De tempeliersridders

Download Report

Transcript De tempeliersridders

14 februari 2016
Versie 0.3
Page |1
5.0 De tempeliersridders.
5.1 Oprichting en ondergang.
5.2 Structuur. (zo kun je zien hoe de vrijmetselaarij is ontsaan)
5.3 De grootmeesters van de tempeliers.
5.4 De tempeliers in Schotland.
5.1 Oprichting en ondergang.
Nadat paus Urbanus II in 1095 had opgeroepen tot een “heilige
oorlog” tegen de islam om Jeruzalem en de andere heilige plaatsen te
bevrijden, vonden er tussen 1096 en 1272 een negental Kruistochten
plaats.
Het ontstaan van de Tempeliers gaat terug tot net na de Eerste Kruistocht (1096-1099).
Deze kruistocht stond onder leiding van Godfried van Bouillon (18 september 1060 Jeruzalem 18 juli 1100; Godfried IV, hertog van Neder-Lotharingen) en zijn broer en neef en
het doel van deze kruistocht was Jeruzalem uit handen van de moslims te bevrijden.
Rond 1119 verzamelde een Franse edelman uit de Champagnestreek, Hugues de Payens,
8 ridders en stichtte een Orde waarvan de schijnbare missie het beschermen van pelgrims
die op weg waren naar het Heilige Land was. Deze ridders waren Godfrey de Saint-Omer,
André de Montbard, Fulke Comte d’ Anjou, Archambout de Saint Amands, Rosal, Godfried
Bisol, Gondemare en Godefroi. In 1120 zworen ze de bisschop van Jeruzalem de wegen te
beschermen en een leven van kuisheid, armoede en vroomheid te zullen leiden.
Koning Boudewijn II van Jeruzalem zag het nut in van de Orde en gaf de Tempeliers
toestemming hun hoofdkwartier te installeren aan de zuid-oostelijke kant van de Tempelberg.
Omdat de Tempelberg de plek was van de tempel van Koning Salomo, nam de Orde de
naam “Arme Ridders van Christus en de Tempel van Salomo” aan. Later werd dit afgekort tot
“Tempeliers”.
De eerste jaren na de oprichting van de orde hielden de Tempeliers zich bezig met
opgravingen onder de tempel en er doen vele verhalen de ronde over waar zij naar op zoek
waren. Er wordt verteld dat ze een schat bewaakten en velen dachten (en denken) aan een
schat in materiële zin. De eerste 9 jaar na de oprichting werd er niet veel van de Orde
vernomen, maar in 1129, nadat ze officieel werden erkend door de kerk tijdens het Concilie
van Troyes, kregen ze bekendheid door heel Europa. De Orde had manschappen en
middelen nodig en Grootmeester Hugues de Payens wist grote delen van Europa te
interesseren voor de Orde; doordat zonen van edelen zich aan zouden sluiten bij de Orde,
zou de Orde ook veel donaties ontvangen.
14 februari 2016
Versie 0.3
Page |2
De Orde stond onder de bescherming van Bernard de Clairvaux, een belangrijke Franse abt
van de Cisterciënzer kloosterorde en een neef van één van de negen ridders. Hij was één
van de eerste beschermers van de Tempeliers en hij was ook degene die paus Innocentius II
had geholpen zijn pauselijke titel te verkrijgen. Het was van groot belang dat het Vaticaan de
Orde officieel zou erkennen: het was monniken verboden bloed te vergieten en het stuitte
velen tegen de borst dat monniken ook zwaarden konden dragen, dus de riddermonniken
hadden de kerkelijke zegen nodig.
Als antwoord op de vele bezwaren schreef Bernard de Clairvaux een wetenschappelijke
verhandeling getiteld “De Laude Novae Militae” (“In Praise of the New Knighthood”), waarin
hij hun missie ondersteunde en het idee van een religieuze militaire orde verdedigde. Hij
prees de hulp en bescherming die de Tempeliers boden aan een ieder die op weg ging naar
het Heilige Land en hij gaf ook aan hoe zij de kerk konden beschermen. Hij schreef: “Een
Tempelier is waarachtig een ridder zonder vrees en hij geniet bescherming van alle kanten,
want zijn ziel wordt beschermd door het wapen van het geloof, net zoals zijn lichaam wordt
beschermd door de wapens van ijzer. Zodoende is hij dubbelbewapend en hoeft hij geen
vrees te hebben voor demonen of de mens”.
De Orde ontving aanzienlijke donaties. De koning van Aragón, Spanje, liet de Orde na zijn
dood rond 1130 grote stukken land na.Nieuwe leden zworen de eed van armoede en
droegen al hun bezittingen, land, paarden, maar ook lijfeigenen en zakelijke belangen, over
aan de monastieke broederschap.
In 1139 kreeg de Orde nog meer macht toen paus Innocentius II de pauselijke bul Omne
Datum Optimum uitgaf, waarin stond dat de Tempeliers elke grens mochten passeren, dat ze
geen belastingen hoefden te betalen en dat ze onder geen enkele autoriteit behalve die van
de paus vielen.
De Orde verspreidde zich in een snel tempo over West-Europa (Frankrijk, Engeland,
Schotland) en daarna Spanje en Portugal. Ze ontvingen meer middelen als nieuwe leden
zich bij de Orde voegden en daarnaast had de Orde inkomsten uit zakelijke
overeenkomsten.
Omdat de monniken zelf de eed van armoede hadden afgelegd, maar wel een krachtige
internationale infrastructuur (grondorganisatie) achter zich had staan, gebruikten vele edelen
de Orde als bank of als gemachtigde. Als een edele zich wenste aan te sluiten bij de
Kruistochten, betekende dat dat hij jaren van huis weg zou zijn. Daarom brachten sommigen
hun rijkdom en zakelijke belangen onder bij de Tempeliers, om ze veilig te stellen tot ze weer
zouden terugkeren. De financiële macht van de Orde werd enorm en de belangrijkste
bezigheden bestonden niet uit het voeren van strijd, maar uit het behartigen van
economische belangen. Tegen 1150 was de oorspronkelijke missie van de Orde veranderd
van het beschermen van pelgrims in een missie om hun waardevolle bezittingen veilig te
stellen door het uitgeven van kredietbrieven, de voorganger van het moderne bankieren.
Pelgrims bezochten in hun thuisland een Tempeliershuis en lieten daar belangrijke akten en
waardevolle bezittingen achter. De Tempeliers gaven hen dan een brief waarin ze hun
bezittingen stonden beschreven. (Moderne wetenschappers hebben verklaard dat deze
brieven gecodeerd warden met een cijferalfabet gebaseerd op een Maltezer Kruis. Hierover
bestaat echter onenigheid en het is mogelijk dat het codesysteem later werd geïntroduceerd
14 februari 2016
Versie 0.3
Page |3
en dat het niet iets was dat door de middeleeuwse Tempeliers zelf gebruikt werd.). Tijdens
hun reis konden de pelgrims de brief aan andere Tempeliers laten zien om zo geld van hun
rekening te kunnen opnemen. Dit zorgde ervoor dat de pelgrims veilig waren omdat ze geen
waardevolle bezittingen met zich meedroegen en dit systeem vergrootte de macht van de
Tempeliers. De Tempelridders raakten meer en meer betrokken bij het bankieren.
Officieel was het idee van geld lenen in ruil voor rente door de kerk verboden, maar de Orde
wist dit op een slimme manier te omzeilen, o.a. door een clausule waarin stond dat de
Tempeliers rente mochten ontvangen over woningen waar een hypotheek op zat.
Hun bezittingen waren nodig om hun campagnes te ondersteunen: in 1180 had een een
Bourgondisch edelman 3 vierkante kilometer land nodig om zichzelf als ridder te kunnen
onderhouden en tegen 1260 was dit toegenomen tot 15,6 vierkante kilometer. De Orde
onderhield 4000 paarden en pakdieren; de kosten hiervoor waren enorm hoog vanwege de
hitte in Outremer (overzees, o.a. Jeruzalem) en er stierven er veel door ziekte, maar ook
doordat de Turkse boogschieters de strategie hadden op een paard te schieten i.p.v. op de
ridder. Ook zorgde het hoge sterftecijfer onder ridders (90% tijdens de strijd, de gewonden
niet meegerekend) ervoor dat de kosten die nodig waren om de campagne te voeren die
nodig was om meer ridders te recruiteren en om deze te trainen extreem hoog waren.
De politieke connecties van de Tempeliers en de stedelijke en commerciële aard van de
gemeenschappen Outremer gaven de Orde ongekende macht, zowel in Europa als in het
Heilige Land. Ze bezaten grote delen land, zowel in Europa als het Midden-Oosten, bouwden
kerken en kastelen, kochten boerderijen en wijngaarden, waren betrokken bij import en
export, hadden een eigen vloot en bezaten zelfs een tijd Cyprus. De Tempelridders waren
gedurende ongeveer bijna 200 jaar onderdeel van de alledaagse maatschappij in Europa.
In 1244 werd de burcht van de Tempeliers in Jeruzalem, de plaats waar de orde was
gesticht, tenslotte door de moslims ingenomen. Akko, het laatste kruisvaardersbolwerk, werd
in 1291 ingenomen door de Mamelukken (slaafsoldaten uit Antiochië, het huidige Turkije).
Jacques de Molay werd in 1292 de laatste Grootmeester van de Orde in die tijd. Eén van
zijn eerste taken was rondreizen door Europa om steun te krijgen voor de Orde en om te
proberen een andere Kruistocht te organiseren. Hij ontmoette de pas aangestelde paus
Bonifacius VIII, die ermee instemde de Tempeliers dezelfde privileges op Cyprus toe te
kennen als zij in het Heilige Land hadden.
In 1300 probeerden de Tempeliers, samen met de Hospitaalridders en strijdkrachten van
Cyprus, de stad Tortosa in Syrië te heroveren. Ze kregen het eiland Arwad in de buurt van
Tortosa weer in handen, maar raakten het snel weer kwijt. Met het verlies van Arwad
verloren de Kruisridders hun laatste fort in het Heilige Land. Hoewel ze nog steeds een basis
hadden op Cyprus en de controle uitoefenden over aanzienlijke financiële middelen, werd de
Tempeliersorde een Orde zonder duidelijk doel, die nog steeds over enorme financiële
macht beschikte. Deze instabiele situatie droeg bij aan hun ondergang.
14 februari 2016
Versie 0.3
Page |4
De definitieve ondergang van de Tempeliers is waarschijnlijk begonnen met een
meningsverschil over een lening. De jonge Filips IV, koning van Frankrijk, (ook wel bekend
als Filips de Schone), had geld nodig voor zijn oorlog tegen de Engelsen en hij vroeg de
Tempeliers om meer geld, hetgeen zij weigerden. De koning eigende zichzelf het recht toe
om de Franse geestelijkheid belasting te laten betalen en hij probeerde de paus zover te
krijgen dat hij de Tempeliers afstootte en in de ban deed.
Paus Bonifacius VIII weigerde en gaf in 1302 zelfs een pauselijke bul uit om te bevestigen
dat de paus absolute heerschappij had over aardse macht, dat hij zelfs boven de koning
stond, en hij deed koning Filips in de ban.
In september 1303 beraamde de koning een complot om de paus te kidnappen uit zijn
kasteel in Anagni en stuurde zijn raadsman Guillaume de Nogaret. Hij beschuldigde de paus
van dingen als o.a. ketterij. De paus werd bevrijd, maar een maand later stierf hij aan een
shock. Zijn opvolger, Benedict X, hief de ban van Filips IV op, maar weigerde De Nogaret
absolutie te verlenen en deed hem op 7 juni 1304 in de ban tezamen met alle andere
Italiaanse samenzweerders die mee hadden gewerkt aan de kidnapping. Acht maanden later
stierf Benedictus in Perugia, waarschijnlijk door vergiftiging. Er volgde een geschil dat een
jaar duurde voordat de Franse en Italiaanse kardinaals besloten in juni 1305 de nietItaliaanse Bertrand de Goth (Clemens V), een vriend uit de kindertijd van Filips, tot paus te
kiezen. Clemens trok de pauselijke geschriften van Bonifatius VIII, die niet overeenkwamen
met de plannen van Filips IV, in, zorgde ervoor dat er nog negen Franse kardinaals waren en
ging, na een mislukte poging de Tempeliers en de Hospitaalridders te verenigen, accoord
met de eisen van Filips IV om een onderzoek in te stellen naar de Tempeliers. Paus
Clemens verhuisde de pauselijke residentie van het Italiaanse Anagni naar het makkelijker
onder de duim te houden Franse Avignon.
Koning Filips had andere redenen om de Tempeliers te wantrouwen, want de Orde had haar
wens net als de Teutoonse Ridders (Duitse orde, gemeenschap van monniken ontstaan in
1189) die Pruisen hadden gesticht, een eigen staat te stichten kenbaar gemaakt. De
voorkeur van de Tempeliers voor een locatie ging uit naar de Languedoc, maar ze hadden
ook een plan gemaakt voor Cyprus.
In 1306 ondersteunden de Tempeliers een staatsgreep op Cyprus die koning Henry II van
Cyprus dwong zijn troon af te staan ten gunste van zijn broer, Amalric van Tyre. Dit gaf
Filips waarschijnlijk een onbehaaglijk gevoel, omdat hij een paar jaar eerder land in de
Champagne regio had geërfd, waar de Tempeliers hun hoofdkwartier hielden.
De Tempeliers vormden een staat binnen een staat, waren ongelooflijk rijk, betaalden geen
belasting en hadden een groot leger dat, met pauselijke goedkeuring, vrij alle Europese
grenzen mochten passeren, maar ze waren niet meer aanwezig in het Heilige Land, dus hun
leger had geen slagveld. Deze factoren, plus het feit dat Filips een verarmd koninkrijk had
geërfd van zijn vader en dat hij grote schulden had bij de Tempeliers, waren waarschijnlijk
wat tot zijn daden leidde.
14 februari 2016
Versie 0.3
Page |5
Bij dageraad op vrijdag 13 oktober 1307 werden verschillende groepen Tempeliers gelijktijdig
gearresteerd door mannen van koning Filips. Een aanzienlijk aantal Tempeliers was al
gevlucht. De meesten van hen kwamen in Schotland terecht en sloten zich aan bij Robert the
Bruce, Robert I van Schotland, koning van Schotland van 1306 tot zijn dood in 1329. (Hij
speelde een grote rol in de Schotse onafhankelijkheidsstrijd: hij voerde o.a. het Schotse
leger aan in de Slag om Bannockburn in 1314, die Schotland onafhankelijk maakte. Zijn
laatste wens was dat zijn hart uit zijn lichaam zou worden gehaald en door zijn trouwe vriend
James Douglas mee op kruistocht zou worden genomen, om in het Heilige Land te worden
begraven. Helaas stierf James Douglas tijdens een strijd tegen de Moren. Het hart van
Robert the Bruce en James Douglas zijn beiden teruggebracht naar Schotland en daar
begraven.).
Later werden de Tempelridders gemarteld zodat zij zouden bekennen dat de Orde zich
schuldig hadden gemaakt aan ketterij. Er werden meer dan 100 aanklachten tegen ze
ingediend, waarvan de meerderheid identiek was aan de aanklachten die eerder tegen paus
Bonifatius VIII werden ingediend: beschuldigingen van het ontkennen van Christus, op het
kruis spugen en urineren en duivelsaanbidding.
Het grootste verhoor van de Tempeliers werd uitgevoerd door de Inquisitie, een groep
ervaren ondervragers en kerkelijken die op verzoek van allerlei edelen rondreisden door
Europa. De regels van het verhoor zeiden dat er geen bloed mocht vloeien, maar er werd
niets gedaan om het martelen te stoppen. Tijdens de rechtszaak werd er nooit enig tastbaar
bewijs gevonden dat de Tempeliers fout waren geweest en er waren ook geen
onafhankelijke getuigen. Het enige “bewijs” werd verkregen vanuit bekentenissen die werden
afgedwongen door marteling. De Tempeliers richtten zich tot de paus voor hulp en paus
Clemens schreef brieven naar koning Filips waarin hij vragen stelde over de arrestaties,
maar hij ondernam geen verdere actie.
Ondanks het feit dat de bekentenissen door marteling waren verkregen, veroorzaakten ze
een schandaal in Parijs. Mensen riepen om actie tegen de godslasterende Orde. Als
antwoord op deze publieke druk, samen met de tiranniserende koning Filips, gaf paus
Clemens de Pastoralis Praeeminentiae af, die alle Christelijke vorsten in Europa opdracht
gaf alle Tempeliers te arresteren en hun bezittingen in beslag te nemen.
De meeste vorsten geloofden de beschuldigingen niet, hoewel in Engeland, Iberië,
Duitsland, Italië en Cyprus een procedure gestart werd waarbij een bekentenis afhing van of
er gemarteld werd of niet. De heersende mening is dat Filips, die de schatkist greep en het
bankierssysteem van de Orde openbrak, jaloers was op de rijkdom en macht van de
Tempeliers. Hij was gefrustreerd omdat hij schulden bij ze had en hij zocht een manier om
zich hun financiële middelen toe te eigenen door valse beschuldigingen te uiten bij de
bijeenkomst in Tours in 1308. Het wordt algemeen aangenomen dat Filips de
beschuldigingen bedacht terwijl hij wist dat de Tempeliers niet schuldig waren. Hij had zelfs
Jacques de Molay gevraagd kamerdienaar te zijn bij de begrafenis van de zus van de koning
op de dag voor de arrestaties.
14 februari 2016
Versie 0.3
Page |6
De arrestaties veroorzaakten verschuivingen in de Europese economie en de
Hospitaalridders van St. Jan in Jeruzalem werden ook overgehaald hun bankieractiviteiten
op te geven. In 1312, na de Raad van Vienne (concilie van de katholieke kerk met als doel
de steun van de paus voor de Tempeliers in te trekken) en onder enorme druk van koning
Filips IV, gaf paus Clemens V een edict uit dat de Orde officieel ontbond. Veel koningen en
edelen die de Orde tot dan toe hadden gesteund, stemden er uiteindelijk mee in. De
meesten waren echter niet zo wreed als de Fransen.
In Engeland werden veel Ridders gearresteerd en berecht, maar niet schuldig bevonden.
Veel van het eigendom van de Tempeliers buiten Frankrijk werd door de paus doorgegeven
aan de Hospitaalridders en veel Tempeliers die het overleefden werden opgenomen in de
Orde van de Hospitaalridders (de Soevereine Ridderorde van Sint Jan van Jeruzalem;
Christelijke organisatie die begon als een ziekenhuis in Jeruzalem in 1080 om zieke of
gewonde pelgrims te verzorgen; in 1099, tijdens de eerste kruistocht werd het een religieusmilitaire orde).
De Orde van de Tempeliers bleef bestaan in Portugal en veranderde haar naam in de Orde
van Christus. Van deze groep wordt gezegd dat ze heeft bijgedragen aan de eerste
zeekundige ontdekkingen van de Portugezen. Prins Henry the Navigator (derde kind van
koning John I van Portugal) leidde de Portugese Orde gedurende 20 jaar tot aan zijn dood.
Na de opname van de Tempeliers in andere Ordes zijn er nog steeds vragen over wat er met
de tienduizenden Tempeliers in Europa gebeurd is. Er waren 15000 “Tempeliershuizen” en
een complete vloot. Zelfs in Frankrijk, waar honderden Tempeliers gearresteerd werden, was
dit maar een klein percentage van de geschatte 3000 Tempeliers in het hele land. Het
enorme archief van de Tempeliers, met alle details van hun zaken en financiële transacties,
werd nooit gevonden. Door pauselijk bevel werd het overgedragen aan de Hospitaalridders,
wier bibliotheek in de 16e eeuw door Turkse indringers werd vernietigd.
Sommige wetenschappers geloven dat enkele Tempeliers naar de Zwitserse Alpen
vluchtten, omdat er verslagen zijn waarin staat dat Zwitserse dorpelingen in die tijd plotseling
hele bekwame militaire tactieken ontwikkelden. Leopold I van Oostenrijk probeerde de St.
Gotthard Pas over te nemen met een strijdkracht van 5000 ridders. Zijn troep werd in de val
gelokt en verslagen door een groep van ongeveer 1500 Zwitserse boeren. Tot dat punt
hadden de Zwitsers geen militaire ervaring, maar na die strijd werden ze bekend als
doorgewinterde vechters. Sommige verhalen uit die tijd beschrijven hoe er “bewapende witte
ridders” waren die hen kwamen helpen tijdens hun gevechten. Er is weinig bekend over wat
er van de vloot van de Tempeliers geworden is. Er is akte van 18 schepen in de haven van
La Rochelle, Frankrijk, op 12 oktober 1307 (de dag voor vrijdag de 13e). Maar de volgende
dag was de vloot verdwenen.
De discussie over of de beschuldiging van ketterij beïnvloed werd door wat in die tijd
gebruikelijk was gaat door. Enkele Tempeliers “bekenden” door martelarij dat ze schuldig
waren aan homoseksualiteit, het aanbidden van hoofden en een afgod die bekend is als
Baphomet (hoofd van een bok, lichaam van een man, hoeven). Hun leiders ontkenden deze
“bekentenissen” later and werden geëxecuteerd.
14 februari 2016
Versie 0.3
Page |7
De Rooms-Katholieke kerk is van mening dat de vervolging onterecht was; dat er niets mis
was met de Orde en haar Regels en dat de paus destijds onder druk stond om ze te
onderdrukken door middel van publiek schandaal en koninklijke invloed. De reactie van de
kerk destijds bevestigde dit standpunt. Het proces dat begonnen werd door paus Clemens V,
met als doel zowel de Orde in zijn geheel als haar leden individueel te onderzoeken, kon
geen ridders vinden die schuldig waren aan ketterij buiten Frankrijk. Vierenvijftig ridders
werden in Frankrijk door de Franse autoriteiten geëxecuteerd als teruggevallen ketters nadat
ze hun eerste verklaringen voor de pauselijke commissie hadden ingetrokken. Deze
executies werden ondersteund door de wens van Filips te voorkomen dat Tempeliers de
Orde zouden kunnen beschermen. Het mislukte, want veel leden getuigden tegen de
aanklachten van ketterij in het pauselijke onderzoek dat erop volgde. Ondanks de slechte
verdediging van de Orde toen de pauselijke commissie op 5 juni 1311 haar onderzoek
staakte, werd er geen bewijs gevonden dat de Orde ketterse doctrines aanhing of dat ze een
“geheime regel” naast de Latijnse en Franse regels handhaafde. Op 16 oktober 1311, bij de
General Council of Vienne die gehouden werd in Dauphiné, stemde de Raad voor
instandhouding van de Orde.
Maar op 22 maart 1312 kondige Clemens V de bul Vox in Excelsis (stem in de hoogste
graad) af waarin hij verklaarde dat hoewel er niet voldoende bewijs was om de Orde te
veroordelen, voor het algemeen belang, het schandaal dat door hun berechting was
veroorzaakt en de waarschijnlijke verspilling van de Orde die zou voortkomen uit de
rechtszaak, de Orde onderdrukt moest worden door pauselijk gezag.
Maar de Orde liet duidelijk weten dat de ontbinding werd uitgevoerd “met een verdrietig hart,
niet door definitieve straf, maar door apostolische schikking.”
Dit werd op 2 mei 1312 gevolgd door de pauselijke bul Ad Providum , die al het land en de
rijkdom van de Orde aan de Hospitaalridders schonk, zodat aan het originele doel
tegemoetgekomen werd, ondanks Filips’ wens dat het land in Frankrijk hem toekwam.Tot
1318 hield hij vast aan bepaalde stukken land, en in Engeland hield het koningshuis en de
adel een groot deel tot 1338; in veel delen van Europa werd het land nooit aan de
Hospitaalridders overgedragen, maar in plaats daarvan werd het overgenomen door edelen
en vorsten in een poging de invloed van de kerk en haar orders te verminderen. Van de
ridders die niet bekenden dat ze schuldig waren aan de aanklachten, tegen degenen
waartegen niets gevonden werd, of degenen die bekend hadden maar die zich verzoenden
met de kerk, sloten sommigen zich aan bij de Hospitaalridders (en verbleven zelfs in
dezelfde Tempeliershuizen), anders sloten zich aan bij Augustijnse of Cisterciënzer orders;
en anderen gingen terug naar het gewone leven en gingen met pensioen. In Portugal en
Aragón schonk het pauselijk bewind de eigendommen aan twee nieuwe Ordes, de Orde van
Christus en de Orde van Montesa, die grotendeels uit Tempeliers bestonden. In dezelfde bul
drong hij erop aan dat zij die bekend hadden “volgens de strenge maatregelen van de
rechtspraak” behandeld moesten worden.
14 februari 2016
Versie 0.3
Page |8
Uiteindelijk waren de enige drie die door de pauselijke commissie schuldig werden bevonden
aan ketterij Jacques Bernard de Molay (1244-1314), de Grootmeester van de Tempeliers, en
zijn twee ondergeschikten; zij moesten hun ketterij publiekelijk afzweren, toen De Molay zijn
moed toonde en zijn onschuld en die van de Orde afkondigde, samen met die van Geoffrey
de Charney. Ze werden door de Franse autoriteiten gearresteerd als teruggevallen ketters en
ze werden op 18 maart 1314 in Parijs op de brandstapel verbrand. Hun as werd in de Seine
gedumpt, zodat er geen relikwieën achter zouden blijven.
Tijdens zijn gevangenschap in 1307 is Jacques de Molay vreselijk gemarteld en hij is zelfs
gekruisigd aan een deur. Toen hij van de deur werd losgemaakt, legden zijn folteraars hem
neer met een witte doek over zijn gelaat. Guillaume Imbert, de Franse hoofdinquisiteur, had
strikt bevel gekregen de grootmeester van de Tempeliers niet te doden. De Molay had geen
familie in de omgeving die hem kon verzorgen, maar zijn naaste medewerker, het ordehoofd
van Normandië, Geoffroy de Charney, die op hetzelfde moment in de Temple ondervraagd
werd, had dat wel. Waarschijnlijk werd Jean de Charney (broer van Geoffroy de Charney)
gehaald om de twee mannen te verzorgen. Ze zouden zeven jaar later sterven toen ze
samen verbrand werden. De familie De Charney verwijderde de lijkwade en verbond de
wonden. Naar alle waarschijnlijkheid is deze witte doek de echte lijkwade van Turijn,
waarvan wordt gezegd dat het gezicht van Jezus Christus erop staat. Koolstofdatering heeft
aangetoond dat het jaartal overeenkomt met de dood van De Molay in 1314. In 1357 werd de
Lijkwade, die dus in het bezit was van de familie De Charney tentoongesteld in een kerkje in
Frankrijk. Na een aantal maanden beval de bisschop van Troyes dat de Lijkwade vernietigd
moest worden. Geoffroy de Charney was overleden, maar zijn vrouw Jeanne wist de
Lijkwade meer dan 30 jaar verborgen te houden. Een ander lid van de familie heeft de
Lijkwade in 1389 weer tentoongesteld. De Lijkwade bleef nog 55 jaar in de familie en werd
daarna verkocht aan hertog Lodewijk van Savoie (1453). Uit deze familie zijn later de
Italiaanse koningen voortgekomen. Deze familie heeft de Lijkwade nog steeds in haar bezit
en de Lijkwade bevindt zich al meer dan 300 jaar in de Johannes de Doper Kathedraal in
Turijn.
Jacques de Molay overleefde de kruisiging en werd dus later op de brandstapel gezet.
Zo wijdverspreid werd de onrechtvaardigheid van Filips’ woede ten opzichte van de
Tempeliers gevoeld, dat de “Vloek van de Tempeliers” een legende werd: volgens geruchten
sprak de Grootmeester terwijl hij op de brandstapel stond: ”Binnen één jaar zal God zowel
Clemens als Filips ter verantwoording roepen voor deze daden.”
Het feit dat beiden zoals voorspeld binnen een jaar stierven, vergrootte alleen maar het
schandaal rond de onderdrukking van de Orde. De bron van deze legende dateert niet uit de
tijd van de executie van Jacques de Molay.
14 februari 2016
Versie 0.3
Page |9
In 2002 vond een historicus bij het Vaticaans Archief, Barbara Frale, een exemplaar van het
Perkament van Chinon, een document dat aangaf dat paus Clemens V de leiders van de
Orde in 1308 in het geheim absolutie verleende, in de Vaticaanse Geheime Archieven. Dit
document werd in de 17e eeuw gepubliceerd door Étienne Baluze. Het document, dat in de
periode van 17 tot 20 augustus 1308 werd geschreven, bevat de “bekentenissen” van
Jacques de Molay en nog vier andere hoogwaardigheidsbekleders van de Orde. In deze
periode zaten de vijf dignitarissen van de Orde opgesloten in het kasteel van Chinon in de
Loire. In augustus 1308 kregen pauselijke legaten de kans om de leiders van de Tempelorde
zelf te ondervragen. Uit het document blijkt dat de vijf hun verklaringen die ze aan de
inquisitie hadden afgelegd voor de kardinalen bevestigden. We kunnen stellen dat ze stuk
voor stuk bekenden dat ze bij hun opname in de Orde het kruis verloochend hadden.
Blijkbaar hechtten de afgevaardigden van de paus niet veel geloof aan de verhalen, want ze
gaven de vijf ambtenaren van de Orde zonder uitzondering absolutie. Net als historici
vandaag de dag, geloofden de legaten waarschijnlijk niet in de schuld van de Orde en waren
ze ervan overtuigd dat de bekentenissen onder zware druk waren afgelegd. Dat de
Ordeleden in het geheim absolutie kregen klopt ook niet volledig, want het document stelt
aan het einde dat deze bekentenissen “publiek” gemaakt moesten worden. Er werden dus
copieën gemaakt van het perkament, waarvan Frale er een terugvond in het Vaticaan. Zij
publiceerde haar vondst in 2004 en het document werd onder toezicht van het Vaticaan
uitgegeven in de herfst van 2007.
Men kan zich afvragen waarom de vijf leiders van de Tempelorde hun onschuld niet uitriepen
voor de kardinalen. De verhoren vonden echter plaats binnen de muren van de burcht van
Chinon. De legaten van de Paus waren in Chinon overgeleverd aan de goodwill van de
Franse inquisiteurs en zouden nooit een vuist durven maken tegen de Franse koning. De
Tempeliers beseften heel goed dat ze na het bezoekje van de kardinalen gewoon terug
moesten naar hun kerkers, waar de folteraars handenwrijvend op hen wachtten.
De Tempeliers zijn natuurlijk nooit opgehouden te bestaan. Velen gingen naar Portugal en
Schotland…….en de rest is geschiedenis.
In 2007 heeft het Vaticaan een boekwerk gepresenteerd, Processus contro Templarios, dat
de Tempelridders rehabiliteert. Het bevat originele processtukken tegen de Tempeliers en
het illustreert dat paus Clemens V de orde aanvankelijk vrijsprak van ketterij. Onder druk van
de Franse koning Filips de Schone zou hij later toch tot opheffing van de Tempeliers hebben
besloten.
14 februari 2016
Versie 0.3
P a g e | 10
De lijfspreuk van de Tempeliers is: “Non Nobis Domine, Non Nobis, Sed Nomini Tuo Da
Gloriam”, wat betekent “Niet voor ons Heer, niet voor ons, maar Glorie enkel in Uw Naam”.
“Requiem aeternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis” (“Geef hen eeuwige rust,
Heer, en laat het eeuwigdurende licht op hen schijnen”)
Bron Sigrid Beentjes.
5.2 Structuur. (zo kun je zien hoe de vrijmetselaarij is ontstaan)
Het Hiërarchisch statuut uit 1165 was een aanvulling op de Grondregel. In deze militaire
handleiding werd gesproken over de functies en bevoegdheden van de leden, de wijze van
oorlog voeren en de procedure om een grootmeester te kiezen. Voor dit laatste werden de
provinciecommandeurs uitgenodigd op het hoofdkwartier. Alle aanwezige leden deden mee
met het benoemen van twee keuzeheren. Het tweetal vulde zich in trapjes aan tot dertien,
bestaande uit acht ridders, vier soldaten en een kapelaan. Deze mannen gingen in conclaaf
en kozen een nieuwe grootmeester.
Hier kun je zien hoe later de heksen kring van dertien is onstaan. En hoe later in veel landen
de vrijmetselaarij verschillende belasting voordelen krijgt bij wet geregeldt.
5.3 Grootmeesters van de Tempeliers
1118-1136 Hugues de Payens
1136-1149 Robert de Craon
1149-1152 Everard des Barres
1152 -1153 Bernard de Tremelay
1153 -1156 André de Montbard
1156-1169 Bertrand de Blancfort
1169-1171 Philip de Milly (Nablus)
1171-1179 Odo de St Amand
14 februari 2016
Versie 0.3
P a g e | 11
1180-1184 Arnold de Torroja
1184-1189 Gerard de Ridefort
1191-1193 Robert de Sablé
1194-1200 Gilbert Erail
1201-1209 Philip de Plessis
1210-1219 Guillaume (William) de Chartres
1219-1232 Peter de Montaigu
1232-1244 Armand de Périgord
1244-1247 Richard de Bures
1247-1250 Guillaume (William) de Sonnac
1250-1256 Reginald de Vichiers
1256-1273 Thomas Bérard
1273- 1291 Guillaume (William) de Beaujeu
1291-1293 Thibaud (Theobald) Gaudin
1293-1307 Jacques de Molay (1314)
Larmenius Charter (Carta Transmissionis):
Manuscript, geschreven door Johannes Marcus Larmenius in februari 1324.
Het is geschreven in een oude Tempelierscodex. In dit document beschrijft Larmenius, die
dan in de 70 is, dat 10 jaar eerder, in 1314, Jacques de Molay het grootmeesterschap aan
hem overdroeg. Larmenius was in het geheim Grootmeester, totdat de Orde in 1804
openbaar werd gemaakt. Het manuscript bevat een lijst met Grootmeesters die na Jacques
de Molay Grootmeester van de Orde waren.
1313-1324 John-Marc Larmenius
1324-1340 Thomas Theobald of Alexandria
1340-1349 Arnaud de Braque
1349-1357 Jean de Claremont
1357-1381 Bertrand du Guesclin
14 februari 2016
Versie 0.3
P a g e | 12
1381-1392 Bernard Arminiacus
1419-1451 Jean Arminiacus
1451-1472 Jean de Croy
1472-1478 Bernard Imbault
1478-1497 Robert Leononcourt
1497-1516 Galeatius de Salazar
1516-1544 Phillippe Chabot
1544-1574 Gaspard de Galtiaco Tavanensis
1574-1615 Henri de Montmorency
1615-1651 Charles de Valois
1651-1681 Jacques Ruxellius de Granceio
1681-1705 Jacques Henri Duc de Duras
1705-1724 Phillippe, Duc d’Orleans
1724-1737 Louis Augustus Bourbon
1737-1741 Louis Henri Bourbon Conde
1741-1776 Louis-Francois Boubon Conti
1776-1792 Louis-Hercule Timoleon, Duc de Cosse Brissac
1792-1804 Claude-Mathieu Radix de Chavillon
1804-1838 Bernard Raymond Fabre Palaprat
5.4 De tempeliers in Schotland.
Van de 14e tot de 18e eeuw waren de Sinclairs één van de belangrijkste families van
Schotland. Zij stonden achter de inspanningen van koning Robert the Bruce om de Schotse
onafhankelijkheid uit te roepen. Er zijn feiten die vermelden dat de Tempeliers aan zijn zijde
vochten.
14 februari 2016
Versie 0.3
P a g e | 13
William Sinclair begon in 1446 met de bouw van Rosslyn Chapel; de bouw duurde ongeveer
40 jaar. In en rond Rosslyn Chapel wemelt het van de Tempeliers- en
Vrijmetselarijsymboliek, wat de gedachte dat de Sinclairs banden hadden met de
Tempeliers, alleen maar bevestigt. Ook zijn er vele verwijzingen naar de Tempel van
Salomo. De kapel schijnt een nauwkeurige weergave te zijn van de tempel van
Salomo/Herodes.
De komst van de Tempeliers in Schotland was het begin van de Schotse vrijmetselarij en de
vorming van de Loges van de Schotse Rite der Vrijmetselarij (Scottish Rite of Freemasonry)
evenals de Loges van de Vrijmetselaar Tempeliers van Engeland en Wales (Masonic
Knights Templars of England and Wales).
Filename:
5-0 De tempeliersridders
Directory:
D:\themas\thema-het-plan-van-de-vijand2-0
Template:
C:\Users\pjb\AppData\Roaming\Microsoft\Templates\Normal.dotm
Title:
Subject:
Author:
pjb
Keywords:
Comments:
Creation Date:
16-2-2013 14:34:00
Change Number:
10
Last Saved On:
11-8-2014 17:58:00
Last Saved By:
pjb
Total Editing Time:
28 Minutes
Last Printed On:
14-2-2016 16:39:00
As of Last Complete Printing
Number of Pages: 13
Number of Words: 4.947 (approx.)
Number of Characters:
27.210 (approx.)