Levenskunst 27 januari 2016: Michel Montaigne (1533

Download Report

Transcript Levenskunst 27 januari 2016: Michel Montaigne (1533

Levenskunst 27 januari 2016: Michel Montaigne (1533-1592)
1
Inleiding
Twee filosofen die wij eerder behandelden, kunnen als voorlopers van Montaigne worden
beschouwd: Marcus Aurelius en Augustinus. Zij hebben sterk nagedacht over zichzelf in
relatie tot de rest van de wereld en tot de goden/God. Montaigne doet ook zoiets, maar dan
nog veel radicaler, modern: geest, ziel en lichaam, opzettelijk onsystematisch, zoals het leven
ten diepste niet systematisch is.
Twee leuke illustratieve video’s, van Human en van Alain de Botton, op:
http://www.filosofie.nl/montaigne/index.html
Zie ook: Joep Dohmen en Maarten van Buuren, Levenslot of levenskunst, hoorcolleges, 1:
Joep Dohmen, Montaigne – de kunst om in het heden te leven. En natuurlijk: Dohmen, J.
(red.), Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven, Amsterdam 2002, 174-181.
Meekijken in het privéleven van mensen, tegenwoordig Facebook e.d. Montaigne is de eerste
die een boek schrijft waarin hij zo transparant mogelijk probeert te zijn; 16e eeuw heel
ongewoon. Hij vindt het essay uit. Krachtige stijl. Slapen eten drinken, manieren, seks, leven
en dood.
!
2
Zelfportret
Op 1 maart 1580 schrijft Montaigne in het voorwoord, dat het hem niet te doen is om bijval
van de wereld, maar dat zijn zelfportret bestemd is voor zijn vrienden. Het is een eigenwijs en
heel oorspronkelijke verzameling schetsen.
Hij schets zijn zelfportret. Daar is wel kritiek op geweest (Pascal). Is dit exhibitionisme? Zijn
narcisme heeft een morele grond: Kalmte en rust bij de dingen die we doen; zinvol leven
leiden. Hij lijkt vooral modern, maar is tegelijk een echte 16e eeuwer, een tijdgenoot van
Willem van Oranje, die als onafhankelijk edelman een geprivilegieerde positie had en
haarscherp observeert, niet alleen anderen, maar ook zichzelf en het menszijn als zodanig.
Deze waarnemingen verbindt hij met citaten uit de grote schrijvers die hij kent en dat zijn er
veel. Hierdoor communiceert hij met de wereldliteratuur, maar nooit praat hij anderen na. Dat
geeft zijn werk een heel eigen stijl en zeggingskracht.
!
3
Leven
In 1933 wordt hij als Michel Eyquem geboren op het landgoed van zijn vader, de steenrijke
Pierre Eyquem, Montaigne Aquitanië, waar zijn vader als edelman magistraat was van
Bordeaux (zo’n 50 km afstand).
Bijzonder: De kleine Michel wordt in zuiver latijn opgevoed door Duitse leraar die geen Frans
sprak. Het doel is de grootheid van de geest van klassieken evenaren. Er waren nog twee
!1
pedagogen. Regel in huis: Niemand mocht iets anders dan latijn met de kleine Michel
spreken. Montaigne kijkt er niet positief op terug, maar heeft wel heel gemakkelijk toegang
tot de klassieke auteurs. Hij lijkt echter ongeschikt voor deze elitaire humanistische
opvoeding en gaat naar de kostschool, daarna naar eigen (bescheiden mening) weinig
succesvol rechtenstudent. Hoewel? Als 21 jarig edelman, wordt hij als rechter lid van
gerechtshof te Bordeaux, 1557-1570. Zijn grote vriend Etienne de la Boétie had meer
aansluiting dan de stijve leraren. Deze wijdde Michel werkelijk in in de cultuur op een wijze
die wortels schoot. Michel heeft deze Etienne, die jong stierf, de rest van zijn leven zeer
gemist. Een paar jaar na diens dood, trekt hij zich in 1570 terug uit het openbare leven in zijn
kasteel Montaigne. Hij beschouwt deze vrijplaats als zijn absolute koninkrijkje, vooral de
toren, met op de begane grond de kale, daarboven de slaapkamer en daarboven de
studeerkamer met duizend boeken, o.a. van Boétie. Met name deze laatste was heel belangrijk
voor Montaigne: de studeerkamer. Dit gedrag kwam overigens in deze roerige tijden wel
vaker voor. Reeds op relatief jonge leeftijd konden adellijke personen, die voor hun inkomen
niet van de functies afhankelijk waren die ze vervulden, deze neerleggen ten bate van een rijk
privéleven, wat voor hen het echte leven was: innerlijk belangrijker dan publiek bestaan. De
37-jarige Michel Montaigne kon het zich gemakkelijk veroorloven. Hij noemt het zijn
seculiere bekering. Toch was het geen terugtrekken in zijn ‘ivoren’ toren: Juist in zijn
studeerkamer gaat hij het leven verwerken op een unieke wijze. Het is wel zo dat hij graag
afstand neemt van de godsdienstoorlogen, de chaos in de politiek, het geweld en de
vooroordelen en de heksenprocessen van zijn tijd. Er was weinig tegen te doen.
!
4
De tijd van Montaigne
Renaissance Frankrijk was een land vol spanningen in een chaotische tijd. De elite
onderscheidde zich, deels adel, deels sterk opkomende burgerij. Steeds modernere
vuurwapens maakten oorlogen gewelddadiger, mechanische uurwerken, de effecten van de
boekdrukkunst, de vroegmoderne samenleving die geconfronteerd werd met de Nieuwe
Wereld, groeiende koloniale handelsstromen, reformatie, Contrareformatie: Concilie van
Trente, mentaliteitsverandering. De noodzaak nam toe voor individuen aan
gewetensonderzoek te doen en zichzelf bewust te presenteren, standpunten in te nemen. Er
was een groeiende belangstelling voor de retorica. Teksten en cultuur van de oudheid dienden
als referentiekader en oefenmateriaal. Feodaliteit maakt plaats voor burgergemeenschappen.
De toenemende handel correspondeerde met nieuwe idealen in opvoeding en relativering van
oude gebruiken.
Bestuderen geschiedenis belangrijk voor Montaigne: deugden leren! De mens is niet vanzelf
redelijk (Vgl. Pico della Mirandola, Vertoog over de menselijke waardigheid) i.t.t. Montaigne
vraagt zich af of de mens goed is. De mens is lichamelijk gesproken niet meer dan een
armzalig schepsel dat in het slijk huist, ver verwijderd van het hemelgewelf. Toch heeft hij
vooral aanvankelijk grote bewondering voor stoïcijnen, in het bijzonder Seneca, vanwege de
praktische wijsheid! Kalm en onverstoorbaar blijven, bewust leven, dat wil Montaigne ook:
Staan als een eik in de wind onder de aframmeling van het lot. De stoa blijft belangrijk, maar
!2
stelt ook teleur, omdat veel te hoge eisen kunnen worden gesteld in het verwerpen van de
emoties. Dit vindt Montaigne steeds meer onnatuurlijk en onmenselijk Met scepticus Pyrrho
zegt Montaigne: ‘Que sais-je?’ Wat weet ik? En draagt deze spreuk op een medaille jarenlang
om zijn nek. Van Epicurus leert hij te genieten. Dat heeft in de laatste levensfase voor
Montaigne de prioriteit, maar dan gaat het niet om overdaad. Genieten is afwezigheid van pijn
en de aanwezigheid van genot, alles met mate, dus een verschuiving; gematigd scepticisme
hedonistisch vitalisme. Hij pleit voor een innerlijk onafhankelijke geest wanneer het gaat om
geld en bezittingen. Op het naïeve af (zelfs bij een beroving) houdt hij vast aan het
ontwapenende uitgangspunt ‘wie goed doet goed ontmoet’. Montaigne wil de rol van Fortuna
als een gunstig lot aanvaarden en zich daaraan overgeven.
De burgeroorlogen die Frankrijk verscheuren brengen het gezag van de godsdienstige tradities
in twijfel. De door de protestanten geëiste toegankelijkheid van de bijbel in de landstaal is
volop in discussie. Het Rooms-katholieke antwoord, in Trente gegeven (1545-1562/63) brengt
behalve duidelijkheid, de inquisitie. Aanvankelijk krijgen Hugenoten godsdienstvrijheid,
echter brengt 1572 de Parijse Bloedbruiloft. In de Bartholomeusnacht worden 20.000
Hugenoten afgeslacht. Montaigne is Rooms-katholiek en vindt de bijbel voor gewone mensen
een gevaarlijk boek. Het gezag van de kerk blijft voor hem wezenlijk. Toch is Montaigne geen
gewone katholiek. Scepticisme ziet hij als een tactiek van de kerk om zich te verdedigen tegen
protestantse rationalisme (de pretentie een alomvattende Godsleer op tafel te kunnen leggen).
Merkwaardig genoeg is protestantisme hier juist ogenschijnlijk een bondgenoot van
humanisme. Maar Montaigne is bang voor burgeroorlog en onverdraagzaamheid, niet
onbegrijpelijk. Hij wordt lid van de zogenaamde ‘politiques’, gematigde pragmatici in
Frankrijk.
!
5
De Essays
Op balken van het plafond in de torenkamer laat hij spreuken schilderen, bijv. over het
verlangen van de mens naar wijsheid om zich te pijnigen (Prediker). Maar er ging iets mis!
Montaigne zocht rust. Maar wat hij merkte was dat hij de onrust van de wereld zelf had
meegenomen. Hij merkte dat de geest heel onrustig kon zijn, ook zonder aandacht voor de
buitenwereld. Montaigne gaat schrijven, uit innerlijke nood gedwongen, 1572-1592. Essayer
in het Frans is: pogen, uitproberen; ‘tacher’ is beproeven. Een ‘essagio’ is ook wel een
uitprobeersel of liefdesproef. Het resultaat is geen dagboekjournaal maar beproevingen van
een visie; maar de structuuronderdelen monden niet uit in één finale of conclusie. Het gaat om
een steeds verder toenemende oordeelsbekwaamheid. Eerste erg braaf en opsommend, dan
steeds prudenter; steeds wijzer; steeds overtuigender. Meningen van klassieke (vooral
Romeinse) schrijvers worden verzameld. Heel vaak begint hij met een citaat van een
beroemde schrijver dat hem fascineert, van Livius bijv. of van Seneca en dan laat hij zijn
gedachten vrijuit gaan. Montaigne ‘plundert Plutarchus’ (Dohmen), voor hem een groot
voorbeeld als essayist en biograaf van beroemde Grieken en Romeinen. Steeds komt
Montaigne met nieuwe aanvullingen op zijn teksten die dus verschillende edities kennen. Hij
gaat op zoek naar zichzelf. Ca. 1500 pp Essays, 1570-1580, 1588. De hele eindtekst met
!3
toevoegingen, kent een A, B en C-versie van de tekst. Stoïcijnse periode, sceptische periode,
rijpe periode. Wat doet hij? Grens van literatuur en filosofie. Denkbeelden die nog niet helder
zijn uitgekristalliseerd. Waarheid zoeken. Vrijheid van denken. Scholastiek te droog en te
technisch. Hij wilde schrijven zoals men spreekt. Kladjes stoofpot broddelwerk. Inzicht
zoeken in vorm en handelen.
Van de vele contradicties is hij zich goed bewust, maar deze laat hij opzettelijk staan. Het
wordt tenslotte een ‘impressionistische weergave’ van zichzelf, erg in het moment, met tal van
schakeringen een toetsen. Niet alleen zijn gedachten over edele of gebruikelijke onderwerpen
schrijft hij op, maar over het wel of niet naar behoren functioneren van zijn lichaam (hij had
een ernstige nierstenenaandoening) en dat op een wijze die geen schaamte kent.
!
5
Levenswijsheid
In 1580 maakt Montaigne een reis naar Italië en hij houdt een dagboek bij en gaat veel in
discussie met de meest uiteenlopende mensen die hij onderweg ontmoet. Hij ontwikkelt een
grote een onbevooroordeelde belangstelling voor andere volken, heel ongebruikelijk in die
tijd. Zo is hij geïntrigeerd door de ontdekking van Amerika en verafschuwt hij de moord op
de indianen door de Spanjaarden. Europa is niet superieur in zijn ogen! Heel genuanceerd
kijkt hij naar de confrontatie van culturen. Montaigne heeft interesse in techniek en in
geschiedenis (als een bron om deugden uit te leren). Hij gaat op audiëntie bij de paus. In Luca
hoort hij dat hij dat hij tot burgemeester van Bordeaux is gekozen, wat hij twee termijnen zal
zijn, 1581-1585. Montaigne is ook diplomaat, bemiddelaar/gezant, die wordt gewaardeerd om
zijn gave zich helder uit te drukken.
Toch is hij vooral de kampioen geworden van de levenswijsheid, die hij strak onderscheid van
feitenwijsheid, universitair een rol van intellectueel aanleren. Jezelf echt kennen betekent ook
weten wat er met je gebeurt wanneer je een wind laat, problemen hebt met je ingewanden of
een orgasme beleeft. Deze aspecten van het menszijn kwam hij in de meeste filosofische
boeken van zijn tijd niet tegen, maar hij beseft dat ze erbij horen, als het gaat om echte
mensenkennis. De meeste filosofische systemen proberen achter de veelheid van de dingen
een onveranderlijke en eeuwige waarheid te construeren. Montaigne gelooft dat hij dichter bij
de werkelijkheid kan komen door zichzelf als studieobject te nemen. Hierin is hij wel een
exponent van de Renaissance, al is hij heel anders dan Erasmus, die we eerder bespraken.
!
6
Zelfkennis
Zelfkennis is noodzakelijk voor echte kennis. Daarbij gaat het er om dat wij in het reine leren
komen met onze onvolkomenheden. Het is niet de beoordeling door anderen waardoor ons
leven waardevol zal blijken te zijn, maar onze zelfacceptatie en humor. Wij zijn een soort dier.
Dit is een revolutionair idee, dat in die tijd en met name in de 17e eeuw door lang niet
iedereen werd begrepen of gewaardeerd. Montaigne schrijft, zonder enige schaamte, veel over
zijn penis, zijn ingewanden, slapen en opstaan, de dood, over de stoelgang en over vermeende
!4
kennis die hij bespot. Valse ‘role models’ worden door hem snoeihard aangepakt. Hij is een
soort ‘behaviouralist’ en een fenomenoloog, een cultureel antropoloog, etnograaf, een
socioloog, een existentialist allemaal avant la lettre. Samenvattend, kun je zeggen dat het
voor Montaigne niet het rationeel doordenken, laat staan de fictie van het beheersen is,
waarvan hij gelooft dat het een mens gelukkig zal maken. Dit is zijn invulling van de studia
humaniora. Montaigne verwerpt het Rooms-katholiek christendom niet, maar ontwerpt een
moralisme dat vanuit kritische zelfreflectie tot levenswijsheid wil komen. Daarbij helpt een
overmatige accentuering van zonde niet, vindt hij, en ook niet de fictie dat goed en kwaad
relatief eenvoudig uit elkaar te trekken zijn (Petrarca). Montaigne strijdt tegen een hypocrisie
van schaamte, taboe en vooroordelen rondom seksualiteit en protesteert tegen de eis van
kuisheid die aan vrouwen wordt opgelegd, terwijl mannen in die tijd zich heimelijk van alles
kunnen permitteren.
Montaigne heeft een grondige hekel aan je mooier voordoen dan je bent. Mediteren kan
eigenlijk niet volgens hem. Dat is te beschouwelijk, te afstandelijk, op het moment dat je
mediteert doe je zelf niet mee aan het leven. De geest van Montaigne raast maar voort. Het
schrijven zelf werkt reinigend voor hem en is eigenlijk een vorm van leven: ‘aut liberi aut
liberi’; of kinderen of boeken. Het boek ‘De Essay’s heeft ten slotte hém geschreven. Er is een
ontwikkeling. Latere essays komen heel modern over. Het individu bepaalt, met behulp van
geleend gedachtengoed, een heel eigen houding te midden van chaos van het leven. Zoals
bijen bloemen plunderen en toch eigen honing maken.
In de Essays van Montaigne gaat het over de veranderlijkheid van de mens; wispelturigheid,
verschillende manieren van kijken, perspectivisch. Hij ziet in zichzelf een vat vol
tegenstrijdigheden in de spiegel; uitgedaagd mee te denken. Monoloog, of dialoog met tal van
andere mensen onderweg; soms boertig. De mens zelf heeft geen eigen vorm; ieder draagt
vorm hele leven in zich. Montaigne profileert eigen ik als vorm. Marcus Aurelius en
Augustinus zijn voorgangers: beide eigen dagboeken, vormend. Maar waar komt Montaigne
zelf tenslotte terecht? Bij narcisme? Hij werd tijdens zijn leven al goed gelezen, maar wekte
wel irritatie van sommige tijdgenoten. Er waren vele dagboekschrijvers, maar alleen
Montaigne weet heel de mens herkenbaar te maken in zijn zelfportret. Er is een
gemeenschappelijke context, ondeelbare eenheid lijf, geest en ziel; autonoom en autoriteit;
begrijp je zelf! De boodschap is: Ontwikkel je eigen oordeelsvermogen.
!
7
Slot
Laatste hoofdstukken finale: Montaigne als filosoof. Vorm van zelf inkeer en oprecht
zelfonderzoek. Het ‘ik’ wordt geanalyseerd als wordend ik, in al zijn tegenstrijdigheid,
tegelijk oprecht en leugenachtig. De Essays zijn een zoektocht naar eigen vorm; introspectie;
zelfs aanvaarding; balanceren; vriendschap. Men name het slotessay is een heel mooie tekst
over vriendschap. De rijpe Montaigne wil tot zelfaanvaarding komen; vooral innerlijke
gezondheid. Dat is verzoening met jezelf en relativering als het gaat om wat hoort in de ogen
van de mensen. Wij zijn slechts wind, maar voor de wind heeft hij in al zijn waaien respect.
!5
(Vgl. Jh. 3,8) Het natuurlijk leven is niet waardeloos. Genieten van seks hoort bij het leven en
is niet iets om door regels te laten overwoekeren. Het bestaan op de juiste manier genieten
kan goddelijk zijn. Er ligt een authentiek levensdoel in het oprecht kunnen genieten van je
eigen wezen! Het heeft geen zin om ‘op stelten’ te klimmen of je hele leven naar je schoenen
te gaan lopen. Heel bekend is zijn woord: ‘Op de hoogste troon van de wereld zit je nog altijd
op je eigen gat.’ Misgrijpen is iets wat je jezelf moet verwijten. ‘Alleen wie tevreden geleefd
heeft kan zonder onvrede sterven.’ Het verwerven van de juiste gewoonten is daarbij een grote
levenskunst. In deze zin is filosoferen leren hoe je moet sterven (ars moriendi). Of andersom:
Je relatie tot de dood bepaalt hoe je leeft.
Tijdens zijn leven al vijf herdrukken; veel gelezen. Maar er was ook irritatie. Montaigne werd
als excentriekeling en onaangepaste persoon, exhibitionist gezien. Descartes (1596-1650) was
als rationalistisch theoreticus fel tegen het scepticisme. Juist in de decennia na de dood van
Montaigne; is er in Europa (Dertigjarige oorlog e.d.) een sterke behoefte aan rationalisme als
wal tegen de chaos van de godsdienstoorlogen. Voor de religieuze Pascal was Montaigne te
ijdel en verwarrend. Montaigne beland wat de Rooms-katholieke kerk betreft op de index van
verboden boeken. Ook de losse stijl werd in ‘the age of reason’ afnemend gewaardeerd. Totdat
Schopenhauer en m.n. Nietzsche Montaigne opnieuw ontdekken en hem geweldig vinden. In
onze (post-) moderne tijd is er een sterke herwaardering. De vertaling van Hans van Pinxteren
van de Essays van 2004 verkoopt goed. Niet algemene uitspraken doen in de ogen van velen
recht aan het menszijn, maar een waardering van de grilligheid in ieder mens en in de
mensheid als geheel. Er is dus een paradoxale conclusie dat het centraal stellen van één mens
in al zijn unieke kwaliteiten en eigenaardigheden ons laat zien wat menszijn eigenlijk is, een
inzicht met universele betekenis.
!
!6