop te nemen.
Er zijn verschillende cultuurhuizen die goed werk leveren. Toch denk ik nog steeds dat onze
eigen culturele tempels, zoals onder meer Bozar en Ancienne Belgique, er moeten in slagen om
andere programmatie te integreren binnen het bestaande aanbod. Als voorbeeld haal ik het
Moussem-festival aan in Bozar. Dit is een Arabisch festival dat erin slaagt een bepaalde
gemeenschap, waarvan de leden anders nooit in Bozar zouden komen, naar Bozar te trekken.
Dat vind ik de juiste richting. We moeten iedereen in het gewest integreren in de bestaande
culturele tempels.
Ik sluit me deels aan bij de praktische vragen van collega Annemie Maes, en wil dit initiatief
toejuichen.
De heer Paul Delva (CD&V): Ik sluit me aan bij de vraagsteller. Zoals collega Khadija
Zamouri correct zei, hebben we aan dit dossier in het Vlaams Parlement de laatste jaren veel
aandacht besteed.
Ik zie in de vraagstelling dat er sprake is van een wurgscenario. Naar mijn mening is de
wurggreep op Daarkom niet ingezet door de budgetverlaging tijdens de laatste legislatuur, maar
wel door het initiële huurcontract. Dit contract heeft Daarkom van bij aanvang klemgezet,
waardoor het bijzonder moeilijk was om de gedachtegang achter Daarkom te zien. Het was een
interessant idee om te proberen op culturele en andere evenementen de link aan te halen tussen
onze gemeenschappen. Er bestaat volgens mij consensus over dat dit nuttig en goed is. De
startpositie van Daarkom was echter niet goed.
Ik hoop dat de oplossing die vandaag door Vlaams minister Sven Gatz naar voren wordt
geschoven, een einde zal maken aan het wurgscenario, zodat Daarkom eindelijk de vleugels
kan uitslaan.
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Ik wil me aansluiten bij wat de heer Paul Delva zei.
Mijn collega Karl Vanlouwe werkt in het Vlaams Parlement ook hard aan dit dossier. Onze
partij is blij dat Daarkom zal veranderen naar vzw Daarna. Daardoor kan de culturele werking
voorrang krijgen.
In de vraagstelling is het geschetste wurgscenario niet helemaal correct. Dit zat er volgens mij
inderdaad al van bij aanvang in. Er werd zonder toestemming van de Vlaamse Regering een
contract afgesloten. Van bij aanvang waren er veel vragen over de hoge prijs. Nadien zijn er
ook nog verschillende investeringen gebeurd aan het gebouw. Er is dus heel veel geld naar het
gebouw gegaan, maar niet naar de werking. Ik ben blij dat de Vlaamse Regering hier nu
eindelijk een knoop heeft doorgehakt en opnieuw wil inzetten op de culturele werking, die naar
mijn mening belangrijker is dan het betalen van huurgeld.
De voorzitter: Het staat mevrouw Annemie Maes natuurlijk vrij te vragen wat zij wil. De
andere raadsleden kunnen een bijkomende vraag stellen.
Collegelid Pascal Smet: Ik zal zeer kort en zakelijk antwoorden. Op de eerste vraag is het
antwoord: geen. Op de tweede vraag is het antwoord: geen, omdat de VGC geen relatie heeft
8
met Daarkom. Wij geven geen geld aan die organisatie, dit is een initiatief van de Vlaamse
Gemeenschap.
Wat betreft de suggestie om van het Gaîté-gebouw een fuifzaal te maken, kan ik enkel zeggen
dat we het idee zullen meenemen. We werken momenteel aan een andere piste. Dat dossier
loopt. Gezien de verhuurvoorwaarden van het Gaîté-gebouw zal dit geen evidente locatie zijn,
maar het stond al op ons lijstje.
Oorspronkelijk zouden we in samenwerking met de stad Brussel een fuifzaal bouwen achter het
Instituut Arts et Métiers. Maar we hebben beslist om sociale woningen te bouwen langs het
Instituut Arts et Métiers en niet in het park. Daardoor was het stedenbouwkundig niet meer
mogelijk de fuifzaal daar op te trekken en moesten we op zoek naar een andere locatie. Dat
scenario wordt op dit moment uitgewerkt.
Het Gaîté-gebouw staat dus op het reservelijstje, maar is niet onze voorkeurslocatie. We zullen
moeten zien hoe de immobiliënmarkt evolueert.
Voor de rest hoop ik, net als jullie, dat Daarkom functioneert in haar nomadisch bestaan en zich
verder kan ontwikkelen.
Op de concrete vragen heb ik dus negatief geantwoord, maar we nemen de suggestie van
mevrouw Annemie Maes mee.
Mevrouw Annemies Maes (Groen): Ik dank het collegelid voor zijn duidelijk antwoord en
voor het meenemen van mijn suggestie voor een fuifzaal. Het valt te overwegen om de
mogelijkheden te onderzoeken voor de VGC om in de nieuwe werking van Daarna – de
opvolger van Daarkom – een rol te spelen via projectmatige steun. Brussel heeft toch een
belangrijke Marokkaanse gemeenschap. Dat zal aan bod komen bij een volgende begrotingsbespreking.
Collegelid Pascal Smet: Dan moeten ze projecten indienen.
-
Het incident is gesloten.
ONTWERP VAN VERORDENING
TOT VASTSTELLING VAN DE REKENING OVER HET DIENSTJAAR 2014
– STUK 7 (2015-2016) Nrs.1 en 2
Algemene bespreking
De heer Stefan Cornelis (Open Vld), verslaggever: Na de algemene toelichting door de
collegevoorzitter werd er stilgestaan bij de bespreking van de fondsen en hoe het gebruik ervan
te interpreteren valt. Nadien werd er gestemd. Zowel de verschillende artikelen als het geheel
werden unaniem goedgekeurd.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Het College dankt de diensten en de verslaggever voor het
uitstekende verslag. Het College sluit zich aan bij dat verslag en heeft er verder niets aan toe te
voegen.
9
Stemming
De artikelen 1 tot en met 11 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Het geheel van het ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening voor het
dienstjaar 2014 – Stuk 7 (2015-2016) - Nrs.1 en 2, wordt unaniem aangenomen met 15 stemmen
voor.
Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Bruno De Lille, Paul Delva,
Liesbet Dhaene, Brigitte Grouwels, Annemie Maes, Elke Roex, Cieltje Van Achter, Jef Van
Damme, Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe
MOTIE VAN OVEREENSTEMMING (R.v.O., art. 55)
De voorzitter: Conform artikel 55 van het Reglement van Orde dient de Raad een motie van
overeenstemming in om te bevestigen dat de tabellen, gevoegd bij het ontwerp van verordening
tot vaststelling van de rekening voor het dienstjaar 2014 – Stuk 7 (2015-2016) – Nrs.1 en 2, in
overeenstemming zijn met de inhoud en de doelstellingen van die verordeningen en er als
zodanig een integrerend deel van uitmaken.
De motie van overeenstemming werd ingediend door mevrouw Elke Roex, de heer Paul Delva
en de heer Stefan Cornelis. De tekst werd op de banken rondgedeeld.
Stemming
De motie van overeenstemming betreffende de tabellen gevoegd bij het ontwerp van
verordening houdende vaststelling van de rekening voor het dienstjaar 2014 – Stuk 7 (20152016) Nrs.1 en 2, wordt unaniem aangenomen met 15 stemmen voor.
Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Bruno De Lille, Paul Delva,
Liesbet Dhaene, Brigitte Grouwels, Annemie Maes, Elke Roex, Cieltje Van Achter, Jef Van
Damme, Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe
ONTWERP VAN VERORDENING TOT VASTSTELLING VAN DE
BEGROTINGSWIJZIGING 1 EN A VOOR HET DIENSTJAAR 2016
– STUK 6A (2015-2016) Nrs.1 en 2
Algemene bespreking
De heer Stefan Cornelis (Open Vld), verslaggever: Na de algemene toelichting door de
collegevoorzitter werd meegedeeld dat het batig saldo van de gewone dienst 4.725 euro
bedraagt en dat de begroting van de buitengewone dienst in evenwicht blijft. Daarna werd snel
overgegaan naar de artikelsgewijze bespreking. Er werd onder meer stilgestaan bij het Brussels
Art Institute en de nieuwe PPS-constructie voor het onderwijs in de Gallaitstraat.
10
Voorts verwijs ik naar het uitstekende verslag van de diensten over die artikelsgewijze
bespreking.
Tot besluit kan ik de Raad meegeven dat de verordening in commissie werd aangenomen met
3 stemmen voor en 2 tegen.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Bij de opmaak van de begroting 2016 werd uitgegaan van
een overschot van 2 miljoen euro in 2015. Door over te dragen kredieten en annulatie van
gereserveerde middelen, gaat het nu over een overschot van 3,77 miljoen euro of 1,77 miljoen
euro meer dan initieel geschat. Dat is wat u gezegd heeft tijdens de begrotingscommissie vorige
dinsdag.
Een overschot van 3,77 miljoen euro dat niet is uitgegeven in 2015 in tijden van grote nood:
dat is veel geld. Daar heeft onze fractie toch wat vragen bij. De overschotten kan je misschien
deels verklaren door een voorzichtigheidspolitiek of door uitstel van projecten die niet tijdig of,
door onvoorziene omstandigheden, niet kunnen gerealiseerd worden. Maar toch…
We stellen vast dat ook nu voor een aantal sectoren, waar we als Brusselaars baat hebben bij
een snelle uitvoering en uitgave van de begrootte middelen, dit College te weinig daadkracht
heeft. Spontaan denken we dan aan het uitblijven van concrete welzijnsdossiers of dossiers in
het kader van kinder- of armoedebeleid. Collegelid Bianca Debaets mag dan 400 extra plaatsen
beloven in de kinderopvang, het VIPA-dossier zal nog lang aanslepen, waardoor er noodzakelijke werken nog niet kunnen worden uitgevoerd.
Een andere element dat opvalt, is het personeelsbeleid. In tegenstelling tot wat ze al eerder
antwoordde, is er toch nogal onrust in de gemeenschapscentra en de VGC-administratie. Er
worden nu extra middelen uitgetrokken voor de vorming van personeelsleden en voor een
tevredenheidsenquête. Maar is het dat waar het personeel nu het meest nood aan heeft? Zullen
zo de burn-outs en het grote verloop bij VGC-personeel een halt worden toegeroepen?
We hebben het in de commissie en de plenaire al gehad over het grote verloop bij de
mandaathouders, het ontbreken van een boekhouder van voldoende hoog niveau met een
correcte verloning voor de opvolging van de gemeenschapscentra. Denk maar aan het dossier
van de Vaartkapoen, waar er problemen zijn met de boekhouding. Ze moeten steun krijgen van
de VGC-administratie. Dan is extra geld voor een enquête maar een mager beestje en vragen
we ons af of het collegelid wel de juiste prioriteiten stelt.
De collegevoorzitter had het in de commissie over de financiële bijdrage voor Sint-Lukas,
waardoor ze in de gebouwen van het Brussels Art Institute (BAI) van Jan De Cock kunnen
blijven tot ze opnieuw naar Schaarbeek kunnen verhuizen. We vinden dat een goede zaak. Maar
tegelijkertijd vermindert het College de financiële steun voor de culturele poot van het BAI,
omdat het vindt dat het niet aan een overheid is om een succesvol en internationaal erkende
kunstenaar financieel te steunen. Daar sta ik behoorlijk paf van. Men is dus inderdaad nooit
sant in eigen land. Het is dan ook bijzonder jammer om te lezen dat er geen enkele extra steun
wordt gegeven aan musea of kunstinstellingen die toch alweer te lijden hebben onder de
aanslagen. Ik had toch een signaal verwacht in de begrotingswijziging, al is het symbolisch,
want we beseffen dat de VGC een kleine speler is. Dat is een gemiste kans! Draagt de VGC de
Brusselse culturele sector nog wel een warm hart toe?
11
Bij het zien van de verhoging van subsidies voor culturele participatiebevordering was ik bij
aanvang enthousiast: deze subsidies gaan normaliter over interessante initiatieven op het
terrein, zoals Globe Aroma, Recyclart en Femma. Zij maken concreet het verschil op het terrein.
Maar bij nadere lectuur gaat de verhoging enkel over de middelen voor de culturele databank
van Visit Brussels. Ook dit is een gemiste kans.
We zijn daarentegen wel tevreden dat er een verschuiving is met extra middelen – ongeveer
70.000 euro – van sociaal-culturele verenigingen naar sociaal-culturele projecten. Dit is positief
en ook in overeenstemming met de verordening. Groen is altijd voorstander geweest van het
subsidiëren van interessante projecten die het verschil maken in Brussel. Verenigingen moeten
verplicht worden om te werken op maat van Brussel en op maat van de noden vandaag. Een
aantal verenigingen doen zeer goed werk, anderen waren te veel bezig met structuur en te
weinig met terreinwerk voor Brussel en moesten wakker worden geschud.
De collegevoorzitter heeft uitgelegd in de commissie dat hij 600.000 euro extra zal investeren
in Buitenspel, de subsidies voor het omvormen van saaie betonnen speelplaatsen tot een meer
avontuurlijke, groene speelplaats. We hebben de collegevoorzitter hierover al geïnterpelleerd,
want we vinden dat een belangrijk dossier. Onze jeugd spendeert heel wat tijd op school. Een
aangename, stimulerende speel- en leeromgeving is dan ook van kapitaal belang, zeker in een
stedelijke omgeving. We zijn dus tevreden over deze bijkomende financiële steun.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel, onder meer bevoegd voor onderwijs, is bezig met het
bouwen van 2 secundaire scholen. We steunen hem daarin. In het verleden is gebleken dat de
VGC efficiënt werk levert op dit gebied. Het blijft nochtans vechten tegen de bierkaai. Van de
5.118 aanmeldingen die de website inschrijveninbrussel.be kreeg, kregen 2.818 kinderen géén
plaats in het Brusselse basisonderwijs toegewezen. Dat is meer dan de helft. Ondanks de
investeringen raakt het historisch tekort niet weggewerkt.
Ten slotte had collegelid Pascal Smet ons al enige tijd zijn investeringsplan beloofd.
Collegelid Pascal Smet: Dat is er. Ik heb het ingediend.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): We hebben het in elk geval nog niet gekregen. Het was
handiger geweest voor de begrotingsbesprekingen.
Collegelid Pascal Smet: Ik wilde niemand het plezier onthouden om het apart te kunnen
bespreken.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik ga hier niet op reageren.
Wij verwachten dat wij dat plan zo snel mogelijk krijgen. Mijn fractie zal in elk geval deze
begrotingswijziging, in de lijn van de commentaren die we hebben gegeven bij de
begrotingsbespreking zelf, niet goedkeuren.
De heer Stefan Cornelis (Open Vld): Ik zal toch wat positiever zijn dan mevrouw Annemie
Maes. Ik begrijp dat zij vanuit de oppositie het glas liever halfleeg dan halfvol ziet. Het is goed
vol. (Opmerkingen van de heer Bruno De Lille)
12
De uitleg is er geweest, bijvoorbeeld over het Brussels Art Institute. Dat zou niet worden
ondersteund. Het tegendeel is waar, het wordt zelfs gered met middelen vanuit Onderwijs. We
zullen ook bekijken wat de mogelijkheden zijn vanuit Cultuur.
Ik wil dit College toch liever feliciteren voor zijn puike begrotingswerk. Ik wil er nog op wijzen
dat er meer middelen worden gemobiliseerd vanuit de verschillende fondsen om een mogelijke
PPS-constructie op poten te zetten. We zijn dus in verschillende domeinen goed bezig en
daarom nogmaals mijn felicitaties en een overtuigde voorstem voor deze aangepaste begroting.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Een begrotingsbespreking of een begrotingswijzigingsbespreking is altijd een interessante oefening, want de begroting is de concretisering van het
beleid en de beleidskeuzes. Over die keuzes heb ik toch enkele bedenkingen, die ik graag met
jullie deel.
Wat Onderwijs betreft, is er nog nooit zoveel door Vlaanderen en de VGC geïnvesteerd in de
capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs. Vlaams minister Hilde Crevits
verklaarde dat er voor het komend schooljaar 1.000 plaatsen zouden bijkomen. Bovendien
maakt ze, gespreid over 3 jaar, 30 miljoen euro vrij voor de capaciteitsuitbreiding in het
Brussels onderwijs. Met die 30 miljoen euro spendeert de minister een kwart van haar budget
aan het Brussels onderwijs.
Vlaanderen en de VGC nemen hun verantwoordelijkheid in het kader van de capaciteitsuitbreiding van het onderwijs. Maar hoewel er nog nooit zoveel plaatsen beschikbaar waren
voor het schooljaar 2016-2017, bleef de druk even hoog als voor het schooljaar 2015-2016.
De capaciteitsdruk in het Nederlandstalig Brussels onderwijs is het rechtstreekse gevolg van
het falende kwaliteitsbeleid van de Franse Gemeenschap met betrekking tot haar onderwijs.
Zeker in het kader van het aanleren van Nederlands aan haar leerlingen. Dat is de reden waarom
ons Nederlandstalig onderwijs zoveel succes heeft. De Brusselse lessen Nederlands in het
Franstalig basisonderwijs worden door de Franse Gemeenschap ondergefinancierd. Van alle
immersiescholen zijn er het minste in Brussel.
Relatief zijn er het minste immersiescholen van de Franse Gemeenschap in Brussel.
(Opmerkingen van Elke Roex en Jef Van Damme)
In Brussel, daar waar ze het meest nodig zijn.
Binnen de VGC gaat zeer regelmatig, eigenlijk altijd het signaal naar Vlaanderen om de
capaciteit van het Brussels Nederlandstalig onderwijs te verhogen. Maar wanneer zal er
eindelijk vanuit de VGC ook een signaal komen ten aanzien van de Franse Gemeenschap?
Ook wat Welzijn betreft, neemt Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid op en werd een eerste
inhaalbeweging gemaakt. Zo maakt Vlaams minister Jo Vandeurzen voor de Brusselse
welzijnsinstellingen 7 miljoen euro vrij uit het VIPA-fonds (Vlaams Infrastructuurfonds voor
Persoonsgebonden Aangelegenheden). Daarvan gaat 1,4 miljoen euro naar de kinderdagverblijven, 2,9 miljoen euro komt de ouderenzorg toe en de gehandicaptensector krijgt 2,8
miljoen euro. Hiermee bewijst Vlaanderen ruimschoots wél in Brussel te willen investeren.
13
Maar voor de VGC is en blijft Welzijn het zwakke broertje. De VGC zou het voorbeeld van
Vlaanderen kunnen volgen en beslissen om ook wat meer te investeren, maar doet dit helaas
niet. (Rumoer op de banken)
Al in het kader van de vorige begrotingsbespreking wees ik erop dat de keuze van de VGC om
niet bij te springen op het vlak van Welzijn uitsluitend de keuze en de verantwoordelijkheid is
van de VGC en van het bevoegde collegelid.
Nochtans is er heel veel werk aan de winkel, zeker in de ouderenzorg: volgens de laatste
Welzijnsbarometer leeft maar liefst 1 op de 10 ouderen in Brussel van een vervangingsinkomen.
Het aandeel ouderen met recht op een Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) steeg het
afgelopen jaar met meer dan 8%. Het aanbod thuiszorg is een stuk beperkter dan elders in het
land en dus duurder. Ook de bejaardenhuizen in Brussel behoren tot de duurste van het land.
Op het vlak van integratiebeleid in Brussel doet Vlaanderen bijzonder veel inspanningen voor
de inburgering. Er werden 2.400 extra Nederlandstalige inburgertrajecten aan Brussel
toegewezen, bovenop de 3.000 plaatsen die er al waren.
Naar aanleiding van de vorige begroting had ik opgemerkt dat de VGC de asielcrisis aan zich
liet voorbijgaan. Ik had 2 bezwaren: dat er geen bijkomende financiering kwam in het kader
van het integratiebeleid van de VGC, en dat er enkel sprake was van een projectmatig beleid
maar niet van een beleidsvisie. Het is een goede eerste stap dat er een verschuiving komt van
150.000 euro van projectmatige projecten naar jeugdwelzijn, wat een meer beleidsmatige
aanpak toelaat. Goede preventie is met betrekking tot radicalisering inderdaad bijzonder
belangrijk.
Enerzijds is dit een verschuiving van budgetten binnen het domein Welzijn. Er is dus geen
sprake van een bijkomende financiering. En anderzijds betekent dit niet dat dit ten koste moet
gaan van de eveneens grote uitdaging op het vlak van de integratie van niet-geradicaliseerden.
De VGC heeft in het kader van het Vlaamse Inburgeringsdecreet een regierol voor Brussel
toegewezen gekregen. Dit vereist een beleidsvisie: hoe ga je de partners in Brussel
samenbrengen, hoe ondersteun je het Agentschap Integratie en Inburgering, hoe rol je een
horizontaal integratiebeleid in Brussel uit?
Ik zie hier niets van terug: er is geen enkele coherente globale beleidsvisie terug te vinden en
er worden ook geen middelen aan toegewezen. Nochtans, zoals ik het vorige keer al zei: de
VGC heeft 2,2 miljoen euro extra gekregen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, juist omdat
de Franse Gemeenschapscommissie te weinig middelen had om een integratiebeleid te
ontplooien. Als de Commission Communautaire Française (Cocof) 80% krijgt, krijgt de VGC
20% van de middelen.
Het totale stilzwijgen over enig beleid met betrekking tot de inburgerproblematiek in Brussel,
nochtans de grootste uitdaging waar Brussel voor staat, kan enkel gekwalificeerd worden als
schuldig verzuim. Daarom zal de N-VA tegen deze begrotingswijziging stemmen. (Applaus
van de N-VA-fractie)
Mevrouw Elke Roex (sp.a): Deze begrotingswijziging bevat enkele aankondigingen die we
kunnen toejuichen.
14
Twee grote projecten binnen Onderwijs krijgen eindelijk een startschot. Ten eerste zijn we blij
dat het grote project in Koekelberg nu ook letterlijk in de steigers staat. Dit omvangrijke project
geeft een antwoord op het capaciteitstekort en het vormt de KUB-site om tot méér dan enkel
een school. We juichen de voorziene integratie van gemeenschapsvoorzieningen op de site ten
volle toe en hopen dat dit bij toekomstige projecten altijd zal worden voorzien. Ook in
Schaarbeek komt er een groot project. De gemeente, en vooral de buurt, heeft al jaren nood aan
een extra basisschool. En ook bij dit project integreert men de al dan niet bestaande
gemeenschapsvoorzieningen. Het zal ook komaf maken met de krotwoningen in de
Vanderlindenstraat en een nieuwe boost kunnen geven aan deze toch kwetsbare buurt.
Deze twee ontwikkelingen stemmen ons hoopvol voor komende onderwijsprojecten in dit
gewest: onderwijsprojecten die over het muurtje kijken en die jeugd, cultuur, sport en
welzijnsvoorzieningen verenigen. Graag meer van dat!
Naast deze grotere projecten geeft deze begrotingswijziging ook korte termijn antwoorden op
problemen die onlangs nog werden besproken in de commissies voor Cultuur, Jeugd en Sport
en Welzijn, Gezondheid en Gezin.
Mevrouw Annemie Maes had het er al over, maar we hebben een licht verschillende visie
daarop. De gemeenschapscentra krijgen op korte termijn externe hulp bij het afsluiten van de
boekhouding, na het wegvallen van de boekhouder binnen de VGC. Daar heerste inderdaad
heel wat bezorgdheid over, en het is voor ons dan ook een opluchting dat hier snel een oplossing
voor is gevonden.
Ik ben blij te mogen lezen dat collegelid Bianca Debaets mijn bezorgdheid over het
registratiesysteem voor de lokale dienstencentra ter harte heeft genomen: er wordt 30.000 euro
voorzien voor het onderhoud en de hosting van het registratiesysteem. Deze kredietwijziging
voorziet in een snelle oplossing, maar daarom nog geen duurzame oplossing. Nogmaals wil ik
erop wijzen dat een duurzame oplossing voor het registratiesysteem absoluut nodig is. Meer
nog. Er is een beslissing nodig: of we beslissen om het registratiesysteem stop te zetten, of we
voorzien in de middelen die er kunnen voor zorgen dat het effectief en correct kan worden
gebruikt.
Op het gebied van de kinderopvang toont deze begrotingswijziging weinig grote veranderingen.
Dit hoeft niet altijd, maar ik hoop wel dat we klaar zijn – ook financieel – voor alle uitbreidingen
die het collegelid een tijdje geleden in de pers heeft aangekondigd. De 409 extra plaatsen zijn
nodig. De derde cartografie, die we deze week voorgesteld kregen, toonde dit nogmaals aan.
Het betoog van mijn collega van de N-VA verbaasde me dan ook enigszins. In tegenstelling tot
wat zij laat uitschijnen, denk ik dat de investeringen van Vlaanderen in Brussel op het vlak van
Welzijn, het kleine broertje zijn. Er is een serieuze inhaalbeweging nodig. Zo is er bijvoorbeeld
inzake de uren thuiszorg heel weinig gerealiseerd. Inzake kinderopvang staan we heel ver van
de norm. Dat is gewoon een investering van Vlaanderen in Brussel. De VGC hoeft daar niet te
compenseren. Vlaanderen moet daar gewoon de Brusselnorm correct toepassen. Op het vlak
van Welzijn is dat allesbehalve het geval. (Applaus bij de sp.a)
Kortom beste collega’s, deze begrotingswijziging stemt ons hoopvol, reikt kortetermijnoplossingen aan en wijst op de uitdagingen die we als VGC hebben. Onze fractie keurt deze
begrotingswijziging dan ook volmondig goed, en we kijken al uit naar de begroting 2017, waar
we hopen op dezelfde weg te mogen verdergaan.
15
Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): CD&V is tevreden met deze begrotingswijziging 1 en
A voor het dienstjaar 2016. Tijdens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting
en Media zijn we gedetailleerd ingegaan op heel wat wijzigingen. Maar enkele zaken willen
wij in het plenum even in het licht stellen.
Wij juichen toe dat er nu echt belangrijke stappen worden gezet inzake de 2 grote
middelbaaronderwijsprojecten in Koekelberg en Schaarbeek. Het wordt stilaan concreet.
Wij zien een aantal verschuivingen binnen de artikels van dezelfde domeinen, bijvoorbeeld
voor Muntpunt, waar kredieten van het personeel nu in subsidies worden omgezet. Dat is
positief. Er komt dus eindelijk duidelijkheid met betrekking tot het personeel van Muntpunt.
De subsidies voor sociaal-culturele verenigingen verschuiven naar de sociaal-culturele
projecten.
Dit punt zullen wij zeer aandachtig blijven opvolgen, maar het mag niet ten nadele van de goede
werking van de sociaal-culturele verenigingen gaan.
We zijn ook tevreden met de extra ondersteuning voor sommige structurele projecten zoals de
Romawerking van de Foyer die extra middelen uit het Stedenfonds betrekt. Dat is des te
belangrijk want het betreft de enige structurele Romawerking in het Brussels hoofdstedelijk
gewest.
Ik herhaal hier de bedenking die ik eveneens tijdens de commissiebespreking heb geformuleerd.
De erkenning van kunst en van kunstenaars is belangrijk Het leidt immers tot culturele
verrijking, maar het mag natuurlijk niet de bedoeling zijn dat de VGC het deficit van het
Brussels Art Institute (BAI) van Jan De Cock aanvult. We gaan volledig akkoord met de
getroffen regeling. Er is dankzij het BAI een oplossing voor een hogeschool gevonden. Ik ben
gerustgesteld door het antwoord van het College in de commissie, maar wilde dit hier toch nog
even aankaarten.
De keuzes op het vlak van de domeinen Welzijn, Gezondheid en Gezin houden voor ons de
correcte keuzes in. Er is extra geld vrijgemaakt in het kader van samenlevingsinitiatieven. Dat
is absoluut terecht, zeker in het licht van de gebeurtenissen van 22 maart. Het wordt immers
meer dan ooit duidelijk hoe belangrijk het is om te werken aan een inclusieve samenleving en
we zijn dan ook heel blij dat het College via zijn diverse beleidsdomeinen zijn steentje bijdraagt
om de juiste antwoorden te vinden. Naast het broodnodige veiligheidsbeleid is preventie van
radicalisering zonder meer het allerbelangrijkste.
Mevrouw Liesbet Dhaene had het inzake het welzijnsbeleid over ‘schuldig verzuim. Zij
beschikt duidelijk over een dosis moedwillige blindheid.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Het ging over inburgerbeleid.
Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): Wij waarderen de inspanningen die het College levert
om het aandeel van welzijn in de VGC-begroting langzaam maar zeker op te trekken. We weten
allen dat er een historisch deficit moet worden aangepakt, dat ontstaan is toen dat
bevoegdheidsdomein later dan de andere naar de VGC is overgeheveld.
16
Als mevrouw Dhaene stelt dat er meer middelen nodig zijn zowel voor welzijn als voor het
inburgerbeleid, dan heeft ze gelijk. We kunnen ons dan het best samen inzetten om vanuit de
Vlaamse Gemeenschap meer middelen naar Brussel te laten vloeien. Daar moeten we echt één
strijd van maken.
De CD&V-fractie is tevreden met de door het College gemaakte keuzes en zal deze begrotingswijziging goedkeuren.
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Een weerkerend thema bij begrotingsbesprekingen in
deze Raad is “dat we moeten geduld uitoefenen”. Tijdens de vorige begrotingsbesprekingen en
die nog daarvoor was het me al opgevallen dat collegelid Pascal Smet zijn tijd neemt. Nochtans
staan er in de begroting voor 2016, die we eerder hebben goedgekeurd, nieuwe strategische en
operationele doelstellingen. De begroting voor Cultuur, Jeugd en Sport voor 2016 was hierdoor
eigenlijk een ietwat schizofrene begroting. Er stonden wel allemaal nieuwe doelstellingen in,
al waren de centen nog altijd op de oude doelstellingen geënt.
Ik begrijp dat het toen niet zo eenvoudig lag, want de bespreking over het nieuwe meerjarenplan
en de nieuwe doelstellingen viel ongeveer samen met de begrotingsbesprekingen. Vandaag zijn
we bijna een half jaar verder en het lijkt alsof de betrokken begroting nog altijd geënt is op de
oude doelstellingen. De centen steunen nog op het oude beleid maar zijn nog niet gekoppeld
aan of herverdeeld over het nieuwe beleid en de nieuwe doelstellingen. Wanneer gaat het
collegelid hier eindelijk werk van maken? Ik had dat bij deze begrotingswijziging verwacht.
(Onderbreking van collegelid Pascal Smet)
Het Investeringsplan Cultuur, Jeugd en Sport zou worden opgemaakt voor januari 2016. Ik
verneem nu dat het is ingediend. (Instemming van collegelid Pascal Smet). Tijdens de eerdere
besprekingen kon hij daarover nog niets zeggen omdat hij het plan nog moest opstellen. Toen
al wisten we dat de geplande investeringen twee jaar waren opgeschoven. De middelen werden
in 2015 niet gebruikt en doorgeschoven naar 2016.
Er wordt blijkbaar een extra medewerker aangeworven om renovatiedossiers en investeringswerken op te volgen. Dat is zeker een goede zaak. Een plan hebben is belangrijk, maar de
uitvoering is nog veel belangrijker. We mogen uit de stilstand van de voorbije jaren gerust
afleiden dat de uitvoering vertraging heeft opgelopen. Ik hoop dat er nu dringend een
versnelling hoger zal worden geschakeld en we kijken uit naar de bespreking van het
Investeringsplan.
In die context is de verhoging van de leegstandsheffing geen goede zaak. Ik begrijp dat het
collegelid de krotten aan De Kriekelaar heeft geërfd en dat er nu plannen zouden zijn in het
kader van een nieuwe school. Als er echter sprake is van het verplicht betalen van
leegstandheffingen, is goed beleid ver te zoeken.
Er moet een externe boekhouder worden aangeworven om de boekhouding van de externe
gemeenschapscentra te kunnen afsluiten. Ook hier heeft het nefaste financiële beleid - of nonbeleid - waarover de gemeenschapscentra terecht hebben geklaagd, tot deze bijkomende kosten
geleid. Als collegelid Smet wacht om orde op zaken te stellen tot hij alle gemeenschapscentra
heeft bezocht, dan komen dergelijke onnodige kosten naar de oppervlakte. Het wordt echt tijd
dat hij zijn bevoegdheid ten aanzien van de gemeenschapscentra ernstig neemt. Er is nu te veel
stilstand!
17
Collegelid Pascal Smet: Ze zijn nog nooit zo gelukkig geweest als nu, buiten die ene N-VAer dan. (Gelach)
De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Misschien de enige die zijn mond durft open
doen?
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Daarom wellicht dat de centra en masse een brief
hebben gestuurd om te klagen over hun boekhouding en dat de raden van bestuur in hun
vriendenkring moeten nagaan of ze geen bevriend boekhouder kennen om de boekhouding te
kunnen afsluiten. Dat wijst mijns inziens toch niet op groot geluk.
De begroting vertoont een verschuiving van verenigingen naar praktijken. Ik zeg niet dat ik
tegen deze verschuiving ben. Ik kan een en ander echter nog niet inschatten want we hebben
nog geen kopie ontvangen van de regelgeving. De verordening die is goedgekeurd, was een
blanco cheque. Ik herinner me nog levendig dat al mijn amendementen om alsnog iets te maken
van deze verordening, werden weggestemd. De Raad verkoos om dit college een blanco cheque
te geven in het kader van de subsidies aan het verenigingsleven. Ik kijk uit naar de mogelijkheid
om na te gaan of de verschuiving in de begroting berust op een goede en duidelijke regelgeving.
Ik heb een vraag over de gevolgen van 22 maart 2016 op onze cultuurhuizen. Ik begrijp van
Vlaams cultuurminister Sven Gatz dat hij zal proberen in kaart te brengen wat de gevolgen van
de aanslagen voor de culturele sector zijn. Brussels minister-president Rudi Vervoort heeft
aangekondigd te zullen tussenkomen in de kosten voor de beveiliging van culturele locaties die
subsidies krijgen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Heeft collegelid Pascal Smet zicht
op de impact van de aanslagen van Parijs en Brussel op onze Brusselse cultuurhuizen? Werkt
hij op dat vlak samen met Vlaams minister Sven Gatz?
Wat betreft de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport staan er geen grote verschuivingen in
deze begrotingsaanpassing. Straks is dit College 2 jaar aan de slag. Het wordt hoog tijd dat we
iets zien bewegen in deze beleidsdomeinen. Als het collegelid zelf geen ideeën heeft, waarom
steunt hij dan het Bruegeljaar niet met een projectoproep?
Collegelid Pascal Smet: Ik wist dat er nog zoiets zou komen. Het gaat dus weer om het
verleden. (Protest van de heer Johan Van den Driessche)
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Dat gaat net over de toekomst en over pogingen om
onze stad Brussel er weer bovenop te brengen. Het wordt een mooi project voor Brussel. Het
collegelid moet dat dan ook niet zomaar afdoen als “iets uit het verleden”.
We kunnen deze begrotingswijziging niet goedkeuren. Het is en blijft een te mager beestje.
(Applaus van de heer Johan Van den Driessche en mevrouw Liesbet Dhaene)
Collegelid Pascal Smet: Dat applaus klonk heel eenzaam.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Mevrouw Maes zei dat het boeken van een overschot van
3,7 miljoen euro van weinig daadkracht getuigt. Dat cijfer moet ik nuanceren. Het gaat om een
overschot van 3,7 miljoen euro op een totale begroting van meer dan 175 miljoen euro. Dat gaat
dus om een ‘overschotje’ van 1,5 à 2%. Dat is in feite een percentage dat moet overblijven om
niet in het rood te gaan. Als een dergelijke veiligheidsmarge niet in acht wordt genomen, loopt
men al snel het risico om, op een bedrag van 175 miljoen, in de rode cijfers te belanden.
18
Het betrokken bedrag ligt dan ook helemaal binnen de normen en toont aan dat de begroting
voor 98% is uitgevoerd. Dat is zonder meer een knap resultaat. Ik raad mevrouw Maes aan om
even bij andere overheden te gaan kijken. Ons cijfer betekent dat het College en zijn
administratie blijk geven van zeer grote daadkracht en erin geslaagd zijn de beschikbare
middelen nagenoeg volledig aan te wenden.
Mevrouw Maes spoorde me aan om het cultuurproject BAI een warm hart toe te dragen.
Waarover gaat het? Het BAI zat met een moeilijkheid, wat een gevolg was van de aanwezigheid
van een school met 350 leerlingen en leerkrachten op de betrokken locatie. Dat heeft geleid tot
investeringen en kosten die men bij de aanvang waarschijnlijk niet helemaal volledig heeft
ingeschat. We hebben het BAI uit de problemen gehaald. Het BAI is daardoor zeker van een
toekomst tot september 2017. Tussen nu en september 2017 moeten we, samen met het BAI,
onderzoeken hoe dit verder moet. Ik heb er alle vertrouwen in dat er een oplossing komt.
Mevrouw Maes mag het College er dan ook zeker niet van verdenken dat we deze instelling
geen warm hart zouden toedragen, want het tegendeel is waar. Ons hart klopt voor Kuregem en
voor initiatieven die een heel ander geluid daarover laten horen.
Ik vraag me soms zelfs af of we hieraan wel voldoende publiciteit geven. We praten er hier nu
wel over, op een ogenblik dat de polemiek hoogtij viert. In Kuregem woont en werkt wel
degelijk Jan De Cock, een van de gekendste en internationaal meest gerenommeerde Belgische
kunstenaars. Communiceren wij hierover wel voldoende? Zijn we zelf wel ondersteunend
genoeg? Het verbaast me nog steeds dat vele mensen hiervan helemaal niet op de hoogte zijn.
Het is echter niet door te praten en te blijven vitten op allerlei akkefietjes dat dit zal verbeteren.
We dragen deze sector met z’n allen wel degelijk een warm hart toe. Ik vraag iedereen om deze
houding mee te steunen.
Bij discussies over onderwijs en de daarmee gepaard gaande capaciteitsproblemen wordt er
telkens opnieuw verwezen naar 2 elementen: de situatie in het Franstalig onderwijs en het
gegeven dat - ondanks het feit dat we onze capaciteit met een derde hebben doen toenemen de vraag het aanbod nog steeds overtreft.
We zullen het de komende jaren heel moeilijk hebben om een aanbod te creëren dat de volledige
vraag kan dekken. Onze ‘startverhoudingen’ als Nederlandstaligen sporen helemaal niet met de
verhoudingen aan de vraagzijde. We zitten grosso modo met een verhouding van 20% tegen
80%. Ik overdrijf een beetje, maar een hele grote groep uit die 80% heeft belangstelling voor
het Nederlandstalig onderwijs. Hoe meer aanbod we echter creëren, hoe meer de vraag
overslaat. We kunnen dan ook alleen maar ons uiterste best doen.
Gisteren heb ik nog overlegd met de taskforce. De komende 3 jaar zullen de Vlaamse Regering
en de VGC gezamenlijk 100 miljoen euro investeren in onderwijsinfrastructuur. Bij die 100
miljoen euro zit er 30 miljoen van de Vlaamse Gemeenschap en 70 miljoen euro van de VGC.
De 70 miljoen euro komen – laat ons dit vooral nooit vergeten! – uit middelen die bestemd
waren voor de werking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die bijgevolg voor de
realisatie van gewestelijke bevoegdheden hadden kunnen dienen. Bij de herfinanciering van de
Gemeenschapscommissies hebben we ze vanuit de VGC ‘geüsurpeerd’ voor onderwijsinfrastructuur, weliswaar in samenspraak met Vlaams minister voor Onderwijs Hilde Crevits.
Het was de bedoeling om alle hangende dossiers te financieren, wat neerkomt op een enorme
inspanning.
19
Om het enigszins lapidair te stellen: de demografie is galopperend. Het is makkelijker om
kinderen te maken dan scholen te bouwen. (Glimlachjes)
De heer Bruno De Lille (Groen): Tussen de tijd dat men een kind maakt en het kind moet
school lopen, rest ons toch wel wat tijd. (Gelach)
De heer Johan Van den Driessche (N-VA): En zelfs die periode is statistisch gezien perfect
voorspelbaar.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dit is wel niet voorspelbaar.
In Vlaanderen is dit wél min of meer voorspelbaar, maar bij ons is dat een stuk moeilijker. Men
weet namelijk nooit op voorhand hoeveel leerlingen uit die 80% de overstap willen maken naar
het Nederlandstalig onderwijs.
Het College is ingegaan op de suggestie om zelf het voortouw te nemen en de actiesnelheid op
te voeren. De beide secundaire scholen waar we nu heel wat tijd en energie in steken, worden
in een eerste fase volledig ‘getrokken’ door de VGC. Pas in een volgende fase zullen ze ter
beschikking worden gesteld van de inrichtende machten. We doen dit net omdat een en ander
snel vooruit zou kunnen gaan.
Ik denk dat het iets te kort door de bocht is als men stelt dat de keuze van heel wat anderstaligen
voor het Nederlandstalig onderwijs, uitsluitend wordt ingegeven door talenkennis. Talenkennis
is ongetwijfeld een belangrijk element, maar de argumentatie die anderstalige ouders
aanwenden om voor Nederlandstalige onderwijsinstellingen te opteren, reikt veel verder dan
louter dat ene element. De VGC heeft gedurende de voorbije jaren heel veel geïnvesteerd in
infrastructuur. Ik durf zelfs te stellen dat het overgrote deel van onze Nederlandstalige
onderwijsinstellingen in goede tot uitstekende infrastructuren werken. Dergelijke infrastructuren leiden op hun beurt tot het aantrekken van degelijke pedagogische teams, goede directeurs
en dynamische en gemotiveerde onderwijsmensen. Al deze mensen moeten soms van ver
komen maar zijn, net omwille van de omgeving waarin ze kunnen werken, zeer gemotiveerd.
We hebben bovendien een pedagogische ondersteuning uitgebouwd om ‘U’ tegen te zeggen.
Via het Onderwijscentrum Brussel en al zijn geledingen, beschikken we in Brussel over een
stevig en goed gestructureerd apparaat inzake pedagogische ondersteuning. Dit alles leidt
uiteraard tot een groot gevoel van welbevinden bij de pedagogische teams, dat op zijn beurt
afstraalt op de omgeving en het publiek dat op zoek gaat naar het beste voor zijn kinderen.
Iedereen wil toch het beste voor zijn of haar kind? Op dat vlak hebben we een ontwikkeling
gekend die enigszins anders is dan de ontwikkeling die zich in het Franstalig onderwijs heeft
voorgedaan. Bovendien heeft deze ontwikkeling zich kunnen voordoen door het feit dat het
Nederlandstalig onderwijs zich aanvankelijk in een minderheidspositie bevond. Vanuit een
dergelijke positie zijn we alvast alerter en doortastender gaan optreden.
Ik merk ook dat er zich in het Franstalige landsgedeelte een tendens aftekent waarbij een deel
van de Waalse politieke klasse meer en meer opteert voor Waals onderwijs. Daar valt eigenlijk
wel iets voor te zeggen. De noden in Wallonië en de aldaar gehanteerde werkwijze zijn immers
enigszins verschillend van de noden in het Franstalig Brussels onderwijs. Dit is hoe dan ook
geen gemakkelijk debat.
20
Collegelid Pascal Smet: Ik wijs erop dat het ingediende Investeringsplan niet moet worden
goedgekeurd door de Raad. Als de Raad dit wenst te bespreken, staat het College vanzelfsprekend ter beschikking.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik vraag bij deze om het te kunnen bespreken.
De voorzitter: Dat is een zaak voor het Uitgebreid Bureau.
Collegelid Pascal Smet: Uiteraard had ik al het vermoeden dat mevrouw Maes iets dergelijks
zou vragen. (Glimlachjes)
Vlaams minister voor Cultuur Sven Gatz heeft inderdaad aangekondigd dat hij de gevolgen van
de aanslagen voor de cultuurhuizen in kaart zou brengen. Ik meen dat dat wij op dat vlak geen
dubbel werk moeten doen. Als Vlaams minister Sven Gatz de hand aan de ploeg slaat, zal hij
dat wel goed doen. Wij zullen zijn gegevens meenemen in de gesprekken die we op gewestelijk
niveau zullen voeren.
Mevrouw Van Achter was net een beetje stout. Ze vervulde haar rol van oppositielid met verve.
Tot nader order ga ik ervan uit dat zij ook wel eens ‘buiten komt’. Ongetwijfeld hoort zij bij die
gelegenheid wat de mensen te vertellen hebben. Ook ik sta echter voortdurend in contact met
het werkveld. Vanochtend nog ontbeet ik samen met de Jeugdraad. Een paar dagen geleden
ontving ik het hele Brusselse sociaal-culturele werkveld op mijn kabinet. Al deze mensen zijn
bijzonder gelukkig met de gevolgde processen, de wijze waarop we met hen samenwerken en
wat we uiteindelijk met het beleid doen. Ook de manier waarop we hen bij het beleid betrekken
en de veranderingen die een en ander te weeg brengt, kunnen hun goedkeuring wegdragen. Ik
snap natuurlijk wel dat mevrouw Van Achter als oppositielid tracht aan te geven dat er niets
vooruit gaat en dat niet alles in de cijfers is terug te vinden. Beleid voeren gaat echter om het
vertalen van cijfers. Mevrouw Van Achter weet net zo goed als ik dat het budget van de
verenigingen werd opgetrokken. De Vlaamse besparingen in het sociaal-culturele veld - die op
Vlaams niveau zo bejubeld en gewenst werden door de N-VA - werden in Brussel ongedaan
gemaakt. Zij mag dit niet uit het oog verliezen.
Wij hebben nieuwe organisaties gesubsidieerd en nieuwe initiatieven mogelijk gemaakt. In de
commissie heeft mevrouw Van Achter de eerlijkheid gehad om te stellen dat het goed werkt.
Dit siert haar. Nu moeten we de werking enkel nog evalueren in oktober. Het is niet meer dan
normaal dat dit gebeurt na een werking van een jaar.
Eind april is de opening van het eerste domein van Street Work Art. Dit is een domein waar
jonge mensen zich kunnen uitleven en, in samenwerking met de stad Brussel, in het midden
van de stad - meer bepaald in het Maximiliaanpark - de ruimte krijgen om jong te zijn en op
een nuttige manier met hun lichaam bezig te zijn. Op die wijze kunnen ze hun energie in een
goede richting kanaliseren.
Dit weekend openen we Alleman en De Branding. Mevrouw Annemie Maes dacht dat we er
nog moesten aan beginnen, maar het is al bijna klaar. Afgelopen weekend was er de opening
bij de scouts van Sint-Jans-Molenbeek. Ook collegelid Debaets was hierbij aanwezig, net als
de heer Van den Driessche en zelfs Vlaams minister Gatz.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Neen. Minister Gatz was er niet. Zijn zoon echter wel.
(Hilariteit)
21
Collegelid Pascal Smet: Verder is er ook nog de nieuwe regelgeving voor de sociaal-culturele
sector. Die sector is daarmee gelukkig want ze heeft bijna zelf alles mogen schrijven. We zullen
deze regelgeving in de Raad kunnen bespreken. Ook voor Paspartoe werd een regeling
uitgewerkt.
Uiteindelijk onthoud ik uit de hele tussenkomst van mevrouw Van Achter dat zij enkel kritiek
formuleert op het vlak van de boekhouding. En die ressorteert dan nog onder een andere
directie… Als de enige opmerking die mevrouw Van Achter kan maken, erin bestaat dat de
afsluiting van de boekhouding van de gemeenschapscentra wat langer heeft geduurd dan
verwacht, ben ik er toch vrij gerust in. Ondertussen werd de vertraging goed opgevangen door
de directie. De afspraak werd gemaakt dat alles wordt behouden op niveau B en dat alles beter
zal worden geremunereerd. Uiteraard was dit allemaal niet gemakkelijk en moeten we een
dergelijke vertraging in de toekomst zeker vermijden.
Het klopt dat ik hierover minder communiceer. Misschien moet ik voortaan de zaken wat meer
in de verf zetten. Ik weet echter dat de Brusselaars wel vinden dat het beleid in de goede richting
evolueert. De vele dossiers tonen aan dat we naarstig aan het werk zijn. Intussen heeft het leven
me ook al geleerd dat men niet alles in het begin moet doen. Als men voldoende tijd uittrekt
voor de realisatie van een aantal zaken, blijft het plezierig. (Gelach)
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Voorwaar wijze woorden! (Hilariteit)
Collegelid Bianca Debaets: Mevrouw Maes, ik besef hoe moeilijk het is om oppositie te
voeren tegen dit College. (Samenspraken) Ik besef dat u daarvoor soms ver moet zoeken en de
dingen met de haren erbij moet slepen. Dat u hier nu echter durft stellen dat we de uitbreiding
van de kinderopvang op de lange baan schuiven, is echt te gek voor woorden. U weet maar al
te goed - en ik zie andere oppositieleden instemmend knikken - dat wij nog dit jaar 409 extra
plaatsen zullen creëren. Bovendien vertrekt vanuit de VGC-administratie volgende week nog
een oproep voor 160 plaatsen.
Daarenboven haalt u de VIPA-middelen en capaciteitsuitbreiding door elkaar. Ik heb dat al eens
proberen uit te leggen. U weet dat eigenlijk ook wel, denk ik. We zorgen voor meer dan 400
extra plaatsen met capaciteitsuitbreiding. Dat kan gelukkig binnen bestaande infrastructuur.
Mevrouw Grouwels heeft daarvoor gezorgd: dat er bij nieuwbouw of bij verbouwingen altijd
enigszins ‘op de groei’ gebouwd werd. Dat is goed want zo kan er snel nieuwe capaciteit
bijkomen.
Daarnaast is er het VIPA, dat zorgt voor investeringen in infrastructuur. Ook daar gaan we fors
investeren. De Vlaamse Gemeenschap heeft maar liefst 7 miljoen euro vrijgemaakt. De VGC
doet daar nog eens 3 miljoen euro boven op. We zullen onder meer investeren in de
infrastructuur van lokale dienstencentra, zoals De Zeyp, Harmonie, Noordwijk en Lutgardis.
We investeren ook in kinderdagverblijven, zoals Waterlelie, Bambino en de
kinderdagverblijven van het UZ en de VUB.
Mevrouw Dhaene had het over integratie, radicalisering en inburgering. Ik wil opmerken dat
de aanpak van de asielcrisis de verantwoordelijkheid is van een van de partijgenoten van
mevrouw Dhaene en niet van het VGC-College. Desalniettemin leveren wij heel wat
inspanningen en niet alleen op het moment dat honderdduizenden mensen in ons land
toestromen, maar al vele jaren eerder. Brussel - en de VGC in het bijzonder – heeft altijd al een
laboratoriumfunctie vervuld op het vlak van nieuwkomers, van mensen zonder wettelijk
22
verblijf, van asielzoekers enzovoort. Dat gebeurt op alle bevoegde beleidsdomeinen, maar zeker
ook in het domein van Welzijn en Gezondheid, waarbij ik kan verwijzen naar Meeting, Living,
COS dat kinderen helpt met traumaverwerking, enzovoort.
Bovendien maken we inderdaad een verschuiving naar jeugdwelzijn, om jongeren met een
migratieverleden die het moeilijk hebben, extra structureel te ondersteunen. Zoals ik heb
uiteengezet bij de bespreking van de begroting, klopt het dat het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest bij de begrotingsopmaak extra middelen heeft toegekend aan de
Gemeenschapscommissies. Ik heb begrepen dat de Franse Gemeenschapscommissie die inzet
voor inburgering. Het staat de Gemeenschapscommissies echter vrij om de middelen te
gebruiken waarvoor ze dat het meest nodig achten, afhankelijk van de noden en de behoeften.
De VGC heeft van haar kant deze middelen ingezet om de totale begroting in evenwicht te
houden. Ik wijs erop dat het de expliciete keuze is van de Vlaamse minister bevoegd voor
Inburgering om de onderhandelingen over inburgering rechtstreeks met het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest te voeren en daarbij moedwillig en systematisch voorbij te gaan aan de
regierol van de VGC en de VGC tout court. Ik kan van die keuze alleen maar akte nemen.
Inzake personeelszaken levert het College de nodige inspanningen ten voordele van een goede
omkadering voor al wie binnen onze administratie elke dag het beste van zichzelf geeft om de
vele projecten op het vlak van Cultuur, Onderwijs, Welzijn en Gezin tot een goed einde te
brengen. Daarvan maakt de oppositie enigszins een karikatuur, met de kritiek op de
tevredenheidsenquête. Mevrouw Maes, dit gaat om een begrotingswijziging, niet om een
initiële begroting. Daarom hebben we natuurlijk niet alles toegelicht wat we zullen doen op het
vlak van personeel. Dat hebben we immers al gedaan bij de bespreking van de initiële begroting.
De tevredenheidsenquête is maar een aspect. Ik wil graag weten wat de verbeterpunten zijn om
daarop eventueel extra in te kunnen zetten.
Het is een algemene maatschappelijke tendens, dat heel veel mensen het moeilijk hebben en
kampen met depressies en burn-outs. We gaan daarop extra inzetten. Om onze personeelsleden
te helpen die het eventjes moeilijk hebben en opnieuw op adem moeten komen, hebben we
beslist om de sociale dienst uit te breiden. Zo kunnen bijvoorbeeld mensen die te maken hebben
met een alcoholverslaving of een burn-out, nog beter omkaderd worden.
Ik herinner eraan dat ik wel het collegelid ben dat vorig jaar die loopbaanbevorderende
maatregelen heeft ingevoerd, waarnaar er al vele jaren vraag was. Zo kunnen we mensen binnen
hun eigen niveau toch een coördinatiefunctie geven en extra waarderen. Dat is niet gebeurd
tijdens de vorige legislatuur, maar we hebben daarvan nu werk gemaakt, met 500.000 euro aan
extra middelen. Het moge bijgevolg duidelijk zijn dat we ons personeel goed willen omkaderen.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): De collegeleden draaien al een aantal jaren mee in de
politiek, collegevoorzitter Vanhengel zelfs al heel wat jaren. Jullie beheersen bijgevolg
uitstekend technieken als het verdraaien van de woorden van de tegenstander, het selectief
luisteren en het zogenaamd verdrinken van de vis. Jullie hebben daarvan net eens te meer een
knap staaltje gegeven. Als ik zei dat er weinig daadkracht was, dan doelde ik daarmee op het
concreet uitblijven van dossiers op het vlak van welzijn, kinderbeleid en armoedebeleid. Dat
zal duidelijk uit het verslag blijken.
Collegelid Debaets, we weten ook dat er inspanningen gebeuren, maar wel absoluut niet
genoeg. Er is immers nog steeds een enorm plaatsgebrek.
23
Collegevoorzitter Vanhengel verklaart dat hij een oplossing heeft gevonden voor het Brussels
Art Institute. Dat heb ik echter ook gezegd en ik heb mijn tevredenheid daarover geuit. Als ik
me dan afvraag of de VGC de Brusselse culturele sector nog wel een warm hart toedraagt, is
dat omdat er geen enkele maatregel genomen is voor de musea en kunstinstellingen naar
aanleiding van de gebeurtenissen van 22 maart. Het College zou toch iets beter moeten luisteren
naar onze boodschap.
De collegevoorzitter heeft ook gezegd dat de Raad zich te veel bezighoudt met “akkefietjes”.
Iedereen speelt natuurlijk zijn rol. In deze Raad proberen wij constructieve kritiek te geven.
Soms is dat misschien kritiek die het College niet bevalt. We geven alleszins ook
aanmoedigende kritiek over zaken die we goed vinden. Zo hebben we bijvoorbeeld gezegd dat
we tevreden waren met die extra scholen.
Wat internationaal bekende kunstenaars betreft, is er uiteraard een taak weggelegd voor ons
allemaal, maar vooral voor het collegelid bevoegd voor Cultuur. Hij moet daarvoor een plan
uitwerken, net als alle Brusselse ministers waarvan de bevoegdheid te maken heeft met Cultuur.
Wij verwachten van hen daden. In Frankrijk werd er al 4 dagen na de aanslagen in Parijs samen
met de privésector een fonds opgericht speciaal voor de culturele instellingen, met de bedoeling
een vuist te maken en de boodschap te brengen dat ze niet klein te krijgen zijn. De culturele
instellingen zijn immers zeer belangrijk. Dat is de boodschap die ik wou overbrengen. Dan
moet de collegevoorzitter niet beweren dat we bezig zijn met akkefietjes en dat we daarover
zelf beter moeten communiceren. Als we allemaal samenwerken, niet alleen het parlement,
maar vooral ook de bevoegde ministers en de culturele sector zelf, en zo snel mogelijk daarover
communiceren, dan denk ik dat we allemaal beter af zouden zijn.
Ik herhaal dat we het Investeringsplan van collegelid Smet in de Raad willen bespreken, want
dat is te belangrijk.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik ben het met de collegevoorzitter eens dat het niet alleen
het tweede-taalbeleid van de Franse Gemeenschap is dat ervoor zorgt dat het Nederlandstalig
onderwijs zoveel succes heeft. Dat bevestigt eerder het falen van de Franse Gemeenschap op
een hoger niveau, op het vlak van de algemene kwaliteit, van de pedagogie en van de
infrastructuur. Dat bevestigt dat er daar echt heel veel werk aan de winkel is. Ik heb het pacte
d’excellence bekeken van ondertussen voormalig minister Milquet en was daarvan geenszins
onder de indruk. De reden dat ik de nadruk leg op het tweede-taalonderwijs, is dat het al heel
veel zou helpen mocht er in de Brusselse scholen meer worden geïnvesteerd in het tweedetaalonderwijs, meer bepaald in de kennis van het Nederlands. De lessen tweede taal, die
wettelijk verplicht zijn, worden niet gefinancierd door de Franse Gemeenschap. Er wordt niet
geïnvesteerd in de immersiescholen in Brussel. De VGC kan daarover een duidelijke boodschap
brengen.
Dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via de VGC investeert in het Nederlandstalig
onderwijs, gebeurt zeker niet uit puur altruïsme, zoals de collegevoorzitter impliceert. Wie de
Brusselse arbeidsmarkt bekijkt, merkt dat 90% van de werklozen geen Nederlands spreekt. Wie
Nederlands spreekt, heeft immers werk in Brussel. Het gewest wordt geconfronteerd met 80%
van de leerlingen die afstuderen in het Franstalig onderwijs en die in de werkloosheid
terechtkomen door een gebrek aan kennis van het Nederlands. Voor het gewest is het financieel
veel voordeliger om te investeren in het Nederlandstalig onderwijs, waar er kinderen afstuderen
die Nederlands spreken, dan te investeren in beroepsopleidingen voor afgestudeerde werklozen.
24
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dat is eigenlijk een doortrapte redenering.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Neen, dat is een economisch correcte redenering.
De heer Bruno De Lille (Groen): Het is niet alleen omdat ze geen Nederlands spreken dat ze
geen werk vinden, dat is ook omdat ze laaggeschoold zijn en slecht onderwijs aangeboden
kregen. (Opmerkingen van de heer Johan Van den Driessche)
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Laaggeschoolden die Nederlands spreken, hebben een
baan, mijnheer De Lille.
Dan wil ik het even hebben over inburgering. Collegelid Bianca Debaets haalt niet voor het
eerst dingen door elkaar. Ik had het helemaal niet over de asielopvang. Daarvoor is de VGC
immers niet bevoegd. Ik had het wél over het inburgerbeleid. Er is een Vlaams
inburgeringsdecreet. De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft toch de bevoegdheid en de
regierol op het vlak van de uitvoering van het Vlaams inburgerbeleid?
Collegelid Bianca Debaets: Alleen weet de bevoegde Vlaamse minister dat blijkbaar niet goed,
want ik word steevast over het hoofd gezien.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik ben er niet van op de hoogte dat er blijkbaar iets mis
loopt bij de uitwisseling tussen de kabinetten. Collegelid Debaets is blijkbaar gefrustreerd dat
ze niet wordt betrokken bij de onderhandelingen. Ik kan haar alleen maar aanraden om een
duidelijke beleidsvisie te ontwikkelen. Als ze dat doet, zal er ook meer animo zijn om haar bij
de onderhandelingen te betrekken.
Collegelid Bianca Debaets: Mevrouw Dhaene, mocht u twijfelen aan de visie van de VGC
over inburgering, dan moet u onze beleidsbrief nog maar eens lezen. Met frustratie heeft het
echter weinig te maken. Ik stel alleen maar vast dat de Vlaamse minister de structuren niet
respecteert en de VGC niet erkent. Zij richt zich rechtstreeks tot het gewest, wat niet conform
de afspraken is.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik stel vast dat de VGC de toestroom van nieuwkomers
volledig aan zich laat voorbijgaan, zelfs al is ze hiervoor bevoegd en heeft ze hierbij een rol te
spelen. De verantwoordelijkheid wordt afgeschoven op andere beleidsniveaus. Ik wacht met
ongeduld op een coherente beleidsvisie.
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Collegelid Smet, u bent een enthousiast persoon. U
vindt veel goed. Mijn opmerkingen waren niet meer dan terecht. Ik durf eigenlijk al niet meer
vragen naar de ronde van de gemeenschapscentra want dat is blijkbaar een afgezaagde vraag.
Maar toch: hebt u die ondertussen al afgerond?
Collegelid Pascal Smet: We zijn bijna rond. Er zijn ondertussen wel aanslagen gebeurd.
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Ja, dat klopt. En er is ook een probleem met de tunnels
en er zijn wellicht nog andere dossiers. Dat is net mijn punt. De VGC trappelt ter plaatse. Alles
gaat zo traag.
Collegelid Pascal Smet: We registreren de problemen en we lossen ze op.
25
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Als het collegelid een ronde van de
gemeenschapscentra doet, is het toch wel eigenaardig dat die moeten grijpen naar een brief om
hun bekommernissen te uiten over het zakelijke beleid. Die brief is toch niet min. Ik citeer het
einde: “Hoe kunnen we echt werk maken van een gecentraliseerd professioneel zakelijk beleid?
We willen zo snel mogelijk een ernstige oplossing vinden op korte termijn en een duidelijke
visie op lange termijn.” Blijkbaar weten de gemeenschapscentra niet meer dat het collegelid
bezig is met een ronde. Men mag toch verwachten dat tijdens zo een ronde bepaalde problemen
worden aangekaart zodat er iets aan gedaan kan worden.
Collegelid Smet beweert dat het verenigingsleven tevreden is over de nieuwe regelgeving. Mijn
kritiek was dat ik die regelgeving niet heb. Ik weet dus niet wat erin staat. Over Paspartoe hebt
hij wel gecommuniceerd in de media. Ik had gehoopt dat we Paspartoe konden bespreken samen
met de begrotingscijfers om na te gaan wat dit concreet inhoudt. Hoeveel gaat er naar de
individuele pashouders en hoeveel gaat er naar de groepen? Dat debat is er ook nog steeds niet
van gekomen.
Collegelid Pascal Smet: Maar dat ligt niet aan mij.
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Er is ook geen debat geweest over het
Investeringsplan. Ik roep collegelid Smet uiteraard niet op om nog meer te communiceren in de
media. Dat zou immers een beetje raar zijn. Maar ik roep hem wel op om meer te communiceren
ten aanzien van de Raad.
-
De bespreking is gesloten.
Stemming
De artikelen 1 tot en met 5 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Het geheel van het ontwerp van verordening tot vaststelling van begrotingswijziging 1 en A
voor het dienstjaar 2016 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 6.
Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Paul Delva, Brigitte Grouwels,
Elke Roex, Jef Van Damme, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe
Hebben neen gestemd: Bruno De Lille, Liesbet Dhaene, Annemie Maes, Cieltje Van Achter,
Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete
MOTIE VAN OVEREENSTEMMING (R.v.O., art. 55)
De voorzitter: Conform artikel 55 van het Reglement van Orde dient de Raad een motie van
overeenstemming in om te bevestigen dat de tabellen, gevoegd bij het ontwerp van verordening
tot vaststelling van begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2016, in overeenstemming
zijn met de inhoud en de doelstellingen van die verordeningen en er als zodanig een integrerend
deel van uitmaken.
De motie van overeenstemming werd ingediend door mevrouwen Khadija Zamouri, Elke Roex
en de heer Paul Delva. De tekst werd op de banken rondgedeeld.
26
De motie van overeenstemming betreffende de tabellen gevoegd bij het ontwerp van
verordening tot vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2016 wordt
unaniem aangenomen.
Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Bruno De Lille, Paul Delva,
Liesbet Dhaene, Brigitte Grouwels, Annemie Maes, Elke Roex, Cieltje Van Achter, Jef Van
Damme, Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe
BELEIDSOVEREENKOMST STEDENFONDS 2014-2019
Beleidsovereenkomst Stedenfonds 2014-2019: voortgangsrapport 2014-2015
– stuk 618 (2015-2016) – Nr. 1
Bespreking
Collegelid Pascal Smet: Ik geef kort een algemene inleiding. Iedereen weet dat het Stedenfonds
een instrument van het stedenbeleid van de Vlaamse Gemeenschap is. Daarmee wil de Vlaamse
Gemeenschap de 13 Vlaamse centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie
ondersteunen om de volgende decretale doelstellingen te realiseren: de leefbaarheid van de steden
verhogen, zowel op stadsniveau als op wijkniveau, de dualisering tegengaan en de kwaliteit van
het democratisch bestuur verhogen.
Voor de periode 2014-2019 is er een beleidsovereenkomst Stedenfonds afgesloten. Die moet
gezien worden als een strategisch meerjarenprogramma van de VGC. Daarbij zijn operationele
doelstellingen gekoppeld aan financiële middelen en wordt ook de maatschappelijke omgeving in
kaart gebracht via een reeks indicatoren.
Het decreet op het Stedenfonds bepaalt dat de VGC in het derde jaar en in het laatste jaar van de
beleidsovereenkomst, in 2019 dus, een voortgangsrapport moet opmaken. Dat beschrijft de
voortgang van de beleidsovereenkomst. Als de Raad het rapport goedkeurt wordt het bezorgd aan
de Vlaamse minister bevoegd voor Stedenbeleid, in casu minister Homans.
Deel I gaat over de doelstellingen en prestaties die behaald zijn eind 2015 en welke niet of
gedeeltelijk behaald zijn of later behaald zullen worden. Dat gebeurt zonder details over concrete
dossiers. De Vlaamse Gemeenschap wil zo de planlast beperken en vermijden dat het debat over
dossiers en details gaat. Dat is een vraag van minister Homans. Daarom doet de VGC dat zo.
Zoals de Stedenfondsregelgeving bepaalt, bevat het voortgangsrapport geen financiële
rapportering of verantwoording. Die gebeurt jaarlijks door de VGC-administratie. De VGC heeft
een jaarlijkse voorafname van 10% als trekkingsrecht op het globale Stedenfondsbudget van de
Vlaamse overheid. Dat bedraagt afgerond 15,8 miljoen euro.
Deel II van het rapport gaat over de ‘maatschappelijk effecten’ en ‘indicatoren’. Een hele reeks
indicatoren en één volledig maatschappelijke effect zijn niet opgenomen omdat de Vlaamse
overheid voor de opvolging daarvan in samenspraak met de VGC nog een bevraging zal
organiseren.
Het Stedenfondsprogramma is een transversaal beleidsprogramma en omvat alle beleidsdomeinen.
Het kan niet los worden gezien van het globale VGC-beleid.
27
Er zijn 4 maatschappelijke effecten en 5 strategische doelstellingen die de pijlers vormen van de
beleidsovereenkomst Stedenfonds. In het algemeen kunnen we stellen dat de strategische en
operationele doelstellingen worden uitgevoerd.
Uit deze voortgangsrapportage in het kader van het Stedenfonds kunnen we vaststellen dat het
strategische beleidskader nog steeds actueel is. Op het niveau van de doelstellingen moet de
beleidsovereenkomst niet bijgestuurd worden. Wel kunnen de onderliggende prestaties waar nodig
geactualiseerd worden. Dat gebeurt met het addendum dat in het najaar 2016 in de Raad van de
VGC wordt ingediend. Dan kan er een zinvollere discussie worden gevoerd.
Ik overloop de voortgang van de 5 strategische doelstellingen van het Stedenfonds.
De eerste strategische doelstelling stelt dat de VGC het beleidsinstrumentarium versterkt in functie
van een meer slagkrachtige en geïntegreerde beleidsvoering. De voorbije 2 jaar werden
inspanningen geleverd om te komen tot een goede samenwerking, zowel intern in de VGC als met
andere overheden en andere stedelijke actoren. Ook de lokale netwerkontwikkeling wordt
gestimuleerd, onder meer via een nieuw kader voor de 4 geïntegreerde wijkwerkingen. Verder
werd een visietekst armoedebestrijding en een VGC-armoedetoets opgesteld. De werking van de
Meet- en Weetcel werd eveneens verder uitgebouwd.
De tweede strategische doelstelling bepaalt dat de VGC de levenskwaliteit van kinderen,
jongeren en jonge gezinnen in de stad verhoogt door het uitbouwen van een breed aanbod van
Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen. Die kregen een centrale plaats in de
beleidsovereenkomst Stedenfonds. Met betrekking tot de ontwikkeling van een brede leer- en
leefomgeving verwijs ik naar de initiatieven voor de verdere professionalisering van de
naschoolse kinderopvang en de ondersteuning van 28 Brede Scholen. Verder gaat het over de
creatie van bijkomende capaciteit van inkomensgerelateerde Nederlandstalige kinderopvang
voor baby’s en peuters, de buitenschoolse opvang en investeringen in de Werkingen voor
Maatschappelijk Kwetsbare Jongeren (WMKJ’s) en de lancering van een Jongerenfonds.
De derde strategische doelstelling is het versterken van de sociale mobiliteit en de emancipatie
van kansengroepen. De VGC wil in dit kader werk maken van de toegankelijkheid. De VGC
doet dat onder andere door: het preventief werken aan schooluitval en schoolverzuim, dat vorm
krijgt door een versterkte samenwerking tussen onderwijs en jeugdwelzijn; het werken aan de
afstemming tussen onderwijs en beroepsopleiding in functie van een betere doorstroom naar
tewerkstelling; initiatieven die de brug tussen welzijn en werk maken, zoals arbeidszorg of W²;
culturele participatie en kunsteducatie in de vrije tijd bevorderen, in het bijzonder voor
kwetsbare doelgroepen.
De vierde strategische doelstelling is investeren in stedelijke netwerkontwikkeling en
participatie en de sociale cohesie in de stad versterken. Ik verwijs naar de verdere uitbouw van
een fijnmazig aanbod en netwerk van woonzorgvoorzieningen, lokale dienstencentra,
ondersteuningsdiensten voor woonzorg en de verdere uitbouw van de gemeenschapscentra als
knooppunt voor lokale netwerken, met onder meer aandacht voor de verdere interculturalisering
van de centra.
De vijfde strategische doelstelling is het uitbouwen van meer en betere gemeenschapsinfrastructuur met als doel de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. De VGC investeert
in tientallen schoolgebouwen, kinderdagverblijven, culturele, sport- en jeugdinfrastructuur.
28
Ook besteedt ze aandacht aan het multifunctionele ruimtegebruik en zet ze in op gezamenlijke
infrastructuurprojecten.
Ik wil nog niet vooruitlopen op de vragen, maar ik ben van mening dat het eigenlijke debat over
het addendum in het najaar het meest relevant is. Vandaag gaat het over de vaststellingen die
de VGC moet bezorgen aan Vlaanderen. Over de bijsturingen in het addendum kan in het najaar
dan een volwaardig inhoudelijk debat worden gevoerd.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): We hebben het zeer lijvige document pas heel laat
ontvangen. Daardoor hebben we het niet goed kunnen bekijken. Nochtans is het een heel
belangrijk document. Het staat ook in het inleidende hoofdstuk van het Voortgangsrapport van
het derde Stedenfondsproject. Het is een belangrijk beleidsinstrument dat van onschatbare
waarde is.
Het Stedenfonds is de link tussen regulier beleid en experimenteerruimte. Het is een middel om
doelstellingen te expliciteren, er de middelen voor uit te trekken en er, samen met de
organisaties, via concrete acties op het terrein werk van te maken. Het Stedenfonds is een
instrument om op zoek te gaan naar vernieuwende antwoorden op hedendaagse problemen. En
die problemen zijn in Brussel zeer groot en zeer reëel. Jammer genoeg zijn de voorbije maanden
en weken vooral de problemen zeer zichtbaar geworden. Er is echter niet een enkele
wonderoplossing voor al die problemen. De verschillende overheden moeten een hele reeks
maatregelen nemen. Het Stedenfonds is er een van. Het is een hefboominstrument om te
investeren in stedelijke vernieuwing. Want hoe erg Brussel er op dit moment aan toe is op tal
van vlakken, we kunnen niet anders dan onze verantwoordelijkheid opnemen voor onze stad.
Steden zijn immers de plekken van de toekomst. Brussel genereert niet alleen problemen, maar
zal ook de oplossingen aanreiken.
Het derde Stedenfondsproject is opgestart tijdens de vorige legislatuur. De voorbereiding ging
gepaard met een nooit geziene inspraakoperatie voor het middenveld, met name de organisaties
die dag in dag uit werken op het terrein om de doelstellingen te concretiseren.
Deze inspraakoefening was geen luxe. Het zijn de verenigingen die concreet het verschil maken
en die mensen bereiken die aan de reguliere werkingen ontsnappen. Zij hadden, met
Stedenfonds 2 in het achterhoofd, terecht meer informatie, meer duidelijkheid en meer inspraak
gevraagd.
Graag verneem ik van u of deze inspraakoefening is verdergezet. Heeft u dit voortgangsrapport
aangegrepen om het werkveld systematisch te raadplegen? Heeft u dit als verplichte oefening
naar Vlaanderen beschouwd of als een consultatie- en participatiemogelijkheid?
Groen staat achter de beoogde maatschappelijke effecten van het Stedenfonds, namelijk Brussel
als een aangename stad om in te wonen, te leven en te werken, met oog voor sociale cohesie en
extra aandacht voor kansengroepen en personen met een migratieachtergrond, en dit vanuit een
gezonde visie op het gebruik van het Nederlands. De terroristische aanslagen hebben als geen
ander aangetoond hoe belangrijk het is dat alle bevolkingsgroepen deelnemen aan het
maatschappelijk leven. We mogen niet naast elkaar leven, maar we moeten leren samenleven.
Het maatschappelijk effect 'kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen
deel aan het maatschappelijk leven' is het enige effect waarop strategische doelstelling 1,
namelijk 'de VGC versterkt het beleidsinstrumentarium' van toepassing is. Bij alle operationele
doelstellingen staat trots 'de prestatie is behaald'. Maar er is natuurlijk een groot verschil tussen
29
een instrument als de Brede school, dat intussen al op heel wat ervaring kan bouwen en de
armoedetoets die pas in februari van dit jaar werd ingevoerd. Mijn collega, de heer Arnaud
Verstraete, zal dit straks nog vermelden.
De middelen van de VGC zijn beperkt, zowel financieel als voor wat de bevoegdheden betreft.
Tegelijkertijd is de VGC een niet onbelangrijke speler. In het verhaal van transversaliteit en
samenwerking, dat centraal staat in het Stedenfonds, kan de VGC zeker het verschil maken.
Helaas zijn de stedenfondsmiddelen beperkt. Een tijdje geleden bij het debat over Stedenfonds
3, antwoordde Vlaams minister Freya Van den Bossche in de Raad van de VGC dat ze de vraag
naar meer financiële middelen voor Brussel begreep. De minister pleitte voor een groeipad,
waardoor Brussel meer middelen zou kunnen krijgen zonder dat dit ten koste gaat van de andere
Vlaamse steden. Er was concreet sprake van een trekkingsrecht van 12% in plaats van 10%.
Ook het vorige VGC-College en - zij het minder expliciet - de visitatiecommissie spraken zich
uit voor meer middelen. Als we de Brusselnorm toepassen zou de VGC geen 13 of 14 maar 21
miljoen euro moeten krijgen per jaar.
Heeft u deze vraag warm gehouden? Vlaanderen was er de voorbije maanden als de kippen bij
om Brussel in de hoek te duwen, naar aanleiding van het recente radicaliseringsdebat. Is
Vlaanderen bereid om mee te zoeken naar oplossingen voor deradicalisering in Brussel?
Men moet investeren in crèches, onderwijs, talentontwikkeling, buurtsport, jeugdwerking,
wijkwerking, cultuurparticipatie,…. want het zijn allemaal kleine stukjes van het antwoord op
het probleem van radicalisering. De heer Bruno De Lille zal het straks over onderwijs hebben.
Het Stedenfonds heeft twee luiken: een groot deel van de middelen ondersteunt de reguliere
werking, en daarnaast is een deel van de middelen bedoeld voor vernieuwende projecten die
net buiten de reguliere lijntjes kleuren. Projecten die zelfs het recht hebben om te mislukken,
want de zoektocht kan ook waardevol zijn, en mislukkingen kunnen inspireren.
We stellen vast dat de gewone reguliere werking de meeste middelen krijgt. Dat is geen verwijt,
het is te begrijpen in tijden van schaarste. Daarom is het juist zo belangrijk het experimentele
luik van het stedenfonds te bewaken. We denken hier aan het À Fonds, het jongerenfonds dat
innovatieve projecten van jongeren niet alleen subsidieert maar ook ondersteunt, opgestart eind
2015.
Welke inspanningen heeft u geleverd om voldoende experimenteerruimte te bewaren binnen
het Stedenfonds? Wat zijn de projecten waarin die experimenteerruimte het grootst is?
Het Stedenfonds is een belangrijk instrument dat de stadsdynamiek de nodige impulsen geeft
en de juiste accenten legt. Dit voortgangsrapport is positief, Groen gelooft dat graag. Maar de
middelen zijn beperkt in vergelijking met de uitdagingen. Dit voortgangsrapport lijkt me de
ideale kapstok om het gesprek met Vlaanderen aan te gaan: wil Vlaanderen verder blijven
kappen – bashen – op Brussel of investeren in Brussel?
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Dit voortgangsrapport biedt ons de kans om even
stil te staan en te reflecteren over de vooropgestelde doelstellingen van de VGC inzake
stedenbeleid. In de Beleidsovereenkomst Stedenfonds worden ambitieuze doelstellingen naar
voren geschoven die als prioritair worden beschouwd, namelijk de sociale cohesie in Brussel
bevorderen, van Brussel een aangename stad maken om te wonen en te leven, kansengroepen
en personen met een migratieachtergrond stimuleren om deel te nemen aan het maatschappelijk
leven, en de kennis en het gebruik van het Nederlands in Brussel stimuleren.
30
Iedereen beseft dat de Vlaamse Gemeenschap of de VGC deze doelstellingen niet alleen zal
kunnen realiseren. Het vergt inspanningen van zowel de Franse als de Vlaamse
Gemeenschappen en de verschillende actoren op het terrein. Niettemin bleef en blijft de VGC
een actieve rol spelen in het vervullen en concretiseren van deze doelstellingen en dat bewijst
ze opnieuw met dit voortgangsrapport.
Ik wil even terugkomen op de doelstelling ‘het bevorderen van de sociale cohesie’, een
doelstelling die van essentieel belang is. Ik durf zelfs te stellen dat dit belangrijker is dan ooit,
vooral in het licht van de zware gebeurtenissen die onze hoofdstad hebben getroffen en in een
tijdperk waar geen dag voorbijgaat zonder dat dit thema de krantenkoppen haalt en velen de
kans grijpen om te polariseren en verdeeldheid te zaaien in onze stad. Het is een ware kunst
voor de VGC om er met het Stedenfonds voor te zorgen dat die gaatjes terug gecementeerd
worden en dat we terug één gemeenschap vormen.
Toch neemt de VGC in deze woelige tijden haar verantwoordelijkheid op door onder andere de
verschillende gemeenschapscentra aanzienlijk te versterken en het aanbod ook bekender te
maken bij het grote diverse publiek. Ik denk ook aan de oprichting van nieuwe lokale
dienstencentra ter bevordering van sociale cohesie, zoals Het Begin in hoog Molenbeek. Ik
denk ook aan de ettelijke initiatieven die door de VGC werden ondersteund ter versterking van
de samenhorigheid in onze diverse samenleving. Ik juich al deze initiatieven enorm toe.
Naast de bevordering van de sociale cohesie tracht de VGC met haar beleidsovereenkomst
Stedenfonds ook kansengroepen en personen met een migratieachtergrond te stimuleren deel te
nemen aan het Nederlandstalig cultureel maatschappelijk leven. Om dit te realiseren wordt o.a.
een beleid gevoerd om schooluitval en schoolverzuim tegen te gaan. Een zeer ernstige
problematiek als we weten dat allochtone leerlingen twee keer meer kans hebben dan
autochtone leerlingen om de schoolbanken te verlaten zonder diploma secundair. Daarom is
samenwerking tussen onderwijs en jeugdwelzijn belangrijker dan ooit en werd dit ook versterkt.
De VGC heeft ook werk gemaakt van een betere afstemming tussen onderwijs en
beroepsopleiding in functie van een betere doorstroom naar tewerkstelling. Dit onderwerp ligt
ons zeer nauw aan het hart. En we weten dat er in heel wat Brusselse scholen een tekort is aan
sterk uitgebouwde technische opleidingen, maar daarin wordt geïnvesteerd.
Daarnaast heeft de VGC zich tot doel gesteld om de levenskwaliteit van Nederlandstalige
Brusselaars te verhogen door het uitbouwen van een breed aanbod van Nederlandstalige
gemeenschapsvoorzieningen.
We zijn er ons zeer van bewust dat het een moeilijke opdracht is om kwaliteitsvolle
gemeenschapsvoorzieningen aan te bieden, rekening houdend met de demografische groei die
op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest weegt. Bij sommigen ontstaat hierdoor de illusie dat we
ter plaatse trappelen, terwijl wel degelijk geïnvesteerd wordt in onderwijs, kinderopvang,
jeugdwerk en ouderenzorg. We zullen hier binnenkort een heel mooi voorbeeld van zien in
Koekelberg, waar al die elementen samen een onwaarschijnlijk project ondersteunen.
In de uiteenzetting over de Cartografie van de kinderopvang door Professor Michel
Vandenbroeck afgelopen woensdag in de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin
werden de beleidsmakers aangemaand om te investeren in kinderopvang. Het aantal plaatsen is
inderdaad niet voldoende. In verhouding tot de demografie is er nog altijd een groot tekort. In
de volgende commissie Welzijn zullen we hier zeker op terugkomen.
31
Samengevat vervult de VGC haar vooropgestelde doelstellingen en dit in moeilijke budgettaire
tijden. Een Nederlandstalig stedenbeleid voeren in een kosmopolitisch stad als Brussel vergt
visie, daad- en slagkracht en het lukt de VGC om deze kenmerken te eerbiedigen. De
stedenfondsmiddelen werden doelgericht ingezet, met het oog op het realiseren van de
doelstellingen. Daarom verdienen de verschillende administraties alsook het College hiervoor
welgemeende felicitaties.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): De Beleidsovereenkomst Stedenfonds is een
overeenkomst tussen de VGC en Vlaanderen waarbij de VGC zich ertoe verbindt om bepaalde
maatschappelijke effecten na te streven door bepaalde prestaties te leveren. Ik som de beoogde
maatschappelijke effecten op: Brussel is een aangename stad om in te wonen en te leven,
kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen deel aan het maatschappelijk
leven, de kennis en het gebruik van het Nederlands in Brussel wordt gestimuleerd en de sociale
cohesie, het samenleven in Brussel ook. Eigenlijk gaat het in globo over de leefbaarheid van
Brussel.
Als je het eerste deel van het Voortgangsrapport 2014-2015 van deze beleidsovereenkomst
leest, dan denk je dat alles goed gaat. Bijna overal staat ‘de prestatie is behaald’. In de inleiding
staat: “in grote lijnen kunnen we vaststellen dat de strategische en operationele doelstellingen
die werden vastgelegd in de beleidsovereenkomst werden uitgevoerd.” Zowat alle
doelstellingen werden minstens deels gerealiseerd en ik twijfel daar helemaal niet aan.
Maar al wie van Brussel houdt en het tweede deel en de cijfers bekijkt, krijgt een hamer op de
kop. Als men naar de cijfers van de migratiestromen kijkt, dan ziet men dat meer Brusselaars
het Gewest verlaten om elders te gaan wonen, de uitwijking is het grootst bij de jonge gezinnen.
Anderzijds komen er veel mensen uit het buitenland naar Brussel, terwijl er zeer weinig
Brusselaars naar het buitenland emigreren.
Er is een stijging van het aantal leerlingen met een moeder met een laag opleidingsniveau, maar
ook van het aantal leerlingen met een schooltoelage en van het aantal leerlingen met een andere
thuistaal dan het Nederlands. Ongeveer een derde van het aantal leerlingen heeft een moeder
met een laag opleidingsniveau of ontvangt een schooltoelage. Ongeveer twee derden hebben
het Nederlands niet als thuistaal. De helft van de leerlingen in het basisonderwijs woont in een
buurt met schoolse vertraging. In het secundair onderwijs is dit aantal nog hoger, en spreken
we over twee derde van het aantal leerlingen.
Kijken we naar de grafiek met het aantal leerlingen met schoolse achterstand, dan is er een
enorme stijging sinds 2009-2010. Ongekwalificeerde uitstroom heeft een grillig verloop. De
werkloosheidsgraad blijft in Brussel volgens officiële cijfers over het algemeen schommelen
rond 22%.
Dan kijk ik naar de cijfers over personen in armoede of met risico op sociale uitsluiting. Het
aandeel kinderen dat opgroeit in een kansarm gezin nam door de jaren heen traag maar gestaag
toe. 38,4% van de Brusselaars behoort tot de armoederisicocategorie. Een kwart van de
kinderen in Brussel leefde in 2014 in een huishouden waar niemand betaald werk verrichtte.
Ook dat is een stijging ten opzichte van eerdere cijfers.
Zowel in informele als in formele settings blijft Frans de dominant gebruikte taal. Dat komt
omdat niet alleen Franstaligen, maar ook tweetaligen en anderstaligen in het Frans
32
communiceren met vrienden of in het verenigingsleven. Het gebruik van het Nederlands blijkt
beperkt te blijven tot Nederlandstaligen.
Dit is geen Brussel-bashing, maar de harde realiteit. Het is niet fijn die te benoemen, maar alleen
dan kan er iets aan worden gedaan. In het voortgangsrapport staat uitdrukkelijk dat het
formuleren van die effecten en de evoluties, en het opvolgen van de indicatoren niet tot doel
heeft om het gevoerde beleid van de VGC te evalueren. Dat wordt ook zo vermeld in de
overeenkomst. Ik vind dat terecht, want hoe kan men het gebrek aan structureel effect van de
inspanningen van de VGC aanrekenen aan de VGC op basis van de leefbaarheid van Brussel
wanneer alle hefbomen, zoals economie en tewerkstelling, op andere beleidsniveaus liggen?
Hoe kan je bijvoorbeeld de effecten van de inspanningen van de VGC inzake deelname aan het
maatschappelijke leven van personen met migratieachtergrond in rekening brengen aan de
VGC? We weten namelijk dat men op Brussels niveau nooit een coherent inburgerbeleid heeft
gevoerd. Zelfs tot op vandaag is inburgering niet verplicht in Brussel.
Collegelid Pascal Smet: Dat gaat veranderen. Dankzij wie werd dat goedgekeurd?
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Dat gebeurde wel veel te laat.
Hoe kan men de bereikte effecten van de inspanningen van de VGC inzake gebruik en kennis
van het Nederlands in rekening brengen aan de VGC wanneer we weten dat de grootste speler
op de Brusselse onderwijsmarkt, de Franse Gemeenschapscommissie, niet investeert in de
kennis van het Nederlands van haar leerlingen? Dit gaat over 80% van de Brusselse ketjes. Ook
de GGC en Brussel investeren niet noemenswaardig in de kennis van het Nederlands van de
nochtans zogezegd tweetalige instellingen.
Hoe kan men de bereikte effecten van de inspanningen van de VGC met betrekking tot het
armoedebeleid toerekenen aan de VGC indien men weet dat economie en werkgelegenheid
gewestelijke bevoegdheden zijn?
Mevrouw Elke Roex (sp.a): Pleit u voor het afschaffen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie? (Rumoer)
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik ben nog niet uitgesproken. Ik onderbreek u ook niet.
De beste oplossing tegen armoede is het vinden van werk. Kennis van het Nederlands is cruciaal
om een job op de Brusselse arbeidsmarkt te krijgen. Het aantal eentalige werklozen is officieel
90%. Toch blijft het Gewest in gebreke om coherent en verplicht een taalactiveringsbeleid voor
werklozen te voeren.
In het licht van deze context is het dus volledig terecht dat dit rapport geen basis mag zijn voor
evaluatie van het beleid en de effecten van de VGC. Ik heb echter 2 kanttekeningen. Ik ben
ervan overtuigd dat de inspanningen die de VGC doet met de stedenfondsmiddelen inderdaad
effect hebben op de leefbaarheid van Brussel. Ik kan begrijpen dat het moeilijk is om dat effect
te meten op de globale Brusselse samenleving. Toch denk ik dat we moeten blijven proberen
om dit te meten. Is wat de VGC doet, hoe waardevol ook, enkel een druppel op de hete plaat?
Is er werkelijk een merkelijke impact op de Brusselse samenleving? Het is belangrijk om dat te
weten.
De VGC heeft als politiek orgaan geen verantwoordelijkheid voor het beleid van het Brussels
Gewest en de GGC. Alle collegeleden van de VGC hebben een belangrijk politiek ambt binnen
33
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de GGC. Het is een beetje een schizofrene situatie.
Vandaar dat ik eigenlijk geen vragen heb, maar wel een oproep wil doen aan de collegeleden
om ook hun ambt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de GGC goed op te nemen. Ook in
dat kader moeten zij werken aan de leefbaarheid van Brussel, zodat we er eindelijk de effecten
van mogen zien. De stijging van alle negatieve indicatoren die we hier zien kan dan eindelijk
positief worden omgebogen.
Mevrouw Elke Roex (sp.a): De doelstelling van het Stedenfonds is inderdaad om de
leefbaarheid van Brussel te verhogen en dualisering tegen te gaan door kwaliteitsvol
democratisch bestuur. We lezen in dit document veel behaalde prestaties. Dat verdient dus een
dikke proficiat voor iedereen die er dagelijks aan werkt. Daarbij denk ik aan de administratie,
maar ook de actoren op het terrein die zich voor de stad inzetten.
Ik zou één kanttekening willen maken, want de uitdagingen zijn en blijven enorm. Een van die
uitdagingen bestaat uit armoedebestrijding en de toekomst van onze stad, namelijk de kinderen.
Daaraan werken start al heel vroeg via de kinderopvang. In het Stedenfonds wordt aandacht
gegeven aan armoede en kinderopvang. De capaciteitsuitbreiding voor inkomensgerelateerde
kinderopvang en buitenschoolse opvang staat als prestatie ‘behaald’ op 31 december 2015. In
de argumentatie wordt de nieuwe cartografie genoemd, die net op 20 april 2016 werd
voorgesteld. In dit verband wil ik mijn ontgoocheling uitdrukken over deze cartografie. We
krijgen een duidelijke update van de cijfers per gemeente, maar we zien dezelfde vaststellingen
als in 2010. Er is een enorm tekort aan plaatsen en het huidige aanbod aan betaalbare plaatsen
in de kinderopvang bevindt zich niet waar het moet zijn, namelijk in de armste Brusselse
wijken. We hebben meermaals gedebatteerd over de cartografie, waarbij werd gezegd dat deze
ons een beeld zou geven per wijk. Er is inderdaad 1 tabel die ons dat beeld per wijk geeft, maar
de analyse gaat helaas niet verder. Er wordt geen relatie gemaakt met de sociaal-economische
toestand van de wijk, het gemiddelde inkomen per wijk en het al dan niet aanwezig zijn van
kinderopvang. Dit zouden belangrijke tools kunnen zijn om ons kinderopvangbeleid aan te
passen en om beslissingen te nemen over de uitbreiding. In de cijfers die we hebben gekregen
wordt Anderlecht bijvoorbeeld vergeleken met Sint-Joost-ten-Node, terwijl het inzake
bevolkingsdensiteit meer zinvol zou zijn om Kuregem te vergelijken met Sint-Joost. We hebben
die cijfers echt nodig. De administratie zal dat werk moeten overdoen. Men zal die analyse per
wijk moeten maken en de nodige relaties leggen om ons in staat te stellen de juiste accenten te
leggen in het kinderopvangbeleid. Ik vind dus dat deze prestatie niet helemaal werd behaald en
blijf hoopvol gestemd dat er in de toekomst wel rekening wordt gehouden met de noden op
wijkniveau. Zo kunnen we veel gerichter investeringen doen waar nodig, niet alleen in de
kinderopvang, maar ook voor andere sectoren. Brusselse kinderen en jongeren krijgen dan de
nodige opvang en culturele uitdagingen in alle wijken.
De heer Paul Delva (CD&V): We bespreken vandaag het voortgangsrapport van het
Stedenfonds 2014-2019. Financieel gaat het over een subsidiebelofte van ongeveer 35 miljoen
euro voor deze beleidsperiode, wat een duidelijke stijging is tegenover de afgelopen periode.
Het gaat dus over veel middelen.
Ik zal niet terugkomen op de algemene situatie, maar in tegenstelling tot velen blijf ik ervan
overtuigd dat Vlaanderen veel investeert in Brussel. De huidige Vlaamse Regering en enkele
andere partners laten Brussel dus geenszins los.
Het voortgangsrapport is natuurlijk een soort evaluatie, dat ons leert welke stappen we tijdens
de afgelopen 2,5 jaar gezet hebben. Ik wil iedereen die dagelijks werkt aan de stadsopbouw, de
34
stadsverbetering of het uitvoeren van beslissingen bedanken. We zijn echt onder de indruk van
het werk dat verzet werd door de administratie en door de partners. Uit het document blijkt dat
de meeste prestaties die tegen eind 2015 moesten worden bereikt ook werkelijk werden bereikt.
Slechts 1 prestatie werd deels bereikt en wordt binnen de kortst mogelijke termijn afgerond.
Dank aan de administratie voor het opleveren van een helder, leesbaar en niet te technisch
document.
Uit het eerste deel van het voortgangsrapport haal ik een aantal punten die voor CD&V
belangrijk zijn. De VGC zal slechts goed functioneren door samen te werken met allerhande
partners. De VGC is klein en groot tegelijkertijd. Klein ten opzichte van een aantal andere
institutionele partners, maar groot ten opzichte van veel partners op het terrein.
Ik verwijs even naar een ver verleden omdat ik er nog steeds word op aangesproken door
mensen die actief zijn in het Vlaamse werkveld in Brussel. Toen de NCC bestond was er een
spontane, diepgaande samenwerking met de lokale actoren. Ik hoop dat we op de goede weg
zijn om de vlotte samenwerking die er toen was te bestendigen. Wanneer zaken worden
verambtelijkt is er een risico, maar ik hoop dat de kleine VGC-administratie en het bijzonder
dynamische werkveld goed zullen blijven samenwerken.
Interne transversale dynamiek van samenwerking zie je bijvoorbeeld bij de
gemeenschapscentra, de brede scholen en verschillende welzijnsinitiatieven. Ik zie dat daarbij
bruggen worden gesloopt en dat er samen wordt gebouwd aan eenzelfde doel over de domeinen
heen. Op dat vlak kan de VGC een voorbeeld zijn voor andere administraties. De bijzondere
situatie van de VGC zorgt ervoor dat ze goed geplaatst is om vernieuwend te werken.
Op lokaal niveau is er het nauwe contact van de cel Stedelijk Beleid met de Nederlandstalige
schepenen en gemeentelijke diensten. Het aantal kwaliteitsvolle Nederlandstalige initiatieven
neemt hierdoor toe. Dat zorgt, zeker in bepaalde wijken, voor een boost die onze stad in deze
akelige tijden meer dan nodig heeft. Verder zien we succesvolle samenwerkingen tussen
overheden, zoals bijvoorbeeld de uitwisseling van schoolgegevens. Het heeft lang geduurd,
maar nu is het zover. Er bestaat ook een uitwisseling met Europa. De VGC heeft nu een netwerk
van Europese steunpunten, waardoor ook Brusselse spelers een beroep kunnen doen op steun
van Europa. Voor het eerst sinds de opstart van de VGC leidde deze uitbouw tot een significant
aandeel Nederlandstalige EFRO-projecten in Brussel. Ik laat overigens iedereen vrij in hoe hij
het woord significant invult. Onder andere de renovatie van het VUB-zwembad beschikt zo
over een Europese financiële steun.
Een tweede element dat ik kort wil belichten is de wetenschappelijke onderbouw van het beleid.
Gericht wetenschappelijk onderzoek en statistische opvolging van allerhande beleidskeuzes
zijn belangrijk. Het is ook essentieel een correct en waarheidsgetrouw beeld te hebben van de
stad en haar wijken. Er zijn meer dan 100 wijken die sociologisch sterk van elkaar kunnen
verschillen. Het is goed om tot op wijkniveau af te dalen om die wetenschappelijke onderbouw
te realiseren. De fiches met omgevingskenmerken van bepaalde Brusselse wijken zijn zeer
relevant voor het VGC-beleid. Vandaag zijn ze nog statisch, maar ze zullen interactief worden
gemaakt. Ze kunnen mee het VGC-beleid aansturen. Tegelijkertijd – en dat geldt zeker voor de
VGC – moet er ruimte voor experiment blijven. We moeten onze Brusselaars, jong en oud, die
vrijheid ook kunnen en durven geven. Er zijn daarrond al heel wat initiatieven opgestart in de
verschillende beleidsdomeinen, ook tijdens deze regeerperiode.
35
Over de opvolging van de doelstellingen wil ik het ten slotte hebben over het multifunctioneel
gebruik van gemeenschapsinfrastructuur. Ik kom hier bewust op terug omdat dit een van de
weinige doelstellingen is die nog niet behaald werd. Er werd ook duidelijk in het document
aangehaald dat dit nieuw terrein is en dat een eerste verkenningsronde ondertussen gebeurd is.
Er wordt ook gekeken naar andere steden in ons land. Hoe doen Antwerpen en Gent dat? De
VGC zal nu enkele proefprojecten opstarten om gemeenschapsinfrastructuur open te stellen,
zoals binnen het Jeugdcentrum Aximax. We zijn hoopvol en kijken uit naar de bevindingen
begin volgend jaar.
Over deel 2 ‘de opvolging van maatschappelijke effecten en indicatoren’ wil ik enkele korte
bevindingen beklemtonen. Er is de laatste jaren weinig evolutie op te merken in de cijfers over
de beroepsactieve bevolking – de cijfers blijven stabiel – maar uit zelfenquêtes en een
Stadsmonitor blijkt dat 40% van de beroepsactieve bevolking geen job heeft. Dat is geen recent
fenomeen. Gelukkig stijgt het aantal werkende jongeren in Brussel. We moeten hier een
aanmoediging in zien om vast te houden aan een aantal initiatieven die de doorstroming naar
tewerkstelling en knelpuntberoepen moeten verbeteren. Ik denk dan aan de acties rond het Hteam en V-team voor het leiden van jongeren naar een opleiding in de zorgsector en
zorgberoepen in Brussel. Die zijn nobel en halen ook resultaten. Ik ga ervan uit dat de VGC dit
in de toekomst zal verderzetten.
Voorts viel het me op – ik weet niet of het statistisch relevant is – dat er een dalende trend is
ingezet in de cijfers van de ongekwalificeerde uitstroom. Die ligt op het laagste punt in tien jaar
tijd. Ik denk dat een aantal inspanningen die we vanuit de VGC leveren, zoals Time-out en
Abrusc, ons op de goede weg hebben gezet. Ik denk ook dat de goede samenwerking tussen de
VGC-beleidsdomeinen Welzijn en Onderwijs – en tussen de VGC-collegeleden – hier een
belangrijke rol in spelen.
De armoedetoets werd uitgebreid besproken in de commissie Welzijn. Voor ons is dit cruciaal.
We kijken nu al uit naar de impact ervan. We zijn heel blij dat beslist werd om die toets in te
voeren. Het zal ook een hulp zijn voor het VGC-beleid.
Ten slotte wil ik het hebben over de capaciteitsuitbreiding. Dat heeft niet rechtstreeks te maken
met het Stedenfonds, maar onrechtstreeks natuurlijk wel. Het is gemakkelijk om alles altijd
onvoldoende te vinden, maar de capaciteitsuitbreiding die vandaag gebeurt, met zowel
middelen van de VGC als van de Vlaamse Gemeenschap, op het vlak van onderwijs,
kinderopvang of dienstencentra, is ronduit impressionant. De uitbreiding kleurt mee het gebruik
van de Stedenfondsmiddelen. Hoe meer capaciteit, hoe groter de uitdagingen om alles
voldoende toegankelijk te houden. De opdracht van het Stedenfonds wordt er daardoor niet
gemakkelijker op.
Dit voortgangsrapport en de conclusies die we er uit kunnen trekken, krijgt dus de volledige
steun van onze fractie. Doe zo voort.
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Het moet moeilijk zijn om collegelid te zijn. Dat was
de bedenking die ik mij maakte wanneer ik het Stedenfondsrapport doornam. We zitten in een
context waarin de politiek vaak het verwijt krijgt dat het allemaal te complex, te inefficiënt en
vaak nog te traag werkt.
Er zijn inderdaad enorme uitdagingen in Brussel en dan krijg je als collegelid een soort
aanvullende bevoegdheden en vooral een te klein budget. En dat budget komt dan niet in één
36
stuk, maar in stukjes, sommige klein, sommige groot, zoals het Stedenfonds. En dan moet je
als collegelid natuurlijk plannen en rapporten schrijven of laten schrijven. Plannen en rapporten,
waarin elke keer hetzelfde VGC-beleid aan bod komt, in een andere verpakking.
Dit is geen kritiek op het College of op de VGC-administratie, maar wel op de administratieve
overlast. Want de stedenfondsplanning en rapportage is een goede illustratie van overdreven
planlast, rapportagelast en een overdreven en inefficiënte papierproductie. Ik heb oprechte
twijfels over de meerwaarde hiervan en ik vind niet dat onze diensten en de collegeleden zich
hiermee moeten bezighouden. Ik vind dat zowel onze VGC-diensten als VGC-collegeleden de
verantwoordelijkheid en het vertrouwen verdienen.
Het eerste deel van dit rapport gaat na of de vooropgestelde resultaten behaald zijn. Het oordeel
luidt nagenoeg altijd: ja, de prestatie werd behaald. Ik denk bijvoorbeeld aan de
inkomensgerelateerde kinderopvang. We hebben mensen betaald om tijd en energie te stoppen
in de productie van dit rapport over de capaciteitsuitbreiding inkomensgerelateerde
kinderopvang van baby’s en peuters, met als meetfactoren het aantal bijkomende
erkende/gesubsidieerde opvangplaatsen, de stand van zaken en evolutie van de
Nederlandstalige dekkingscoëfficiënt per gemeente en het overzicht van het bereik (kwetsbare)
gezinnen. Dat rapport concludeert: prestatie gehaald!
We hebben gelukkig ook mensen betaald om nog meer tijd en energie te steken in een érnstig
onderzoek van die vraag en daarvan kregen we woensdag de resultaten gepresenteerd door
professor Michel Vandenbroeck. Die cijfers tonen aan dat de opvangplaatsen met
inkomenstarief ruim onder de norm liggen. Meer zelfs, het tekort aan plaatsen in de
kinderopvang is hier juist het grootst. De behoefte aan dit soort plaatsen is het grootst waar de
armoede het grootst is en op diezelfde plaatsen liggen de geboorteratio’s het hoogst. Het
probleem is dus geconcentreerd waar de kinderopvang het grootste verschil kan maken voor de
toekomst van onze Brusselse jeugd en dat probleem dreigt te groeien in de komende jaren.
Volgens het Stedenfondsrapport werd de prestatie dus gehaald, volgens het rapport van
professor Michel Vandenbroeck daarentegen ontbreken er anno 2015 maar liefst 3.751
betaalbare kinderopvangplaatsen en tegen 2020 zelfs 4.182 plaatsen. De plaatsen die in de
toekomst gecreëerd zullen worden, zullen dus voornamelijk inkomensgerelateerd moeten zijn.
Kan het collegelid daar cijfers over geven?
De conclusie is, wat mij betreft, dat de 51 plaatsen, die in het kader van Stedenfonds werden
gefinancierd, meer dan welkom en broodnodig waren, maar absoluut ontoereikend zijn in het
licht van de omvang van de uitdaging. De stedenfondsrapportage daarover is misleidend en
zonder echte meerwaarde. Het heeft dan ook weinig zin dat de VGC zich hier in de toekomst
mee bezighoudt. De Stedenfondsmiddelen zijn nodig, deze rapportage niet.
We kunnen overigens al voorspellen dat de rapporten in de komende jaren steevast zullen
stellen dat de prestaties behaald zijn. Om het eindrapport op te stellen kan de administratieve
last dus via knip- en plakwerk verminderd worden, maar dat is dan ook weer niet de bedoeling.
Deel 2 brengt een zeer uitgebreide reeks indicatoren die interessante informatie brengen. Spijtig
genoeg is het niet mogelijk om er effecten van het Stedenfonds uit af te leiden. Dat is ook
logisch, want daarvoor zijn de middelen veel te klein. Daarnaast staan er ook opmerkelijke
uitspraken in dat deel van het rapport die voor verwarring zorgen. Zo staat op pagina 127 dat
de kansarmoede het grootst is in het noordoosten van het Gewest en het laagst in het zuidwesten
van Brussel. Dat is nieuw, want meestal wordt er gesproken over een armoedesikkel, in de
37
omgeving van het kanaal en vooral aan de westkant. Dit is dus een illustratie van wat mevrouw
Roex ook al aanklaagde: analyse op gemeenteniveau en niet op wijkniveau kan tot foute
conclusies leiden.
We moeten ons afvragen wat de meerwaarde is van dit instrument. De middelen van de VGC
zijn al zo beperkt dat het zinloos is om dan bijkomende budgetten en fondsen in het leven te
roepen die een aparte planning en rapportage vragen. Ik denk bijvoorbeeld aan het
Kinderarmoedebestrijdingsplan met een schamel budget van zo’n 220.000 euro per jaar. Ook
daar hoort een uitgebreid document bij. Dat kan anders en veel efficiënter.
Het lijkt veel interessanter dat de stedenfondsmiddelen, samen met alle andere specifieke
middelen vanuit Vlaanderen, overgedragen worden op het gewone werkingsbudget, dus zonder
deze absurde plan- en rapportagelast. Dan kunnen collegeleden zich concentreren op hun werk
en kunnen we het aantal plannen en rapportages beperken tot het noodzakelijke minimum.
Ik ben benieuwd naar de reactie van de collegeleden en de collega’s, maar als wij vandaag
samen besluiten dat we dit aan Vlaanderen vragen – of het nu is via een motie, een resolutie of
een brief is, dat maakt mij niet uit – dan hebben we goed gewerkt.
De heer René Coppens (Open Vld): Ik heb dit voortgangsrapport - een hele boterham gelezen. Ik zal me beperken tot de domeinen Cultuur en Sport en wat ze kunnen bijdragen tot
het behalen van de doelstellingen die het Stedenfonds voor ogen heeft.
De middelen die het Stedenfonds ter beschikking stelt, gaan naar concrete projecten en
actiepunten. Dat bewijst dat de VGC dicht bij de mensen staat, met kennis van zaken spreekt,
zich bewust is van de noden en tekortkomingen op het terrein en daar ook oplossingen probeert
voor aan te reiken.
Aangezien het Stedenfonds in het leven is geroepen om de zogenaamde dualisering in onze
samenleving tegen te gaan, is het vanzelfsprekend dat de middelen prioritair worden ingezet
voor initiatieven gericht op kansengroepen.
In de eerste plaats doet het mij plezier dat het aanmoedigen van de kennis en het gebruik van
het Nederlands zo prominent aan bod komt in de beleidsovereenkomst en het
voortgangsrapport. Onderzoek heeft al meermaals uitgewezen dat steeds meer Brusselaars
Nederlands spreken en gebruik maken van onze Nederlandstalige voorzieningen. Nergens
anders ter wereld zijn er zoveel anderstaligen die interesse hebben in onze Nederlandse taal.
Daar moeten we bestendig en pertinent op blijven inzetten. Het Nederlandstalige karakter van
onze diensten en voorzieningen is een kwaliteitsmerk dat we moeten blijven promoten.
Zoals de nota stipuleert, kan het Nederlands niet alleen op een directe, maar ook op een indirecte
manier aangeleerd worden. Taalverwerving gebeurt immers ook impliciet, via sport,
jeugdwerking en culturele manifestaties. Dat rechtvaardigt ook het belang dat we aan elk van
die domeinen moeten hechten.
Een van de operationele doelstellingen in verband met de opwaartse sociale mobiliteit en
emancipatie van kansengroepen is het stimuleren van de culturele participatie en het bevorderen
van de culturele diversiteit in het Brusselse sociaal-culturele en cultureel-artistieke werkveld.
38
Uit het voortgangsrapport blijkt dat de VGC er in 2015 in geslaagd is om beide doelstellingen
te realiseren.
Dat de VGC meer kwetsbare groepen heeft weten te bereiken voor participatie aan culturele
manifestaties is uiteraard een goede zaak. Het verhoogt de maatschappelijke betrokkenheid van
kwetsbare groepen, draagt bij aan gemeenschapsvorming en bevordert het samenleven en de
kennis van het Nederlands.
Op het vlak van Sport voorziet de overeenkomst Stedenfonds in een specifiek sportaanbod voor
kansengroepen. De vzw Buurtsport Brussel heeft de jongste jaren met bijzonder veel succes
buurtsportinitiatieven ontwikkeld die voornamelijk gericht waren op kwetsbare jongeren.
Het belang van sport staat uiteraard buiten kijf, zeker in dit verhaal. Sport bevordert sociale
integratie, vergroot het zelfbewustzijn en leert met mensen omgaan – en dat is wel belangrijk –
niet alleen met winst maar ook met verlies. Sport maakt burgers sterker, in alle betekenissen
van het woord.
Daarnaast heeft de VGC de laatste jaren al verschillende initiatieven genomen om de
doorstroom van kansengroepen naar het reguliere sportaanbod te bevorderen. Dat gebeurde aan
de hand van gerichte communicatie, maar ook door middel van financiële tegemoetkomingen
en van persoonlijke begeleiding. Ondanks alle drempelverlagende inspanningen die de VGC
tot nu toe heeft geleverd, meen ik toch te mogen vaststellen dat de kansengroepen hun weg naar
dat reguliere en sociaal gemengde sportaanbod niet altijd vinden. Op dat vlak is er dus nog veel
werk aan de winkel, maar ik ben ervan overtuigd dat het bevoegde collegelid daar de nodige
acties voor zal ondernemen.
Beste collega's, ik wil de opstellers van het lijvige voortgangsrapport feliciteren met hun werk
en wens het College en, in de materies waarover ik het heb gehad, het betrokken of bevoegde
collegelid veel succes met de verdere uitvoering van de beleidsovereenkomst.
De heer Bruno De Lille (Groen): Ik zal het nog even hebben over een aantal zaken die in
verband met Onderwijs in het Voortgangsrapport staan. Ik ben het natuurlijk met mijn collega’s
eens als ze zeggen dat dat geld gewoon aan de VGC moet worden gegeven en dat er dan wordt
gevraagd dat de VGC er haar beleid goed mee uitvoert. Dat betuttelende om alles nog eens in
een apart plannetje te steken is eigenlijk niet nodig, maar goed, het is nu zo. We kijken dus ook
naar wat er in het Voortgangsrapport staat. Ik zal het hebben over de Brede Scholen, de
individuele beroepsopleiding (IBO) en de opleidingen voor onze leerkrachten.
De operationele doelstelling 2.1 gaat over de Brede Scholen. De manier van verwoorden laat
denken dat we eigenlijk moeten pleiten voor veel meer Brede Scholen. Alleen beperkt men zich
in de praktijk tot wat opleiding geven aan de Brede School-coördinatoren. Dat vinden wij nogal
beperkt. Als we bovendien willen weten of we goed hebben gewerkt, bekijken we alleen of we
al dan niet opleidingen hebben gegeven aan coördinatoren. Zijn dat goede opleidingen, zijn die
mensen daarmee tevreden, willen ze meer opleiding? De antwoorden op deze vragen kunnen
we uit dit rapport niet afleiden. We vinden dat het College nogal snel tevreden is. We zouden
veel meer details willen. Beantwoorden die opleidingen aan de vragen die er zijn? We willen u
aanmoedigen om meer Brede Scholen in te richten. Worden er daartoe initiatieven genomen?
Operationele doelstelling 2.2 gaat over de capaciteitsuitbreiding in de buitenschoolse
kinderopvang. Ook hier is men nogal snel tevreden. Er staat vooral dat er een aantal plaatsen
zijn gecontinueerd en dat er een paar zijn bijgekomen, zeer specifiek voor inclusieve
39
buitenschoolse opvang. Dat is natuurlijk een goede zaak. Maar voor gewone buitenschoolse
opvang is er niets bijgekomen. Er is dus eigenlijk niet echt extra capaciteit. Ook hier vinden we
dat u te snel tevreden bent. Nochtans zouden we ons dringend moeten afvragen of het aantal
beschikbare plaatsen wel voldoende is. Ik denk van niet. Als je ziet dat er een bezettingsgraad
van 80 tot 100% is, wijst dat op een hoge druk op die plaatsen. Er moeten er dus meer komen.
Er staat ergens een klein zinnetje, dat de IBO’s moeten worden gestimuleerd om zich in te
schrijven in de Brede School dynamiek. Daar zouden we toch graag zien dat het niet alleen
stimuleren is, maar dat het echt bijna verplichten is. Je mag toch niet vergeten dat die IBO’s
met openbaar geld worden betaald.
En dan is er de opleiding van onze leerkrachten die werken met onze Brusselse kinderen. Nu
wordt er vooral ingezet op ‘tutoring’-initiatieven. Vanaf 2016 is er het ‘Community Servers
Learning’ (CSL). Men laat de leerkrachten in spe kennismaken met Brussel. Maar dat blijft
toch eerder op een bescheiden schaal. Wij vragen een veel meer doorgedreven initiatief, dat al
onze leerkrachten verplicht tot nadenken over hoe zij kunnen werken met kansarme kinderen,
met kinderen met een andere etnisch-culturele achtergrond. Dat is wat die mensen nodig
hebben. Als ze voor een Brusselse klas komen te staan, merken we dat ze heel vaak niet de
instrumenten in handen hebben om goed te werken met die leerlingen, dat ze het warm water
opnieuw moeten uitvinden. Er worden nu een paar initiatieven genomen. Dat blijft te
kleinschalig en, vooral, het blijft beperkt tot de Brusselse scholen. We zien dat het merendeel
van de leerkrachten die in onze Brusselse scholen lesgeven zijn opgeleid buiten Brussel. In
2012 – dat zijn de recentste cijfers die ik heb gevonden – had iets meer dan 60% van de
leerkrachten die in de Brusselse scholen lesgaven hun opleiding gekregen in Leuven,
Antwerpen en Gent. Dat is heel mooi, maar als die mensen niet worden voorbereid om te
werken met kansarme jongeren en met kinderen met een andere etnisch-culturele achtergrond,
staan we nog altijd even ver. Dan hebben we een beetje geholpen, maar dan is het maar een
druppel op een hete plaat. We zouden u dus willen aanmoedigen om dat veel groter en
veelomvattender te zien: we moeten niet alleen in de Brusselse scholen en opleidingen werken,
we moeten het als een doel zien voor alle leerkrachten in spe.
We denken dat er een aantal mooie doelstellingen naar voren zijn geschoven, maar in de
uitwerking kan het beter. Dat is de reden waarom we u niet voluit kunnen steunen. We zullen
ons onthouden.
Collegelid Pascal Smet: Het grootste deel van de interventies bestond uit beschouwingen.
Mijnheer Verstraete, ik geef u volmondig gelijk. Maar ik kan u geruststellen: het College heeft
de Vlaamse Regering al aangeschreven met de vraag om de tussentijdse rapporteringen af te
schaffen. De dotatie van het Stedenfonds zou moeten worden geïntegreerd in de algemene
dotatie. We moeten een globaal strategisch meerjarenbeleidsplan opmaken, zodat we al die
tussentijdse rapporteringen en verschillende fases kunnen stopzetten. Die tijd en energie kan
beter ergens anders worden besteed. Ik weet dat Vlaams minister Sven Gatz dat voorstel
genegen is en de vraag mee in een oefening over de kerntaken en de afstemming wil opnemen.
Ik ben het namens het College absoluut eens met wat u zegt.
Er zijn veel vragen gesteld over participatie en consultatie. Toen dit plan werd opgesteld, was
er een Stadspiratie-oefening. Voor de voortgangsrapportage op zich, is er geen consultatie
gebeurd: het gaat gewoon over het vaststellen van feiten. Dat doe je niet in een participatief
moment. Dat vergt voldoende vertrouwen in de administratie. Ik weet dat u dat vertrouwen
hebt. Het heeft natuurlijk wel zin om participatief verder te gaan. Ik verwijs dan naar mijn eigen
40
bevoegdheden. Wanneer we het beleidsplan Cultuur, Jeugd, Sport hebben opgesteld – en het
Stedenfonds is daarvan een onderdeel omdat het inderdaad een geïntegreerd onderdeel is van
het globale beleid van het College –, is daarin een duidelijke participatie voorzien. Jullie waren
vol lof over de manier waarop dat verlopen is. Het was trouwens voor het eerst dat er een
maximale participatie en consultatie werden voorzien. U weet dat dit ook gebeurt bij veel
andere beleidsinitiatieven. Mijn collega’s proberen dat maximaal te doen.
U vraagt naar meer middelen vanuit Vlaanderen. Wij zijn het daarmee eens, maar dat debat
moet in Vlaanderen worden gevoerd. Het zou een beetje dwaas zijn als we daar neen op zouden
zeggen. Maar het is ingewikkeld, zoals u weet. Als de middelen voor Brussel verhogen, gaat
dat ten koste van Antwerpen en Gent. Die zijn het daar natuurlijk niet mee eens, tenzij de
globale dotatie zou verhogen, maar wij weten wat de budgettaire context in de Vlaamse
Gemeenschap is.
Wat de experimenteerruimte betreft, ben ik blij dat mevrouw Maes zelf heeft verwezen naar À
Fonds. Er loopt een oproep voor Cultuur en Diversiteit. Het gaat toch over 241.000 euro. Er is
ook een oproep voor 200.000 euro voor stedelijk beleid. We zullen À Fonds nog evalueren. Er
zijn ook Cultureghem, Globe Aroma. Zij werken met innovatieve processen en krijgen daar
geld voor.
Mevrouw Dhaene vroeg naar de impact van de VGC. Ik ga ervan uit dat die impact groot is en
ik denk dat u het met mij daarover eens kunt zijn. Het is niet altijd evident om dat te zeggen als
je een maatregel geïsoleerd bekijkt. Maar het beleid in een stad is altijd een geheel van
contexten. U kent de stellingen die ik lang vóór u daarover verkondigde. Al die beleidslagen
kunnen allemaal wat simpeler. Er kan een betere ketenaanpak komen. We zijn het daarover
allemaal eens, zelfs binnen de huidige situatie en los van structurele hervormingen. De impact
is er en is duidelijk te meten als je het werk van individuele verenigingen bekijkt. Soms is het
wat moeilijker omdat je een druppel bent in een zee. Maar die druppel kan wel de druppel zijn
die het doet overlopen. Of je kunt, door die druppel weg te nemen, ervoor zorgen dat het niet
overloopt. Een druppel is soms heel belangrijk. Er is dus impact. We moeten echter niet te veel
tijd steken in dat te gedetailleerd te willen meten. Dan zitten we weer in de bureaucratie van
meten om te meten. We hebben al een Meet- en Weetcel.
We zullen meegeven in welke mate we het performante nog performanter kunnen maken. Het
is echter niet mogelijk om elke actie die we ondernemen op het terrein altijd wetenschappelijk
vast te stellen. Ik neem aan dat u dat ook niet vraagt. In een aantal gevallen moet dat wel. Als
ik beleidsovereenkomsten probeer te herzien, vraag ik om resultaatsgericht te werken en er een
rapportage over te doen. Je moet niet alles uitleggen tot in de details, je moet bekijken wat het
resultaat is. Dat is een belangrijk uitgangspunt.
Ik moet om 12.15 uur weg om uitleg te geven over de Stefaniatunnel. Ik hoop dat u daar begrip
voor hebt. Met de commissievoorzitter heb ik afgesproken dat ik het parlement de primeur geef
voor het meerjarig investeringsprogramma in de tunnels. Dat wordt maandag toegelicht.
Vandaag gaan we een tipje van de sluier oplichten voor de Stefaniatunnel, zonder in detail te
treden.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Wij zijn blij te horen dat u met de Vlaamse Gemeenschap
gaat onderhandelen over de planlast, niettegenstaande het feit dat u wel hebt aangekondigd dat
41
er in het najaar een addendum zal worden aangemaakt. We hebben dit document zeer laat
ontvangen. Er was heel wat tekst te verwerken.
Op welke manier verschijnt dat addendum?
Zal dat ook in de vorm van een voortgangsrapport gebeuren?
Het betreft wijzigingen van de strategische doelstellingen als ik het goed heb begrepen.
Collegelid Pascal Smet: We zullen het addendum opmaken en vervolgens hier bespreken.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Mijn vraag is om dit tijdig te krijgen zodat we het grondig
kunnen bestuderen en dat u Vlaanderen vraagt er minder papier om te verspillen.
Wat betreft het participatieproces, is het belangrijk om de verenigingen, die de voelsprieten zijn
en er aan hebben meegewerkt, voldoende te aanhoren. Zij zijn daar ook vragende partij voor.
Ik heb alle vertrouwen in de VGC-administratie. Ze doen uitstekend werk. Het is ook goed om
op het terrein na te gaan wat de uitkomst is van doelstellingen die op papier misschien mooi
ogen maar in de realiteit net anders uitpakken.
Op welke manier gaan de VGC en de Vlaamse Gemeenschap een rol spelen bij de
deradicalisering?
Ik heb het er al even over gehad. Het Stedenfonds kan een belangrijk instrument zijn omdat het
zo transversaal werkt. Het is de keten die belangrijk is bij de aanpak. Daar heb ik u niets over
horen zeggen.
Collegelid Pascal Smet: Deze oefening is nog bezig. U weet dat we een bijzondere regering
hebben. We verkiezen het om dit punt globaal aan te pakken.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Gebeurt dat op stedelijk niveau of op gewestniveau?
Collegelid Pascal Smet: Op gewestniveau, maar we hebben natuurlijk allemaal dubbele petjes
op.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): De VGC is daar misschien een kleine maar wel
belangrijke partner in. Zullen wij daarover iets horen in de VGC?
Collegelid Pascal Smet: Daar moeten we het nog over hebben. Ik ga ervan uit van wel. De
deradicalisering gaat niet enkel het Gewest, de gemeenten en de VGC aan, maar ook de Franse
en de Vlaamse Gemeenschap.
Alle overheden, ook de federale, dragen hier verantwoordelijkheid, maar het liefst gebeurt dat
afgestemd.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Bij de VGC is het hierover nogal stil op dit moment.
Collegelid Pascal Smet: De communicatie daarover zal later plaatsvinden.
Stemming
42
Het voortgangsrapport 2014-2015 in het kader van de Beleidsovereenkomst Stedenfonds 20142019 wordt aangenomen met 9 stemmen voor, 6 leden hebben zich onthouden.
Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Paul Delva, Brigitte Grouwels,
Elke Roex, Jef Van Damme, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe.
Hebben zich onthouden: Bruno De Lille, Liesbet Dhaene, Annemie Maes, Cieltje Van Achter,
Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete.
VRAAG OM UITLEG (R.v.O. art. 60)
Aanbod sociaal vervoer
De heer Arnaud Verstraete (Groen): We willen allemaal dat ouderen zo lang mogelijk in
goede omstandigheden thuis kunnen blijven wonen. Het is een van de doelstellingen van dit
College waar Groen achter staat. Maar thuis kunnen blijven wonen vraagt ook dat ouderen nog
een stapje in de wereld kunnen zetten, zo niet dreigt sociale isolatie.
Mobiliteit is een basisbehoefte, ook voor ouderen en voor personen met een handicap. De nood
aan betaalbaar en comfortabel aangepast vervoer is groot. Niet iedereen kan een beroep doen
op familieleden en vrienden of heeft de middelen om een taxi te nemen. Sociaal vervoer is dus
een oplossing voor vele senioren en mensen met een beperking.
In Brussel kennen we al geruime tijd de dienst Sociaal Vervoer Brussel. We hebben het geluk
om in onze Raad de voorzitter van deze vzw te hebben. Collega, aarzel dus niet om tussen te
komen en de laatste stand van zaken te geven over het item sociaal vervoer in Brussel.
Deze dienst maakt weinig of geen publiciteit omdat er een beperkt kader is en te weinig
middelen zijn om aan de vraag te kunnen antwoorden. De helft van de aanvragen voor goedkope
verplaatsingen kan de vzw niet inwilligen.
Om toch een alternatief te bieden, werd het project RUN! opgestart. RUN! zoekt samen met
betrokkenen naar alternatieven voor de verplaatsingen en stippelt een parcours uit met
begeleiding.
Vaak is dat beter en goedkoper dan het nemen van een taxi. Maar helaas ligt dit innovatieve
project al een tijdje op apegapen wegens het niet vinden van vrijwilligers. De dienst kan het
aantal aanvragen niet verwerken. De vraag is al jaren groter dan het aanbod.
Uw voorganger, collegelid Brigitte Grouwels, kondigde destijds gesprekken aan om de
capaciteit uit te breiden.
Hoe is de situatie momenteel?
Hebt u contact met deze organisatie?
In welke maatregelen voorziet u desgevallend om hun werking te ondersteunen of om op een
andere manier tegemoet te komen aan dergelijke verplaatsingsbehoeften?
43
Het innovatieve project RUN! ligt momenteel stil wegens geen vrijwilligers. Voorziet u in
maatregelen om dit project te ondersteunen?
Werkt u aan andere mogelijkheden om het sociaal vervoer in Brussel uit te breiden?
De heer Stefan Cornelis (Open Vld): Ik dank mijn collega om het thema sociaal vervoer eens
onder de aandacht te brengen. Ik ben bijna 6 jaar voorzitter van Sociaal Vervoer Brussel.
Hij haalt een van de pijnpunten van het project RUN! aan: het vinden van vrijwilligers. Elke
sociaal-culturele vereniging heeft ermee te maken. Engagement is niet evident in deze stad.
Een ander pijnpunt dat ik wil aankaarten is de vaste huisvesting van de vzw. Ik ben voortdurend
in contact met het kabinet daarover. We kijken uit naar een andere en betere locatie om onze
werking efficiënter te verankeren in deze stad.
Ik kan u verzekeren dat het sociaal vervoer een hoge rentabiliteit kent. We kunnen inderdaad
niet alle aanvragen honoreren. De vzw kan als een van de hoogst rendabele vzw’s worden
gecatalogeerd.
We zijn altijd bereid om nog verder te groeien, al moet dit ook mogelijk zijn. Het is niet evident
om uit te groeien tot een grote organisatie. Men botst altijd op het plafond van het aantal
personeelsleden en het aantal voertuigen om deze dienst waar te maken. Elke vrijwilliger is
welkom om deel te nemen aan het project RUN!
Collegelid Bianca Debaets: De heer Stefan Cornelis heeft al een heel stuk van mijn antwoord
verteld. (glimlachjes)
We mogen niet uit het oog verliezen dat de uitbouw van het openbaar vervoer een opdracht
blijft van de openbare vervoersmaatschappij. Ook de sociale rol ervan.
Zowel de openbare vervoersmaatschappijen als de taxisector worden gestimuleerd om een
integraal toegankelijk openbaar vervoer uit te bouwen. In het verleden zijn daar ook al
initiatieven voor genomen. Ik denk aan de minibusjes van de MIVB. Men betaalt er 5 euro voor
een rit met chauffeurs die zijn opgeleid om mensen met een rolstoel te helpen. De busjes zijn
ook speciaal aangepast. De initiatieven van de VGC zijn dus aanvullend aan het bestaande
openbaar vervoer en kunnen ook niet los worden gezien van een breder beleid ten aanzien van
mensen met een mobiliteitsbeperking.
De VGC ondersteunt vzw Sociaal Vervoer Brussel (SVB) al verschillende jaren met een bedrag
van 205.000 euro en heeft minstens 2 maal per jaar een gesprek met hen, zoals bepaald in de
overeenkomst.
Jaarlijks kan SVB maximaal 20.000 ritten op een kwalitatieve manier uitvoeren. Sociaal
Vervoer Brussel heeft in 2015 inderdaad een hoger aantal aanvragen gekregen. Ik nuanceer
even: onder die aanvragen zijn ook de aanvragen gerekend die later werden geannuleerd.
Mensen vragen blijkbaar nogal eens vervoer aan om het dan een half uur voor de afspraak af te
bellen. Dat is niet altijd gemakkelijk om de dienst efficiënt te beheren.
Over een periode van 5 jaar heeft SVB op gemiddeld 20% van de aanvragen geen antwoord
kunnen bieden omwille van het capaciteitsgebrek.
44
SVB geeft aan dat er om meer ritten te kunnen uitvoeren een uitbreiding van het aantal wagens
en het aantal chauffeurs, een betere omkadering van de chauffeurs, een andere locatie en een
geoptimaliseerde dispatchsoftware nodig zou zijn.
De werk- en planlast is volgens SVB toegenomen door een stijging van de vragen naar
rapportage en arbeidsintensieve berekeningswijzen. Dat is dan voor het conto van de Vlaamse
Gemeenschap. Ze buigen onder het gewicht van de planlast. Niet wij, maar de Vlaamse
Gemeenschap vraagt daar vooral naar.
Onze overeenkomst met Sociaal Vervoer Brussel bepaalt onder meer dat er wordt ingezet op
‘andere vormen van mobiliteitsondersteuning’ via vrijwilligerswerk. Dat geldt niet alleen voor
sociaal vervoer, maar ook voor bijvoorbeeld mantelzorgers. In een grootstedelijke context zijn
vrijwilligers niet gemakkelijk te vinden, maar er wordt wel structureel goed samengewerkt met
Het Punt.
Het project RUN! waarnaar u verwijst, situeert zich onder meer ook onder de koepel van
vrijwilligersprojecten. Met behulp van de expertise van Het Punt heeft RUN! recentelijk een
nieuwe start en een nieuwe naam gekregen, het Mobiliteit Coach project of MC.
Er is nagegaan wat moest gebeuren om het project een nieuwe vaart te geven. Er is gesproken
van een vrijwilligersvergoeding, maar ook van interne organisatie en een doorgedreven
vrijwilligersbeleid. Daar gaat het vaak ook over. De vrijwilligers moeten goed omkaderd
worden en hun vragen moeten gehoord worden. De zoektocht naar vrijwilligers verloopt nooit
gemakkelijk, maar er is een doorstart en alles zit nu op het goede spoor. Dat is belangrijk en het
is bovendien een positieve noot om mee af te sluiten.
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik ben het helemaal met u eens dat openbaar vervoer
essentieel is. Ik wil eraan toevoegen dat een voetgangersbeleid eveneens essentieel is. Volgens
het concept van Universal Design moeten ook mensen met een mobiliteitsbeperking zich
autonoom kunnen verplaatsen. Anders gezegd: er is een afstemming nodig van het
mobiliteitsbeleid in Brussel.
Ik hoor u ook zeggen dat, volgens de vorige besprekingen, de werking van de vzw last heeft
van de zware planlast vanuit de Vlaamse Gemeenschap.
Het is niet alleen interessant om dit vast te stellen, maar misschien kan men er ook eens iets aan
doen.
Jaarlijks wordt er 200.000 euro aan steun toegekend. Er kan echter slechts op een klein deel van
de aanvragen worden ingegaan. Het is duidelijk dat er een grote behoefte is.
Collegelid Bianca Debaets: Ik wens toch even te nuanceren. Er kan maar op een relatief klein
aantal van de vragen niet ingegaan worden. Tachtig procent van de vragen wordt wel
beantwoord. Laat daar geen misverstand over bestaan. Bij de vragen die niet werden
beantwoord, gaat het ook om annulaties op het laatste moment.
De heer Arnaud Verstraete: Dat is alvast een belangrijke rechtzetting. Het lijkt me toch dat
SVB een zeer relevante oplossing is.
45
Collegelid Bianca Debaets heeft verwezen naar de bestaande kredieten. Hieruit heb ik begrepen
dat er geen verhoging is. Ik vraag me af of er misschien een samenwerking op het vlak van
mobiliteit mogelijk is met collegelid Pascal Smet.
Kunnen er daar geen middelen gevonden worden?
Het gaat hier niet om de MIVB. Het is meer een interessante aanvulling. Anders gesteld: een
oplossing op maat. Deze optie lijkt mij dan ook een plaats te verdienen in het geheel. Misschien
kan het collegelid dit eens overwegen met haar evenknie Pascal Smet.
Collegelid Bianca Debaets: Dit is zeker een goede denkpiste. De MIVB creëert echter al een
aanbod met de minibussen voor de mensen met een beperkte mobiliteit.
Verder is er ook binnen de lokale dienstencentra een werkgroep opgestart rond sociaal vervoer.
Er zijn 4 of 5 lokale dienstencentra, waaronder de Vaartkapoen en Chambéry, die zelf ook
sociaal vervoer hebben. Het aanbod van deze dienstencentra komt nog eens bovenop het
bestaande aanbod van sociaal vervoer.
De heer Arnaud Verstraete: Bedankt voor het aanbod. Ik wens de vzw en collegelid Debaets
alvast veel succes toe.
-
Het incident is gesloten.
-
De vergadering wordt om 12.17 uur gesloten.
De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
46
BIJLAGEN
Ingekomen stukken
Begrotingsstukken
- Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening voor het dienstjaar 2014
– Stuk 7 (2015-2016) - Nr.1
- Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het
dienstjaar 2016 – Stuk 6A (2015-2016) - Nr.1
Doorverwezen naar de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van
19 april 2016.
Beleidsovereenkomst Stedenfonds 2014-2019 : voortgangsrapport 2014-2015
Beleidsovereenkomst stedenfonds 2014-2019 – Voortgangsrapport 2014-2015
– Stuk 618 (2015-2016) – Nr. 1
Doorverwezen naar de Plenaire Vergadering van 22 april 2016.
Commissievergaderingen - verslagen
Gezamenlijke plenaire commissie van 25 maart 2016
Eerbetoon aan de slachtoffers van de aanslagen van dinsdag 22 maart 2016
– Stuk 620 (2015-2016) – Nr. 1
Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van 12 april 2016
Interpellatie en vragen om uitleg
INTEGRAAL VERSLAG
– Stuk 619 (2015-2016) – Nr. 1
Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van 19 april 2016
Ontwerp van verordening tot vaststelling van de rekening voor het dienstjaar 2014
SAMENVATTEND VERSLAG
– Stuk 7 (2015-2016) – Nr. 2
Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van 19 april 2016
Ontwerp van verordening tot vaststelling van begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar
2016
SAMENVATTEND VERSLAG
– Stuk 6A (2015-2016) – Nr. 2
Schriftelijke vragen
Er werden schriftelijke vragen ingediend door mevrouw Liesbet Dhaene, de heer Johan Van den
Driesssche en de heer Paul Delva.
47
TREFWOORDENREGISTER
Aanbod sociaal vervoer, blz.
Armoede en sociale uitsluiting in de woonzorgcentra, blz.
Beleidsovereenkosmt Stedenfonds 2014-2019: Voortgangsrapport 2014-2015
Bespreking, blz.
Stemming, blz.
Daarkom, blz.
Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging
1 en A voor het dienstjaar 2016
Bespreking, blz.
Stemming, blz.
Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening
voor het dienstjaar 2014
Bespreking, blz.
Stemming, blz.
Vragen om uitleg
Zie - Aanbod sociaal vervoer
Armoede en sociale uitsluiting in de woonzorgcentra
Daarkom