De zeven kruiswoorden

Download Report

Transcript De zeven kruiswoorden

De zeven
kruiswoorden
Zeven overwegingen uit de
veertigdagentijd 2015 in de
Hooglandse kerk te Leiden
INHOUD
3
De laatste woorden van Jezus aan het kruis
Wim Schouten
5
1 Vergeving
Christiane van den Berg­Seiffert
10
2 Verlossing
Japke van Malde
15
3 Vertrouwen
Jan Delhaas
20
4 Vertwijfeling
Roosmarijn Goldbach
25
5 Verbinding
Cor van Bree
29
6 Volbrenging
Henk Schouten
32
7 Voltooiing
Maria Draaijers
36
lijst van afbeeldingen
Rapenburg 100
2311 GA Leiden
071-5134 558
­2­
[email protected]
www.ekklesialeiden.nl
www.rapenburg100.nl
De laatste woorden van Jezus
aan het kruis
I
n de zes weken vóór Pasen in 2014 stonden in de Leidse Studenten
Ekklesia de zes zondagse diensten en de Goede Vrijdag in het teken
van de zeven laatste woorden van Jezus aan het kruis. Dit boekje is
een weerslag van de overwegingen die daarbij zijn gehouden. Dat zijn
veel woorden. Maar er is ook een woordeloze taal: die van het beeld.
Ook in die taal wordt in dit boekje door enkele LSE­leden stilgestaan
bij de kruiswoorden. Een derde taal is de taal van de muziek. Dan denk
ik met name aan de prachtige uitvoering van de Schola Cantorum van
“Die Sieben Worte Jesu am Kreuz” van Heinrich Schütz tijdens de Goede
Vrijdagviering in 2015. Die muziek zult u in dit boekje moeten missen.
De laatste woorden van een doodgemartelde mens aan een kruis… Is dat
nu iets waarvan je zegt: “Wat leuk, laten we daar eens een mooi geïllus­
treerd boekje van maken?” Ik zou het ook nooit bedacht hebben, als ik de
overwegingen die u hierin terugvindt niet gehoord en gelezen had. Tot
mijn verbazing ging er hoop, troost en bemoediging van uit in plaats van
alleen maar wanhoop en verdriet. De prachtige beelden die er bij gemaakt
zijn versterken dat nog eens.
Allereerst is er Lucas, de meest 'activistische' onder de evangelisten. De
toon wordt door hem al onmiddellijk gezet in de eerste kruiswoorden:
“Vader, vergeef het hun…” en “Vandaag nog zal je met mij in het paradijs
zijn”. Bij hem is Jezus tot aan het eind toe bezig met zijn missie: verge­
ving vragen voor wie niet weten wat ze doen en het paradijs openen voor
wie het wil zien en ten slotte de opdracht teruggeven aan de Vader.
Vervolgens neemt Johannes het woord. Ook in zijn versie van het
lijdensverhaal staan leven en lijden in het teken van de opdracht van de
mens op aarde. De eerste zorg van Jezus is bij hem heel menselijk de zorg
voor Maria. Ook uit zijn dorst spreekt een diepe menselijkheid, evenals
de verzuchting dat het is volbracht.
Bij Lucas en Johannes lijkt Jezus ondanks het diep doorleefde lijden de
regie in handen te blijven houden. Hij is doende zijn missie op aarde te
voltooien om daarna de opdracht aan de Vader terug te geven. Bij Marcus
en Mattheus komt veel meer de kwetsbaarheid van de mens in Jezus aan
de orde wanneer hij God vol vertwijfeling vraagt waarom hij hem heeft
verlaten. Net zoals wij ons allemaal wel eens van God verlaten kunnen
voelen.
Samen leveren de vier evangelisten ons, samengebracht in de zeven
kruiswoorden, een palet op van de diepste en meest wezenlijke kleuren
­3­
van ons bestaan. Wanneer ik die zou mogen samenvatten, dan kom ik tot
een zevental trefwoorden:
1. Vergeving
­ Vader, vergeef hun
2. Verlossing
­ Vandaag zal je met mij in het paradijs zijn
3. Vertrouwen
­ Dat is uw zoon, dat is uw moeder
4. Vertwijfeling
­ Mijn God, waarom hebt u mij verlaten
5. Verbinding
­ Mij dorst
6. Volbrenging
­ Het is volbracht
7. Voltooiing
­ In uw handen leg ik mijn geest
Over de betekenis en de mogelijkheid van vergeving kunt u in dit boekje
lezen bij Christiane van den Berg.
Over verlossing, niet in een buitenaards bestaan, maar in het paradijs hier
en nu, sprak Japke van Malde.
Vertrouwen dat de duisternis het licht niet overmeestert spreekt uit hetgeen
Jan Delhaas vertelde.
Het menselijke, al te menselijke van vertwijfeling, de breekbaarheid en
de kwetsbaarheid in de ander zien en in jezelf toelaten, is het thema van
Roosmarijn Goldbach.
Verbinding tussen mens en God, tussen het oude en het nieuwe, tussen
lichaam en geest, komt aan de orde in de bijdrage van Cor van Bree.
Over volbrenging en voltooiing spraken Henk Schouten en bij wijze van
afsluiting van de serie op Goede Vrijdag Maria Draaijers.
Samen met de prachtige illustraties van Rob van den Boom en Ben Blonk
die het verhaal zonder woorden in een ander idioom vertellen, is hiermee
rond de kruiswoorden een waardevol boekje tot stand gekomen. Een boekje
dat wil troosten en bemoedigen, vertrouwen wil schenken en bevrijden.
De LSE wil dit boekje daarom graag aan haar leden en aan andere belang­
stellenden ter beschikking stellen.
Wim Schouten
secretaris Vereniging LSE
­4­
1
Vergeving
‘Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen’
Lucas 23:34
christelijke vergeving. Want vergeving
bezitten wij niet. Vergeving vraagt erom
telkens opnieuw te worden waargemaakt.
r zijn getuigenissen van mensen,
En vergeving heb je ook niet helemaal
soms van mensen die om hun
zelf in de hand. Je kunt vergeven niet af­
overtuigingen worden vermoord,
dwingen. Je kunt het proces van vergeven
die zijn zo groot, zo bijzonder, dat je er
niet afkorten of versnellen. Je kunt wel
eigenlijk niets over kunt zeggen.
Er zijn getuigenissen die zijn zo groot en voorwaarden scheppen, waarbinnen ver­
zo bijzonder, dat je er misschien het beste geving mogelijk kan worden. Een begrip­
volle en geduldige omgeving bijvoor­
maar eerbiedig bij kunt zwijgen. Deze
woorden van Jezus Christus zijn, denk ik, beeld. En als vergeving dan daadwerke­
lijk gebeurt, dan is dat ook een wonder;
zo’n getuigenis. Onderweg naar Pasen,
Genade.
speurend naar nieuwe toekomst, zwijgen
Vergeving... Schat in onze traditie.
wij desondanks niet over deze woorden
Waardevol woord. Maar ook een lastig en
van Jezus. Wij spreken wèl. In de hoop
een belast woord. Als we willen kijken
dat in ons spreken iets van de eerbied en
hoe vergeving in de weken onderweg
de schroom die bij dit thema past blijft
naar Pasen misschien toekomst voor ons
bewaard. ‘Vader, vergeef hun, want zij
weten niet wat zij doen.’ Wij dragen deze kan openen, dan moeten we niet voorbij­
gaan aan datgene wat dit woord ook zo
woorden van Jezus met ons mee in onze
lastig maakt. Voor mensen die onrecht is
traditie. Als een schat. Maar wel een
aangedaan, kan vergeving een pijnlijk
kwetsbare schat. Een schat in aardse
thema zijn. Zij verlangen er misschien
vaten.
naar om degene die hen onrecht heeft ge­
Een schat die vraagt om een behoed­
daan te vergeven. Maar vaak gaat dat ge­
zame omgang. Een schat die we mogen
koesteren, maar waar we niet mee moeten woon niet. Zeker als diegene het gebeur­
de ontkent of bagatelliseert. Soms zitten
opscheppen. Door ons bijvoorbeeld te­
genover moslims te gemakkelijk te beroe­ mensen dan enorm met de eis om te ver­
geven in hun maag. De bede uit het Onze
pen op deze woorden van Jezus aan het
Vader, waarin onze vergeving van ande­
kruis. Om zo de vredelievendheid en de
ren in verband wordt gebracht met de
vergevingsgezindheid van het christelijk
vergeving door God – ‘En vergeef ons
geloof te illustreren. Tegenover een als
niet­vredelievend voorgestelde islam. Aan onze schuld zoals ook wij vergeven onze
schuldenaren.’ – die boezemt mensen
de lange geschiedenis van christelijke of
soms angst in. En ook de tekst van onze
westerse onderdrukking gaan dit soort
lezing van vandaag speelt hier vaak een
positioneringen dikwijls voorbij.
rol. ‘Jezus heeft zelfs om vergeving ge­
We kunnen niet opscheppen met onze
Christiane van den Berg­Seiffert
E
­5­
afbeelding A
Maar monden ademen op ruiten
vingers tekenen harten daarin.
Een hand schrijft in het stof van de aarde
vergeving.
Huub Oosterhuis
­6­
vraagd voor zijn moordenaars’, horen zij
mensen uit hun omgeving zeggen; een
stem die zij vaak ook diep hebben geïn­
ternaliseerd.
Ik denk nu aan een vrouw die vertelt hoe
het begrip vergeving haar terroriseert. De
hier geschetste ervaring van een ‘eis tot
vergeving’ ademt misschien een andere
spiritualiteit dan die wij kennen in de Ek­
klesia, maar ik vermoed dat velen van ons
de boodschap dat je als christen moet ver­
geven wel op de een of andere manier
hebben meegekregen. Als we kijken naar
de spiritualiteit van onze eigen vieringen,
bijvoorbeeld door te kijken naar de tek­
sten van onze liederen, dan komen wij het
begrip ‘vergeving’ opvallend weinig te­
gen. Als Ekklesia staan wij in een theolo­
gische traditie waarin het begrip verge­
ving in elk geval zo op het eerste gezicht
geen centrale rol speelt. En dat geldt zo­
wel voor de vergeving van God van ons
mensen, als voor vergeving van mensen
onderling.
Op vergeving van ons mensen door God
wil ik nu niet ingaan. Dat is een groot
thema. Te groot voor nu. Ik concentreer
me nu op vergeving tussen mensen on­
derling. Ook als het gaat om vergeving
tussen mensen, geldt dat het thema ‘ver­
geving’ in onze theologie geen belangrij­
ke rol speelt. Ik denk dat dit ermee te
maken heeft dat ‘vergeving’, zoals André
Lascaris het verwoordt, een verdacht be­
grip is geworden. De eis dat slachtoffers
hun daders moeten vergeven is te vaak
gebruikt om onrecht toe te dekken. Verge­
ving is te vaak gebruikt om de status quo
in stand te houden. Om machthebbers die
kwaad hebben gedaan te beschermen. De
bevrijdingstheologie moet dan ook weinig
hebben van het begrip ‘vergeving’. Zoals
de theologe Sharon Ringe het formuleert:
“Voordat ‘vergeving’ kan worden opge­
nomen in het lexicon van de bevrijding,
moet het begrip worden verbonden met
gerechtigheid.”
Dat is wat ik hier – op zoek naar een
antwoord op de vraag hoe vergeving een
richtingwijzend begrip voor ons kan zijn
– wil proberen te doen. In navolging van
de nieuwtestamenticus Frederick Keene
zoek ik naar een verbinding tussen verge­
ving en gerechtigheid. Enerzijds om te
laten zien dat de eis tot vergeving niet
mag worden gebruikt om onrecht toe te
dekken. Maar anderzijds ook om de di­
chotomie tussen de twee begrippen open
te breken. Wij hoeven denk ik niet te kie­
zen tussen gerechtigheid en vergeving.
Keene vertrekt bij de culturele antropo­
logie. Volgens hem is ‘vergeving’ in de
samenlevingen van het middellandse
zeegebied in de eerste eeuw een ingewik­
keld begrip.
Vergeven kun je in deze samenlevingen
volgens Keene alleen maar iemand die
sociaal­economisch lager staat dan jezelf.
Want als je iemand vergeeft die hoger
staat dan jezelf, dan tast je daarmee diens
eer aan. Vergeving stroomt in de Bijbel
dan ook altijd van boven naar beneden,
beweert Keene. Vergeving gebeurt onder
gelijken kan ook nog. Maar vergeving
gaat nooit de sociaal­economische ladder
op. Dat laat hij zien aan de hand van de
manier waarop de verschillende woorden
voor vergeving worden gebruikt in het
Nieuwe Testament. In de gelijkenis die
Jezus vertelt als Petrus hem vraagt hoe
vaak hij moet vergeven, scheldt de ko­
ning zijn ondergeschikte dienaar diens
schulden kwijt. Van de dienaar mag dan
wél worden verwacht dat hij op zijn beurt
vergeeft wie hem iets schuldig is. In dit
geval een mededienaar. Een gelijke wat
status betreft, maar in zijn positie als
schuldenaar ondergeschikt.
Ook daar waar mensen wat positie be­
treft aan elkaar gelijk zijn, mag je ver­
­7­
wachten dat zij ernaar streven elkaar te
vergeven. Ook dat zien wij in onze lezing
van vandaag. ‘Heer, als mijn broeder of
zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik
dan vergeving schenken?’, vraagt Petrus.
Hier, onder broeders en zusters, is er geen
sprake van hiërarchie. En dus is vergeving
mogelijk en gewenst. ‘Zeventig maal
zeven maal’, luidt het antwoord van
Jezus. Keene laat zien dat er in de Bijbel
geen voorbeelden zijn van mensen in een
ondergeschikte positie, die een hoger ge­
plaatste vergeven. En hij noemt in dit ver­
band dit kruiswoord van Jezus. ‘Vader,
vergeef hun, want zij weten niet wat zij
doen.’ Als Jezus had gewild dat de
zwakkeren de sterkeren vergeven, zegt
Keene, dan was dít de plaats geweest om
dat aan te geven. Dan had Jezus op dát
moment zijn moordenaars moeten ver­
geven. Maar dat gebeurt niet. Jezus is ge­
kruisigd. Hij doet geen wonderen. Hij redt
zichzelf niet. Hij is gewond. Hij is ster­
vend. Stervend aan het kruis bevindt
Jezus zich in de zwakkere positie ten op­
zichte van hen die hem hebben gekrui­
sigd. En hij vergeeft hun niet. Vanuit die
positie kan hij hun niet vergeven. Hij
vraagt God, zijn vader, die alle macht
heeft, om de soldaten te vergeven.
Vergeving… Kwetsbare en lastige schat
in onze traditie. Hoe moeten wij ermee
omgaan? Wat betekent de interpretatie
van Keene voor ons? Moeten wij de hoop
op vergeving dus loslaten als degene die
vergeving nodig heeft machtiger is?
‘Nee’, zegt Keene, ‘dat hoeft niet’. Ook
als machtige die iemand met minder
macht onrecht heeft gedaan, mag je hopen
dat diegene je vergeeft. Maar dan moet je
wel eerst zelf iets doen. Dan moet je eerst
je machtspositie opgeven. Dan moet je
zorgen dat je in de positie van gelijke
komt. Zodat vergeving mogelijk wordt.
Volgens Keene is dít de betekenis van het
Bijbelse begrip omkeer.
Vergeving… Makkelijk te misbruiken
schat! Maar als we de interpretatie van
Keene volgen, dan verandert vergeving
van een begrip dat helpt om de status quo
in stand te houden in een behoorlijk revo­
lutionair begrip. Op deze manier verstaan
hebben vergeving en recht alles met
elkaar te maken. Is vergeving een begrip
dat, onderweg naar Pasen in een wereld
vol geweld, toekomst kan openen? Ja, dat
denk ik wel. Zo verstaan wel. Maar ook
dan blijft het denk ik essentieel om
schroom te bewaren als het gaat om ver­
geving. Wij mogen vergeving niet eisen
van een ander en wij kunnen niet voor
een ander vergeven. Emmanuel Levinas
brengt dat scherp onder woorden:
“Niemand, zelfs God niet, kan de plaats
innemen van het slachtoffer. Een wereld
waarin de vergeving almachtig is, wordt
onmenselijk.”
Maar de schroom betekent niet dat wij
deze schat in onze traditie moeten ver­
geten. Op dit moment worden wij als
samenleving gedwongen om ons op een
wijze te verhouden tot bedreiging en ge­
weld waaraan wij niet gewend zijn en
waaraan wij niet gewend willen raken.
Geweld dat zoveel mensen in onze wereld
bedreigt, ook hier bij ons. André Lascaris
en Desmond en Mpho Tutu zijn indruk­
wekkende en vooral geloofwaardige ge­
tuigen als het gaat om de kracht en de
mogelijkheden van vergeving in de con­
text van geweld. Betrokken in het vredes­
proces in Noord­Ierland en in Zuid­
Afrika, hebben zij als geen ander recht
van spreken. Onderweg naar Pasen
mogen hun woorden richtlijn voor ons
zijn en perspectief. Ook nu. Met de
woorden van een lied:
“Een hand schrijft in het stof van de
aarde vergeving.”
Amen.
­­88­­
Als je nou eens niet kon sterven,
zou je dan op zwemles gaan? Van
de hoge duikplank duiken? Zeilen
zonder zwemvest aan? Op de
hoogste bergen klimmen? Op de
smalste richels staan? Langs de
diepste kloven lopen? Was daar
dan nog wel wat aan? Als je nou
eens niet kon sterven, was vakan­
2
tie dan nog fijn? Zou je je nog
steeds verheugen, op dat reisje
met de trein? Zou je van het strand
genieten, van de zee, de zonne­
schijn? Van de ijsjes, van de frie­
ten, zou je dan gelukkig zijn?
Uit: Doodgewoon, Bette Westera en
Sylvia Weve
Verlossing
‘Heden zult gij met mij in het paradijs zijn’
Lucas 23:43
schaafd met elkaar om te gaan, we res­
pecteren de menselijke waardigheid.
e gruwelen waarmee we in de
Maar nee, niets is minder waar, het mar­
media met enige regelmaat ge­
telen en doden is allemaal nog steeds van
confronteerd worden benemen
deze tijd. En via de media kunnen we er
ons de adem. Mensen die onthoofd
getuige van zijn. Vandaag lezen we een
worden, levend verbrand of geliquideerd. tekst uit een bijbels martelverhaal: dat
Het tart alle menselijke verbeelding; een
van Jezus aan het kruis. In de veertigda­
aantasting van de menselijke waardigheid. gentijd, tussen aswoensdag en Pasen is
Hoe moeten nabestaanden verder na zo’n het een oude traditie om de kruiswoorden
gruwelijke ervaring? De moeder van een
van Jezus te lezen, de uitspraken die hij
onthoofde Japanse journalist zei: ”Ik kan
deed terwijl hij aan het kruis hing. Het
alleen maar sprakeloos zijn”. Zo voelt het bepaalt ons bij het lijden in de wereld.
voor mij ook. Alleen al de beelden en be­ Het beeld van een mens die vastgespij­
richten maken mij sprakeloos.
kerd aan een houten kruis langzaam moet
De Bijbelverhalen zijn een spiegel van
sterven.
onze eigen werkelijkheid. Ook daarin de
Moet dat nou, denk je dan, kunnen we
meest vreselijke verhalen. Mensen wor­
het niet over iets vrolijkers hebben? Ik
den onthoofd, gestenigd of aan het kruis
hoor wel eens: “De kerk, daar word je
genageld. Je zou willen dat we konden
somber van, dat gepreek over de moeite
zeggen: die gruwelijkheden zijn verleden in het bestaan, wat schiet je er mee op?
tijd. Intussen hebben we geleerd om be­
Verdriet en verlies zijn maar één kant van
Japke van Malde
D
­­99­­
afbeelding B
onze werkelijkheid. Kijk liever naar de
andere kant. Always look at the bright si­
de of life.” Daar zit wat in. Er zijn ook
kerken waar meer nadruk op de vreugde
ligt. Waar meer gesproken wordt over het
mooie en schone en minder over verdriet
en ellende. Hoogleraar Erik Borgman
pleitte er voor in dagblad Trouw: “Laten
we de vreugde van het evangelie verkon­
digen.”
Toch zijn het twee kanten van dezelfde
medaille en misschien kan het een niet
zonder het ander. Want kan je gelukkig
zijn als je niet zou weten dat het tegen­
overgestelde ook bestaat? Als je nou eens
niet kon sterven, zou je dan op zwemles
gaan? Was daar dan nog wel wat aan?
Vreugde en verdriet horen bij het leven.
Laatst sprak ik een jongeman die dit in
één maand aan den lijve voelde: hij ver­
loor zijn moeder en korte tijd later werd
zijn eerste kind geboren. Beide gebeurte­
nissen waren ingrijpend, maar de combi­
natie maakte er helemaal een extra heftige
tijd van. Christa Anbeek, hoogleraar re­
monstrantse theologie, noemt dat een
contrastervaring, het mooie, schone, te­
genover het verlies. In die ervaringen
wordt duidelijk wat van waarde is en hoe
kwetsbaar we daar in zijn. Juist in een
mooie ervaring, als je schoonheid en har­
monie ervaart, zoals bij de geboorte van
­ 10 ­
­ 10 ­
een kind – juist dan kan je het besef voe­
len van: kan ik dit wel vast houden? En
bij het verdriet om een verlies wordt juist
duidelijk wat de waarde is van datgene
wat nu voorbij is. In ons leven staat de
heelheid van de schepping tegenover de
gebrokenheid in het bestaan. Dat komt
samen in zo’n contrastervaring.
Dat zien we ook bij Jezus, als hij aan het
kruis hangt, met naast hem twee andere
mannen. Ze zijn alles kwijt. Wat heeft het
leven nog voor zin? En op dat moment
zegt hij tegen één van die mannen: “He­
den zal jij met mij in het paradijs zijn.”
Het contrast kan niet groter zijn. Heden,
nu dus, midden in de ellende gloort iets
paradijselijks – wat is dat dan? Als je
googelt op het woord paradijs kom je al
gauw in het uitgangsleven terecht: centra
voor vermaak, ontspanning of vakantie
die “paradijs” in hun naam hebben. Para­
dijs staat dan voor rust, schoonheid, op
adem komen en plezier hebben – een
plaats waar het bestaan goed is, wie wil
dat niet? Genieten van het leven.
Paradijs is een oud Perzisch woord en be­
tekent letterlijk tuin. Eigenlijk heel aards,
een tuin, met beelden van overdadige
vegetatie en tal van vreedzaam bijeen
zijnde dieren. In veel oude culturen vind
je een mythe van zo’n volmaakte tuin
waar vrede en gelukzaligheid heersen en
elk gevaar ontbreekt. Mensen die met
elkaar in liefde leven, in een omheind ge­
bied, in het middelpunt van de aarde of de
kosmos. Het idee dat je daar terecht kunt
komen bemoedigt mensen. Het geeft hun
kracht voor vandaag en hoop voor mor­
gen. Bedoelt Jezus dit?
De misdadiger tot wie hij spreekt kan
een dergelijke bemoediging wel gebrui­
ken. Iets van die paradijselijke mythe vin­
den we terug in het Bijbelse scheppings­
verhaal, al komt het woord paradijs er niet
in voor. Dat is pas in latere tradities zo
geïnterpreteerd. Net als het idee dat
rechtvaardigen na hun dood terug zullen
keren naar die tuin. Ook dat idee is pas
later ontstaan. Het scheppingsverhaal zelf
is niet zo zeer een beschrijving van een
paradijs; het is meer een verhaal dat ant­
woord geeft op essentiële levensvragen.
Wie ben ik? Wat doe ik er eigenlijk toe?
Wat is mijn bestemming? Het verhaal gaat
over de mens die in de hof van Eden
woont, een lusthof, waar het leven een
geschenk van God is. God zegt: laat het je
goed smaken, het leven. Je mag vrij eten
van bomen en planten, naakt rond lopen,
genieten van seks, denk ik dan maar, en
natuurlijk van alle andere geneugten die
het leven ons te bieden heeft. Wat willen
we nog meer. Paradijselijk. Maar dan gaat
het schuren: naast de levensboom staat
een andere boom, en daar mag je niet aan
komen. Er wordt een grens gesteld aan het
genieten, niet alles wat kan is ook goed
om te doen. Er komt een “Nee” naast het
grote ‘Ja tegen het leven’.
Dat contrast is met ons leven gegeven.
De vraag waar het kwaad vandaan komt
wordt niet eens gesteld. De verteller van
het scheppingsverhaal gaat er vanuit dat
het er is, vanaf het begin, als realiteit. Die
boom staat er gewoon. Deze boom wekt
in de mens het verlangen naar meer, want
van genot kan je nooit genoeg hebben –
heel menselijk. Herkenbaar, wij willen
ook genieten. Maar daarmee kan je
grenzen overschrijden, en dan begint de
ellende. Als iedereen zich op zijn eigen
genot richt, wordt de ander je rivaal die in
de weg loopt. En zo raak je het paradijs
kwijt. U kent de afloop van het verhaal.
Het willen hebben, het zich toe eigenen,
nemen en eten, dat is wat de eerste men­
sen, Adam, en zijn vrouw doen. Ze kun­
nen het niet laten. Begrijpelijk, wij ken­
­ 11 ­
­ 11 ­
nen ook die verleidingen, we willen soms
ook nemen en eten. Nu wordt Jezus wel de
tweede Adam genoemd, maar hij maakt
een omgekeerde beweging. Vlak voor hij
gekruisigd wordt, zit hij nog aan tafel met
zijn vrienden, hij deelt brood en wijn met
hen. “Neem en eet”, zegt hij, “en denk
daarbij aan mij, aan mijn leven”. Hij deelt
als het ware zijn eigen leven uit. En juist
van hem wordt verteld dat de dood hem
niet klein gekregen heeft, dat hij tot op de
dag van vandaag in ons midden aanwezig
is. Hij leefde niet voor zichzelf, hij deelde
uit – “je bent niet alleen”, zegt hij tegen de
man naast hem. “Je zult met mij in het pa­
radijs zijn.”
“Heden, vandaag nog”, dat is een cruciale
uitdrukking in de rabbijnse traditie. Het
gaat om het leven nu, niet om het verleden,
maar om nu. Niet om een leven na de
dood, want als je je daar op richt, vergeet
je in het nu te leven. Vandaag heeft de
misdadiger spijt van wat hij deed, dat telt.
Nu is hij samen met Jezus, niet alleen, dat
telt. Heden, vandaag zal jij ­ met mij ­ in
het paradijs zijn. Wat bedoelt Jezus met het
paradijs? Later werd uitgelegd, ook op de
kansel, dat hij een plaats bedoelde waar
wij voort zullen leven na onze dood, maar
ik denk niet dat Jezus dat zelf bedoelde.
Het joodse woord “Pardes”, paradijs, staat
voor een plek waar men zich terug kan
trekken, wijsheid uit de bronnen kan halen
en dan met een beschouwende blik de we­
reld kan bekijken. Het gaat om een
bezinning, een plaats om met elkaar te
spreken over de vragen van het leven: wie
zijn we? Waarom leven we? Wat is onze
bestemming? De grote vragen uit Genesis.
Dat woord “pardes” bestaat uit vier letters
(p, r, d, s) die alle een mogelijkheid aan­
duiden om de wereld te begrijpen:
­ letterlijk, zoals het zich aan ons voordoet,
­ de diepere lagen in het bestaan,
­ de mystieke uitleg van teksten,
­ en als vierde: betekenis zoeken in ge­
sprek met elkaar.
Zo kan je samen zijn in het paradijs, in die
bezinning op het leven. Dan kan het para­
dijs dichter bij komen in ons eigen leven.
Zoals we hier zondag na zondag zoeken
naar de betekenis van verhalen en teksten.
Het heeft hier dus wel iets van een para­
dijs... we lezen en zingen prachtige teksten
die ons kunnen inspireren en bemoedigen.
Dat heeft iets moois. Tegelijk lezen we
verhalen die ons doen beseffen dat het
leven op aarde niet alleen paradijselijk is.
Misschien zelfs dat de zin en betekenis die
wij zoeken in het leven vooral kan worden
gevonden doordat die tegenstelling bestaat.
Contrastervaringen… Want als je nou eens
niet kon sterven, was vakantie dan nog
fijn? Zou je dan gelukkig zijn? Die tegen­
stelling, aan het kruis hangend, spreken
over het paradijs. Daar betekenis in vin­
den, dat is voor ons de kunst. Vandaag nog
zal jij met mij in het paradijs zijn. Mooi,
bemoedigend en troostend. Zeker als we
daarbij de beelden voor ogen hebben van
die tuin, de hof van Eden waar de eerste
mensen mochten wonen, vrij, blij en in
liefde. Die kant van het leven, die is er.
We mogen er zelf iets paradijselijks van
maken, van dit leven, dwars door alles
heen blijven zoeken naar iets dat het leven
de moeite waard maakt. Soms zie je dat.
Jezus zag dat en hij liet de man die naast
hem hing mee kijken: “Vandaag nog, zal
jij met mij in het paradijs zijn.”
Dat het ook voor ons een troost mag zijn!
Dat het lukt om soms met elkaar mee te
kijken ­ vandaag en alle dagen van ons
leven.
Amen.
­ 12 ­
­ 12 ­
afbeelding 1
Het licht is een genot. Wat een weldaad voor de ogen om de zon te zien!
Wanneer een mens lang leeft, laat hij dan van elke dag genieten en
bedenken dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn.
Prediker 11: 7 ­ 8
­ 13 ­
afbeelding 2
3
Vertrouwen
‘Dit is uw zoon, dat is je moeder’
Jan Delhaas
I
k heb me zelden zo verlegen gevoeld
met een Bijbelse tekst als met het
kruiswoord van vandaag. Vrouw, zie je
zoon; en tegen de leerling: Zie je moeder.
Johannes
19:26­27
En dan nog mijn lieve echtgenote, die mij
in alle ernst vroeg wat ík op internationa­
le vrouwendag op dit spreekgestoelte
moest. ‘Daar hoort een vrouw’. En geef
haar eens ongelijk.
Dat kruiswoord, daar is iets mee; iets
­ 14 ­
­ 14 ­
bizars. Als het over kruisiging gaat hoe­
ven we het niet meer alleen te hebben van
de plaatjes van de grote meesters van de
schilderkunst. De propaganda­afdeling
van de jihadisten van Islamitische Staat
heeft haar best gedaan om ons met regel­
maat de meest afschuwelijke beelden te
tonen van mannen die, meestal dood,
soms met het afgehakte hoofd aan de voet
van de paal, of meer dood dan levend, aan
een paar dwarsbalken zijn opgeknoopt
met touwen. Niet meer in staat een woord
uit te brengen. De bijbel bericht dat de
Romeinse soldaten Jezus met nagels,
joekels van spijkers, hebben vastgeklon­
ken aan de kruisbalken.
Met dat verhaal en die recente beelden
voor ogen bekruipt mij een bizar gevoel
als je leest en hoort dat Jezus, daar han­
gend aan dat moordtuig, de regie neemt
over het verdere leven van zijn moeder
die daar onder aan het kruis staat met bij
haar de geliefde leerling van Jezus.
Schilderijen in zowel de oosterse als de
westerse kunst laten grosso modo de an­
dere genoemde vrouwen bij het kruis
weg. Ze zetten de moeder en de leerling
aan weerszijden van het kruis waaraan
Jezus hangt. Alsof ze willen zeggen:” om
die twee gaat het”. Moet je dat nu zo zien
dat Jezus vanaf het kruis nog even de ou­
de dag regelt van zijn moeder door haar
toe te vertrouwen aan de zorg van de leer­
ling, die als enige daar staat, terwijl de
rest ‘m is gepeerd? Eerlijk gezegd ook
wel een ontroerend beeld, een zoon die
ten dode is opgeschreven, maar toch nog ­
op het laatst ­ onderdak voor zijn moeder
regelt bij een vertrouwd iemand.
Maar zo’n dringend beroep van een ster­
vende kan voor de nabestaanden ook als
heel beklemmend worden ervaren. Ie­
mand die over zijn graf heen het leven
van zijn dierbaren regelt. Moet je dat
willen? Moet je dat mooi vinden? Kij­
kend naar de tekst valt op, dat Jezus zijn
moeder aanspreekt met vrouw. Niet uh:
‘mam’, ga voortaan asjeblieft bij hém
wonen’, maar: ‘vrouw’, zie: …uw zoon!
Wat een afstandelijkheid toch ook weer.
Tenzij… tenzij hier iets anders aan de
hand is dan het regelen van familiaire re­
laties.
We zijn in het Johannes evangelie. Uit
dat evangelie wordt al eeuwenlang op de
3e zondag van Epifanie ­ altijd in januari
­ het verhaal gelezen van de bruiloft in
Kana. U kent het verhaal. In Galilea, dat
achtergebleven gebied, ligt een gat met
een naam die verdacht veel aan het aan
Israël beloofde land herinnert: Kanaän.
Daar is een bruiloft. Alweer zo´n signaal­
woord. In het eerste testament verwijst
het woord bruiloft naar het verbond van
de God van Israël met zijn volk. Als dat
een goed huwelijk is dan is het leven
goed. Dan stroomt de wijn. Maar in Kana
is er geen wijn. Behalve heel veel volk
zijn ook Jezus en zijn discipelen uitgeno­
digd. Terwijl hij nog moet komen is zijn
moeder daar al. En als Jezus is gearri­
veerd, komt zijn moeder naar hem toe en
zegt: ‘er is geen wijn’. Die wijn, ge­
schonken in overvloed, is teken van het
komende koninkrijk van God, waar niet
potentaten de dienst uitmaken, maar de
Eeuwige alles is in allen. Die zijn mensen
zelf te drinken zal geven van geurige en
belegen wijnen. Wijn is toekomst. Toe­
komst van vrede, een visioen waar ieder­
een zich al zag zitten in zijn eigen
wijngaard, door niemand opgeschrikt:
vrede op de berg van de Eeuwige. Al die
mooie Bijbelse beelden. Maar op die
bruiloft in Kana is geen wijn. Daar is het
koninkrijk van God afwezig. Het is daar
onbewoonbaar, ontaard leven. Waswater
genoeg voor het gebruikelijke reinigings­
ritueel. Maar geen wijn. Religieuze ritue­
len in overvloed, maar geen leven waarbij
­ 15 ­
­ 15 ­
afbeelding C
ieder mens telt. Dat constateert Jezus’
moeder. Jezus antwoordt: ‘vrouw, wat is
er tussen mij en u. Mijn uur is nog niet
gekomen.’
Ook hier weer die afstand. Tweemaal.
Aan het begin van zijn optreden in Kana
en aan het einde ervan, aan het kruis:
“vrouw”! Opmerkelijk is dat Johannes in
zijn evangelie nergens de naam Maria
voor de moeder van Jezus noemt. Wel die
van de andere Maria’s. Het lijkt er op, dat
deze vrouw, de moeder van Jezus, in dit
Kanaverhaal niet figureert als individu,
maar als vertegenwoordigster van het Is­
raël dat uitziet en verlangt naar bevrij­
ding. Deze vrouw, zijn moeder,
belichaamt het geloof in de Thora als het
doen wat de Eeuwige heeft gezegd. Re­
ligie niet doel in zichzelf, maar als weg
naar vrede en liefde tussen mensen. Zij
wijst het bedienend personeel, de diake­
nen, op die bruiloft dan ook de weg als ze
zegt: “doe wat Hij zegt!” Deze vrouw,
zijn moeder, staat aan het begin van het
bevrijdende verhaal, dat met haar zoon
opnieuw begint. Jezus brengt daar in Ka­
na het leven naar Gods bedoeling terug:
de beste wijn tot het allerlaatst bewaard,
stroomt er nu in overvloed. De waterva­
ten worden wijnvaten.
Die wijn is Jezus zelf, zoals hij later ook
zelf het brood zal heten. Reden dat we
hier zondag aan zondag middels brood en
wijn die naam met dat verhaal aanreiken
aan elkaar. Behalve de wijn is ook de
bruid zoek in Kana. Waar zul je haar vin­
den? Waar is die huwelijkspartner in het
verbond met de Eeuwige? Niet in Jeruza­
lem, lijkt Johannes te willen zeggen.
Volgt onmiddellijk het verhaal, waarin
Jezus het tempelplein schoonveegt. De
andere evangelisten hebben dat verhaal
aan het einde van hun evangelie gesitu­
eerd als aanleiding voor de arrestatie van
Jezus. Johannes plaatst het direct na het
Kanaverhaal. Samen vormen ze als het
ware een tweeluik. Dat tempelplein ­
vlakbij de 10 woorden die daar in de
tempel in een kist worden bewaard als
leefregels voor een goed huwelijk tussen
God en zijn volk ­ dat tempelplein laat
een praktijk zien die in niets lijkt op dat
visioen van vrede, van goed leven in een
goed land. Je voelt een tegenstelling tus­
sen platteland en de stad, tussen Galilea
en Jeruzalem. Dat in de ogen van de
stadse elite achterlijke, achtergebleven
gebied krijgt in het verhaal van Johannes
de trekken van de goede wijngaard van de
profeet Jesaja . Daar vloeit door de ver­
schijning en de interventie van Jezus de
wijn. In Jeruzalem is het leven ontaard.
En de tempel, bedoeld als gedenk­ en
reflectieplek van het visioen van licht
waarmee het bijbelverhaal begint, functi­
oneert niet meer. Het is een markthal ge­
worden. Met een zweep van touwen
ranselt Jezus de kooplui met hun zaakjes
de tempel uit, en smijt de tafels van de
geldwisselaars om.
Het is een veroordeling van de religi­
euze ontaarding van Israël in de lijn van
zijn profeten. We moeten ons ervan be­
wust zijn dat dit wordt geschreven vele
jaren nadat de tempel is verwoest door de
Romeinen. Peter Tomson vertelde ons een
paar weken geleden op deze plek dat het
evangelie van Johannes een verhaal met
een dubbel trauma is. Het trauma over de
kruisdood van Jezus en het trauma dat de
gemeente van Johannes, waarin dit
evangelie ontstaat, uiteindelijk na hevige
conflicten uit de synagoge is gezet, ze
niet meer gezamenlijk het Joodse Paas­
feest vierden, een pijnlijke breuk tussen
de volgelingen van Jezus en de andere
­ 16 ­
­ 16 ­
­ 17 ­
Joden. Die pijn voel je in dit verhaal. Met
de tempel als inzet volgt er weer zo´n
typisch Johanneïsch gesprek met ver­
schillende betekenislagen, waarin de ge­
sprekspartners elkaar volledig
misverstaan. De Joden van de tempel­
praktijk horen die andere Jood zeggen, dat
hij de tempel zal afbreken en in drie da­
gen weer opbouwen. Zij weten dat er 46
jaar over gedaan is om dit gebouw te laten
verrijzen. 46 tegenover drie!? Laat nou
het getal 46 in het Hebreeuws ook nog het
getal van Adam zijn, mens. En het getal
drie heeft dat niet altijd weer te maken
met iets nieuws, het leven opnieuw, op­
standing uit een doodlopend leven? Staat
hier oud tegenover nieuw? Een nieuw
menstype tegenover een oude? Adam op­
nieuw? Of wordt hier die oude droom
vervuld? De mens die leeft naar Gods
visioen? Naar het eerste licht? Geen
breuk, maar vervulling? Het Bijbelverhaal
opent met het aan God toegeschreven
visioen, in tien scheppingswoorden: “zie
het is goed, ja zeer goed”. Alles in het
perspectief van dat eerste woord: “er zij
licht!” Na de uittocht uit de slavernij
worden opnieuw tien woorden aangereikt
aan mensen opdat het land goed land, de
aarde goede aarde mag worden. Om dat
visioen en het leven vanuit dat visioen
gaat het in de Schriften. Om dat visioen
gaat het in Jezus´ leven.
Terug naar het kruis. Johannes schildert
niet een martelpaal met een geradbraakt
mens. Hier is de mens naar Gods hart,
Adam, mens van in den beginne, omhoog
getild. De humaniteit op een troon gezet.
En vanaf die verhoging spreekt hij. Op
deze zondag Oculi, mijn ogen, horen we
Jezus vanaf het kruis zeggen: Vrouw, zie
uw zoon, en tegen de leerling: Zie je
moeder. Vanaf dat uur neemt de leerling
haar bij zich in huis. De schrijver van het
evangelie maakt hier een verbinding tus­
sen de vrouw (het Israël, dat deze zoon,
deze Messias heeft voortgebracht) en Jo­
hannes (de Johannes´ gemeente van joden
en niet­joden, waarin dit evangelie is ont­
staan). Israël wordt toevertrouwd aan de
zorg van die gemeente, op een manier, dat
Israël die gemeente een zorg is. En ja,
omdat Johannes ervan overtuigd is dat
met Jezus, met deze mens, het Koninkrijk
is begonnen, krijgt de Johannes­gemeente
de lead. Maar dat is heel iets anders dan
wat een ontaarde kerk de eeuwen door
gedaan heeft met de Joden, ondanks dat
ze Maria en daarmee Israël in haar ge­
loofsbelijdenis heeft opgenomen. Oud en
nieuw worden in deze kruiswoorden ver­
bonden. De schriften vervuld. Het is een
verhaal van hoop en vertrouwen dat de
duisternis het licht niet overmeestert.
Verbonden aan de inzet van mensen van­
daag en morgen, die deze hoop en dat
vertrouwen in hun leven integreren.
Zo moge het zijn!
De Schola Cantorum zingt:
"Weib, siehe, das ist dein Sohn!"
"Johannes, siehe, das ist deine Mutter!"
fragment uit: "Die sieben Worte Jesu am Kreuz"
van Heinrich Schütz
­ 18 ­
­ 18 ­
Catharsis. Loutering. Ik haat het.
Alles wat zweemt naar
verheerlijking van lijden. Toch is
het mijn zoektocht sinds ik studeer.
Theologie. Wat hebben religies te
bieden als het gaat om een weg te
4
vinden door breekbaar leven?
Niets was in eerste instantie mijn
stellige antwoord. Doekjes voor het
bloeden.
Christa Anbeek ­ De berg van de ziel
Vertwijfeling
‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’
Mattheüs 27:46
Marcus 15:34
Psalm 22:2
Roosmarijn Goldbach
M
ijn God, mijn God, waarom
hebt u mij verlaten? Een diepe
verlatenheid spreekt uit deze
woorden van Jezus. De soldaten vernede­
ren hem, de omstanders bespotten hem en
een vriend heeft hem verraden. Zelfs God
heeft hem verlaten. De vraag is of je je
überhaupt nog wel verbonden kan voelen
met God, als je niemand meer om je heen
hebt.
Bij Mattheus en Marcus staan in het
kruisigingsverhaal het donker, de pijn en
de verlatenheid van Jezus centraal. Eloï,
Eloï, lema sabachtani? Dat zijn de enige
woorden die ze hem in de mond leggen.
Bij Lucas en Johannes daarentegen lijkt
Jezus haast boven zijn eigen lijden te
staan. Hij vraagt vergeving voor anderen,
stelt één van de misdadigers die met hem
gekruisigd worden gerust en blaast gela­
ten zijn laatste adem uit. Bij Marcus zien
we niets van dat alles. Er is alleen
duisternis, verlatenheid. Jezus sterft als
een kwetsbaar, breekbaar mens.
Het verschil tussen Lucas en Johannes
aan de ene en Marcus en Mattheüs aan de
andere kant roept twee belangrijke vragen
op. Allereerst, durf je jezelf in al je
breekbaarheid te laten zien? In onze hui­
dige maatschappij lijkt dat not done te
zijn. Laatst vroeg ik een vriendin hoe het
met haar ging. “Goed”, zei ze opgewekt.
Maar na wat doorvragen bleek dat het in
­ 19 ­
­ 19 ­
­ 20 ­
Tegelijkertijd geeft Jezus God niet op.
Zijn laatste schreeuw is immers tot God
zelf gericht. Jezus erkent wellicht dat zijn
geloof geen kant­en­klaar antwoord heeft
op het lijden. Hij vraagt het aan God,
want hij weet het niet meer. In al zijn
kwetsbaarheid houdt Jezus de realiteit uit.
En dat vergt moed.
Minstens even moedig is de centurio. In
vers 39 lezen we: “Toen de centurio, die
recht tegenover hem stond, hem zo zijn
laatste adem zag uitblazen, zei hij:
‘Werkelijk, deze mens was Gods zoon.’”
Dit vers raakt me diep. De centurio kan
Jezus in al zijn kwetsbaarheid en al zijn
lijden zien. Hij kijkt niet weg, hoewel
wegkijken toch een heel normale reactie
is wanneer iemand op een paar meter af­
stand van je aan het kruis genageld wordt.
De centurio kijkt niet weg, maar ziet hem
aan, tot het einde aan toe. Daardoor ziet
hij wie Jezus werkelijk is: Gods zoon.
De omstanders verwachten daarentegen
wat anders van de Messias. Zij verwach­
ten wonderen en machtsvertoon. Als je de
zoon van God bent, dan moet je jezelf
toch zeker ten alle tijden kunnen redden.
Dan word je heus niet zomaar gekruisigd.
Laten we nog eens kijken naar de kruisi­
Als je de zoon van God bent, dan hoef je
ging in Marcus. Jezus stelt zichzelf
kwetsbaar op. Hij wordt uitgedaagd door niet te lijden. Dan ben je niet breekbaar,
de voorbijgangers: “Anderen heeft hij ge­ maar onverstoorbaar. De centurio krijgt
echter door dat God zich niet toont in
red, maar zichzelf redden kan hij niet.
grootse en imposante gebeurtenissen,
Laat die Messias, die koning van Israël,
maar in kwetsbaarheid. Jezus is kwets­
nu van dat kruis afkomen.” Of, met de
baar en de centurio ziet hem aan. Dat
woorden van psalm 22: “Wend je tot de
maakt dat zij elkaar zien van aangezicht
HEER! Laat hij je verlossen, laat hij je
tot aangezicht. Daardoor is er verbinding.
bevrijden, hij houdt toch van je?” Jezus
zegt niets... Wat moet hij ook zeggen? Hij Of met de woorden van een lied: “Dan
eenmaal wordt wat niet bestaat, wij zullen
ervaart denk ik een leegte, hij weet het
niet. In het kruisigingsverhaal van Johan­ opengaan. En zien en horen, oog in oog,
nes is Jezus bezig met wat er in de Schrift van mens tot mens verstaan.”
staat, met Gods wil. Het lijden staat daar,
Kwetsbaarheid schept dus ruimte, voor
evenals in menig theologieboek, in het
onszelf en voor de ander. In die kwets­
teken van een hoger plan. Bij Marcus is
baarheid kunnen we ons met elkaar ver­
dat niet het geval. Er is geen hoger plan.
tijden niet zo slecht met haar was gegaan.
Ook op facebook delen we alleen de fij­
ne, vrolijke momenten. We vinden van
alles leuk. Maar er is geen knopje voor
wat we niet leuk vinden, waar we ver­
drietig van worden of ‘s nachts wakker
van liggen.
De tweede vraag is of je de ander in zijn
of haar kwetsbaarheid kunt zien. Ook dit
is problematisch. We zijn geneigd op
zoek te gaan naar oplossingen. Vanuit de
new­age­hoek hoor je vaak dat lijden
goed of nuttig is, omdat het nodig is voor
groei. In de psychiatrie bestaat er allerlei
medicatie, die het ongemak en het ver­
driet moet uitdoven. En als student, tja,
dan stel je voor om samen te gaan zuipen
om de pijn van de ander te verzachten...
Dit is misschien allemaal wat gechar­
geerd, maar feit blijft dat we ons onge­
makkelijk voelen bij het lijden van een
ander. Maar, hoe kunnen we dat dan
doen, de ander in zijn of haar kwetsbaar­
heid zien en onszelf in onze kwetsbaar­
heid laten zien? En waarom zouden we
dat willen?
afbeelding 3
­ 21 ­
­ 21 ­
binden. Maar, zoals Anbeek vraagt, “Wat
hebben religies te bieden als het gaat om
een weg te vinden door breekbaar leven?”
Niets? Doekjes voor het bloeden? En is
het de taak van religie om uitgebreid bij
het leed stil te staan? De kerk krijgt vaak
het verwijt te somber te zijn. De titel van
een stuk van Erik Borgman dat laatst in
Trouw stond, luidde ”Laat de kerk de
vreugde van het evangelie hervinden”.
Dat duidt op een heel ander geluid. Gaat
het dan misschien vooral om de hoop? In
kerken met een evangelische signatuur
lijkt dat het geval. Daar is het altijd Pa­
sen. Maar wat doe je dan met de breek­
baarheid? Hoe graag wij ook willen
zeggen dat het licht altijd wint, soms is er
alleen maar duisternis.
Dit doet me denken aan een discussie
die we met het liturgisch team hadden
toen we deze serie over de kruiswoorden
voorbereidden. We hadden het over de
vraag of je op Goede Vrijdag alle kaarsen
moet doven. Sommigen beantwoordden
dit bevestigend. Het doven van de kaar­
sen is een teken dat er soms alleen maar
duisternis is. Anderen hadden hier moeite
mee omdat de opstanding al heeft plaats­
gevonden. Omdat wij al weten dat het
licht de duisternis heeft overmeesterd. En
omdat het juist de taak van christenen is
om dat licht te laten branden.
Deze twee posities weerspiegelen samen
onze ervaringen. Enerzijds heeft het leven
veel mooie kanten. We hebben liefde
meegemaakt, momenten die ons inspire­
ren en maken dat we ons hart kunnen
openen voor elkaar. Dat soort momenten
zijn als geschenken. We hebben ze niet
zelf veroorzaakt of bewerkstelligd, maar
ze worden ons gegeven. Dan ervaren we
iets van het licht van Pasen. Anderzijds is
er de ellende en de pijn. Zo niet in ons ei­
gen leven, dan toch zeker in de levens
van de mensen om ons heen. Momenten
als op Goede Vrijdag, waarin ons niets
rest dan het uitschreeuwen van “waarom,
God, waarom?”
Beide soort ervaringen maken deel uit
van ons leven. De Duitse theoloog Metz
is daarom ook kritisch over een christen­
dom dat zich te veel focust op Paas­
zondag. Hij stelt de Stille Zaterdag
centraal. Op die dag vallen de vraag naar
het bestaan van God en de vraag naar een
rechtvaardige toekomst samen. Omdat
precies deze vragen heel ons leven met
ons meegaan noemt Metz ons stille­zater­
dagmensen. Stille­zaterdagmensen zijn
mensen die op weg zijn. Mensen met
mooie ervaringen en met verdrietige.
Mooie ervaringen van liefde en verbin­
ding die ons doen uitzien naar en hopen
op een betere wereld. En verdrietige,
waarin het aardedonker is en we geen
enkel lichtpuntje kunnen ontdekken.
Wijzen die momenten van liefde en trouw
op een betere wereld? Komt het dan toch
ooit goed met ons? Maar ook, waarom is
er zoveel onrecht en zoveel verdriet?
Waar is God op zulke momenten?
Volgens Metz is het niet de taak van “de
christelijke religie om alle vragen voor
ons beantwoordbaar te maken, maar om
[dergelijke] voor ons onbeantwoordbare
vragen onvergetelijk te maken”.
De Stille Zaterdagtheologie van Metz
biedt mijns inziens een opening om met
breekbaarheid om te gaan; breekbaarheid
van jezelf en breekbaarheid van de ander.
Cruciaal daarbij is dat “de opstandings­
ervaring een hoogst ongelijktijdig gebeu­
ren is”. Soms bevinden we ons in het
donker van Goede Vrijdag. Soms zien we
het doorbrekende licht van Pasen. Maar
we bevinden ons niet allemaal op hetzelf­
de moment op dezelfde plaats. Om elkaar
in kwetsbaarheid te kunnen zien, moeten
we erkennen dat we ons allemaal op een
ander moment op de Stille Zaterdag be­
­ 22 ­
­ 22 ­
afbeelding D
vinden. Maar wat ons bindt, is die dag
met zijn onbeantwoordbare vragen.
Stille Zaterdag is dus een dag van vra­
gen, van niet­weten en van kwetsbaar­
heid. Alleen als we kwetsbaar durven
zijn kunnen we ons laten raken. Dan is
er ruimte voor pijn en verdriet, maar
ook voor dankbaarheid en liefde. En als
het ons lukt om de ander in zijn of haar
breekbaarheid aan te zien, zien we wie
hij of zij werkelijk is. Een kind van
God. Net als Jezus. Net als de centurio.
Dan is er ruimte voor verbinding en be­
grip. En dan kunnen wij misschien, in
alle duisternis, God een beetje dichterbij
brengen.
Niet in onze onverstoorbaarheid, maar in
onze geraaktheid zijn we beeld van God.
Erik Borgman
­ 23 ­
afbeelding E
5
Verbinding
‘Mij dorst’
Johannes 19:28
Mij dorst dus. U kent allemaal wel de fi­
losofie van Descartes of in gelatiniseerde
andaag is dit kruiswoord aan de
vorm: Cartesius. Hij paste de methodische
beurt. In deze vorm wil ik het
twijfel toe. We kunnen aan alles twijfelen,
graag aanhouden. In de NBV en maar aan één ding kunnen we niet twijfe­
ook in de Naardense Bijbel wordt het ver­ len, namelijk dat we denken. Vandaar zijn
taald met “ik heb dorst”. Maar dit klinkt
beroemde cogito, ergo sum, ‘ik denk, dus
me te veel als een constatering van een
ik ben’. Het credo van het zogeheten rati­
feit in de oren terwijl het om een uitroep
onalisme. Een definitie van de mens van
gaat. Daarom houd ik als het om dit kruis­ boven af: de mens als denkend wezen.
woord gaat, het wat archaïsche “mij
Maar er is ook een definitie van beneden
dorst” van de oude vertalingen aan.
af mogelijk: ik heb een lichaam, dus ik
Cor van Bree
V
­ 24
­ ­
­ 24
Zoals een hert
smacht bij béddingen van wáter,
zo smacht ook mijn ziel
naar ú, o Gód!
Psalm 42
ben. Ik heb dorst, of eventueel mij dorst,
dus ben ik; ik heb honger, dus ben ik; ik
heb pijn, dus ben ik; ik heb koorts, dus
ben ik. Nu gebruiken we weliswaar in
zulke gevallen graag het werkwoord
'hebben', maar bij grote hevigheid zijn we
als het ware die dorst, die honger, die
pijn, die koorts. De mens heeft niet alleen
een lichaam; zij/hij is dan ook het li­
chaam. Dat is trouwens niet alleen bij on­
lustgevoelens, het is ook bij lustgevoelens
het geval.
Maar dit heft de definitie van boven niet
op: de mens blijft er zich namelijk van
bewust; zij/hij kan er ook een herinnering
aan hebben of er bang voor zijn of ernaar
verlangen als het iets prettigs is. Vooral
de angst kan de zaak alleen maar erger
maken. Maar de mens kan er ook over
nadenken. Die ambivalentie van het
mens­zijn is prachtig uitgedrukt door Pas­
cal in zijn Pensées. Die definieert de
mens als een denkend riet. Een riet, om
woorden van Jezus te gebruiken: een riet
door de wind bewogen; soms is het een
zacht briesje, soms is het een stormwind.
Een riet, meer is het niet. Maar de groot­
heid van de mens zit ‘m in het feit dat
zij/hij denken kan. Een denkend riet dus,
een riet met bewustzijn, bijna goddelijk
ook.
In het kruiswoord dat in deze dienst aan
de orde is, mij dorst, komt de lichamelijk­
heid, ik zou bijna willen zeggen:
overweldigend op ons over. Bij de andere
kruiswoorden is dat niet zo. “Vader, ver­
geef het hun” – dat is de vergevens­
gezindheid of de liefde, die ook spreekt
uit het woord dat Jezus tot de moordenaar
spreekt. Denk ook aan het zorgzame
zoon, “zie uw moeder, vrouw, zie uw
zoon”. Overgave spreekt uit “het is vol­
bracht” en “in uw handen beveel ik mijn
geest”. Het kruiswoord “Mijn God, waar­
om hebt Gij mij verlaten?” komt nog het
dichtst bij “mij dorst” in de buurt. Alleen
spreekt uit het eerste kruiswoord diepe
geestelijke ellende, uit het tweede diepe
lichamelijke ellende.
Of moeten we toch aan geestelijke el­
lende denken, is er een toespeling op die
mooie psalm: “Zoals een hert reikhalst
naar levend water, zo dorst ik naar God,
de levende God”? Lichamelijke dorst,
past dat wel in het Johannesevangelie?
Bij Johannes is Jezus immers de Zoon
van God die wat er op hem toekomt als
zijn opdracht ervaart, zijn lijden als het
ware onder regie heeft. Het Johannes­
evangelie heeft vele kanten. Het is onder
meer het evangelie van de Geest. Het is
bij Johannes dat Jezus belooft om de
Heilige Geest te zenden als Trooster, als
Hulpbieder. Maar Johannes is ook het
evangelie van het lichaam. Het woord
“vlees “ komt er vaak in voor. Dat begint
al in de beroemde proloog: “het Woord is
vlees geworden.” Dat vlees kan ons
moderne taalgebruikers wat vreemd, wat
ouderwets aandoen. Het is de vertaling
van het Griekse σάρξ (sarx) dat ook – zo
gebeurt het in de NBV – met mens kan
­­ 25
25 ­­
afbeelding 4
worden weergegeven. In de Naardense
Bijbel heet het: “het Woord is vlees­en­
bloed geworden”. Dat zou je eventueel
nog enigszins figuurlijk kunnen opvatten.
Dat lukt niet meer met een wel wat ge­
waagde weergave als het Woord is li­
chaam geworden. Het is in ieder geval
opvallend dat in één van de opstandings­
verhalen bij Johannes de zogenoemde on­
gelovige Thomas zijn handen in de
wonden van de Opgestane mag leggen.
Dat lijkt te willen bewijzen dat Jezus echt
een lichaam had en echt geleden heeft,
misschien in reactie op stromingen in die
tijd waarin Jezus een schijnlichaam werd
toegekend of waarin Jezus hoe dan ook
niet echt geleden heeft of gestorven is.
Een bekende theoloog van vóór de oor­
log, Noordmans, formuleerde het zó: “Je
kunt Jezus niet genoeg in het vlees trek­
ken”. Dat is voor ons weer een vreemde
formulering maar hij bedoelde ermee, in
reactie op een al te eenzijdige vergod­
delijking: ”Je kunt Jezus niet menselijk
genoeg zien”. Die menselijkheid komt
juist in “mij dorst” heel schrijnend naar
voren. De behoefte aan water om de dorst
te lessen is misschien wel de meest basale
behoefte van een mens. Mensen die in
hongerstaking gaan, moeten wel blijven
drinken. In de krant las ik dat vluchtelin­
gen in het oosten van Turkije zelfs niet te
drinken kregen. Niet te drinken krijgen, in
de woestijn bij een verzengende hitte, is
wel een dieptepunt van onmenselijkheid.
Zo’n immense dorst, na alles wat hem al
aangedaan was, moest ook Jezus door­
staan. Een bittere ironie in het Johannes­
evangelie want nu juist daarin zegt Jezus,
in het gesprek met de Samaritaanse
vrouw, dat hij water kan geven, levend
water, waarvan je geen dorst meer zult
­ ­26
26­ ­
natuurgeweld of martelpraktijken, liever
wegkijken. Ik ken een moeder die breed
uit voor het scherm ging zitten zodat de
kinderen de ellende maar niet zouden
zien. Regelmatig komt het in het NOS­
journaal voor dat er gewaarschuwd wordt
voor schokkende beelden. Of dat vroeger
anders was? Als we op de beschrijvingen
in de evangeliën afgaan, moet het er bij
de kruisigingen druk geweest zijn. En nog
niet zo lang geleden, in de 17e eeuw, be­
zongen barokke dichters het lijden van
Christus in de meest felle kleuren. Dat
Nu moet ik even uit de school klappen.
lijden was ook voorwerp van meditatie
Toen de kruiswoorden over de verschil­
waardoor net als bij Franciscus ook bij
lende diensten en pastores verdeeld
jezelf de stigmata konden ontstaan. Dat is
werden, bleef mij dorst over. Ik had me
ver van ons af komen te staan. Toch is het
ervoor reserve gesteld en toen de spreker
van buiten die we wilde uitnodigen, op de is interessant om te zien hoe in onze ont­
kerstende wereld het lijden van Jezus
overgebleven datum niet kon, kwam het
blijft boeien. Een typisch verschijnsel als
dus mijn kant uit. Waarom werd het niet
de succesvolle Passion laat dat zien. Maar
gekozen? Ik kan niet in de ziel van ande­
ren kijken maar werd het kruiswoord mis­ we kunnen in dit verband ook aan de be­
langstelling voor de Matthäus­Passion
schien als te confronterend ervaren? Ik
denken. Vooral die omdat daarin, nog
kan daar in komen: ook ik had mijn
twijfels of ik me er wel aan moest wagen. meer dan in de Johannes­Passion, Jezus
als de lijdende mens getekend wordt. Ook
Met een kleine ervaring wil ik dit ver­
duidelijken. Ik was vorig jaar op terugreis wanneer bekende persoonlijkheden
sterven en begraven worden – denk aan
uit Italië in het Oostenrijkse Innsbruck.
prinses Ann of aan André Hazes ­ valt dit
Het was Goede Vrijdag en ik bezocht die
op: mensen identificeren zich met de held
avond een kerk. De kerk had binnen het
wat kille en kale uiterlijk dat bij de Goede of de heldin, kunnen in die algemene
rouw ook hun eigen persoonlijke rouw en
Vrijdag hoorde. Op een bepaald moment
werd vanuit een kapel het met doeken be­ verdriet kwijt. En beleven daarin, als het
hangen beeld van Jezus aan het kruis naar ware liturgisch, ook iets van opstanding:
het gevoel weer verder te kunnen. Ook
het altaar gebracht. Eén voor één werden
met Jezus en zijn lijden kan de mens zich
de doeken weggehaald totdat het gezicht
dus identificeren. Maar in het evangelie
van Jezus tevoorschijn kwam. Misschien
gaat het verder, dieper. Misschien
heeft ook mijn protestantse achtergrond
benaderen we de visie van Johannes het
mij parten gespeeld maar het lijden van
dichtste wanneer we Jezus als een levende
Christus kwam mij te na. Tijdens de
kruisverering heb ik de kerk verlaten. Met icoon zien. Jezus laat zien wie God is:
het zien van lichamelijk lijden kunnen we “wie mij ziet, ziet de Vader”. Beeld van
God. Tegelijk ook volop mens: “zie de
problemen hebben. Onderzoek heeft uit­
gewezen dat mensen als het op het scherm mens”, zoals Pilatus zegt. De boodschap
van Johannes is dat God in het lijden bij
verschijnt: slachtoffers van epidemieën,
krijgen. Hij die de dorst kan lessen, moet
nu zelf dorst lijden. Weliswaar krijgt hij
zure wijn te drinken maar ook daarin is er
de ironie van het evangelie: noemde Jezus
zichzelf niet de ware wijnstok en bewaar­
de hij op de bruiloft te Kana niet de beste
wijn voor het laatste? Die zure wijn, ook
wordt wel zoals in de Naardense Bijbel
van azijn gesproken, is trouwens een toe­
speling op psalm 69 (en ook op andere
psalmen).
­ 27 ­
­ 27 ­
ons is, om niet te zeggen dat Hij erin is,
mee­lijdt. Goddelijke solidariteit, die op­
roept tot menselijke solidariteit, als ik op
het Mattheüsevangelie mag overstappen:
de dorstigen laven, geestelijke dorst les­
sen maar ook lichamelijke dorst. Toeval­
lig was het thema van de gebedsweek in
januari 2015 ‘dorst’. Er is natuurlijk het
water, het water van de oervloed, dat ons
bedreigt – niet voor niets is het water in
de bijbel het symbool van de chaos, de
dood. Maar er is ook het water als
symbool van het leven, het water dat le­
vend maakt. In de symboliek van de doop
zijn beide aspecten aanwezig. En er is het
water dat in al z’n realiteit en materialiteit
nodig is voor ons lichaam, voor hét li­
chaam, om heel gewoon te kunnen leven
en werken. Hoe zorgen we voor schoon
en helder water over de hele wereld? Hoe
gaan we er zelf verantwoord mee om?
Er ligt hier een verbinding met een we­
reldwijde problematiek. Het lichaam doet
ertoe in de bijbelse traditie. En dan denk
ik niet aan het esthetische lichaam van de
glimmende tijdschriften of aan het
sportieve lichaam van die ene nanosecon­
de waarmee een record gebroken wordt.
Of aan het lichaam van de verslavingen
dat de baas over ons wil spelen. Ik bedoel
het lichaam van Psalm 139: “geweven in
de schoot van mijn moeder”, het lichaam
dat juist zo wonderbaarlijk blijkt te zijn
wanneer er ergens iets hapert. De Bijbelse
traditie, lichamelijkheid en stoffelijkheid
staan er hoog in aangeschreven. Het is
niet alleen een spiritualistische maar ook
een materialistische traditie. Is het kern­
symbool van het christendom niet zelfs
een maaltijd? De maaltijd is de metafoor
bij uitstek van het Koninkrijk; als ik een
uitspraak van Paulus in positieve zin mag
herformuleren: het Koninkrijk Gods be­
staat uit eten en drinken. Straks, tijdens de
dienst van de tafel, zullen we symbolisch
maar ook heel stoffelijk, heel letterlijk,
eten en drinken. Zoals bij Johannes de
opgestane Jezus – er zit iets van humor in
– uiterst concreet aan het meer van Ti­
berias met zijn leerlingen geroosterde vis
zal eten.
Geen dorst zullen zij lijden
als zij gaan door dorre streken:
water uit een rots zal hij voor hen laten stromen,­
hij zal een rots klieven
en wateren zullen vloeien.
Jesaja 48:21
­ 28 ­
afbeelding 5
6
Volbrenging
‘Het is volbracht’
Johannes 19:30
thanasiewetgeving door de beide kamers
had geloodst. Dit riep veel ergernis op bij
et is volbracht’. Wanneer zeggen christenen die dit gebruik van een kruis­
we dit? Meestal als iets een
woord van Jezus blasfemie vonden. De
zwaar of tijdrovend soort werk
vraag is: zijn we klaar als iets volbracht
is geweest. Als je je doctoraalscriptie of je is? Kan je van je eigen leven zeggen ‘ik
dissertatie hebt afgerond of als je hard ge­ ben er klaar mee, het is volbracht’? Dan
werkt hebt om een klus te klaren. Of als
heb je er eerder genoeg van. Na een ex­
je de marathon helemaal uitgelopen hebt
amen of een promotie begint een nieuwe
en uitgeput neervalt. Els Borst, de oud­
uitdaging. Na je pensioen begint een
minister die helaas vermoord is, zei ‘het
nieuwe uitdaging.
is volbracht’, toen ze eindelijk de eu­
Johannes is het enige evangelie, waarin
Henk Schouten
H
­­29
29­­
Jezus zegt ‘het is volbracht’. Bij Marcus
en Mattheus horen we alleen maar de
wanhoop ‘mijn God, mijn God, waarom
heb je mij verlaten?’ Johannes kent geen
wanhoop. Heel het evangelie heeft iets
triomfantelijks. De lijdensweg is niet iets
wat Jezus overkwam, zoals bij Marcus,
maar een weg die hij doelbewust gekozen
heeft, in opdracht van zijn hemelse vader.
Zoals we in Johannes 17:4 gelezen
hebben, waar Jezus bidt tot God: ‘Ik heb
op aarde uw grootheid getoond door het
werk te volbrengen, dat u mij hebt opge­
dragen’. En in Johannes 10:18, waar
Jezus zegt: ‘Niemand neemt mijn leven,
ik geef het zelf’. De kruisweg als een op­
dracht, en niet als een tragedie. ‘Zie het
lam Gods, dat de zonde der wereld weg­
draagt’, klinkt al direct aan het begin van
het evangelie.
Er staat ook bij Johannes, dat Jezus zijn
geest bewust overgeeft aan God, nadat hij
zijn hoofd gebogen heeft. Het betekent
hier niet, dat Jezus de geest geeft in de zin
van sterven en je laatste adem uitblazen,
het sterven dat je als mens overkomt. Het
is bij Johannes juist een bewuste act: je
hoofd buigen en je geest teruggeven aan
God. Het is bij Johannes geen doods­
bericht, maar een laatste inspanning op de
weg van je leven geven voor de mensen,
vooral voor de armen, zieken en ver­
worpenen der aarde. Voor Jezus is nu de
sabbat, de rustdag begonnen. Na een dag
rusten zal hij weer opstaan en in een nieu­
we gedaante, en in de Geest, verder gaan.
De dood van Jezus heeft in het evangelie
van Johannes iets triomfalistisch, een
zelfbewuste daad. Dit vind ik een heel
lastig gegeven, want juist het triomfalis­
me heeft de kerk geen goed gedaan.
De afbeelding op het hongerdoek van
Esquivel (zie de afbeelding hiernaast)
heeft ook iets triomfalistisch. Het is een
processie uit de machten van de dood op
weg naar een nieuwe wereld. Wie wel
eens heeft meegelopen in een grote de­
monstratie kent het gevoel van ‘we shall
overcome’. Het is ook een bemoediging.
Op de afbeelding zie je hoe Jezus voorop
loopt als de bevrijder van de armen en de
indianen, als de bevrijder van de mensen
die vermoord zijn door doodseskaders, als
de bevrijder uit de machten van de dood.
Half achter Jezus lopen bisschop Romero
en andere belangrijke mensen uit de be­
vrijdingsbewegingen in Zuid­Amerika. In
het midden zie je de ruïnes aan de voet
van de beroemde berg, de Macchu Pic­
chu, een herinnering aan de verwoeste
glorietijd van de indianen. Op de achter­
grond rechts de komst van de Europeanen
met hun roofzuchtige schepen en de ver­
nieling van de Indiaanse cultuur. Links
achter de fabrieken, waar de armen min
of meer als slaven moeten werken en
militairen de macht in handen hebben. De
processie toont hier de hoop op een nieu­
we wereld, een uittocht uit alle ellende.
Bij de intocht in Jeruzalem, op Palmpa­
sen, liep ook een menigte met palmblade­
ren omdat ze hoopten op een nieuwe
wereld als Jezus Jeruzalem binnenkomt.
Een hoopvolle gebeurtenis, maar het liep
uit op het kruis. Veel demonstraties zijn
ook op een teleurstelling uitgelopen, on­
danks alle euforie. Daarom mijn vraag:
‘wat is er eigenlijk volbracht?’ In het ver­
haal van de goede herder in Johannes 10
wordt Jezus geplaatst tegenover de foute
herders. Huurlingen en rovers, die macht
willen om geldelijk gewin maar niet echt
omzien naar de mensen. Jezus is de goede
herder, omdat hij niet uit is op macht,
maar oog heeft voor de mensen die hulp
nodig hebben, die ook weet heeft van
schapen uit een andere stal, oftewel, die
ook oog heeft voor mensen buiten eigen
kring, buiten de eigen kerk, buiten het ei­
gen volk, buiten West­Europa.
­ 30
­ 30­ ­
Eigenlijk betekent ‘volbracht’ hier dat een
ander type van leiderschap is getoond.
Niet iemand die zich in Jeruzalem op de
troon laat zetten, met alle triomfalisme
van de intocht ‘Hosanna Hij die komt in
de naam van de Heer’. Maar iemand die
afziet van macht, die bereid is zijn leven
te geven ter wille van anderen. Leider­
schap vraagt duidelijkheid en helderheid,
maar ook begrip voor de mensen aan wie
je leiding geeft, ook de bereidheid om de
minste te zijn. Jagen managers en allerlei
directeuren hun eigen belangen na, hun
eigen succes en portemonnee, weiden ze
vooral zichzelf, of hebben ze ook oog
voor hun medewerkers, voor hun af­
nemers? Volgens de Dalai Lama is de eer­
ste eigenschap die een leider nodig heeft
‘nederigheid’. Jezus ging niet op een
paard, krijgshaftig Jeruzalem binnen,
maar op een ezel, nederig. Want hier vindt
iets principieels plaats: leiderschap in
eenvoud, op een ezel, in plaats van op een
paard of in een dure auto. Leiderschap om
te dienen in plaats van te willen heersen
en te profiteren ten koste van gewone
mensen.
De woorden ‘het is volbracht’ kunnen
ook gelezen worden als ‘het doel is
bereikt’. Het doel is hier dan niet macht
of succes, maar een voorbeeld geven van
waarachtig mens zijn, naar Gods hart. De
zonde wegdragen aan het kruis kan je dan
ook begrijpen als het kwaad wegdragen,
het kwaad wegdoen. ‘Het lam Gods, dat
de zonde der wereld wegdraagt’, omdat
het een andere manier van leven laat zien,
een andere manier van leiderschap. Daar­
mee schep je een nieuwe wereld. Pasen
als teken van hoop dat het ware leven tel­
kens weer opstaat uit de dood. Dat neemt
de pijn niet weg, maar houdt wel een
nieuwe toekomst open.
­­31
31­­
afbeelding F
7
liturg
Voltooiing
‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest’
Maria Draaijers
De Schola Cantorum zingt "Die sieben Worte Jesu am Kreuz"
van Heinrich Schütz
­ 32 ­
Lucas 23:46
Psalm 31:6
Goede Vrijdag…
Weer zovelen ongenoemd gestorven, gedood, vermoord, verwond, gemarteld,
uitgebuit, afgedankt, verdreven, verkracht en leeggebloed.
Met Hem zijn, de eeuwen door, miljoenen levens door geweld beëindigd.
Een moeder, een broer, een dochter,
een vluchteling, een militair, een eenzame reiziger,
een scholier op weg naar huis.
Een vrouw in een tankstation, een man op een bouwterrein,
een meisje in een kelderbox, een kind in de bosjes,
een vrouw in een slaapkamer, een man in een vangrail,
een vrouw op een vuilnisbelt,
allemaal dood.
Zovelen zijn gestorven, doodgemarteld, afgemaakt.
Mijn God, waarom heeft U hen verlaten?
Vandaag… Goede Vrijdag….
Toen wij aan het ontbijt zaten, nam Hij zijn kruis op.
Toen wij koffiepauze namen, viel Hij.
Toen wij genoten van onze lunch, viel Hij opnieuw.
Maar laten we een beetje verder terug gaan.
Naar gisteren.
Toen we hem, net zoals de apostelen, in de steek hebben gelaten in de hof van olijven.
Toen we, net als Petrus, te laf waren om te bekennen dat we bij Hem te horen.
En we nog een stukje verder terug.
Naar afgelopen zondag.
Toen we, met het joodse volk, jubelend en juichend naar zijn intocht hebben gekeken,
samen met hen met palmtakken hebben gezwaaid.
‘Leve de koning.’
Toen was het leven goed.
Maar lieve God, ook dit jaar, ook vandaag, weer zoveel doden!
Ieder jaar hopen we dat het dit keer voor het laatst was.
Maar het is nooit de laatste keer.
Volgend jaar zitten we hier weer.
Wat kunnen we anders dan U aanroepen?
Ons in gebed keren tot U?
­ 33
­ 33
­ ­
afbeelding 6
Gebed
Eeuwige,
God van liefde en trouw,
onder het kruis van Jezus Christus,
uw veelgeliefde zoon, onze broeder,
ontdekken wij
onze eigen onvoldragen vruchten,
te klein en verdord, verschrompeld.
Laat Hij, die als een graankorrel in de aarde viel,
veelvoudig vrucht dragen in ons.
Wij bidden
dat wij Hem niet uit het oog verliezen
door alles wat ons in beslag neemt,
dat wij Hem niet alleen laten die is
in het bloed en de tranen van zoveel mensen,
dat wij Hem niet verloochenen
door enkel voor onszelf te leven.
dat wij Hem niet verraden
met onze eigen verlangens en belangen,
dat wij Hem niet kruisigen
met al ons gebrek aan mededogen en solidariteit.
Wij bidden
voor wie wanhopig en vertwijfeld zijn,
geteisterd door verdriet,
gedreven door pure nood,
vervuld van diepe wanhoop:
sta hen bij met uw troost en barmhartigheid,
en laat ons een licht zijn in hun duisternis.
Moge de gekruisigde én verrezen Christus zelf
al onze gebeden dragen tot voor Uw aangezicht.
Nu en altijd….
Amen
­ 34 ­
­ 34 ­
­ 35 ­
teksten
De teksten zijn tijdens de veertigdagentijd 2015 uitgesproken
in de Vieringen van de Leidse Studenten Ekklesia.
afbeeldingen
De afbeeldingen zijn gemaakt naar kunstwerken van:
voorblad
Piet van Willenswaard
Troost voor gekruisigden
­ chamotteklei
afbeelding 1
afbeelding 2
afbeelding 3
afbeelding 4
afbeelding 5
afbeelding 6
Ben Blonk
Tuin in morgenlicht
­ acryl op paneel, 70x50 cm
Vrouw, zoon
­ acryl op papier (fragment)
Schreeuw III
­ houtsnede/drukinkt op Japans zijdepapier, 50x40 cm
Bloed zweet tranen
­ aquarel/inkt op papier, 30x40 cm
Volbracht
­ aquarel/inkt op papier, 40x30 cm
Vroeg in de morgen, donker was het nog
­ acryl op papier, 70x50 cm
afbeelding A
afbeelding B
afbeelding C
afbeelding D
afbeelding E
afbeelding F
Rob van den Boom ­ aquarellen
Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.
Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.
Dat is uw zoon. Dat is je moeder.
Eli, Eli, lama sabachtani?
Ik heb dorst.
Vader, in uw handen leg ik mijn geest.
opmaak
Jan Slotboom
Leiden / februari 2016
Rapenburg 100
2311 GA Leiden
071-5134 558
­ 36 ­
[email protected]
www.ekklesialeiden.nl
www.rapenburg100.nl