liturgieën voor donderdag, vrijdag en zaterdag

Download Report

Transcript liturgieën voor donderdag, vrijdag en zaterdag

Donderdag 24 maart 2016 19.30 uur
Witte Donderdag – viering Heilig Avondmaal
Voorganger: Ds. J.E. Schelling
Organist: Dhr. Jan van der Meulen
IK GA. EEN NIEUWE WEG.
Tekst bij het liturgisch bloemstuk:
Hij nam de beker…en Hij nam een brood
En zet zo een stap naar de ander.
OP STAP
Aansteken van de paaskaars
Moment van stilte
We gaan staan
Bemoediging, groet en drempelgebed
Voorganger
Allen
Voorganger
Allen
De Heer zij met u.
Ook met u zij de Heer.
Wie woont in de hoede van de Allerhoogste
overnacht in de schaduw van de
Almachtige.
Voorganger Bij nacht en ontij heeft u niets te vrezen,
Allen
Hij is een schild en muur om ons heen. Voorganger Wij wachten op U! U opent uw hand
en schenkt ons als reisgenoten aan elkaar.
Allen
O God, breng ons thuis!
Voorganger Wees ons genadig, God, en zegen ons,
laat het licht van uw gelaat
over ons
schijnen,
dan zullen wij op aarde uw weg
kennen
en zal de wereld uw reddende
kracht ervaren. Geef ons dan een hart
dat doorzichtig en zuiver is.
Herschep ons met uw Geest.
Allen
O God, breng ons thuis!
Voorganger Dat de volken U loven,
dat alle landen voor U juichen,
want U bent de God die zegen geeft!
Allen
O God, breng ons thuis! Amen
Zingen: Lied 67: 1 en 2 God
God zij ons gunstig en
genadig.
Hij schenke ons
't gezegend licht
dat overvloedig en gestadig
straalt van zijn heilig
aangezicht;
opdat hier op aarde
elk uw weg aanvaarde
en tot U zich wend',
zodat allerwegen
ieder volk de zegen
van uw heil erkent.
zij ons gunstig
De volken zullen U belijden,
o God, U loven al te zaam!
De landen zullen
zich verblijden
en juichen over uwen naam.
Volken zult Gij rechten,
hun geding beslechten
in gerechtigheid,
volken op deez' aarde,
die uw arm vergaarde,
die Gij veilig leidt.
We gaan zitten
WOORDEN DIE DE WEG WIJZEN
Gebed om opening van de Schrift
Schriftlezing: Lucas 22: 7, 8, 14-27
De dag van het Ongedesemde brood waarop het
pesachlam geslacht moest worden, brak aan. Jezus
stuurde Petrus en Johannes op pad met de woorden:
‘Ga voor ons het pesachmaal bereiden, zodat we het
kunnen eten.’ Toen het pesachmaal bereid was, ging hij
samen met de apostelen aanliggen voor de maaltijd. Hij
zei tegen hen: ‘Ik heb er hevig naar verlangd dit
pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden
aanbreekt. Want ik zeg jullie: ik zal geen pesachmaal meer
eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het
koninkrijk van God.’ Hij nam een beker, sprak het
dankgebed uit en zei: ‘Neem deze beker en geef hem aan
elkaar door. Want ik zeg jullie: vanaf nu zal ik niet meer
drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk
van God gekomen is.’ En hij nam een brood, sprak het
dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit
is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit,
telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ Zo nam hij na de
maaltijd ook de beker, en zei: ‘Deze beker, die voor jullie
wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn
bloed gesloten wordt.
Maar weet wel dat degene die mij zal uitleveren samen met
mij aan deze tafel aanligt. Want de Mensenzoon moet
heengaan zoals het voor hem bepaald is, maar wee de
mens die hem zal uitleveren.’ Ze vroegen zich onder elkaar
af wie van hen zoiets zou kunnen doen. Toen ontstond er
onder hen onenigheid over de vraag wie van hen de
belangrijkste was. Jezus zei tegen hen: ‘Vorsten oefenen
heerschappij uit over de aan hen onderworpen volken, en
wie macht heeft laat zich weldoener noemen. Laat dat bij
jullie niet zo zijn! De belangrijkste van jullie moet de
minste worden en de leider de dienaar. Want wie is
belangrijker, degene die aanligt om te eten of degene die
bedient? Is het niet degene die aanligt? Maar ik ben in jullie
midden als iemand die dient.
Meditatie
Zingen: Lied 221 Zo vriendelijk en veilig als het licht
Zo vriendelijk
om, als ik val,
en veilig als het licht,
mij telkens op te vangen.
zo als een mantel
Ik leef niet echt,
om mij heen geslagen,
als Gij niet met mij zijt.
zo is mijn God,
Ik moet in lief en leed
ik zoek zijn aangezicht,
naar U verlangen.
ik roep zijn naam,
bestorm Hem
Spreek Gij het woord dat
met mijn vragen,
mij vertroosting geeft,
dat Hij mij maakt,
dat mij bevrijdt
dat Hij mijn wezen richt.
en opneemt in uw vrede.
Wil mij behoeden
Ontsteek die vreugde
en op handen dragen.
die geen einde heeft,
wil alle liefde
Want waar ben ik,
aan uw mens besteden.
als Gij niet wijd en zijd
Wees Gij vandaag
waakt over mij
mijn brood,
en over al mijn gangen.
zowaar Gij leeft
Wie zou ik worden,
– Gij zijt toch zelf
waart Gij niet bereid
de ziel van mijn gebeden.
PROVIAND VOOR ONDERWEG – HEILIG AVONDMAAL
Voorganger
Allen
Voorganger
Ik wens u allemaal vrede toe.
Vrede, ook voor u en voor jou.
Laten we elkaar aan deze maaltijd
begroeten door elkaar een hand te
geven en de vrede van Christus te
wensen.
Voorganger
Allen
Voorganger
Allen
Verheft uw harten tot in de hemel!
Wij zijn met ons hart bij de Heer!
Zegenen wij de Heer onze God!
Hem zeggen wij dank!
Wij zegenen U, God onze Vader, die ons telkens weer laat
weten dat wij bij U horen,
en dat U bij ons bent. U bent
het die ons voorgaat door de diepten van de dood. U
draagt ons op uit trekken uit het land van slavernij om te
gaan naar het land van toekomst en belofte. U bent het
die ons voorgaat op de weg tot bevrijding van alles wat
ons gevangen houdt. Daarom durven wij, met allen die
ons voorgegaan zijn op deze weg, mee te zingen:
Zingen: Lied 405:4 Heilig, Heilig, Heilig
Heilig, heilig, heilig! Heer, God almachtig,
vroeg in de morgen word’ U ons lied gewijd.
Heilig, heilig, heilig! Liefdevol en machtig,
Drievuldig God, die één in wezen zijt.
Gezegend zijt Gij, God onze Vader, en gezegend is Jezus
die komt in uw naam. Want Hij is uw sprekend
evenbeeld, de eerstgeborene van een nieuwe schepping,
het hoofd van uw gemeente, zijn lichaam. Door Hem
heeft U woning gemaakt in deze gebroken wereld met
heel uw volheid. Om zo alles wat leeft met U en elkaar te
verzoenen. Laat uw Geest zijn woorden vervullen, nu wij
doen wat Hij ons opdroeg.
Jezus heeft in de nacht van de gevangenneming het
brood genomen, daar de dankzegging over uitgesproken,
het gebroken en aan zijn leerlingen gegeven en gezegd:
“Neemt en eet, dit is mijn lichaam dat voor u gegeven
wordt, doet dit tot mijn gedachtenis.”
Zo heeft Hij ook de beker genomen, daar de dankzegging
over uitgesproken, de beker rondgegeven en gezegd:
“Drinkt allen daaruit, deze beker is het nieuwe verbond in
mijn bloed dat voor u en voor velen vergoten wordt tot
vergeving van zonden. Doet dit, zo dikwijls gij die drinkt,
tot mijn gedachtenis.”
Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker
verkondigen wij de dood van de Heer totdat Hij komt.
Allen
Kom, Heer Jezus, kom!
Wij zegenen U, God onze Vader en bidden U dat wij uw
Geest mogen ontvangen die ons telkens herinnert
aan
wie Jezus was voor mensen en aan hoe wij zelf mens in
Uw naam zijn. Laat uw Adem, uw Geest, ons in zijn
voetsporen zetten, dat wij zijn naam uitdragen, zijn leven
gestalte geven, zijn weg ook werkelijk gaan.
Allen
Amen
We bidden hardop het Onze Vader:
Onze Vader
gelijk ook wij vergeven
die in de hemelen zijt,
onze schuldenaren;
uw naam
en leid ons
worde geheiligd;
niet in verzoeking,
uw Koninkrijk kome;
maar verlos ons
uw wil geschiede,
van de boze.
gelijk in de hemel
Want van U
alzo ook op de aarde.
is het Koninkrijk
Geef ons heden
en de kracht
ons dagelijks brood;
en de heerlijkheid
En vergeef ons
tot in eeuwigheid.
onze schulden,
Amen.
Zingen: Lied 568a Ubi caritas et amor (5x herhalen)
Ubi caritas et amor,
ubi caritas, Deus ibi est.
Vertaling:
Waar barmhartigheid en liefde wonen,
daar is God.
Tekenen van brood en wijn
Voorganger Het brood dat wij breken,
is gemeenschap met het lichaam van
Christus. Lichaam, dat is gebroken
tot ons houvast in een gebroken wereld.
Allen
Amen (gezongen)
Voorganger De beker der dankzegging,
waarover wij de dankzegging uitspreken,
is gemeenschap met het bloed van Christus.
dat voor ons is vergoten
tot vergeving van al onze zonden.
Allen
Amen (gezongen)
Deling van brood en wijn
Tijdens de deling van brood en wijn worden liederen
gespeeld. U kunt luisteren maar mag ook meezingen:
Zingen: Lied 381 Gij hebt mij geroepen aan uw dis
Gij hebt mij, Heer, geroepen aan uw dis,
het heilig feest van uw gedachtenis;
schenk mij uw Geest, opdat ik U ontmoet
in 't teken van uw lichaam en uw bloed.
Gij, die voor armen rijkdom hebt bereid,
voor onrechtvaardigen gerechtigheid,
zie, hoe naar U zich mijn verlangen wendt
en leid mij zelf, Heer, tot uw sacrament.
Wie geeft het brood, dat hongerigen voedt,
waar is de bron waaruit ik drinken moet?
Gij, Heer, alleen kunt mijn genezing zijn;
voed mij en drenk mij met uw brood en wijn.
Nu ik mijn hand strek naar 't gebroken brood
en neem de beker, die Gij zelf mij boodt,
hoe komt Gij met uw goedheid mij nabij;
berg me in uw liefde, Heer, en zegen mij.
Evangelische Liedbundel lied 290
1.Het brood dat ons
3.Uw bloed,
voor ogen staat
het raakt de lippen aan,
en zich geduldig
de deurposten
breken laat,
van ons bestaan,
is uw gedaante,
de dood gaat
lieve Heer,
aan ons hart voorbij,
Gij daalt als manna
o Lam van God,
in ons neer
U loven wij.
2.De beker
die de ronde doet,
het is de omloop
van uw bloed
het spreekt
van een geheimenis,
uw hartslag
die ons leven is.
Dankgebed
4.Gij die een broodhuis
voor ons zijt,
een wijngaard
die het hart verblijdt,
Heer Jezus,
die ons drenkt en voedt,
Gijzelf zijt onze overvloed.
Inzameling van onze gaven (1. Mercy Ships en 2. Kerk)
Zingen: Lied 32: 3 Gij zijt, o Heer, mijn schuilplaats
Gij zijt, o Heer, mijn schuilplaats en mijn haven,
Gij zult aan mij al uw beloften staven.
Wat mij benauwt, Gij stelt U aan mijn zij,
omringt met lied‟ren van bevrijding mij!
Gij zult mij voortaan door uw trouw bewaken,
Gij zult mijn leven vol van vreugde maken.
Ik zal mijn weg lichtvoetig verder gaan,
Gij gaat mij voor, Gij maakt voor mij ruim baan.
VERDER OP WEG – DE NACHT IN
Schriftlezing: Lukas 22: 39-47
Jezus vertrok en ging volgens zijn gewoonte naar de
Olijfberg. De leerlingen volgden hem. Toen hij daar was
aangekomen, zei hij tegen hen: ‘Bid dat jullie niet in
beproeving komen.’ En hij liep bij hen weg, tot ongeveer
een steenworp ver, en knielde daarna neer om te bidden.
Hij bad: ‘Vader, als u het wilt, neem dan deze beker van
mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt
gebeuren.’ Uit de hemel verscheen hem een engel om hem
kracht te geven. Hij werd overvallen door doodsangst,
maar bleef bidden; zijn zweet viel in grote druppels als
bloed op de grond. Toen hij na zijn gebed opstond en
terugliep naar de leerlingen, zag hij dat ze van verdriet in
slaap waren gevallen, en hij zei tegen hen: ‘Waarom slapen
jullie? Sta op en bid dat jullie niet in beproeving komen.’
Zingen: Lied 247 Blijf mij nabij
Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt.
De nacht valt in, waarin geen licht meer straalt.
Andere helpers, Heer, ontvallen mij.
Der hulpelozen hulp, wees mij nabij.
Wees bij mij, nu de dag ten einde spoedt.
Alles verdoft wat glans bezat en gloed.
Alles vervalt in 't wisselend getij,
maar Gij die eeuwig zijt, blijf mij nabij.
U heb ik nodig, uw genade is
mijn enig licht in nacht en duisternis.
Wie anders zal mijn leidsman zijn dan Gij?
In nacht en ontij, Heer, blijf mij nabij.
Houd, Heer, uw kruis hoog voor mijn brekend oog,
licht in het duister, wijs de weg omhoog.
Uw dag breekt aan, de schaduw gaat voorbij.
In dood en leven, Heer, wees Gij nabij.
We gaan staan
Zegen
(Besloten met een gezongen amen, amen, amen).
We verlaten in stilte de kerk
Direct aansluitend aan deze dienst is er gelegenheid om
met elkaar The Passion te kijken. U kunt daarvoor
verzamelen in de hal van De Voorhof, daar is ook koffie of
thee. U krijgt daar verdere informatie.
Wilt u dit liturgieboekje in de kerk laten liggen, zodat het morgen
en zaterdag ook gebruikt kan worden?
Vrijdag 25 maart 2016 19.30 uur
Goede Vrijdag
Voorganger: Ds. J.E. Schelling
Lector: Mw. Ank Steenkist-de Zeeuw
Organist: Dhr. André de Jager
Muzikale medewerking van: Chr. Oratoriumvereniging
“Soli Deo Gloria” o.l.v. dhr. Danny Nooteboom
IK GA. DE WEG VAN LIEFDE.
Tekst bij het liturgisch bloemstuk:
Het Licht lijkt te doven,
maar de Liefde van God dooft nooit.
(de rode roos bij het kruis).
Er is stilte voor de dienst: het orgel zwijgt.
Gebed
Zingen: Lied 130a 1 en 3 Uit
Uit angst en nood
stijgt mijn gebed.
O Heer, wil naar mij horen!
Wanneer Gij
op ons falen let,
zijn wij, o God verloren.
Maar in uw
Eindeloos geduld
delgt Gij
de menselijke schuld
en zegent die U vrezen.
angst en nood (zittend)
Hoop, Israël,
op God de Heer
die rijk is aan genade.
Want Hij verlaat u
nimmermeer,
al kiest gij ook ten kwade.
Hij leidt u
door de woestenij
en maakt gans
Israël eens vrij
van ongerechtigheden.
Schriftlezing: Exodus 12:21-32
Toen riep Mozes de oudsten van Israël bij elkaar. ‘Elke
familie moet een lam of een bokje kiezen,’ zei hij, ‘en dat
moet worden geslacht als pesachoffer. Laat ieder daarna
een bos majoraan-takken nemen, die in de schaal met
bloed dopen en het bloed aan de bovendorpel en aan de
beide deurposten strijken. Ga dan tot de morgen de deur
niet uit, want de HEER zal door Egypte heen gaan om het
te straffen. Maar ziet hij bij een deur bloed aan de
bovendorpel en aan de posten, dan zal hij die deur
voorbijgaan, hij zal de doodsengel geen toestemming
geven om uw huizen binnen te gaan en u te treffen. Dit
voorschrift blijft voor u en uw kinderen voor altijd van
kracht. Ook als u eenmaal in het land bent dat de HEER u
zal geven, zoals hij heeft beloofd, moet u dit gebruik in ere
houden. En als uw kinderen dan vragen: “Wat betekent dit
gebruik?” antwoord dan: “Wij brengen de HEER een
pesachoffer omdat hij de huizen van de Israëlieten voorbij
is gegaan toen hij de Egyptenaren strafte; ons heeft hij
gespaard.”’ Toen knielden de Israëlieten en bogen ze zich
diep neer, en ze deden wat de HEER aan Mozes en Aäron
had bevolen.
Midden in de nacht doodde de HEER alle eerstgeborenen in
Egypte, van de eerstgeborene van de farao, zijn
troonopvolger, tot de eerstgeborene van de gevangene, en
ook al het eerstgeboren vee. De farao, zijn hovelingen en
alle andere Egyptenaren schrokken die nacht wakker, en
in heel Egypte klonk een luid gejammer, want er was geen
huis waarin geen dode was.
Die nacht nog ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Ga
onmiddellijk bij mijn volk weg,’ zei hij, ‘u en alle
Israëlieten! Ga de HEER maar vereren, zoals u hebt
gevraagd. Neem uw schapen, geiten en runderen mee,
zoals u gevraagd hebt, en verdwijn! Maar bid dan ook voor
mij om zegen.’
Meditatie
Zingen: Gezang 177: 1, 6 en 7 Leer mij o Heer
1.Leer mij, o Heer, uw
Zou ik aan U voor
lijden recht betrachten,
zulk een bitter lijden
in deze zee verzinken
mijn hart niet wijden?
mijn gedachten:
o liefde die,
7.Laat mij, o Heer, uw
om zondaars te bevrijden,
wond're wijsheid prijzen,
zo zwaar moest lijden.
dwaasheid en ergernis
voor wereldwijzen,
6.Daar Ge U voor mij
laat mij uw kruis dat
hebt in de dood gegeven,
sterken zwakheid noemen
hoe zou ik naar
als sterkte roemen.
mijn eigen wil nog leven?
LIJDEN EN STERVEN VAN JEZUS CHRISTUS NAAR DE
EVANGELIST MATTHEÜS
Koor:
Herzliebster Jesu,
Liefste Heer Jezus
was hast du verbrochen?
wat hebt Gij misdreven?
Dass man ein solch scharff
dat men een zo hard
Urteil hat gesprochen?
vonnis heeft gesproken?
Was ist die Schuld?
Wat is Uw schuld?
In was für Missetaten
Met wat voor misdaden
bist du geraten?
hebt Gij U beladen?
Evangelist: Toen ging een van de twaalf leerlingen, die met
de naam Judas Iskariot, naar de hogepriesters en zei
Judas: Wat krijg ik van u als ik hem aan jullie uitlever?
Evangelist: Ze betaalden hem dertig zilverstukken. Vanaf
dat moment zocht hij een gunstige gelegenheid om hem uit
te leveren. En de discipelen deden zoals Jezus hen bevolen
had, en bereidden het paasmaal. En die avond ging Hij met
de twaalf aan tafel. En toen zij aten sprak Jezus:
Jezus: Ik verzeker jullie: één van jullie zal mij verraden.
Evangelist: En zij werden zeer bedroefd, en ieder van hen
vroeg aan hem:
Leerlingen: Heer, ben ik het?
Koor:
Ich bin’s, ich sollte büßen.
An Händen und an Füßen
gebunden in der Höll,
die Geißeln und die Banden,
und was du ausgestanden,
das hat verdienet meine Seel.
Ik ben het,ik moest boeten
Aan handen en aan voeten
gebonden in de hel.
De banden, geselslagen,
al wat Gij hebt gedragen,
dat al verdiende mijn ziel.
Evangelist: Hij antwoordde en sprak:
Jezus: Degene die tegelijk met mij zijn hand in de schotel
doopt, zal mij verraden. De Mensenzoon gaat weliswaar
heen, zoals van hem geschreven staat, maar wee de mens
die de Mensenzoon verraadt. Het zou beter voor hem zijn
geweest als hij nooit geboren was.
Evangelist: Toen antwoordde Judas, die hem zou verraden:
Judas: Ben ik het, Rabbi?
Evangelist: Hij zei tegen hem:
Jezus: Jij zegt het.
Evangelist: Terwijl zij aten, nam Jezus het brood, dankte,
brak het in stukken en gaf het aan zijn discipelen, en zei:
Jezus: Neem, eet, dit is mijn lichaam.
Evangelist: En Hij nam de beker, sprak de dankzegging uit,
gaf hun de beker en zei:
Jezus: Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van
het nieuwe verbond dat vergoten wordt voor velen tot
vergeving van zonden. Ik zeg jullie: Ik zal van nu af aan
niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot aan
de dag dat ik haar opnieuw zal drinken met jullie, in het
koninkrijk van mijn Vader.
Evangelist: En toen ze de lofzang gezongen hadden, gingen
zij de Olijfberg op. Daar zei Jezus tegen hen:
Jezus: In deze nacht zal ieder van jullie zich aan mij
ergeren. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan,
en de schapen van de kudde zullen uiteen gedreven
worden, maar wanneer ik zal zijn opgestaan, zal ik jullie
voorgaan naar Galilea.
Koor:
Erkenne mich, mein Hüter,
mein Hirte, nimm mich an;
Erken mij toch mijn hoeder
mijn Herder, neem mij aan
von dir, Quell aller Güter,
ist mir viel Guts getan.
Dein Mund hat mich gelabet
mit Milch uns süßer Kost,
dein Geist hat mich begabet
mit mancher Himmelslust.van
door U,bron van al ’t goede
is mij veel goeds gedaan.
Uw mond wilde mij laven
met melk en zoete kost,
Uw geest schonk mij gaven
zaal’ge hemelvreugd.
Evangelist: Petrus antwoordde en zei tegen hem:
Petrus: Al zullen allen zich aan u ergeren, ik nooit.
Evangelist: Jezus zei tegen hem:
Jezus: Ik verzeker je: in deze nacht, nog vóór de haan
kraait, zal je mij driemaal verloochenen.
Evangelist: Petrus zei tegen hem:
Petrus: Ook al moest ik met u sterven, ik zal u niet
verloochenen.
Evangelist: En datzelfde zeiden alle discipelen.
Koor:
Ich will hier bei dir stehen,
Ik wil hier bij U blijven,
verachte mich doch nicht!
veracht mij toch niet.
Von dir will ich nicht gehen,
Van uw zijde wil’k niet gaan
wenn dir dein Herze bricht.
wanneer U uw hart breekt.
Wenn dein Herz wird
Wanneer Uw hart zal
erblassen im letzten Todesstoß verbleken, in ‘t laatste uur.
Als denn will ich dich fassen. Dan wil ik U bergen
in meinem Arm und Schoss. In mijn arm en schoot.
Evangelist: Toen kwam Jezus met hen bij een hof, genaamd
Getsemane, en sprak tot zijn discipelen:
Jezus: Blijven jullie hier zitten, ik ga daar verderop bidden.
Evangelist: Hij nam Petrus mee en de beide zonen van
Zebedeüs, en hij begon bedroefd en beangstigd te worden.
Toen zei Jezus tegen hen:
Jezus: Mijn ziel is bedroefd tot stervens toe, blijf hier en
waak met mij.
Evangelist: En hij liep wat verder, wierp zich op de grond,
en bad:
Jezus: Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker aan
mij voorbijgaan; maar niet zoals ik wil, maar zoals U wilt.
Evangelist: En Hij kwam bij zijn leerlingen en vond ze in
slaap, en zei tegen hen:
Jezus: Kunnen jullie dan niet één uur met mij waken? Blijf
wakker, en bid dat je niet in verleiding komt. De geest is
gewillig, maar het vlees is zwak.
Evangelist: En nogmaals ging hij terug en bad:
Jezus: Mijn Vader, indien het niet mogelijk is dat deze beker
aan Mij voorbijgaat, tenzij ik hem drink, zo zal uw wil
geschieden.
Koor:
Was mein Gott will,
Wat mijn God wil,
das g’scheh allzeit,
sein Will der ist der beste;
Zu helfen den’n er ist bereit,
die an ihn glauben feste;
er hilft aus Not,
der fromme Gott,
und züchtiget mit maßen.
Wer Gott vertraut,
fest auf ihn baut,
Den will er nicht verlassen.
gebeurt altijd,
zijn wil is steeds de beste.
Hij is altijd tot hulp bereid,
Hij blijft mijn sterke veste.
Hij helpt uit nood,
de trouwe God,
Hij straft met mate.
Wie God vertrouwt,
vast op Hem bouwt,
die zal Hij nooit verlaten.
Evangelist: En bij terugkomst, vond hij hen opnieuw
slapende. Ze konden hun ogen niet openhouden. Hij liet
hen daar en ging weer heen en bad voor de derde keer,
opnieuw met dezelfde woorden.
Toen kwam hij bij de leerlingen en zei tegen hen:
Jezus: Ach, willen jullie nu slapen en rusten? Nu is het uur
nabijgekomen dat de Mensenzoon wordt overgeleverd in de
handen van zondaren. Sta op, laten wij gaan.
Kijk, hij die mij overlevert, is dichtbij.
Zingen: Gezang 180: 1, 3, 6 en 7
1.Gethsémane, die nacht
Hij heeft hen driemaal
moest eenmaal komen.
slapende gevonden.
De Heiland heeft bewust
hij ging terug
die weg genomen.
en heeft alleen geleden,
Hij laat zijn doel niet los,
eenzaam gebeden:
wijkt niet terzijde,
aanvaardt het lijden.
6.In angst en tranen
werd zijn strijd gestreden.
3.Wie heeft gewaakt van
Toen kon Hij toebereid
die het naaste stonden?
naar voren treden.
De duisternis kon,
wat zij mocht verzinnen,
Hem niet verwinnen.
7.Hier zijn wij, Heer,
een afgeweken schare,
wij, die zo zorgeloos,
zo ontrouw waren.
Verander ons
en reinig onze harten,
o Man van smarten!
Evangelist: Hij was nog niet uitgesproken, of daar was
Judas, één van de twaalf. En met hem een grote menigte
met zwaarden en stokken, gezonden door de hogepriesters
en oudsten van het volk. En de verrader had met hen een
teken afgesproken: Degene die ik zal kussen, die is het; die
moet je grijpen. – En meteen ging hij op Jezus af en zei:
Judas: Wees gegroet, Rabbi!
Evangelist: En kuste hem. Maar Jezus zei tegen hem:
Jezus: Mijn vriend, waarom ben je gekomen?
Evangelist: Daarop traden ze naar voren, sloegen de
handen aan Jezus en grepen hem. En kijk, één van die met
Jezus waren, strekte zijn hand uit, en sloeg de knecht van
de hogepriester en sneed hem een oor af. Toen zei Jezus
tegen hem:
Jezus: Steek je zwaard weer bij je, want wie het zwaard
opneemt, die zal door het zwaard omkomen. Of denk je,
dat ik mijn Vader niet kon vragen mij meteen meer dan
twaalf legioenen engelen te sturen? Hoe zouden anders de
Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het zo zal
gebeuren?
Evangelist: Op dat ogenblik zei Jezus tegen de groep
mensen:
Jezus: Jullie zijn als tegen een rover op pad gegaan, met
zwaarden en stokken erop uit getrokken om mij gevangen
te nemen, terwijl ik toch dagelijks bij u in de tempel heb
gezeten en geleerd. Jullie hebben mij toen niet gegrepen.
Maar dit alles is gebeurd, zodat de schriften van de profeten
in vervulling zouden gaan.
Evangelist: Toen lieten alle leerlingen hem alleen en
vluchtten. Degene die Jezus gevangen hadden genomen,
brachten Hem naar de hogepriester Kajafas, bij wie de
Schriftgeleerden en oudsten zich verzameld hadden. Petrus
volgde hen op een afstand tot aan de binnenplaats van het
paleis van de hogepriester. Eenmaal binnen ging hij tussen
de knechten zitten om te zien hoe het zou aflopen. De
hogepriesters en de hele raad trachtten valse getuigenissen
te vinden om Jezus te doden, maar zij vonden er geen.
Koor:
Mir hat die Welt.
trüglich gericht
Mit Lügen und
mit falschem G'dicht, viel
Netz und Heimlich'Stricken.
Herr, nimm mein wahr
In dieser G'fahr. B'hüt
mich für falschen Tücken.
Mij heeft de wereld
vals gericht.
Met leugen en
bedrog beticht
In heimelijke lagen.
Heer, neem mij waar
in dit gevaar, hoedt
mij voor boos' aanslagen.
Evangelist: Hoewel vele valse getuigen optraden, vonden
zij niets. Maar tenslotte kwamen er twee naar voren, die
verklaarden: Deze man heeft gezegd: ik kan Gods tempel
afbreken en binnen drie dagen weer opbouwen. En de
hogepriester stond op en zei tegen hem:
Hogepriester: Antwoord u niet op dat wat zij tot u zeggen?
Evangelist: Maar Jezus zweeg. En de hogepriester zei:
Hogepriester:
Ik bezweer U bij de levende God, zeg ons:
‘Bent u Christus, de Zoon van God?’
Evangelist: Jezus zei tegen hem:
Jezus: U hebt het gezegd. Maar ik zeg u, van nu aan zult u
de Mensenzoon aan de rechterhand van de Macht zien
zitten, en komende op de wolken van de hemel.
Evangelist: Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en
zei:
Hogepriester: Hij heeft God gelasterd! Waarvoor hebben
wij nog getuigen nodig? Nu heeft u zijn godslastering
gehoord. Wat vindt u?
Evangelist: Zij antwoordden en zeiden:
Alle Aanwezigen: Hij verdient de doodstraf.
Evangelist: Toen spuwden zij hem in het gezicht en
stompten hem; anderen sloegen hem in het gezicht en
zeiden: Profeteer nu eens voor ons, Christus.
Wie was het die u sloeg?
Koor:
Wer hat dich zo geschlagen, Wie heeft U zo geslagen,
mein Heil,
mijn Heiland,
und dich mit Plagen
en met plagen,
so übel zugericht’t?
U zoveel kwaads gedaan?
Du bist ja nicht ein Sünder,
Gij zijt geen overtreder,
wie wir und unsre Kinder.
als wij en onze kinderen.
von Missetaten weißt du nicht. Geen misdaad hebt Gij
gedaan.
Evangelist: Petrus zat buiten op de binnenplaats en er
kwam een dienstmeisje naar hem toe, die zei: Jij was ook
bij de Jezus van Galilea? Maar hij ontkende het waar
iedereen bij was.
Petrus: Ik weet niet waar je het over hebt.
Evangelist: Toen hij de poort uitging, zag een ander
dienstmeisje hem. Zij zei tegen hen, die daar waren: deze
man hoorde ook bij die Jezus van Nazareth. En opnieuw
ontkende hij het en zwoer:
Petrus: Ik ken die man niet.
Evangelist: Na een tijdje kwamen zij, die daar stonden naar
Petrus toe en zeiden: Inderdaad ook jij bent een van hen,
want je uitspraak verraadt je. Toen begon hij te vloeken en
te zweren.
Petrus: Ik ken die man echt niet.
Evangelist: En meteen kraaide er een haan. En Petrus
herinnerde zich de woorden, die Jezus gesproken had:
Voordat de haan kraait, zul jij mij driemaal verloochenen.
Hij ging naar buiten en weende bitter.
Koor:
Bin ich gleich,
von dir gewichen, stell ich
mich doch wieder ein.
Hat uns doch dein Sohn
verglichen, durch sein’ Angst
und Todespein.
Ich verleugne nicht
die Schuld. Aber deine Gnad’
und Huld, ist viel größer
als die Sünde, die ich stets
in mir befinde.
Hoe ik van U af mocht
dwalen, toch wil ik weer
de Uwe zijn.
Voor ons wilde uw Zoon
betalen door Zijn angsten
en doodspijn.
Ik verloochen niet mijn
schuld. Maar Uw liefde en
geduld is veel groter
dan het kwade, waarmee
ik mij weet beladen.
Evangelist: Toen het nu morgen geworden was, besloten al
de hogepriesters en de oudsten van het volk dat zij Jezus
zouden doden. En zij boeiden hem, leidden hem weg en zij
leverden hem over aan Pontius Pilatus, de stadhouder.
Toen kreeg Judas, die hem verraden had, berouw, toen hij
zag, dat Jezus veroordeeld was. Hij bracht de dertig
zilverlingen terug met de woorden:
Judas: Ik heb verkeerd gehandeld door onschuldig bloed te
verraden.
Evangelist: Zij zeiden: wat gaat ons dat aan? U moet zelf
maar zien wat er van komt! En Judas gooide de
zilverstukken de tempel in, ging weg en hing zichzelf op.
De hogepriesters raapten de zilverstukken op en zeiden:
Wij mogen dit geld niet in de offerkist doen, want het is
bloedgeld. En zij namen het besluit daarvoor het land van
de pottenbakker te kopen als begraafplaats voor
vreemdelingen. Daarom heet dat land nog altijd:
Bloedakker. Zo ging in vervulling wat door de profeet
Jeremia gesproken is, toen hij zei: en zij namen de dertig
zilverstukken, de geschatte waarde waarop de zonen van
Israël Hem geschat hadden en gaven die voor het land van
de pottenbakker, zoals de Heer mij had opgedragen.
Jezus dan werd voor de stadhouder Pilatus gesteld.
En de stadhouder ondervroeg hem en zei:
Pilatus: Bent U de Koning van de Joden?
Evangelist: Jezus zei:
Jezus: U zegt het.
Zingen: Gezang 181: 1, 2 en 6
1.Noem de overtreding mij,
en als een booswicht,
die Gij begaan hebt,
die zijn straf moet dragen,
het kwaad, gekruiste Heer,
aan 't kruis geslagen.
dat Gij gedaan hebt,
waaraan uw volk U
6.O liefde, voor dit offer
schuldig heeft bevonden,
van uw leven,
noem mij uw zonden.
wat kan ik, dan mijzelf
ten offer geven,
2.Gij wordt gegeseld en
opdat ik nooit,
gekroond met doornen,
hetzij ik leev' of sterve,
geminacht als de
uw liefde derve!
minste der verloornen,
Evangelist: Op de beschuldigingen, die de hogepriesters en
oudsten tegen hem in brachten, antwoordde hij niets. Toen
zei Pilatus tegen hem:
Pilatus: Hoort u niet waar ze u allemaal van beschuldigen?
Evangelist: Maar hij antwoordde op geen enkele vraag,
zodat de stadhouder zich zeer verwonderde.
Koor:
Befiehl du deine Wege,
und was dein Herze kränkt
der allertreusten Pflege
dess, der den Himmel lenkt;
der Wolken, Luft und Winden
gibt Wege, Lauf und Bahn,
der wird auch Wege finden,
da dein Fuß gehen kann.
Beveel gerust uw wegen,
al wat u ’t harte deert,
der trouwe hoed’ en zegen
van Hem, die ’t al regeert.
Die wolken, lucht en winden
wijst spoor, loop en baan,
zal ook wegen vinden waarlangs uw voet kan gaan.
Evangelist: Nu was de stadhouder bij elk feest gewoon een
gevangene, ter keuze van het volk los te laten. Zij hadden
toen een beruchte gevangene, genaamd Barábbas. Omdat
zij nu toch bij elkaar waren, zei Pilatus tegen hen:
Pilatus: Wie wilt u, dat ik zal loslaten, Barábbas of Jezus,
van wie gezegd wordt dat hij de Christus is?
Evangelist: Want hij wist, dat zij hem uit afgunst
overgeleverd hadden. Terwijl hij nu rechtszitting hield,
zond zijn vrouw hem een boodschap: Laat je toch niet in
met die rechtvaardige, want ik heb vannacht in een droom
veel om hem geleden. Maar de hogepriesters en de oudsten
overreedden het volk om Barábbas te vragen, en Jezus te
laten ombrengen. De stadhouder antwoordde en zei:
Pilatus: Welke van deze twee willen jullie, dat ik vrijlaat?
Evangelist: Zij riepen:
Alle aanwezigen: Barábbas.
Evangelist: Pilatus zei tegen hen:
Pilatus: Wat moet ik dan doen met Jezus, van wie gezegd
wordt dat hij de Christus is?
Evangelist: Zij riepen allemaal:
Alle aanwezigen: Kruisig Hem!
Koor:
Wie wunderbarlich ist doch
diese Strafe!
Der gute Hirte leidet
für die Schafe
die Schuld bezahlt der Herre,
der Gerechte,
für seine Knechte.
Hoe wonderbaar is ‘t
met deez’ straf geschapen.
De goede Herder lijdt hier
voor Zijn schapen.
De schuld betaalt de Here,
de Gerechte,
voor Zijne knechten.
Evangelist: Pilatus zei:
Pilatus: Wat heeft Hij dan toch voor kwaad gedaan?
Evangelist: Zij schreeuwden nog harder:
Alle aanwezigen: Laat Hem kruisigen!
Evangelist: Toen Pilatus zag, dat het niets hielp, maar dat
de onrust groter werd, nam hij water en waste zijn handen
voor de ogen van het volk en zei:
Pilatus: Ik ben onschuldig aan zijn bloed; u moet zelf maar
zien wat ervan komt.
Evangelist: En al het volk antwoordde en riep:
Allen: Zijn bloed kome over ons en onze kinderen!
Evangelist: Toen liet hij Barábbas vrij, maar Jezus liet hij
geselen en hij gaf hem over om gekruisigd te worden. Toen
namen de soldaten van de stadhouder Jezus mee in het
gerechtsgebouw en riepen de gehele afdeling bij hem
samen. En ze trokken hem zijn kleren uit en deden hem
een purperen mantel om; ook vlochten zij van doornen een
kroon en zetten die op zijn hoofd en gaven hem een rietstaf
in zijn rechterhand. Toen vielen zij voor hem op de knieën
en dreven de spot met hem door te zeggen; Wees gegroet,
o Koning van de Joden! Zij spuwden naar hem, pakten de
rietstok en sloegen hem er mee op het hoofd.
Koor:
O Haupt, voll Blut
und Wunden, voll Schmerz
und voller Hohn! O Haupt
zu Spott gebunden,
mit einer Dornenkron!
O Haupt, sonst schön gezieret
mit höchster Ehr und Zier,
jetzt aber hoch schimpfieret:
gegrüßet seist du mir!
O hoofd vol bloed
en wonden, bedekt met
smaad en hoon. O, hoofd
zo wreed geschonden, Uw
kroon een doornenkroon,
O hoofd, eens schoon en
heerlijk,stralend als de dag,
hoe lijdt Gij nu zo deerlijk!
Ik groet U vol ontzag.
Du edles Angesichte, da
O hoofd zo hoog verheven,
für sonst schrickt und scheut. o goddelijk gelaat,
Das große Weltgerichte,
wie bist du so bespeit!
Wie bist du so erbleichet,
wer hat dein Augenlicht,
Dem sonst kein Licht
nicht gleichet,
so schändlich zugericht’t?
waar werelden voor beven,
hoe bitter is uw smaad!
Gij,eens in ’t licht gedragen
door engelen omstuwd,
wie heeft U zo geslagen,
gelasterd en gespuwd?
Evangelist: En toen zij hem zo bespot hadden, trokken zij
hem de mantel uit en deden hem zijn kleren weer aan en
zij voerden hem weg om hem te kruisigen. - Toen zij buiten
kwamen, troffen zij iemand uit Cyrene, Simon genaamd;
en dwongen hem zijn kruis te dragen. Zij kwamen bij een
plaats genaamd Golgotha, wat Schedelplaats betekent, en
zij gaven hem wijn, vermengd met gal te drinken. En toen
hij het proefde, wilde hij het niet drinken.
Nadat zij hem gekruisigd hadden, verdeelden zij zijn kleren
door er om te loten, opdat vervuld zou worden wat gezegd
is door de profeet: Zij hebben mijn kleding onder elkaar
verdeeld, en hebben het lot over mijn kleding geworpen.
En zij zaten daar en bewaakten hem. En boven zijn hoofd
plaatsten zij een bord met zijn beschuldiging, namelijk: Dit
is Jezus, Koning van de Joden. Tegelijk werden met hem
twee rovers gekruisigd, één aan zijn rechterhand en één
aan zijn linkerhand. En de voorbijgangers spraken
lastertaal tegen hem, schudden hun hoofd en zeiden:
Voorbijgangers: Jij, die de tempel van God afbreekt en in
drie dagen opbouwt, red jezelf! Als jij de Zoon van God
bent, kom dan van dat kruis af!
Evangelist: Evenzo spotten de hogepriesters samen met de
schriftgeleerden en de oudsten en zij zeiden: anderen heeft
hij gered, maar zichzelf kan hij niet redden. Als hij koning
van Israël is, laat hem nu van het kruis afkomen en wij
zullen in hem geloven. Hij heeft zijn vertrouwen op God
gesteld; laat God hem nu verlossen, als God dat zint; Want
hij heeft toch gezegd: Ik ben de Zoon van God. Op dezelfde
manier beschimpten ook de moordenaars hem, die met
hem gekruisigd waren. En vanaf het zesde uur kwam er
duisternis over het hele land tot aan het negende uur toe.
Rond het negende uur riep Jezus met luide stem uit:
Jezus: Eli, Eli, lama sabachthani?
Evangelist: Dat betekent: Mijn God, mijn God, waarom
heeft U mij verlaten? En sommigen van de omstanders
hoorden dit en zeiden:
Omstanders: Hoor, hij roept om Elia.
Evangelist: Meteen liep één van hen weg om een spons te
halen, doopte die in de zure wijn, stak de spons op een riet
en gaf Hem te drinken. Maar de anderen zeiden: Niet doen,
laten we eens kijken, of Elia komt om Hem te redden.
Evangelist: Jezus schreeuwde opnieuw luidkeels, en gaf de
geest.
- - - - - - - - Moment van stilte - - - - - - - - - (Tijdens het moment van stilte wordt de Paaskaars
gedoofd)
Koor:
Wenn ich einmal soll
Scheiden, so scheide
nicht von mir;
wenn ich den Tod soll leiden,
so tritt du denn herfür!
Wenn mir am allerbängsten
wird um das Herze sein, so
reiss mich aus den Ängsten,
kraft deiner angst und Pein.
Als ik eenmaal moet
scheiden, wijk gij dan
niet van mij;
als ik den dood moet lijden,
wees Gij mij dan nabij!
Als het op ‘t allerbangste
mij om het hart zal zijn.
Trek mij dan uit mijn angst
krachtens Uw angst en pijn.
Zingen: Lied 590: 1 en 2 Nu valt de nacht
1.Nu valt de nacht.
2.De wereld gaf
Het is volbracht:
Hem slechts een graf,
de Heer heeft
zijn wonen
heel zijn leven
was Hem zwerven;
voor het menselijk
al zijn onschuld
geslacht
werd Hem straf
in Gods hand gegeven.
en zijn leven sterven.
Stilte
Beklag Gods
Mijn volk, wat heb Ik je aangedaan? Antwoord mij!
Ik heb jullie gered uit Egypte,
uit de handen van de Farao,
Maar jullie hebben geen hand uitgestoken
om anderen te bevrijden.
Ik koos steeds partij voor de eenzame,
de zwakke, voor wie hulp nodig had.
En jullie? Jullie lieten de ander
aan zijn lot over en dachten alleen aan jezelf.
Ik heb jullie bij mij een thuis gegeven,
ik sta als een vader te wachten totdat je thuis komt.
Maar jullie sloten de deur voor de ander
die een thuis zocht.
Ik heb Jezus, mijn Zoon,
gegeven om jullie de juiste weg te wijzen,
Maar jullie vonden het belangrijk
je eigen weg te kiezen
en Hem zo aan het kruis te laten slaan.
Mijn volk, wat heb Ik je aangedaan? Antwoord mij!
Zingen: Refrein lied 547 Kyrie eleison
Kyrie eleison,
wees met ons begaan,
doe ons weer verrijzen
uit de dood vandaan.
Stilte
Gebed door voorganger
Na elke intentie besloten met: ‘daarom zingen en bidden
wij’ Kyrie eleison, wees met ons begaan (zie hierboven).
Koor
Wir setzen uns
mit Tränen nieder
Und rufen dir im Grabe zu:
Ruhe sanfte,sanfte ruh! Ruht
ihr ausgesognen Glieder!
Euer Grab und Leichenstein
Soll dem ängstlichen
Gewissen,
Ein bequemes Ruhekissen.
Und der Seelen Ruhstatt sein.
Huilend gaan wij zitten
En roepen U in het graf toe:
Rust in vrede, rust zacht.
Rust nu
uitgeputte ledenmaten.
Uw graf en uw grafsteen
zullen voor het angstige
geweten, een
aangenaam hoofdkussen en
rustplaats voor de ziel zijn.
Höchst vergnügt schlummern
da die Augen ein.
Wir setzen uns
mit Tränen nieder
Und rufen dir im Grabe zu:
Ruhe sanfte, sanfte ruh !
Vergenoegd sluimeren
de ogen toe.
Huilend gaan wij zitten
En roepen U in het graf toe:
Rust in vrede, rust zacht.
(In stilte verlaten we de kerk, u mag nog even blijven
zitten voor stil gebed of bezinning)
U kunt de liturgie terugleggen, zodat we deze morgen,
zaterdag, weer kunnen gebruiken.
De dienst van Stille Zaterdag begint om 19.30 uur,
eveneens hier in de kerk.
Zaterdag 26 maart 2016 19.30 uur
Stille Zaterdag, Openbare geloofsbelijdenis
Voorganger: Ds. J.E. Schelling
Pianist: Dhr. Willem Vlot
IK GA. DOOR DE DOOD NAAR HET LEVEN.
In deze dienst leggen de volgende gemeenteleden
openbare belijdenis af:
Nele Jaak Josée Nederlof-Walschot
Ester van der Rijt-Streur
Lydia van Sinttruije-van Tent
Liturgisch bloemstuk:
Voorzichtig breekt het licht van Pasen door.
(het kruis - met groen van het doorgaande leven).
STILTE
In het donker van deze nacht wordt de brandende
Paaskaars - symbool van de levende en opgestane Heer binnengebracht door diakenen en bij doopvont geplaatst.
Zingen: Lied 598 Als alles duister is
Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur,
dat nooit meer dooft, vuur dat nooit meer dooft.
Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur,
dat nooit meer dooft, vuur dat nooit meer dooft.
Diaken brengt tafelkleed en stola naar voren. Diaken doet
stola om bij de voorganger en legt het kleed over de tafel.
DE LOF VAN HET LICHT
Voorganger:
Goede God, aanvaard
in deze glorierijke
paasnacht
het loflied dat de kerk
U toezingt,
nu zij haar licht
heeft ontstoken.
Laat dit licht
onverminderd schijnen,
morgen en alle dagen,
in alles wat wij doen,
in heel ons leven.
Laat het zijn
als de verrezen Christus,
de morgenster,
die, eens verrezen,
nu nimmermeer
zal ondergaan.
Christus, gisteren en
heden,
Begin en einde,
Alpha en Omega.
Aan U behoren
tijd en eeuwigheid,
Heerlijkheid en
heerschappij,
In de eeuwen der eeuwen.
Het licht van Christus,
Die in heerlijkheid
verrezen is,
Moge de duisternis
Uit ons leven verdrijven.
Allen:
De nacht is
voorbijgegaan
De dag breekt aan:
De zon van Uw
gerechtigheid
gaat over ons op.
Amen.
Tijdens het zingen worden de tafelkaarsen aangestoken
aan het Licht van de Paaskaars. Nu gaat ook het Licht in
de kerk weer aan. De lamellen van de kerkzaal gaan open.
Zingen: Lied 601: 2 en 3 Licht dat ons aanstoot in de
morgen
2. Licht, van mijn stad
de stedehouder,
aanhoudend licht
dat overwint.
Vaderlijk licht,
steevaste schouder,
draag mij, ik ben
jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij,
kijk uit mijn ogen
of ergens al
de wereld daagt
waar mensen waardig
leven mogen en elk
zijn naam in vrede draagt.
3. Alles zal zwichten
en verwaaien
wat op het licht niet is
geijkt. Taal zal alleen
verwoesting zaaien
en van ons doen
geen daad bekijft.
Veelstemmig licht,
om aan te horen
zolang ons hart
nog slagen geeft.
Liefste der mensen,
eerstgeboren, licht,
laatste woord
van Hem die leeft.
DIENST VAN HET WOORD
Schriftlezing: Genesis 1:1-5 en 1:26-2:3
In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde
was nog woest en doods, en duisternis lag over de
oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God
zei: ‘Er moet licht komen, ‘en er was licht. God zag dat het
licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis;
het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht.
Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag. (…)
God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn,
die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de
vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee,
over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’
God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van
God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de
mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees
vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar
onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de
vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde
rondkruipen.’ Ook zei God: ‘Hierbij geef ik jullie alle
zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde;
dat zal jullie voedsel zijn. Aan de dieren die in het wild
leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende
wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene
planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het. God keek naar
alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was.
Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. Zo
werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid.
Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag
rustte hij van het werk dat hij gedaan had. God zegende de
zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag
rustte hij van heel zijn scheppingswerk.
Gebed
Zingen: Opwekking 599 Nog voordat je bestond
Nog voordat je bestond
Omdat Hij van je houdt
kende Hij je naam.
gaf hij zijn eigen Zoon.
Hij zag je elk moment
En nu is alles klaar
en telde elke traan.
wanneer jij komt.
Omdat Hij van je hield
gaf hij zijn eigen Zoon.
Refrein: Kom tot de Vader,
Hij wacht alleen nog
kom zoals je bent.
maar totdat je komt.
Heel je hart, al je pijn
is bij Hem bekend.
En wat je nu ook doet,
De liefde die Hij geeft,
Zijn liefde blijft bestaan.
de woorden die Hij
Ook niets wat jij ooit deed
spreekt. Daarmee is alles
verandert daar iets aan.
klaar wanneer jij komt.
En wat je nu ook doet,
Zijn liefde blijft bestaan
Ook niets wat jij ooit deed
veranderd daar iets aan
Omdat Hij van je houdt
gaf Hij Zijn Eigen Zoon
En nu is alles klaar
wanneer jij komt
Kom tot de Vader
Kom zoals je bent
Heel je hart, al je pijn
Is bij Hem bekend
De liefde die Hij geeft
De woorden die Hij spreekt
Daarmee is alles klaar
wanneer jij komt (2x)
De liefde die Hij geeft
De woorden die Hij spreekt
Hij wacht alleen nog
maar totdat je komt (2x)
Schriftlezing: Exodus 12:40-42,14:19-31
430 jaar hadden de Israëlieten in Egypte gewoond; na
precies 430 jaar –geen dag eerder of later– trok het volk
van de HEER, in groepen geordend, uit Egypte weg. Die
nacht waakte de HEER om hen uit Egypte weg te leiden.
Daarom waken de Israëlieten nog altijd in deze nacht ter
ere van de HEER, elke generatie opnieuw. (…)
De engel van God, die steeds voor het leger van de
Israëlieten uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op.
Ook de wolkkolom die eerst voor hen uit ging stelde zich
achter hen op, zodat hij tussen het leger van de
Egyptenaren en dat van de Israëlieten kwam te staan. Aan
de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant
verlichtte de vuurzuil de nacht. Die hele nacht konden de
legers niet bij elkaar komen. Toen hield Mozes zijn arm
boven de zee, en de HEER liet de zee terugwijken door
gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten
waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het water
spleet, en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan,
over droog land; rechts en links van hen rees het water op
als een muur. De Egyptenaren achtervolgden hen, alle
paarden en wagens van de farao en al zijn ruiters gingen
achter hen aan de zee in. Maar in de morgenwake keek de
HEER vanuit de vuurzuil en de wolkkolom neer op het
Egyptische leger en zaaide paniek onder hen. Hij liet de
wielen van de wagens vastlopen, zodat de Egyptenaren de
grootste moeite hadden om vooruit te komen. ‘Laten we
vluchten!’ riepen ze. ‘De HEER steunt de Israëlieten, hij
strijdt tegen ons!’ De HEER zei tegen Mozes: ‘Strek je arm
uit boven de zee; dan stroomt het water terug, over de
Egyptenaren en over al hun wagens en ruiters.’ Mozes
gehoorzaamde, en toen de dageraad aanbrak, stroomde de
zee terug naar haar gewone plaats. De Egyptenaren
vluchtten het water tegemoet, de HEER dreef hen
regelrecht de golven in. Het terugstromende water
overspoelde het hele leger van de farao, al zijn wagens en
ruiters, die achter de Israëlieten aan de zee in gereden
waren; niet een van hen bleef in leven. Maar de Israëlieten
waren dwars door de zee gegaan, over droog land, terwijl
rechts en links van hen het water als een muur omhoog
rees. Zo redde de HEER de Israëlieten die dag uit de handen
van de Egyptenaren. Toen ze de Egyptenaren dood langs
de zee zagen liggen en het tot hen doordrong hoe krachtig
de HEER tegen Egypte was opgetreden, kregen ze ontzag
voor de HEER en stelden ze hun vertrouwen in hem en in
zijn dienaar Mozes.
Gebed
Zingen: Lied 608 De steppe
1.De steppe zal bloeien.
De steppe zal lachen
en juichen.
zal bloeien
De rotsen die staan
vanaf de dagen
der schepping,
staan vol water,
maar dicht,
de rotsen gaan open.
Het water zal stromen,
het water zal tintelen,
stralen, dorstigen komen
en drinken,
de steppe zal drinken.
De steppe zal bloeien.
De steppe zal lachen
en juichen.
2.De ballingen keren.
Zij keren
met blinkende schoven.
Die gingen in rouw
tot aan de einde der
aarde,
één voor één,
en voorgoed,
die keren in stoeten.
Als beken vol water, als
beken vol toesnellend
water,
schietend omlaag
van de bergen,
als lachen en juichen.
Die zaaiden in tranen,
die keren met lachen
en juichen.
3.De dode zal leven.
De dode zal horen:
nu leven.
Ten einde gegaan
en onder stenen bedolven:
dode, dode, sta op,
het licht van de morgen.
Een hand zal ons wenken,
een stem zal ons roepen:
Ik open hemel en aarde
en afgrond
en wij zullen horen
en wij zullen opstaan
en lachen en juichen
en leven.
Schriftlezing: Jesaja 55:1-11
Hierheen! Hier is water, voor ieder die dorst heeft.
Kom, ook al heb je geen geld.
Koop hier je voedsel en eet.
Kom, koop voedsel zonder geld,
koop wijn en melk zonder betaling.
Waarom geld betalen voor iets dat geen brood is,
je loon besteden aan wat niet verzadigen kan?
Luister aandachtig naar mij,
en je zult ruimschoots te eten hebben
en genieten van een overvloedig maal.
Leen mij je oor en kom bij mij,
luister, en je zult leven.
Ik sluit met jullie een eeuwigdurend verbond,
als bevestiging van mijn liefde voor David.
Hem heb ik aangesteld als vorst
en heerser over de naties,
als getuige voor de volken.
Ook jij zult een volk ontbieden
dat je nog niet kende,
en een volk dat jou nog niet kende
zal zich haasten om bij je te zijn,
omwille van de HEER, je God, de Heilige van Israël,
die je deze luister heeft verleend.
Zoek de HEER nu hij zich laat vinden,
roep hem terwijl hij nabij is.
Laat de goddeloze zijn slechte weg verlaten,
laat de onrechtvaardige zijn snode plannen herzien.
Laat hij terugkeren naar de HEER,
die zich over hem zal ontfermen;
laat hij terugkeren naar onze God,
die hem ruimhartig zal vergeven.
Mijn plannen zijn niet jullie plannen,
en jullie wegen zijn niet mijn wegen – spreekt de HEER.
Want zo hoog als de hemel is boven de aarde,
zo ver gaan mijn wegen jullie wegen te boven,
en mijn plannen jullie plannen.
Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel
en daarheen niet terugkeert
zonder eerst de aarde te doordrenken,
haar te bevruchten en te laten gedijen,
zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten –
zo geldt dit ook voor het woord
dat voortkomt uit mijn mond:
het keert niet vruchteloos naar mij terug,
niet zonder eerst te doen wat ik wil
en te volbrengen wat ik gebied.
Gebed
Zingen: Lied 139b Heer, u doorgrondt en kent mij
1.Heer U doorgrondt en
kent mij, mijn zitten en
mijn staan. En U kent mijn
gedachten, mijn liggen en
mijn gaan.
De woorden van mijn
mond, O Heer,
die zijn voor U bekend.
En waar ik ook naartoe
zou gaan,
Ik weet dat U daar bent.
Refrein (zie hiernaast)
2.Heer U doorgrondt
en kent mij,
Want in de moederschoot.
Ben ik door U geweven,
U bent oneindig groot!
Ik dank U voor dit wonder
heer, dat u mijn leven
kent. En wat er ook
gebeuren zal, dat U steeds
bij mij bent!
Refrein
Refrein:
Heer U bent altijd bij mij,
U legt U handen op mij,
En U bent voor mij,
En naast mij,
En om mij heen.
Heer U bent altijd bij mij,
U legt U handen op mij,
En U bent voor mij,
En naast mij,
En om mij heen.
Elke dag.
DOOPGEDACHTENIS EN OPENBARE GELOOFSBELIJDENIS
Presentatie van de Belijdeniscatechisanten
Nele Jaak Josée Nederlof-Walschot
Ester van der Rijt-Streur
Lydia van Sinttruije-van Tent
Onderwijzing
Zingen: Opwekking 575 Jezus alleen
Jezus alleen,
ik bouw op Hem
Hij is mijn hoop,
mijn lied, mijn kracht.
Door stormen heen
hoor ik zijn stem,
dwars door het
duister van de nacht.
Zijn woord van liefde
dat mij sust
verdrijft mijn angst;
nu vind ik rust!
Mijn vaste grond,
mijn fundament;
dankzij zijn liefde
leef ik nu.
Jezus alleen
werd mens als wij;
klein als een kind,
in kwetsbaarheid.
Oneindig veel
hield Hij van mij,
leed om mijn
ongerechtigheid.
En door zijn offer
werd ik vrij,
Hij droeg mijn straf,
Hij stierf voor mij,
ontnam de dood
zijn heerschappij;
dankzij zijn sterven
leef ik nu.
Daar in het graf,
in dood gehuld,
leek al zijn macht
tenietgedaan.
Maar, o die dag,
dat werd vervuld:
Jezus, de Heer
is opgestaan!
Sinds Hij verrees
in heerlijkheid
ben ik van vloek
en schuld bevrijd.
Ik leef in Hem
en Hij in mij;
dankzij zijn bloed
ben ik nu vrij.
Hij is de rots waarop ik
sta;
de vaste grond
voor mijn bestaan,
de vaste grond
voor mijn bestaan.
Geen levensangst,
geen stervensnood;
dat is de kracht,
waar ik in sta.
Van eerste stap
tot aan de dood
leidt Hij de weg
waarop ik ga.
Geen duivels plan
of aards bestaan
kan mij ooit roven
uit zijn hand.
Als Hij verschijnt,
roept Hij mijn naam;
in die verwachting
houd ik stand.
We komen bij het doopvont staan. Wie dat wenst, kan een
scheutje doopwater in het doopvont gieten, als teken van
zijn of haar doopgedachtenis hier vanavond.
Iedereen gaat staan
Bij het doopvont lezen we: Romeinen 6: 3 – 5, 8 – 11
Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn
gedoopt in zijn dood? We zijn door de doop in zijn dood
met hem begraven om, zoals Christus door de macht van
de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te
leiden. Als wij delen in zijn dood,
zullen wij ook delen in zijn opstanding. […]
Wanneer wij met Christus zijn gestorven,
geloven we dat we ook met hem zullen leven,
omdat we weten dat hij, die uit de dood is opgewekt, niet
meer sterft. De dood heeft geen macht meer over hem.
Hij is gestorven om een einde te maken aan de zonde,
voor eens en altijd; en nu hij leeft, leeft hij voor God.
Zo moet u ook uzelf zien: dood voor de zonde,
maar in Christus Jezus levend voor God.
Verzaking en geloofsbelijdenis
Wilt u de HEER uw God dienen
en naar zijn stem alleen horen?
Gemeente en catechisanten: Ja, dat wil ik.
Wilt u zich verzetten tegen alle machten
die als goden over ons willen heersen?
Gemeente en catechisanten: Ja, dat wil ik.
Wilt u ieder slavenjuk afwerpen
en leven in de vrijheid van Gods kinderen?
Gemeente en catechisanten: Ja, dat wil ik.
Schaamt u dan niet de Christus te belijden, want het
evangelie is een kracht Gods tot behoud van ieder die
gelooft en antwoordt in gemeenschap met de kerk van
alle eeuwen:
Geloofsbelijdenis (Evangelische Liedbundel lied 289,
melodie Wat de toekomst brenge moge)
1.Ik geloof in God de
Vader die een bron van
vreugde is, louter
goedheid en genade,
licht in onze duisternis.
Hij, de Koning van de
kosmos, heel de schepping
zingt zijn eer heeft uit
liefde mij geschapen
en tot liefde keer ik weer.
2.Ik geloof in Jezus
Christus die voor ons ter
wereld kwam. Zoon van
God en Zoon des Mensen
goede Herder, Offerlam.
Door te lijden en te
sterven, groot is het
geheimenis, schenkt Hij
mij het eeuwig leven,
dat uit God en tot God is.
3.Ik geloof dat mijn
Verlosser door de dood is
heengegaan en op Pasen,
God zij glorie, uit het graf
is opgestaan. Door het
brood - dit is mijn lichaam
– door de wijn - dit is mijn
bloed – geeft de
Vredevorst mij vrede,
maakt Hij alle dingen
goed.
4. Ik geloof ook in de
Geest, Adem van God
uitgegaan. Hij vertroost en
Hij versterkt ons, waar wij
in het leven staan. Door de
Geest zijn wij verbonden
met de Heer en met
elkaar. Door zijn leiding
gaan wij verder, maakt Hij
zijn beloften waar.
Gelofte aan de catechisanten
Gemeente,wilt u hen,naar uw vermogen helpen groeien in
dit geloof en wilt u hen helpen om Christus na te volgen.
Gemeente: Ja, van harte.
Vragen aan de catechisanten
Gebed om de Geest
Zij, die belijdenis doen, komen beurtelings naar voren en
knielen.
Handoplegging
Verwelkoming
Gemeente, draag hen,
die belijdenis van hun geloof hebben afgelegd,
en ga met hen de weg van Gods Koninkrijk
Welkom, kinderen van God,
welkom in de kerk van Christus,
wereldwijd en in ons midden.
Zingen: Lied 686 De Geest
1.De Geest des Heren heeft
een nieuw begin gemaakt,
in al wat groeit en leeft zijn
adem uitgezaaid.
De Geest van God bezielt
wie koud zijn en versteend
herbouwt wat is vernield,
maakt een wat is verdeeld.
2.Wij zijn in Hem gedoopt
Hij zalft ons met zijn vuur.
Hij is een bron van hoop
in alle dorst en duur.
des Heren heeft
Wie weet vanwaar Hij komt,
wie wordt zijn licht gewaar?
Hij opent ons de mond
en schenkt ons aan elkaar.
3. De geest die ons bewoont,
verzucht en smeekt naar God
dat Hij ons in de Zoon
doet opstaan uit de dood.
Opdat ons leven nooit
in weer en wind bezwijkt,
kom Schepper Geest, voltooi
wat Gij begonnen zijt.
Iedereen gaat zitten
Woord van welkom door de ouderling van dienst
Dankgebed, gevolgd door gebeden en afgesloten met
gezamenlijk gebeden ONZE VADER
Onze Vader
uw wil geschiede,
die in de hemelen zijt,
gelijk in de hemel
uw naam
alzo ook op de aarde.
worde geheiligd;
Geef ons heden
uw Koninkrijk kome;
ons dagelijks brood;
En vergeef ons
onze schulden,
gelijk ook wij vergeven
onze schuldenaren;
en leid ons
niet in verzoeking,
maar verlos ons
van de boze.
Want van U
is het Koninkrijk
en de kracht
en de heerlijkheid
tot in eeuwigheid.
Amen.
Schriftlezing: Lukas 24:1-12
Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het
ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze
bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter
dat de steen voor het graf was weggerold, en toen ze naar
binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus
niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling
stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze
werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor
hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u
de levende onder de doden? Hij is niet hier, hij is uit de
dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij
nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden
uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en
op de derde dag opstaan.’ Toen herinnerden ze zich zijn
woorden. Ze keerden terug van het graf en gingen aan de
elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. De
vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala,
Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele
andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de
apostelen wat er was gebeurd, maar die vonden het maar
kletspraat en geloofden hen niet. Petrus echter stond op en
rende naar het graf. Hij bukte zich om te kijken, maar zag
alleen de linnen doeken liggen. Daarop ging hij terug, vol
verwondering over wat er gebeurd was.
Voorganger:
Allen:
De Heer is opgestaan!
De Heer is waarlijk opgestaan!
Zingen: Evangelische liedbundel 121
1.Daar juicht een toon,
Nu jaagt de dood
daar klinkt een stem,
geen angst meer aan,
die galmt door
want alles, alles is
gans’ Jeruzalem;
voldaan;
een heerlijk morgen
Wie in ’t geloof
licht breekt aan:
op Jezus ziet,
de Zoon van God
die vreest voor
is opgestaan!
dood en duivel niet.
2.Geen graf hield
Davids Zoon omkneld,
Hij overwon,
die sterke Held,
Hij steeg uit ’t graf
door ’s Vaders kracht,
want Hij is God,
bekleed met macht!
4.Want nu de Heer
is opgestaan,
nu vangt het
nieuwe leven aan,
een leven,
door zijn dood bereid,
een leven
in zijn heerlijkheid.
Zegen
(de zegen wordt beantwoord met 3x gezongen amen)
Na afloop is er gelegenheid om de mensen die belijdenis
deden in De Voorhof te feliciteren. Daar staat ook een
kopje koffie of thee klaar.