Handreiking jongeren 16-23 jaar, de transitie naar

Download Report

Transcript Handreiking jongeren 16-23 jaar, de transitie naar

Handreiking aanbod
jongeren 16 – 23 jaar
De transitie naar volwassenheid
Naam project:
Opdrachtgever:
Opsteller advies:
Versienummer:
Datum:
Handreiking aanbod jongeren 16 tot 23
FoodValley Gemeenten
Ernst van Berkum
1.1
7 mei 2014
Inhoudsopgave
_Toc387924594
Inleiding...................................................................................................................................................................... 2
Aanbevelingen...................................................................................................................................................................... 2
Leeswijzer .............................................................................................................................................................................. 2
1.
Doelgroep.......................................................................................................................................................... 4
1.1 Beschrijving doelgroep.............................................................................................................................................. 4
1.2 Behoefte jongeren ...................................................................................................................................................... 4
1.3 Aantallen ........................................................................................................................................................................ 5
2.
Rol gemeente .................................................................................................................................................. 7
2.1 Knelpunten in hulpverlening ................................................................................................................................... 7
2.2 Verantwoordelijkheid gemeente............................................................................................................................ 7
2.3 Maatschappelijk rendement .................................................................................................................................... 8
3.
Eigen kracht ....................................................................................................................................................10
3.1 Eigen Kracht-conferenties...................................................................................................................................... 10
3.2 Sociale Netwerk Strategieën................................................................................................................................. 11
4.
Informele ondersteuning..........................................................................................................................13
4.1 Mentorproject ............................................................................................................................................................. 13
5.
Zorg.....................................................................................................................................................................15
5.1 JIM en het verbindingsteam.................................................................................................................................. 15
6.
Wonen................................................................................................................................................................17
6.1 Kamertraining............................................................................................................................................................. 17
6.2 Begeleid wonen.......................................................................................................................................................... 17
6.3 Kansrijk wonen........................................................................................................................................................... 18
6.4 Kamers met Kansen................................................................................................................................................. 19
6.5 U-Turn ........................................................................................................................................................................... 20
7.
Werk ...................................................................................................................................................................22
7.1 Het 250-jongerenplan ............................................................................................................................................. 22
8.
Onderwijs.........................................................................................................................................................25
8.1 New Arts ....................................................................................................................................................................... 25
9.
Vrije tijd / sociaal netwerk......................................................................................................................27
9.1 Together 4 Adventure.............................................................................................................................................. 27
10. Integrale ondersteuning ............................................................................................................................29
10.1 Team 16 tot 27........................................................................................................................................................ 29
1
Inleiding
Jongeren van 16 – 23/27 jaar staan voor de uitdaging om een zelfstandig leven op te bouwen. Niet
alle jongeren slagen er in de overgang naar volwassenheid goed te maken, vooral diegenen die het
ontbreekt aan de benodigde competenties en een steunend netwerk. Zij lopen dan ook grote kans
om maatschappelijk uit te vallen. Te denken valt aan voortijdig schoolverlaten,
(jeugd)werkloosheid, schulden, verslaving en (uiteindelijk) een zwervend bestaan. Deze jongeren
hebben ondersteuning nodig, maar vallen overal buiten boord. Voor jeugdzorg/jeugdhulp zijn ze te
oud en de volwassenenzorg sluit niet aan omdat ze (nog)niet volwassen zijn. Een introductie van
de doelgroep ‘jongvolwassenen’ is nodig om hier vorm en inhoud aan te geven.
Met de 3 decentralisaties (jeugdzorg, AWBZ en Participatiewet) komt de verantwoordelijk voor
deze doelgroep steeds duidelijker bij gemeenten te liggen. Deze handreiking is bedoeld om
gemeenten een beeld te geven van hoe zij deze jongeren kunnen ondersteunen. Het is een
menukaart voor aanbod voor jongeren van 16 tot 23/27 jaar waarin diverse
ondersteuningsvormen/good practices op een rij worden gezet. Het is een dynamisch document in
de zin dat het in de loop van 2014 aangevuld kan worden andere ondersteuningsvormen.
Aanbevelingen
Op grond van de eigenheid van de doelgroep, gemeentelijke beleidsvoornemens en de werkzame
factoren van de ondersteuningsvormen worden de volgende aanbevelingen gedaan:
1. Zet in op de eigen kracht door middel van Eigen Kracht-conferenties of Sociale Netwerk
Strategieën. In deze ondersteuningsvormen worden oplossingen door de jongere en het eigen
netwerk geformuleerd en zijn daardoor duurzamer dan oplossingen die door professionals
worden aangereikt. Ondersteuningsvormen als JIM (paragraaf 5.1) en Kansrijk Wonen
(paragraaf 6.3) laten goed zien hoe eigen kracht ook aanvullend kan zijn op professionele
ondersteuning.
2. Realiseer een mentorproject (zie paragraaf 4.1) per gemeente. De kracht van een mentor is
dat deze géén hulpverlener is, waardoor de jongere eerder geneigd is wat van deze persoon
aan te nemen. Van mentorprojecten gaat een preventieve werking uit omdat ze helpen
voorkomen dat kleine problemen groot worden, ze zijn relatief goedkoop en snel te realiseren.
Een mentorproject is een mooie tussenvorm tussen eigen kracht en professionele hulp.
3. Start een project naar het voorbeeld van het 1000-jongerenplan uit de provincie Overijssel (zie
paragraaf 7.1). Dit project helpt jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan
betaald werk. Dit project kan budgettair neutraal worden uitgevoerd; de ‘opbrengsten’ op
korte termijn zijn net zo hoog als de kosten.
4. Introductie van de doelgroep ‘jongvolwassenen’ is wenselijk. Geef hier vorm aan door een
(regionaal) team te realiseren dat zich richt op transitie naar volwassenheid (zie paragraaf
10.1). Dit team bestaat uit ondernemende professionals van verschillende organisaties en richt
zich op de ondersteuning van jongeren bij het vinden en behouden van een baan en het
zelfstandig wonen. Zij maken hierbij actief gebruik van de eigen kracht van de jongere en
waar nodig wordt informele ondersteuning ingeschakeld. Begin klein om te zien of het aanslaat
en bouw het langzaam maar zeker uit. Bij een keuze voor deze optie vervalt aanbeveling 3.
Leeswijzer
Deze handreiking is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt de doelgroep beschreven. Wie zijn
deze jongeren, voor welke uitdagingen staan ze en welke ondersteuningsbehoefte hebben zij? Het
blijkt dat ze geen jeugd meer zijn, maar ook nog niet volwassen. Ze hebben behoefte aan
ondersteuning bij het regelen van praktische zaken als werk, inkomen en wonen. Ook wordt een
indicatie gegeven om hoeveel jongeren het gaat in de regio. Hoofdstuk 2 beschrijft wat de rol van
de gemeente(n) is in het ondersteunen van deze jongeren. Dat is niet alleen in het belang van de
jongeren, het dient ook een maatschappelijk belang. Het voorkomen van uitval kan over het hele
leven gezien een baat van tussen de € 70.000,- tot € 500.000,- per jongere opleveren.
2
Vervolgens worden de verschillende (bestaande) ondersteuningsvormen op een rij gezet, geordend
aan de hand van ondersteuningsniveaus en leefgebieden: eigen kracht, informele ondersteuning,
zorg, wonen, werk, onderwijs en vrije tijd. Tot slot wordt er ook een voorstel gedaan voor een
integrale manier om de doelgroep te ondersteunen. Elke ondersteuningsvorm wordt op een zelfde
manier gepresenteerd:
•
De doelgroep.
•
De aanpak.
•
Het (beoogde/bereikte) resultaat.
•
Kosten (en eventueel financiering).
•
Rol gemeente(n), op welk niveau te organiseren?
•
Voor- en nadelen van de ondersteuningsvorm.
3
1. Doelgroep
Dit hoofdstuk beschrijft de doelgroep jongeren van 16 tot 23/27 jaar. De leeftijdsgrens is niet heel
hard omdat de ene jongere soms wat verder is in zijn ontwikkeling van de andere. Ook heeft het
te maken met de verschillende wetten en regelingen die van toepassing zijn (zie paragraaf 2.2).
1.1 Beschrijving doelgroep
Het gaat om jongeren van tussen de 16 en 23/27 jaar, die het niet lukt om zelfstandig de transitie
naar volwassenheid te maken. Hoewel jongeren op hun 18e voor de wet volwassen zijn, wil dat
niet zeggen dat ze in hun ontwikkeling ook volwassen genoeg zijn om zelfstandig te functioneren.
Jongeren die in de overgang naar volwassenheid zitten hebben behoefte aan begeleiding en
aansturing hierbij1.
Voor het merendeel van de jongeren is dit geen probleem, aangezien zij voldoende steun krijgen
vanuit hun sociale omgeving. Er is echter ook een groep kwetsbare jongeren die het ontbreekt aan
voldoende rolmodellen. De kans is groot dat zij de overgangsfase niet goed doorkomen en
maatschappelijk uitvallen. Een deel redt het dan niet en komt later met zwaardere problematiek
weer in beeld. Concreet betekent dit onder andere géén startkwalificatie, geen baan, geen eigen
inkomen, schulden, verslaving in welke vorm dan ook en in het ergste geval zwerven, etc2.
Meestal gaat het om de volgende groepen jongeren3:
•
Zwerfjongeren, die vaak problemen op meerdere leefgebieden hebben, zonder ‘harde’
indicatie voor psychiatrische of LVG-problematiek.
•
Jongeren uit een residentiële jeugdzorginstelling, gesloten jeugdhulp en justitiële jeugdinrichtingen. Deze hebben vaak een beperkt of geen sociaal netwerk.
•
LVG-jongeren. De verstandelijke problematiek wordt vaak niet herkend, waardoor deze
jongeren in een zorgtraject komen die niet aansluit. Daarnaast kunnen deze jongeren
minder goed beoordelen welke hulp voor hen het beste is.
•
Pleegkinderen, waarvan het pleeggezin en dus het sociaal netwerk wegvalt als ze 18 jaar
worden. Deze jongeren hebben een verleden met meerdere of grote problemen, waardoor
het voor hen moeilijk is om zonder netwerk de transitie naar volwassenheid te maken.
Afbakening
Deze handreiking is bedoeld voor jongeren die het zonder een steun(tje) in de rug zelf niet redden.
Er moet sprake zijn van problemen op meerdere leefgebieden. Jongeren die bijvoorbeeld vanwege
de hoge jeugdwerkloosheid geen werk hebben, maar dat wel zullen vinden als de economie verder
aantrekt vallen niet onder doelgroep.
1.2 Behoefte jongeren
Veel jongeren zijn niet gemotiveerd om na hun achttiende zorg te ontvangen. Een voorbeeld:
jongeren die in de jeugdzorg zitten kunnen na hun 18e een beroep doen op verlengde jeugdzorg.
1
Jeugdzorg houdt niet op bij 18 jaar. Verwey-Joncker, 2009.
Zie ter illustratie de documentaire “Het leven begin bij 18”, die op 3 februari 2014 werd uitgezonden door de
e
NCRV. De film verhaalt over Hyba, een meisje met LVB-problematiek, die op haar 18 jeugd (LVB-)zorg verlaat
en binnen de kortste keren een zwervend bestaan leidt. De documentaire is terug te zien op
www.uitzendinggemist.nl.
3
Jeugdzorg houdt niet op bij 18 jaar.
2
4
Zij maken daar slechts mondjesmaat gebruik van. Ze willen graag op eigen benen staan en
hebben geen behoefte aan zorg zoals ze dat kennen. De volwassenenzorg aan de andere kant
vraagt een bepaalde mate van zelfstandigheid, het duidelijk kunnen articuleren van de eigen vraag
en een motivatie om zelf actief met de problemen aan de slag te gaan. Dit sluit niet aan op wat
deze jongeren nodig hebben. Deze doelgroep vraagt daarom een specifieke wijze van benaderen.
Dit laat zich goed illustreren aan de hand van de piramide van Maslow.
Jongeren willen ondersteuning bij het op orde krijgen van praktische zaken. Ze willen werk, een
inkomen, een opleiding en een plek om te wonen. Zolang niet voldaan is aan deze behoeften op
het niveau van ‘veiligheid en zekerheid’, is een jongere ook niet gemotiveerd tot het ontvangen
van zorg. Andersom werkt wel; als begeleiding en ondersteuning bijdraagt aan behoeftevervulling
op dit niveau accepteren ze dat eerder, mits deze begeleiding ze op een juiste manier benadert.
Op zorg zitten ze niet te wachten; wel op outreachende, langdurige en licht pedagogische
ondersteuning.
Afbakening
Uit ervaringen van diverse projecten blijkt dat 80% van de doelgroep geholpen kunnen worden bij
hun transitie naar volwassenheid. Voor 20% van de jongeren geldt dat er altijd een bepaalde mate
van begeleiding en ondersteuning nodig zal zijn.
1.3 Aantallen
Het is moeilijk om precies aan te geven hoeveel jongeren van 16 /18 tot 23/27 jaar moeite hebben
om de transitie naar volwassenheid te maken. Dat is nooit als zodanig bijgehouden, omdat deze
jongeren óf als jeugd worden gezien, óf als volwassen en niet als aparte doelgroep. Op basis van
de beschikbare gegevens is er wel een indicatie om hoeveel jongeren het gaat. In de tabel op de
volgende pagina wordt een aantal cijfers gepresenteerd, geordend naar verschillende thema’s.
Gemeente(n)
Onderwerp
85-15 norm4
Totaal aantal
jongeren
Barneveld
Ede
Nijkerk
Renswoude
Rhenen
Scherpenzeel
Veenendaal
Regio
7000
13.800
5.100
-
2.000
.
7.900
35.800
4
Een landelijk geaccepteerde norm luidt dat het met 85% van de jongeren goed gaat, dat 15% met problemen
te maken heeft en dat 5% met ernstige problemen te maken heeft.
5
tussen 17 en
275
Aantal
jongeren (1727) met
problemen
(15%)
Aantal
jongeren (1727) met grote
problemen
(5%)
Specifieke
doelgroepen
(17 en 27
jaar)
LVG-jongeren
(15%)6
Psychische
stoornis
(18%)7
Onderwerp:
Uitstroom uit
jeugdzorg, 16
– 18 jaar
Voortijdig
schoolverlaters,
16 – 23 jaar
Werkloze
jongeren 18 –
27 jaar8 met
uitkering
Werkloze
jongeren 18-27
jaar zonder
uitkering
Zwerfjongeren
1.050
2.070
765
-
300
-
1.185
5.370
350
690
255
-
100
-
395
1.790
1.050
2.070
765
-
300
-
1.185
5.370
1.260
2.484
918
-
360
-
1.422
6.444
22
74
9
?
?
2
?
160 165
95
175
65
2
17
13
105
472
180
356
156
8
71
24
364
1.159
300
650
170
20
100
50
350
1.640
59
5
CBS Staline. Aantal jongeren tussen 15 – en 25 jaar op peildatum 1 januari 2012.
Licht verstandelijk gehandicapten in de GGZ, Trimbos-Instituut. Utrecht, 2010.
7
GGZ in tabellen. Trimbos-Instituut. Utrecht, 2010.
8
Peildatum: april 2013. De ervaring leert dat slechts 30% van de werkloze jongeren daadwerkelijk
ingeschreven staan bij de gemeente. 70% van de werkloze jongeren is niet in beeld.
9
Precieze aantal zwerfjongeren in de regio is onbekend. Laatste bekende cijfer is dat er 5 geregistreerde
zwerfjongeren zijn (Telling Zwerfjongeren, Drummelhuis en Drouven, Bureau UHM, 2011). Het aantal
daadwerkelijk thuis- of dakloze jongeren ligt hoger.
6
6
2. Rol gemeente
In dit hoofdstuk staat de gemeente centraal. Beschreven wordt welke knelpunten er zijn in de
bestaande hulpverlening voor de doelgroep, de verantwoordelijkheid van de gemeente daarin, ook
met het oog op de 3 decentralisaties per januari 2015 en het maatschappelijke rendement van het
voorkomen van maatschappelijke uitval.
2.1 Knelpunten in hulpverlening
In de hulpverlening aan deze jongeren is een aantal duidelijk herkenbare knelpunten10:
•
Er is een tekort aan adequaat aanbod. Doordat deze jongeren nooit als een aparte groep
zijn gezien, is er ook geen aanbod waar ze gebruik van kunnen maken. Daardoor zijn er
nauwelijks aanvragen en wordt er ook geen aanbod ontwikkeld. Dit beeld komt ook in de
FoodValley naar voren.
•
De hulpverlening na het 18e jaar heeft een vrijwillig karakter. Dit geldt ook in de nieuwe
Jeugdwet, waar net als in de oude situatie een leeftijdsgrens van 18 jaar wordt
gehanteerd.
•
Er is een slechte aansluiting tussen de jeugdzorg en de volwassenenzorg. In het kader van
het regionale project Begeleiding en ondersteuning na jeugdzorg zijn hierover afspraken
gemaakt met beide Bureaus jeugdzorg, de jeugdzorgaanbieders aan de ene kant en de
CJG’s en de lokale gebiedsgebonden teams aan de andere kant.
•
Vanwege de versnippering is/was er onduidelijkheid over de bestuurlijke en financiële
verantwoordelijkheid.
2.2 Verantwoordelijkheid gemeente
Met de decentralisatie van de jeugdzorg, de overheveling van delen van de AWBZ naar de Wmo en
de invoering van de Participatiewet ligt de verantwoordelijkheid voor het ondersteunen van
jongvolwassenen steeds duidelijker bij de gemeenten.
Op grond van de Jeugdwet is het de verantwoordelijkheid van de gemeente(n) om te voorzien in
een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod. Hoewel de leeftijdsgrens van 18 jaar het
uitgangspunt voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen is, kan
jeugdhulp doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar. Dat geldt mits deze hulp niet onder een
ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De memoire van toelichting
zegt hierover: “Het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd betekent in de praktijk niet altijd dat
de noodzaak en mogelijkheid tot opvoeding voorbij is. Ouders houden immers ook niet
ogenblikkelijk op met opvoeden als hun kind meerderjarig wordt. Ook kan het nodig zijn om na het
de leeftijd van 18 jaar jeugdhulp voort te zetten in verband met arbeidstoeleiding.”
Met de overheveling van de functie begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning
worden gemeenten verantwoordelijk voor begeleiding op het gebied van onder andere sociale
redzaamheid van alle mensen van 18 jaar en ouder met psychiatrische, verstandelijke en
lichamelijke handicap. Zij worden daarmee dus ook verantwoordelijk voor de begeleiding van
jongvolwassenen met LVB of GGZ-problematiek.
De laatste grote decentralisatie is de invoering van de Participatiewet. Vanaf 2015 wordt de
gemeente verantwoordelijk voor alle mensen met arbeidsvermogen van 18 jaar en ouder die
10
Jeugdzorg houdt niet op bij 18 jaar. Verwey-Joncker, 2009.
7
ondersteuning nodig hebben. Een deel van deze mensen zitten nu in de Wet Werk en Bijstand
(WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten (Wajong). Bij jeugdwerkloosheid wordt vaak uitgegaan van jongeren tussen de
18 en 27 jaar. Jongeren tot 27 jaar hebben namelijk geen recht op bijstand als zij door de
overheid gefinancierd onderwijs volgen. Een deel van deze mensen is momenteel niet in beeld. Het
is aan de gemeente om deze hele groep te ondersteunen bij het vinden van een baan.
Tot slot zijn gemeenten op grond van de Kwalificatieplicht en de Aanval op schooluitval verplicht
om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen. De kwalificatieplicht geldt van jongeren
van 16 en 17 jaar. De Aanval op schooluitval richt zich op jongeren tot 23 jaar die geen
startkwalificatie hebben.
Ondersteuning van jongvolwassenen die moeite hebben om de transitie naar volwassenheid te
maken vraagt een integrale aanpak van gemeenten. Door verbindingen te leggen met welzijn,
maatschappelijke opvang, onderwijs/RMC, de Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet kan een
ondersteuningscontinuüm ontstaan waar mensen met participatiebelemmeringen – van licht tot
zeer zwaar – van kunnen profiteren. In reactie op kamervragen over nazorg na gesloten jeugdzorg
gaf staatssecretaris Van Rijn aan veel te verwachten van deze drie decentralisaties. Het is nu in
het belang van gemeenten om jongvolwassenen, die kampen met één of meerdere
omstandigheden, langer te ondersteunend, zorg te bieden en te begeleiden, zodat zij een goede
plaats in de maatschappij weten te verwerven11.
2.3 Maatschappelijk rendement
Het realiseren van aanbod voor deze doelgroep is allereerst van belang voor de jongeren zelf.
Hierdoor hebben zijn de kans om – met ondersteuning – aansluiting te vinden bij de maatschappij
en daarmee betekenis te geven aan het eigen leven. Daarnaast dient het realiseren van aanbod
een maatschappelijk belang. Deloitte & Touche heeft uitgerekend hoeveel er op maatschappelijke
kosten bespaard kan worden als voorkomen wordt dat een jongere (maatschappelijk) uitvalt12. In
de onderstaande tabel wordt een aantal maatschappelijke baten genoemd en gekwantificeerd.
Kwalitatieve baat
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Vermindering schooluitval
/ verhogen
arbeidsparticipatie
Voorkomen van overlast en
criminaliteit
Minder betaalproblemen
rondom huur
Minder zorgkosten jongere
Vermindering belasting
ouders
Goede doorstroom vanuit
jeugdzorg en nazorg.
Totaal
Besparing op de bijstand, meer
inkomstenbelasting. Een ‘negatief’ effect zijn de
hogere kosten voor het onderwijs
Besparing bureau HALT, besparing justitiële
taakstraf, besparing detentie
Besparing huisuitzetting, besparing
maatschappelijke opvang
Besparing schuldhulpverlening, besparing
verslavingszorg, besparing zorgkosten
Besparing huisartsenbezoek, besparing
medicatiegebruik
Minder gebruik van geïndiceerde jeugdzorg (door
jongeren onder 18 jaar)
Gemiddelde
kwantitatieve baat
€ 7.338,-
€ 5.008,€ 4.200,€ 3.446,€ 754,€ 6.000,€ 26.826,-
Het gemiddelde maatschappelijk effect per jeugdige bedraagt volgens deze berekening bijna €
27.000,- per jaar. In het kader van een afstudeeronderzoek voor een opleiding bedrijfseconomie in
Groningen is berekend dat dit over het hele leven gezien een baat van bijna € 70.000 tot ruim €
500.000,- per jongere kan opleveren13.
11
Bespreking van kamervragen op 4 maart 2014.
“Maatschappelijke businesscase Woonvoorziening Pitstop. Deloitte & Touche, Amersfoort, 2011. Het betreft
hier gewogen bedragen, aangezien de baat per jongere verschilt.
13
Maatschappelijk rendement Campus Diep, Metzlar, Groningen, 2011
12
8
In onderzoek14 t.b.v. het 1000-jongerenplan (zie paragraaf 7.1) komt het volgende naar voren:
•
De jongeren maken door ondersteuning minder gebruik maken van zorg. Een residentieel
zorgtraject kost tussen de 60.000 en 100.000 euro per jaar. Detentie kost 200 euro per
dag (6000 euro per maand, 72.000 euro per jaar). Intensieve ambulante trajecten kosten
tussen de 5.000 en 10.000 euro per jaar.
•
Jongeren krijgen door ondersteuning een inkomen en sociale zekerheid. Een jongere met
een startkwalificatie levert de samenleving € 70.000,- per jaar op. Daarnaast wordt er
bespaard op de bijstand. Een jongere van 21 of ouder krijgt 677 euro per maand (inclusief
vakantiegeld). Op jaarbasis is dat 8.127 euro. Iedere jongere die werk vindt hoeft geen
uitkering . Over het hele werkzame leven bekeken (uitgaande van een AOW-leeftijd van 67
jaar) is de besparing op de bijstand 373.853 euro per jongere.
14
Publieke waarde analyse. Jongeren, problemen en oplossingen in regio Twente, Kruiter en Kruiter, 2012.
9
3. Eigen kracht
In dit hoofdstuk worden twee ondersteuningsvormen uitgewerkt; Eigen Kracht-conferenties en
Sociale Netwerk Strategieën.
3.1 Eigen Kracht-conferenties
Eigen Kracht-conferenties worden aangeboden door de Eigen Kracht-centrale. Deze onderscheiden
zich van andere vormen van eigen kracht door de inzet van een onafhankelijke coördinator.
Doelgroep
Leeftijd
Alle leeftijden, dus ook voor jongeren van 16/18 tot 23/27 jaar. Met name voor
jongeren die uit een OTS komen
Problematiek
Voor jongeren die lange tijd geen regie over het eigen leven hebben kunnen
voeren, omdat zij gedwongen hulpverlening hebben gehad.
Transitie van kennis van de systeemwereld naar de leefwereld, om de jongere en
het netwerk weer regie over het eigen leven te geven.
Doel
Aanpak
Een Eigen Kracht-conferentie is een overlegmoment waar de jongere samen met het netwerk een
plan maakt om een oplossing te vinden voor de uitdaging waar hij/zij voor staat. De Eigen Krachtconferentie wordt georganiseerd door een onafhankelijke coördinator, de geen relatie met de
betrokkenen of de hulpverlening heeft. Dat maakt het mogelijk om de hoofdpersoon daadwerkelijk
de eigenaar van het proces en de uitkomst te laten zijn.
Eigen Kracht-conferenties zijn met name geschikt voor mensen die lange tijd geen eigen regie
hebben gehad en biedt de mogelijkheid om kennis van de systeemwereld over te dragen naar de
jeugdwereld. Professionals hebben allereerst een informerende rol en kunnen uitgenodigd worden
om hun deskundigheid in te brengen. Daarnaast kunnen professionals mede-uitvoerders van het
plan worden als de jongere en het netwerk daarom vragen. Het plan is dan de leidraad voor de
verdere uitvoer van de hulpvelening.
Beoogd resultaat
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de opbrengsten van Eigen Kracht-conferenties groot zijn, ook
in complexe situaties als jeugdbescherming en multiproblemgezinnen. Deelnemers zijn tevreden
en de kwaliteit van de plannen is goed. De meerderheid van de plannen wordt uitgevoerd en leidt
tot het oplossen van de problemen en het voorkomen van escalatie.
Daarnaast komen de volgende opbrengsten naar voren:
•
De sociale cohesie wordt bevorderd.
•
Familie en bekenden worden geactiveerd.
•
De verantwoordelijkheid ligt waar die hoort.
•
Er zijn minder aanspraken op zorg.
•
De regie ligt meer bij direct betrokkenen.
Kosten
Bij de inkoop van een Eigen Kracht-conferentie wordt onderscheid gemaakt tussen de
activeringsfase en de conferentiefase. In de activeringsfase richt de coördinator zich op het
vergroten van de kring van betrokkenen en het voorbereiden van de deelnemers op de
10
conferentie. In de conferentiefase vindt de Eigen Kracht-conferentie plaats. De tarieven voor de
Eigen Kracht-conferenties in 2014 zijn:
Eigen Krachtconferenties
Activeringsfase
Conferentiefase
Totaal
1 tot 10
10 of meer
€ 2.804,-
€ 1.558,-
€ 4.362,€ 3.895,-
Rol gemeente
Eigen Kracht-conferenties kunnen op lokaal niveau worden ingekocht. De gemeente kan er voor
kiezen een aantal conferenties in te kopen en deze beschikbaar stellen voor jongeren.
Daarnaast biedt de Eigen Kracht-centrale ook trainingen voor professionals. Deze is gericht op
situaties waar het vraagstuk van zelfregie minder groot is (geweest). Deze training kan zowel door
gemeenten als door lokaal werkende organisaties worden ingekocht.
Voor- en nadelen
•
Omdat de coördinator geen organisatie- of hulpverleningsbelang heeft wordt het plan
ervaren als een eigen plan, wat bijdraagt aan de motivatie om er actief mee aan de slag te
gaan.
•
Eigen Kracht-conferenties sluiten goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten
op eigen kracht en informele ondersteuning.
•
Eigen Kracht-conferenties zijn in vergelijking met professionele ondersteuning relatief
goedkoop.
•
Het is onduidelijk hoe de continuïteit van het plan wordt gewaarborgd. De Eigen Krachtcoördinator neemt enkel na 3 maanden nog eenmaal contact op met de betrokkene.
•
De Eigen Kracht-werkwijze kan als aanvullende op andere vormen van hulpverlening
worden ingezet.
3.2 Sociale Netwerk Strategieën
Sociale Netwerk Strategieën (SoNeStra) lijken op Eigen Kracht-conferenties, maar werken niet met
een onafhankelijke coördinator. Ze richten zich op een andere manier van werken van
professionals. De professional faciliteert dat de jongere samen met het netwerk besluiten neemt,
plannen maakt en de voortgang daarvan bewaakt.
Doelgroep
Leeftijd
Alle leeftijden, dus ook voor jongeren van 16/18 tot 23/27 jaar.
Problematiek
Doel
Elke problematiek
De jongere en het netwerk weer regie geven over het eigen leven.
Aanpak
In de Sociale Netwerk Strategieën nemen jongeren samen met belangrijke mensen uit de familie
en het sociale netwerk besluiten over kwesties, maken samen een plan voor de toekomst en
volgen de voortgang van het plan. Ook bepalen zij welke professionals eventueel een bijdrage
kunnen leveren om hun actieplan tot een succes te laten worden. Zij worden hierin gefaciliteerd
door een professional.
De Sociale Netwerk Strategieën bestaan uit drie onderdelen: het netwerkkompas, het
familienetwerkberaad en het samenwerking in een actieteam. In het netwerkkompas bepaalt de
cliënt of het gezin, met één of meerdere mensen uit de familie of het sociaal netwerk de koers.
Tijdens het familienetwerkberaad maakt de jongere samen met het sociaal netwerk een plan voor
11
de toekomst. Voor de uitvoering van het plan wordt vaak samengewerkt in een actieteam,
bestaande uit de jongere, het sociaal netwerk en eventuele professionals .
Resultaat
Het Werken vanuit Sociale Netwerk Strategieën heeft o.a. de volgende effecten:
•
Behoud en vergroten van het sociaal kapitaal van jongeren.
•
Het versterkt jongeren in eigen kracht en zij nemen regie over eigen leven.
•
De handelingsverlegenheid van familie en sociaal netwerk verandert in inzicht in
beperking, mogelijkheden in contact en samen werken aan actieplan.
•
Het voorkomt overbelaste mantelzorgers omdat veel mensen een klein stukje doen.
•
Oplossingen hebben op langere termijn meerwaarde door continuïteit in samenwerking
cliënt, gezin, familie, sociaal netwerk en professionals die eventueel een rol spelen.
•
Er wordt een aanzienlijk minder beroep gedaan op professionele hulpverlening.
•
Het verbetert de samenwerking tussen jongere, familie, sociaal netwerk, vrijwilligers en
professionals en hun organisaties .
Kosten
Sociale Netwerk Strategieën kunnen ingekocht worden in de vorm van training van professionals.
De kosten van een training bedragen € 380,- per deelnemer, uitgaande van 16 tot 18 deelnemers.
Daarnaast biedt SoNeStra ook diverse coachingsprogramma’s. Daarnaast moet rekening worden
gehouden met de kosten voor de uren voorbereiding en uitvoering die de professional er in moet
steken.
Rol gemeente(n)
Sociale Netwerk Strategieën kunnen op lokaal niveau ingezet worden. Gemeeneten en lokaal
werkende organisaties kunnen er voor kiezen professionals hierin te trainen.
Voor- en nadelen
•
Sociale Netwerk Strategieën sluiten goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te
zetten op eigen kracht en informele ondersteuning.
•
Sociale Netwerk Strategieën zijn relatief goedkoop in vergelijking met professionele
ondersteuning.
•
Er wordt niet met een onafhankelijke coördinator gewerkt.
•
De opvolging van het plan is geborgd.
•
Sociale Netwerk Strategieën kunnen aanvullend op andere vormen van hulpverlening
worden ingezet.
12
4. Informele ondersteuning
In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van informele ondersteuning
uitgewerkt; een mentorproject.
4.1 Mentorproject
Een mentorproject wordt vaak ook wel een maatjesproject of een coachingsproject genoemd. In
de gemeenten Barneveld, Ede en Veenendaal zijn al dergelijke projecten. Deze richten zich echter
maar op een deel van de doelgroep of worden niet financieel door de gemeente ondersteund,
waardoor samenwerking binnen de zorgstructuur lastig is.
Doelgroep
Leeftijd
Mentorprojecten richten zich vaak op (een deelcategorie van) jongeren tussen de
12 en 23 jaar. Dat kan zijn van 12 – 16 jaar, van 18 – 23 jaar of voor alle
jongeren van 12 – 23 jaar.
Problematiek
Gebrek aan doorzettingsvermogen, negatief/passief gedrag, matig tot zwakke
sociale vaardigheden, een laag zelfbeeld, internaliserend of externaliserend
gedrag. Het gaat om jongeren die weinig tot geen succes hebben gehad met wat
ze ondernamen en die daardoor teleurgesteld zijn in zichzelf en de maatschappij.
Deze jongeren zijn nog geen grote zorg, maar kunnen wel een grote zorg
worden.
Het vergroten van de kansen van kwetsbare jongeren om te voorkomen dat ze
later in beeld komen met zwaardere problematiek.
Doel
Aanpak
Mentoring is een vorm van begeleiding waarbij een mentor een jongere vaak gedurende een
langere periode (maximaal één jaar) op weg helpt door eigen kennis en ervaring te delen en door
te fungeren als een rolmodel voor de jongere. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van het
bedrijfsleven, van waaruit senior vrijwilligers mentoren coachen bij hun taak en zich inzetten voor
stage- en werkervaringsplaatsen.
Een belangrijke rol wordt ingenomen door de projectcoördinator. Deze matcht een jongere en een
mentor aan de hand van vaardigheden, interesses en voorkeuren. Het wel of niet maken van een
goede match bepaalt het succes van het mentorproject. Daarnaast werft en bindt de
projectcoördinator mentoren en monitort hij/zij het project. Een mentorproject is bij voorkeur
goed ingebed in de lokale zorgstructuur, waardoor het ook – waar mogelijk – ingezet kan worden
ter vervanging of als aanvullend op professionele ondersteuning.
Resultaat
Door een mentorproject worden de kansen van kwetsbare jongeren in de samenleving vergroot.
Vaak is er na 6 maanden als een stap genomen doordat jongeren werk hebben gevonden of aan
een opleiding zijn begonnen. Jongeren geven na die periode zelf aan tevreden te zijn over de
resultaten van de begeleiding en de stappen die zijn genomen.
Bijkomende resultaten zijn:
•
Vergroting van de vrijwillige inzet.
•
Betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld.
13
Kosten en financiering
De kosten voor een mentorproject bestaan uit coördinatiekosten, huisvestingskosten en een
werkbudget. Afhankelijk van keuzes die daarin gemaakt worden kost een mentorproject tussen de
€ 1.200,- en € 2.000,- per jongere.
Een mentorproject vraagt wel enige schaalgrootte. Per 20.000 inwoners kunnen – afhankelijk van
de gekozen leeftijdsgroep – tussen de 10 en 20 koppelingen worden gemaakt. Daarvoor is de
inzet van een coördinator voor 1 dag per week nodig. Dat komt neer op een bedrag van tussen €
20.000,- tot € 35.000,- per jaar.
Financiering
Vaak kan er in de opstartfase subsidie worden aangevraagd bij het Oranjefonds of het VSB-fonds.
Zij financieren dan een deel van de kosten, mits het project goed ingebed is in de lokale situatie,
ondersteund wordt door de gemeente en er zicht is op continuïteit.
Rol gemeente(n)
Mentorprojecten worden meestal uitgevoerd door lokale welzijnsorganisaties, ondersteund met
subsidie van de gemeente. Ze kunnen dus goed op lokaal niveau georganiseerd worden. In
Scherpenzeel en Renswoude is het gezien de omvang lastig om een zelfstandig mentorproject op
te zetten. Voor hen is samenwerking met andere gemeenten aan te raden.
Voor- en nadelen
•
Vrijwillige mentoren hebben een voordeel waar weinig professionele hulpverleners tegen
op kunnen boksen; omdat zij vrijwillig jongeren begeleiden (en niet omdat het ‘moet’) zijn
jongeren veel meer geneigd wat van ze aan te nemen en staan ze open voor begeleiding.
•
Een mentorproject sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen
kracht en informele ondersteuning.
•
Een mentorproject is relatief goedkoop in vergelijking met professionele ondersteuning.
•
Een mentorproject werkt preventief; het voorkomt dat problemen van jongeren erger
worden.
•
Het is niet geschikt voor zwaardere problematiek. Wel kan een mentorproject dienen als
aanvulling op professionele zorg, zodat er een optimale mix tussen formele en informele
ondersteuning georganiseerd kan worden.
14
5. Zorg
In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van zorg uitgewerkt; de JIM en het
verbindingsteam.
5.1 JIM en het verbindingsteam
JIM staat voor “door Jullie Ingezette Mentor”. Momenteel wordt dit aangeboden in de regio
Veenendaal. Het wordt gecoördineerd door Youké.
Doelgroep
Leeftijd
12 – 23 jaar
Problematiek
Voor jongeren voor wie het niet langer vanzelfsprekend is dat hij/zij thuis kan
blijven wonen. Deze jongeren dreigen vast te lopen op school, werk en thuis
doordat er al langere tijd sprake is van diverse problemen zoals drugsgebruik en
geweld.
Er voor zorgen dat jongeren kunnen blijven wonen op een vertrouwde en veilige
plek, zodat ze naar school kunnen gaan, kunnen werken en hun mogelijkheden
kunnen ontwikkelen.
Doel
Aanpak
De jongere wordt op twee manier ondersteund: door een JIM (door jullie ingezette mentor) en een
verbindingsteam.
De JIM is iemand uit de eigen omgeving van de jongere. Aan het begin van het traject wordt
besproken wie in het netwerk het juiste profiel heeft. Dit kan een sportcoach, de moeder, een
leerkracht of de beste vriend zijn. Aan deze persoon wordt gevraagd zich voor een jaar aan de
jongere te verbinden en wekelijks contact te hebben.
De JIM wordt ondersteund door een verbindingsteam. Samen met het team zoekt de JIM naar
personen die de jongere verder op weg kunnen helpen, in samenwerking met lokale partners zoals
school, politie of huisarts. Het verbindingsteam werkt in de wijk samen met de aanwezige
zorgteams om deze jongeren outreachende specialistische hulp te geven. Behandeling en
begeleiding gebeurt gezamenlijk en is altijd op locatie die voor de jongere prettig is. De
ondersteuning vanuit het verbindingsteam duurt een jaar. In het eerste half jaar is er intensieve
begeleiding, in het tweede halfjaar wordt deze minder intensief. Het verbindingsteam bestaat uit
specialisten afkomstig uit de jeugdzorg, verslavingszorg, geestelijke gezondheidszorg en zorg voor
mensen met een licht verstandelijke beperking. Het team wordt ondersteund door een expertteam
dat onder andere bestaat uit een klinisch psycholoog, systeemtherapeut, ambulant hulpverlener en
sociaal psychiatrisch verpleegkundige.
Resultaat
Het verbindingsteam draait nog maar recent in het Utrechtse deel van de FoodValley. Het is te
vroeg om iets over de resultaten te zeggen.
Kosten
De kosten bedragen € 18.158,- per traject. Dit is exclusief residentiële opvang.
Rol gemeente(n)
Het verbindingsteam vraagt een bepaalde schaalgrootte en dient – met uitzondering van Ede –
bovenlokaal ingezet te worden. De regio de FoodValley wordt dan verdeeld in drie subregio’s:
15
1. Rhenen, Renswoude, Veenendaal
2. Ede
3. Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel
Voor- en nadelen
•
De inzet van de JIM sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen
kracht en informele ondersteuning.
•
De combinatie van de JIM met het verbindings- en experteam maakt het mogelijk om per
jongere een eigen unieke oplossing te creëren. Het biedt een integrale oplossing met
ondersteuning vanuit elk domein.
•
Ondanks de inzet van de JIM is het verbindingsteam geen goedkope ondersteuningsvorm.
Het lijkt dan ook met name geschikt voor jongeren met serieuze problemen.
16
6. Wonen
Binnen en buiten de regio zijn er meerdere projecten op het gebied van wonen. In dit hoofdstuk
worden er vijf uitgewerkt: kamertraining, begeleid wonen, Kansrijk Wonen, Kamers-met-Kansen
en U-Turn. Niet meegenomen in dit overzicht zijn woonvoorzieningen die alleen toegankelijk zijn
met een indicatie, zoals het RIBW, begeleid wonen van Reinaerde, etc.
6.1 Kamertraining
Kamertraining wordt in de regio aangeboden door zowel Lindenhout als InterMetZo.
Doelgroep
Leeftijd
16 tot 18 jaar. Kan langer doorlopen als de jongere een vrijwillige
verlengde indicatie krijgt.
Problematiek
De jongeren kunnen in verband met problemen niet meer thuis wonen of willen
dat niet meer. Ze zijn echter ook nog niet klaar om zelfstandig te wonen.
Jongeren voorbereiden op zelfstandig wonen.
Doel
Aanpak
In deze ondersteuningsvorm wonen 2 à 3 jongeren samen met een hoofdbewoner in een pand van
de jeugdzorgaanbieder. Daarnaast worden ze begeleid door een ambulant hulpverlener. In de
laatste fase van de zelfstandigheid heeft de jeugdzorgaanbieder ook nog 3 flatjes waar jongeren
onder begeleiding zelfstandig kunnen wonen.
Resultaat
Onduidelijk. Veel uitstromende jongeren zijn op hun 18e nog niet klaar voor zelfstandig wonen en
stromen door naar een andere vorm van begeleid wonen, zoals het kamers-met-kansenproject in
Ede.
Kosten
Nader te bepalen.
Rol gemeente(n)
Kamertraining kan goed op lokaal niveau georganiseerd worden. In Scherpenzeel en Renswoude is
het gezien de omvang lastig om dit zelfstandig op te zetten. Voor hen is samenwerking met andere
gemeenten aan te raden.
Voor- en nadelen
•
•
Jongeren worden voorbereid op zelfstandigheid.
De kamertraining en zelfstandigheidtraining gaan tot 18 jaar. Je kunt je echter afvragen
hoe realistisch kamertraining op deze leeftijd is. Hoe haalbaar is zelfstandigheid voor welke
jongere van 18 jaar dan ook?
6.2 Begeleid wonen
Begeleid wonen wordt aangeboden door Youké. Zij doen dat in Utrecht, merendeels gefinancierd
door de gemeente. In de FoodValley wordt deze ondersteuningsvorm nog niet aangeboden.
Doelgroep
17
Leeftijd
Jongeren van 17 tot 23 jaar die zonder deze begeleiding (nog) niet
zelfstandig/zelfredzaam kunnen functioneren.
Problematiek
Doel
Jongeren die hulpverleningsmoe zijn en/of zorg mijden.
Jongeren wonen zelfstandig, hebben werk en/of scholing, kunnen omgaan met
een budget en maken constructief gebruik van hun netwerk.
Aanpak
Deelnemende jongeren worden begeleid op een plek waar de jongere na beëindiging van de
ondersteuning kan blijven wonen. Dat is bij voorkeur in een betaalbare en heterogene omgeving,
zoals een studentenhuis of een verpleeghuis met leegstand. Ondersteuning wordt aangeboden
door het eigen netwerk en de begeleiding van de zorgaanbieder. Het idee is dat de jongere samen
met het eigen netwerk een plan maakt met wie waar hulp kan bieden.
De aanvullende begeleiding van de jeugdzorgaanbieder is op maat gemaakt door flexibel te zijn in
opstelling, taakopvatting en werktijden. Kernwoorden zijn geduld en vasthoudendheid, vooral
omdat de jongeren hulpverleningsmoe zijn. De begeleiding werkt nauw samen met andere
organisaties en beschikt daarmee over voldoende professionele kennis.
De gebruikelijke duur van een traject is 6 tot 9 maanden.
Resultaat
Na afloop van het traject beschikt de jongere over voldoende (woon)vaardigheden in een
omgeving die rechten en plichten met zich meeneemt. Daarnaast heeft de jongere vaak een
regulier inkomen of een stabiele dagbesteding. Als dat – door omstandigheden – niet mogelijk is
wordt een jongere doorverwezen naar vervolgaanbod.
Het blijkt dat ongeveer 80% van de deelnemende jongeren de stap naar zelfstandigheid kunnen
maken. Voor 20% van de jongeren geldt dat zij langdurige ondersteuning nodig zullen hebben.
Kosten
De kosten bedragen ongeveer € 10.000,- per jongere. Deze schatting is gemaakt op basis van oud
en bestaand aanbod en is exclusief woonkosten.
Rol gemeente(n)
Begeleid wonen kan goed op lokaal niveau georganiseerd worden. Gezien de individuele
benadering is het ook goed te realiseren in Renswoude en Scherpenzeel.
Voor- en nadelen
•
Door te voorzien in de behoefte aan zelfstandige woonruimte kan er vanuit de begeleiding
ook ingezet worden op het vinden van werk, het volgen van een opleiding en het sociaal
functioneren. Het is daarmee een integrale benadering op meerdere leefgebieden.
•
Het inschakelen van het eigen netwerk sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer
in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning.
6.3 Kansrijk wonen
Kansrijk Wonen is een project in de regio Noord-Veluwe. Momenteel zijn er huizen in Harderwijk,
Nunspeet en Wezep. Eén van de huizen in Harderwijk richt zich op zwerfjongeren.
Doelgroep
Leeftijd
17 tot 23 jaar
Problematiek
Jongeren zonder indicatie met problemen op het gebied van schulden, psychische
problemen, sociaal functioneren, huisvesting en relatie-systeemproblemen
Voorkomen van zwaardere vormen van hulpverlening
Doel
18
Aanpak
Kansrijk Wonen is een preventief project en gericht op het voorkomen van zwaardere vormen van
hulpverlening. De huizen waar de jongeren wonen zijn eengezinswoningen waar gemiddeld 4
jongeren wonen. De vierde jongere is een hoofdbewoner. Deze is verantwoordelijk voor de sfeer
en laat gewenst gedrag zien. Voor het regelen van de huisvesting is er nauwe samenwerking met
diverse woningcorporaties.
Voorwaarde is dat jongeren een dagbesteding hebben en huur betalen. Als een jongere dat niet
heeft wort het één van de eerste doelen van de ondersteuning. De verblijfsduur is gemiddeld 1 tot
1,5 jaar. Ter voorbereiding en ondersteuning van hun verblijf en de toekomst maken de jongeren
samen met hun netwerk een plan. Bij voorkeur doen zij dit door middel van een Eigen Krachtconferentie.
Elke jongere heeft één of meerdere coaches waarmee ze wekelijks contact hebben. De coaches
worden aangestuurd door professionele coördinatoren. Deze zijn verantwoordelijk voor de werving
en coaching van de coaches en hoofdbewoners. Ook voeren ze intakegesprekken met de jongeren
en zorgen ze voor een goede match in de huizen.
Het project wordt aangestuurd door een projectleider. Deze zorgt voor verslaglegging,
subsidieaanvragen, visiebewaking, onderhandeling met de woningcorporatie, etc.
Resultaat
Na het verblijf kunnen de jongeren zelfstandig wonen. Hulpverlening wordt zoveel als mogelijk
voorkomen of tot een minimum gereduceerd. Voor de zwerfjongeren is het beoogde resultaat dat
de jongere niet terugkeert naar een dakloze situatie.
Uit de resultaten van de afgelopen jaren blijkt dat 80% van de jongeren hun leven zelfstandig
oppakt. Bij 20% is extra begeleiding nodig of is nog niet het gewenste effect zichtbaar.
Kosten
De kosten per jongere bedragen € 10.635,- per jongere. Hieruit worden de kosten van de
projectleider en de coördinatoren betaald. In de opstartfase van liggen de kosten hoger, omdat er
afspraken moeten worden gemaakt met de woningcorporatie, er moet geïnvesteerd worden in de
relatie met de buurt, de woning moet aangepast worden, etc. De kosten bedragen in de eerste
één à twee jaar rond de € 15.000,- per jongere.
Rol gemeente(n)
Kansrijk Wonen kan goed op lokaal niveau georganiseerd worden. Gezien de kleinschaligheid is
deze vorm ook te realiseren in Scherpenzeel en Renswoude.
Voor- en nadelen
•
De inzet van een Eigen Kracht-conferentie en een vrijwilliger sluiten goed aan bij het
beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning.
•
Door met kleinschalige woningen te werken is deze aanpak ook geschikt voor de kleinere
gemeente in de regio.
•
Kansrijk Wonen focust zich met name op de woonsituatie. Het vinden van een baan of het
volgen van een opleiding is geen expliciete doelstelling
6.4 Kamers met Kansen
In de regio zijn twee Kamers met Kansen-projecten; in Ede en in Veenendaal. In Veenendaal richt
het project zich op jongeren met GGZ-problematiek en is een indicatie van het CIZ nodig. In Ede
op jongeren met een lichte problematiek die nog niet in staat zijn om zelfstandig te wonen. De
informatie in deze paragraaf is gebaseerd op de Edese aanpak.
19
Doelgroep
Leeftijd
Jongeren van 18 tot 25 jaar.
Problematiek
Het gaat om jongeren die nog niet in staat zijn om zelfstandig te wonen vanwege
een lichte problematiek op een beperkt aantal leefgebieden. Deze jongeren
moeten zelf een hulpvraag hebben.
De jongeren worden voorbereid om zelfstandig aan hun toekomst te bouwen.
Daarvoor gaan ze op zoek naar werk of een opleiding en leren om vanuit hun
eigen kracht een netwerk op te bouwen.
Doel
Aanpak
Het Kamers met Kansenproject is gevestigd op de Kenniscampus in Ede. Er wonen 15 jongeren
samen met 5 hoofbewoners samen in vier woonunits. In een positieve omgeving met individuele
coaching gaan de jongeren op zoek naar werk of een opleiding en leren om een eigen netwerk op
te bouwen. Studenten van de CHE hebben een grote rol in de begeleiding van de jongeren; als
hoofdbewoner of als coach. Zij worden daarbij ondersteund door een professionele coach.
Resultaat
Onderzoek bij landelijke Kamers met Kansen-projecten wijst uit dat deelname aan het project
vermindering van schooluitval, minder verzuim, hogere cijfers, verhoging van arbeidsparticipatie,
minder beroep op een uitkering tot gevolg heeft.
Kosten
De kosten voor het Kamers-met-kansenproject in Ede bedragen ongeveer € 6.100,- per jongere.
De werkwijze sluit aan op diverse beleidsterreinen zoals de aanpak van jeugdwerkloosheid, aanval
op schooluitval, jongerenparticipatie en preventief jeugdbeleid.
Rol gemeente(n)
Kamer-met-kansenprojecten vragen gezien de omvang een forste investering en zijn daardoor
alleen haalbaar voor de grotere gemeenten in de regio.
Voor- en nadelen
•
Het werken met studenten sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten
op eigen kracht en informele ondersteuning.
•
Het project kent een integrale benadering en behaalt resultaten op meerdere leefgebieden.
•
Door de inzet van studenten als hoofdbewoner en begeleider is het project relatief
goedkoop.
•
Kamers-met-kansenprojecten zijn gezien de omvang alleen haalbaar in grotere
gemeenten.
•
Vaak wordt gesteld dat het niet raadzaam is om meerdere jongeren te clusteren. In het
project in Ede is geprobeerd dat te ondervangen door jongeren onder te brengen in
kleinere woonunits.
6.5 U-Turn
Het concept U-Turn is ontwikkeld door Timon en wordt aangeboden in Rotterdam. De aanpak richt
zich op het bieden van een veilige woonplek met ambulante begeleiding en vrijwillige coaching.
Doelgroep
Leeftijd
Jongeren van ongeveer 16 tot 25 jaar.
Problematiek
Jongeren die buiten de maatschappij vallen, onder andere in verband met
schooluitval, jong ouderschap, middelenmisbruik, (beginnende)
verslavingsproblemen, afglijden in straatcultuur, een geïsoleerd bestaan, gebrek
aan contact met leeftijdsgenoten.
Geven van houvast en richting, eventueel behalen startkwalificatie met uitzicht
Doel
20
op een betaalde baan.
Aanpak
De aanpak van U-Turn is gericht op het creëren van ‘Thuishavens’ in de eigen omgeving van de
jongere. Een Thuishaven is een netwerk van relaties in de wijk, zoals buurtgenoten, vrienden,
familie en omwonenden. Deze vrijwilligers bieden begeleiding en steun, naast de professionele
hulp van Timon. Omgekeerd worden de jongeren zelf ook ingeschakeld om iets voor hun buren en
de wijk te betekenen.
Gedurende een traject van één tot anderhalf jaar ontvang een jongere zorg en heeft hij/zij de kans
om een startkwalificatie te behalen met uitzicht op een betaalde baan. Veel jongeren nemen deel
aan een leer/werktraject bij het ROC. Na een jaar gaan zij op zichzelf wonen, ondersteund door de
wijkbewoners die hen helpen bij huiswerk en het vinden van een stageplek of baan.
Resultaat
De zorgkosten kunnen omlaag, omdat dankzij de inzet van het sociale netwerk alleen
specialistische hulp ingeschakeld wordt als dat echt nodig is. Daarnaast draagt U-turn bij aan een
krachtiger wijk.
Kosten
Nader te bepalen.
Rol gemeente(n)
U-Turn kan goed op lokaal niveau georganiseerd worden. Deze vorm is ook te realiseren in
Scherpenzeel en Renswoude.
Voor- en nadelen
•
Het activeert jongeren, zodat zij weer zelfredzaam worden, gebruik makend van
aangeboden zorg en maatschappelijke voorzieningen.
•
Het werken met vrijwilligers sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten
op eigen kracht en informele ondersteuning.
•
Het biedt een integrale benadering door ontschotting van zorg, onderwijs, werk en
samenleven.
•
Het stimuleert maatschappelijke participatie, onderlinge betrokkenheid (in de wijk) van
jongeren en buurtbewoners.
•
Draagt bij aan lagere zorgkosten door een afname van professionele zorg.
21
7. Werk
In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van werk uitgewerkt; het 250jongerenplan.
7.1 Het 250-jongerenplan
Het 250-jongerenplan is afgeleid van het 1000-jongerenplan uit de provincie Overijssel
(www.1000jongeren.nl). Eén van de regio’s waar dit wordt uitgevoerd is de regio Zwolle waar 500
jongeren naar een betaalde baan begeleid worden. Het project loopt eind 2014 af. Op 1 maart
2014 zijn er al 487 jongeren geplaatst, vooral bij bedrijven in het MKB.
Doelgroep
Leeftijd
Jongeren van 16 tot 27 jaar.
Problematiek
Het gaat om werkloze jongeren die kwetsbaar zijn (geen startkwalificatie, een
afgebroken opleiding, meervoudige sociale en andere maatschappelijke
problemen, schulden, verslaving, complexe gezinsproblematiek, stoornissen) en
die daardoor geen kans hebben de arbeidsmarkt met succes te betreden. Het
gaat om jongeren met een uitkering WWB, Wajong, Wsw, maar ook om
thuiszittende (of zwervende) jongeren zonder uitkering.
250 jongeren uit de FoodValley met problemen op diverse leefgebieden aan een
baan helpen.
Doel
Aanpak
Uitgangspunt voor het project is dat niets beter werkt als een betaalde baan. Dat geeft structuur,
stabiliteit en betekenis aan het leven. De aanpak is gericht op het verbinden van twee belangrijke
pijlers; een begeleidingspakket voor de jongere én een goed en interessant arrangement voor de
werkgever. Jongeren doen maximaal één jaar mee aan de aanpak.
De jongeren worden begeleid door intensieve trajectbegeleiders (ITB-ers). Zij hebben verstand
van jongeren en hun problematiek, zijn ingebed in de lokale zorgstructuur en hebben en
ondernemend karakter. Zij moeten immers de banen creëren voor de jongeren, door met
werkgevers in gesprek te gaan en hen te overtuigen de jongere aan te nemen. Deze begeleiders
kunnen gerekruteerd worden uit de jeugdzorg, jeugdhulp, (praktijk)onderwijs, welzijnswerk, de
gemeente, jeugd-GGZ en de zorg voor jeugd-LVB.
Van werkgevers wordt gevraagd om de jongeren voor minimaal 20 uur per week gedurende een
jaar in dienst te nemen. Om de drempel daarvoor te verlagen bestaat het arrangement voor de
werkgever uit een tegemoetkoming in de begeleiding en opleiding van de jongere in de vorm van
een subsidie. Deze is maximaal € 6.000,-. Omdat niet iedere jongere voor een jaar in dienst wordt
genomen, bedraagt de gemiddelde subsidie € 4.700,- per jongere. Daarnaast wordt de werkgever
gefaciliteerd en begeleid bij het in dienst nemen van de jongere. Het moet eenvoudig zijn om een
subsidie te krijgen, er moet een vaste trajectbegeleider zijn die het aanspreekpunt is, etc. Voor de
bedrijven dient het arrangement zo regelluw mogelijk te zijn.
Resultaat
Het 500-jongerenplan werkt. In de regio IJsselvecht zijn vanaf 2010 bijna 800 jongeren in
begeleiding geweest. 61% daarvan heeft binnen 3 maanden een betaalde baan gevonden, vaak in
combinatie met een opleiding. 70% van die jongeren (43% van de totale groep) krijgt na afloop
daarvan een verlenging. 39% van de jongeren vindt geen betaalde baan. Hun problemen zijn
dermate groot dat zij (nog) niet toe zijn aan betaald werk. Nagenoeg al deze jongeren zijn naar
22
(andere) zorg/hulp (op maat) begeleid. Ook zij zijn dus – passend bij hun mogelijkheden – door
het project geholpen.
Categorie
Jongeren van wie contract wordt
verlengd
Jongeren waar contract niet wordt
verlengd
Jongeren in nog niet toe aan werk, wel in begeleiding
Categorie
Jongeren met een
baan
Percentage
61%
Percentage
70%
Totaal
43%
30%
18%
39%
De werving van de jongeren gaat nagenoeg vanzelf. Al na 1 maand na de start van het project
waren er meer jongeren doorverwezen dan de begeleiders aankonden. De belangrijkste verwijzers
zijn; werkplein/jongerenloket (43%), gemeenten (21%), jeugdzorg (8%), jongerenwerk (5%),
leerplicht (3%) en ouders (3%).
De problematiek bij instroom is divers:
•
64% van de jongeren heeft schulden.
•
15% heeft problemen met huisvesting.
•
43% heeft psychische/psychosociale problematiek.
•
Bij 8% van de jongeren is er sprake van lichamelijke problematiek.
•
11% van de jongeren kampt met een verslaving.
Het overgrote deel van de jongeren vindt werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt bij
bedrijven die deze jongeren (laten) opleiden tot een vakman binnen hun bedrijf. Dit is vooral het
MKB. Van bouw tot zorg, van groen tot horeca, van detail tot schoonmaak, van recreatieve
bedrijven tot ICT. Dit zijn banen die aansluiten bij de capaciteiten en leefwereld van de jongeren.
Dat maakt de match duurzaam.
Uit de resultaten van de afgelopen jaren blijkt dat 80% van de jongeren hun leven zelfstandig
oppakt. Bij 20% is extra begeleiding nodig of is nog niet het gewenste effect zichtbaar.
Kosten (en financiering)
In de regio IJsselvecht blijkt het project budgettair neutraal te kunnen worden uitgevoerd. De
trajectprijs van rond de € 8.000,- wordt op korte termijn terugverdiend met een besparing op de
uitgaven voor uitkeringen (WWB en Wajong).
De ‘opbrengsten’ op de korte termijn zijn als volgt:
Bijna de helft van de deelnemende jongeren komt uit een uitkeringssituatie (WWB,
Wajong). Als zij een jaar werken bespaart dat per jongere (vanaf 21 jaar) direct al meer
dan € 8.000,- per jaar aan bijstand.
Van 70% van de jongeren wordt na afloop van het eerste jaar het contract verlengd. Bij
hen wordt in ieder geval voor een jaar nog eens dat bedrag bespaard.
Financiering
De kosten kunnen worden gedragen door meerdere gemeentelijk afdelingen. De afdelingen
jeugdzorg, Wmo, onderwijs/RMC en Werk&inkomen, hebben een gedeeld belang.
Daarnaast zijn er regionaal en landelijk maatregelen genomen om jeugdwerkloosheid terug te
dringen. In de FoodValley is een beperkt aantal vouchers beschikbaar voor werkgevers die
jongeren in dienst. Landelijk is er een premieregeling ingevoerd waardoor werkgevers een korting
van maximaal € 3.500,- krijgen per jongere uit de bijstand die zij in dienst nemen.
Tot slot is er voor 15 mei 2014 bij de provincie Gelderland een subsidie aan te vragen voor
projecten die de economische participatie van kwetsbare groepen stimuleren.
Rol gemeente(n)
23
Het project vraagt een bepaalde schaalgrootte. Idealiter wordt op het regionaal niveau uitgevoerd.
De ondergrens ligt rond de 100.000 inwoners. Beneden dit aantal wordt het qua personele inzet te
kwetsbaar. De regio wordt dan onderverdeeld in drie sub-regio’s:
1. Rhenen, Renswoude, Veenendaal
2. Ede
3. Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel
Voor- en nadelen op korte en lange termijn
•
Het 250-jongerenplan helpt jongeren die normaal gesproken zouden uitvallen aan betaald
werk.
•
Doordat jongeren een inkomen hebben zijn ze in staat deel te nemen aan de samenleving.
•
Ondersteuning is integraal met resultaat op meerdere leefgebieden.
•
Werkgevers krijgen zelfopgeleide vakmensen in dienst.
•
Ook jongeren die niet in beeld zijn bij instanties komen in aanmerking.
•
Het 250-jongerenplan ‘verdient’ zichzelf binnen korte termijn al terug en is daarmee
aantoonbaar budgettair neutraal.
24
8. Onderwijs
In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van onderwijs uitgewerkt; het New
Arts-project.
8.1 New Arts
New Arts College in Arnhem is een opleiding op MBO-niveau waar kunstvakken als middel worden
ingezet om jongeren te motiveren voor het behalen van een startkwalificatie. Ze krijgen daarom
ook reguliere vakken als Nederlands, Engels, rekenen, Loopbaan&Burgerschap, etc. De studenten
worden opgeleid tot Leisure & Hospitality assistant. Eén dag per week wordt besteedt aan
kunstvakken, waardoor jongeren gemotiveerd zijn om naar school te komen.
Doelgroep
Leeftijd
Jongeren van 16 – 26 jaar.
Problematiek
Jongeren met een problematische achtergrond. Denk aan drugsproblematiek,
loverboy-circuit, criminaliteit, psychosociale problematiek. Deze jongeren kunnen
niet meekomen in het reguliere onderwijs, hebben geen vertrouwen in de
omgeving/het systeem en hebben een laag zelfbeeld. Deze jongeren zijn goed
aan te spreken op hun talenten en passie, die liggen op het creatieve vak zoals
het maken van muziek, dans/theater, beeldende vorming en sport.
Het behalen van een startkwalificatie op niveau 2, zodat de jongeren kansen
hebben op de arbeidsmarkt of op een vervolgopleiding.
Doel
Aanpak
Het New Arts College is onderdeel van een drieluik, waarvan New Arts Projecten en New Arts
Expercience de andere twee zijn.
Het New Arts College is een officiële MBO-opleiding, waar deelnemende jongeren worden opgeleid
tot Leisure & Hospitality assistent. Het College is daarom onderdeel van het ROC Arnhem en
maakt gebruik van docenten en ondersteunende faciliteiten zoals schoolartsen, begeleiders,
volgsystemen, etc. Het ROC draagt zorg voor de verantwoorde uitvoering van de opleiding door
het aandragen van gekwalificeerd personeel.
New Arts Projecten en New Arts Experience zijn onderdeel van het Kunstbedrijf Arnhem. Het
onderdeel Projecten organiseert evenementen met en door jongeren. Het gaat om ideeën die door
jongeren zelf worden aangedragen. Dit biedt de jongeren gelegenheid om informeel te leren en
stimuleert hen in de motivatie. Het onderdeel Experience verzorgt workshops bij werkgevers en
scholen in Arnhem die deels door de studenten van het New Arts College worden uitgevoerd. Het
gaat hier om betaalde opdrachten en geeft de jongeren een gevoel van eigenwaarde.
De drie onderdelen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden door middel van ‘gouden cirkels’. Een
student die het goed doet op school kan in aanmerking komen voor een project bij Experience of
Projecten. Een jongere die nog niet klaar is voor school kan meelopen bij Projecten, zodat hij/zij
hopelijk gemotiveerd raakt voor school.
Nieuw concept: Arts Village
Het New Arts concept kent een aantal beperkingen. In de eerste plaats blijkt dat niet alle
deelnemers in staat zijn om direct in te stromen in een schoolsysteem. Ten tweede is deelname
aan Projecten en Experience alleen weggelegd voor de beter presterende studenten, zodat niet alle
25
deelnemers de mogelijkheid tot informeel leren hebben. De projectleider (Caroline Binnenmars, 06
- 57257460) stelt onder de naam Arts Village de volgende wijzigingen voor:
•
Voortraject ten behoeve van de instroom. Om deel te kunnen nemen aan school is een
aantal basisvaardigheden onontbeerlijk; op tijd komen, afspraken nakomen, sociale
vaardigheden. Voor deze doelgroep is dat nog niet vanzelfsprekend.
•
Toevoeging informeel leren. Voor veel jongeren is het moeilijk om zich te conformeren aan
een schoolmodel. Door informeel leren toe te voegen aan het formeel leren is het mogelijk
om deze doelgroep op een vernieuwende manier te benaderen. Ervaring, kennis,
overdrachtvaardigheid en betrokkenheid wordt dan niet op een schoolse manier, maar in
de praktijk getoetst.
•
Vervanging van Projecten en Expercience door de Village. Door een intensieve relatie aan
te gaan met evenementenbureaus, uitzendbureaus, theaters, bioscopen, sportorganisaties,
werkgevers, scholen, kunstenaars wordt het mogelijk om de jongere ervaring op te laten
doen in de eigen maatschappelijke omgeving.
Resultaat
75% van de deelnemende jongeren behaalt een startkwalificatie.
Kosten
De kosten voor het onderwijs op het New Arts College of de New Arts Village bedragen € 10.000,per jongere per jaar. Een onderwijstraject duurt 2 jaar.
Voor het opzetten van een New Arts College / Arts Village is (extra) inzet van het ROC, de
gemeente, het bedrijfsleven, een jongerenwerker en een projectleider nodig. Dit vraagt een
primaire investering van € 150.000,- tot € 250.000,-.
Financiering
Als het College onderdeel wordt van het neemt deze op basis van de reguliere leerlingfinanciering
€ 4.500,- per jongere per jaar voor zijn rekening.
Rol gemeente(n)
Om een New Arts College te kunnen starten is omgeving nodig met voldoende faciliteiten. Denk
aan een MBO, kunstorganisaties, theaters en bioscopen, werkgevers, lokale omroep, etc. Dit
vraagt een schaalgrootte van 80.000 – 100.00 inwoners. Een dergelijk project is daarmee alleen
haalbaar in Ede en Veenendaal.
Voor•
•
•
en nadelen
75% van de jongeren behaalt een startkwalificatie.
Er wordt een ‘taal’ gesproken die voor veel doelgroepjongeren aantrekkelijk is.
Etc.
26
9. Vrije tijd / sociaal netwerk
In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van vrije tijd/sociaal netwerk
uitgewerkt; Together 4 Adventure.
9.1 Together 4 Adventure
Het project is nog niet van start gegaan. Er is een pilot gestart ter voorbereiding. In eerste
instantie start het project met jongeren van Accent Praktijkonderwijs Nijkerk.
Doelgroep
Leeftijd
Jongeren van 12 tot 19 jaar.
Problematiek
Het gaat om jongeren die in een sociaal isolement leven, al dan niet met een licht
verstandelijke en/of lichamelijke beperking. De doelgroep is te goed voor de
bestaande vrijetijdsvoorzieningen voor mensen met een zwaardere verstandelijke
beperking, maar zijn vaak sociaal niet vaardig genoeg om voldoende aansluiting
te vinden bij reguliere organisaties en verenigingen.
Jongeren een zinvolle vrijetijdsbesteding te geven, waardoor ze hun sociale
netwerk te versterken voor een zo zelfstandig mogelijk leven.
Doel
Aanpak
Het project formeert een groep gelijkgestemde jongeren, die regelmatig in kleinere deelgroepen
zelf activiteiten met elkaar gaan ondernemen. Dit zijn groepen waar iedere jongere zich veilig
voelt en zich gestimuleerd voelt contacten te leggen en te onderhouden, zijn eigen talenten leert
te ontdekken en zich gestimuleerd voelt om grenzen te verleggen. Iedere deelgroep is
verantwoordelijk voor zijn eigen activiteit. Jongeren worden hierin getraind en gecoacht. Daarvoor
worden studenten, vrijwilligers en professionals (bijvoorbeeld een combinatiefunctionaris) ingezet.
Enkele
•
•
•
•
•
•
kernbegrippen van de aanpak zijn:
Lessen “Versterk je Netwerk”.
Creëren van een digitaal netwerk.
Inzet van studenten uit MBO en HBO.
Aansluiten bij sportclubs, verenigingen en bestaande initiatieven.
Inzet van vrijwilligers.
Gebruikmaken van een combinatiefunctionaris.
Resultaat
Het project is nog niet van start gegaan. Het project wil de volgende zaken voorkomen:
•
Vereenzaming en isolement met TV en games thuis.
•
Afhankelijkheid van familie/voorziening gemeente om iets met hen te ondernemen.
•
Te weinig lichaamsbeweging vanwege gebrekkige aansluiting bij sportverenigingen.
•
Aansluiting bij verkeerde jongeren/volwassenen, zoals loverboys of drugsdealers.
Kosten
Deelnemers aan het project gaan – onder begeleiding – zelfstandig fondsen werven voor hun
activiteiten. Ze schrijven een dekkingsplan, benaderen sponsoren en gaan vragen subsidies aan bij
gemeenten en fondsen. Verder kan de gemeente het project ondersteunen met de inzet van een
combinatiefunctionaris. Na afloop van de pilotfase wordt een exploitatieplan opgesteld, waaruit
blijkt wat de exacte kosten zijn.
27
Rol gemeente(n)
Dit project kan lokaal worden uitgevoerd. Gemeenten ondersteunen dit bij voorkeur door de inzet
van een combinatiefunctionaris.
Voor- en nadelen
•
Het project sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht
en informele ondersteuning.
•
Het project is relatief goedkoop in vergelijking met professionele ondersteuning.
•
Er wordt aangesloten op bestaande initiatieven zoals de combinatiefunctionaris en het
lokale sport- en verenigingsleven.
•
Met de versterking van het sociaal netwerk krijgt de oplossing een duurzaam karakter.
•
Het kan breed ingezet worden voor alle jongeren die het ontbreekt aan een zinvolle
vrijetijdsbesteding en een sociaal netwerk.
28
10. Integrale ondersteuning
In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van integrale ondersteuning
uitgewerkt; het team 16 tot 27.
10.1 Team 16 tot 27
Op 7 maart is er een werkbijeenkomst georganiseerd waarbij vertegenwoordigers van alle
hierboven genoemde ondersteuningsvormen aanwezig waren. Gezamenlijk bevelen zij de
gemeenten aan een integraal team in te richten dat alle jongeren die moeite hebben de transitie
naar volwassenheid zelfstandig te maken kan ondersteunen.
Doelgroep
Leeftijd
16 – 27 jaar
Problematiek
Doel
Alle jongeren die ondersteuning nodig hebben bij de transitie naar zelfstandigheid
80% van de jongeren ondersteunen bij het maatschappelijk zelfstandig worden.
De overige 20% van de jongeren toeleiden naar geschikte hulpverlening.
Aanpak
Deze ondersteuningsvorm combineert deze beste elementen van de hiervoor genoemde
ondersteuningsvormen. De basis is het begeleiden van jongeren naar betaald werk, in lijn met het
250-jongerenplan (zie paragraaf 7.1). Door betaald werk kunnen de jongeren immers voldoen aan
alle behoeften op het gebied van veiligheid en zekerheid (zie hoofdstuk 1).
Toeleiding naar werk wordt gedaan door ondernemende trajectbegeleiders uit verschillende
werksoorten die samenwerken in een team. In ieder geval zijn vertegenwoordigd de jeugdzorg, de
jeugd-GGZ en de zorg voor jongeren met LVB-problematiek. Het team richt zich – waar nodig –
ook op andere leefgebieden zoals het realiseren van woonruimte, naar het concept van Kansrijk
Wonen (zie paragraaf 6.3). Deze kleinschalige woonvoorzieningen zijn relatief eenvoudig te
realiseren in samenwerking met de lokale woningcorporaties.
Niet alle ondersteuning hoeft door deze professionals geboden te worden. Daarvoor worden de
professionals in ieder geval getraind in het Eigen Kracht-denken (zie paragraaf 3.1). Een optie is
het inzetten van Eigen Kracht-conferenties. Waar nodig en waar mogelijk wordt gebruik gemaakt
van een JIM (zie paragraaf 5.1). Heeft de jongere in zijn eigen omgeving niemand die als JIM kan
dienen, dan kan er waar mogelijk ook een beroep worden gedaan op een lokaal mentorproject (zie
paragraaf 4.1).
Binnen dit team is daardoor een aanpak mogelijk op alle leefgebieden, waarbij de
ondersteuningszwaarte op maat gemaakt kan worden per jongere. Het is aan te raden om klein te
beginnen om te zien of het project aanslaat. Als dat het geval is kan het verder uitgebouwd
worden.
Resultaat
De resultaten van Kansrijk Wonen (paragraaf 6.3) en het 250-jongerenplan (paragraaf 7.1) zijn bij
deze ondersteuningsvorm haalbaar. Blijken zal dat ongeveer 80% van de jongeren is toe te leiden
naar zelfstandigheid. 20% van de jongeren zal langdurige ondersteuning nodig hebben
Kosten
Omdat dit (nog) geen bestaande ondersteuningsvorm is, is het moeilijk in te schatten wat de
precieze kosten kunnen zijn. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de jongere zullen de
kosten ergens tussen de € 7.500,- tot € 15.000,-per jongere per traject liggen.
29
Net als bij het 250-jongerenplan is een deel van dit bedrag op korte termijn ‘terug te verdienen’
doordat bespaard wordt op uitkeringen en er gebruik gemaakt kan worden van regionale/landelijke
regelingen.
Rol gemeente(n)
Het Team 16 - 27 vraagt een bepaalde schaalgrootte en dient – met uitzondering van Ede –
bovenlokaal of regionaal ingezet te worden. Bij een bovenlokale organisatie wordt de FoodValley
onderverdeeld in drie subregio’s:
•
Rhenen, Renswoude, Veenendaal
•
Ede
•
Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel
In kleine vorm kan het ook lokaal aangeboden worden in gemeenten als Barneveld en Nijkerk.
Voor- en nadelen
•
Met het team 16 tot 27 worden jongvolwassenen als aparte doelgroep erkend.
•
Het team biedt een integrale benadering op alle leefgebieden én met alle
ondersteuningsvormen, variërend van eigen kracht, informele ondersteuning tot
professionele ondersteuning.
•
De aanpak kan per jongere op maat gemaakt worden.
•
Bij jongeren die begeleid worden naar werk kan een deel van de kosten op korte termijn
worden ‘terugverdiend’.
30