Praktische interviewtips

Download Report

Transcript Praktische interviewtips

Interview
In deze instructie lees je een aantal korte stukjes over interviewen. Bij elk interview zijn er
drie stappen te onderscheiden:
-
de voorbereiding
het gesprek
het verslag
Wat is een interview ?
Een interview is een vraaggesprek, met het vooropgezette doel informatie te krijgen, vast te
leggen en te bewaren. De meeste interviews zijn vraaggesprekken tussen twee mensen.
Deze twee mensen hebben een verschillende rol in het interview: de één wil informatie
hebben van de ander; de één stelt vragen, hij is de interviewer, en de ander probeert te
antwoorden, hij is de geïnterviewde. Het is dus een rollenspel.
De gouden regel van dit rollenspel luidt: een goed interview staat of valt met een goede
voorbereiding. Als interviewer stel je het thema voor het vraaggesprek vooraf vast en maak
je een vragenlijst, met vijftien vragen.
Na afloop maak je een verslag van het interview op de computer, zodat je het later kunt
uitprinten en op een diskette kunt zetten om in te leveren.
De voorbereiding
Wie interview je ?
De goede voorbereiding begint met het kennen van je gesprekspartner. In het project Oral
History heb je een gesprek met je grootouders en je ouders. Je kent ze goed, je weet
bijvoorbeeld of ze gemakkelijke praters zijn of niet. Je praat over dingen, die zij meegemaakt
hebben en jij niet. Daar hou je rekening mee.
Kies met wie je het gesprek wilt voeren: met één of twee grootouders. Kies je voor een
interview met je vader en moeder of met één van de twee. Natuurlijk laat je meespelen met
wie je gemakkelijk in gesprek komt. Laat meewegen of iemand kan vertellen over Amersfoort
of plaatsen uit de directe omgeving van de stad.
* Als je om wat voor reden dan ook je ouders of grootouders niet kunt interviewen, overleg
dan met je docent, wie je in hun plaats gaat interviewen. Ook bij een vervanger is het goed
om iemand uit Amersfoort of omgeving te kiezen. *
Realiseer je de voor- en nadelen van het feit dat je als interviewer familie van de ander bent
en dat je praat met de ander over vroeger. Jullie kennen elkaar al lang en hebben samen
een relatie.
Wat is het interviewblad ?
Het interviewblad is een standaardformulier, waarbij je de ander vraagt naar een aantal
zakelijke persoonsgegevens, zoals leeftijd en beroep.
Dat blad is een goede manier om een rijtje gegevens te krijgen van de persoon die je
interviewt. Het is een goed en duidelijk startpunt voor het vraaggesprek. Daarbij komt dat
vragen naar beroep, scholing en woonplaats direct herinneringen oproepen, de deur naar het
verleden wordt al een beetje opengezet. Misschien krijg je ook nog antwoorden die je helpen
bij het stellen van vragen later in het interview.
Welk thema ga je kiezen ?
Het kiezen van het thema is een belangrijke stap in je voorbereiding. Op deze site staat
onder het hoofdje “Thema’s” een lijst met onderwerpen: televisie, de huishouding, verkeer,
vakantie, geloof, winkeliers, telecommunicatie, vrouwenemancipatie.
Je kunt uit deze lijst een thema kiezen, waar je zelf nieuwsgierig naar bent, bijvoorbeeld de
televisie en je vragen daarop baseren. Weet u nog, wanneer u voor het eerst televisie zag?
Maar je kunt ook kiezen voor de methode dat je een onderwerp neemt, waar je ouders of
grootouders belangstelling voor hebben. Als je grootouders vroeger een winkel hadden, dan
weet je in ieder geval dat ze daarover veel te vertellen hebben.
* Wil je een ander thema kiezen, overleg dan eerst met je docent, voordat je aan de slag
gaat.
Je voorkomt daarmee overbodig werk. Realiseer je wel dat je de keus voor een ander thema
goed kunt beargumenteren. Als jouw vader profvoetballer was, je grootvader in ht
Nederlands Elftal speelde en jij niets liever wilt dan zelf carrière in de sport maken, dan is
voetbal geen slechte keus.*
Als je weet waarover jouw eigen Oral History opdracht gaat, schrijf dan in een korte alinea,
een paar zinnen, op een kladje wat jou reden is om juist dit thema te kiezen en wat jouw
mening of visie over dit thema is.
Waar haal je informatie vandaan over je thema?
Nu je een thema hebt gekozen, ben je gereed voor de volgende fase. Je gaat je oriënteren
op het thema. Je gaat op jacht naar informatie.
Je kunt daarvoor het internet op gaan. Bij het thema televisie tik je bijvoorbeeld “televisie +
Nederland” in op het zoekveld van een zoekmachine (google, yahoo of altavista). Schrijf
extra zoekcriteria, zodat je gericht kunt zoeken. Je vindt meer als je “de eerste televisieuitzending” intikt.
Een andere methode is kijken of je in de bibliotheek of schoolmediatheek boeken of
brochures over het thema kunt vinden. Het lezen van deze schriftelijke informatie of
beeldscherminformatie helpt je meer te weten over het thema.
De vijf W-vragen
Journalisten bereiden zich vaak voor met behulp van de vijf W-vragen:
Wie, Wat ,Waar, Wanneer, Waarom ?
Soms breiden ze dit rijtje uit met:
Hoe, Waarmee ?
Antwoord op deze vragen geeft snel een goed beeld van iets dat gebeurd is. Kijk dit rijtje
maar eens na bij het opstellen van jouw vragen. Beginnen met vraagwoorden is altijd een
goede hulpmethode om duidelijke vragen op papier te krijgen.
Hoe maak je een eigen vragenlijst?
Bij Oral History is het van belang om niet alleen naar de ervaringen van mensen te vragen,
maar ook naar hoe zij het beleefd hebben en wat zij ervan vinden. Zorg voor heldere, korte
vragen, zodat de ander direct begrijpt waar je naar vraagt.
Begin met een algemene vraag en ga daarna steeds gerichter vragen naar je thema. Kunt u
zich nog herinneren, wanneer u voor het eerst televisie zag? Wanneer kocht u uw eerste
televisie? Probeer je daarbij vast voor te stellen wat voor vragen voor je ouders of
grootouders interessant zijn, wat sluit aan bij hun wereld, bij hun ervaring. Het interview is
immers vooral bedoeld om hun kennis en ervaring boven tafel te krijgen.
Denk aan vragen als: Was er vroeger al zoiets als MTV? Mocht u van uw ouders altijd
televisie kijken? Dit zijn de aanloopvragen, vragen naar weet-dingen, naar herinneringen.
Hoe was het?
Hoe vraag je naar iemands visie ?
Het uitgangspunt voor het interview is de visie van de ander op jouw thema. Stem je vragen
dus daarop af. Denk aan vragen, zoals: Hoe heeft u het ervaren ? Hoe denkt u over …? Wat
vindt u van …? Hoe ziet u dat nu ? Wat is er veranderd ? Wat vind u van die verandering?
Stel eerlijke vragen, zonder je eigen oordeel of mening erin te leggen. Vraag dus niet: Vind u
ook dat televisie slecht is? Maar vraag: Wat vindt u van televisie?
Maak aparte vragenlijsten voor je ouders en je grootouders, waarin je rekening houdt met
hun verschil in leeftijd en ervaring. Je grootouders leerden televisie pas op latere leeftijd
kennen, je ouders zijn misschien net als jij opgegroeid met Sesamstraat.
Per interview maak je een lijstje met vijftien vragen. Leg deze interviewvragen voor aan je
docent. Neem ze goed door, want je vragen zorgen ervoor dat je later ook de informatie hebt
die je wilt krijgen.
Met je vragenlijstje is de voorbereiding klaar. Het enige wat je nog kunt doen, is opletten
tijdens het journaal, netwerk of nova of andere programma’s, hoe de interviewers het doen
op televisie.
Het Gesprek
De afspraak
Als je de afspraak maakt voor het interview, geef je (groot)ouders dan een kopie van je
vragenlijst, dan kunnen ze zich ook goed voorbereiden op het gesprek.
Leg bij het maken van de afspraak duidelijk uit waarvoor het interview is. Het is een
schoolproject voor geschiedenis, waarbij je je ouders en grootouders vragen stelt over het
verleden, over hoe het was toen zij jong waren. Zeg dat het voor jou een verplicht onderdeel
is van het vak geschiedenis. Vertel dat je vragen wilt stellen over een thema dat jij hebt
uitgekozen. Hoe duidelijker jij bent over het waarom van het interview, hoe gemakkelijker je
de medewerking en de inzet van je ouders en grootouders krijgt.
Zorg dat je ruim de tijd hebt voor het interview, liefst anderhalf uur. Zeg dat ook vantevoren,
dan weet de ander waar hij of zij rekening mee moet houden.
Kies een gunstig tijdstip, bijvoorbeeld ’s middags bij de thee, of na het avondeten of na het
journaal, zodat de ander echt tijd heeft om met jou te praten, ja, zelfs met plezier op zijn of
haar praatstoel gaat zitten.
Het gesprek zelf
Herinner de ander aan het doel van het interview. Begin met het interviewblad.
Werk daarna je vragenlijstje gewoon punt voor punt af. Merk je dat je (groot)ouder bij vraag
drie ook al uitgebreid ingaat op wat je hem of haar bij vraag zeven wilt vragen, laat hem of
haar vertellen.
Probeer zoveel mogelijk, het interview tot een goed gesprek te laten worden. Dus als de
ander iets vertelt waarvan je denkt, goh, hoe zit dat precies, laat dat gerust merken. Als je
echt luistert, merkt de ander dat en is die geneigd om door te vertellen. Dat is de
belangrijkste eigenschap voor een interviewer: goed luisteren naar de ander. Soms kun je
dat laten merken door te knikken, of gewoon “ja” te zeggen. Durf dus gerust meer vragen te
stellen, die niet op papier staan, vooral die vragen die op dat moment door je hoofd spelen.
Na je goede voorbereiding is goed luisteren de tweede sleutel naar een geslaagd interview.
Als je bijvoorbeeld vraagt, wanneer kwam de eerste televisie in huis, en de ander weet het
niet. Ga dan verder vragen, bijvoorbeeld: Opa, had u al televisie toen mijn vader nog thuis
woonde? Wat was het eerste televisieprogramma dat u zich herinnert thuis te hebben
gezien? Dit heet doorvragen.
Als het interview een andere kant opgaat, blijf goed opletten of je echt antwoord op je vragen
krijgt. Als dat niet zo is, als je twijfelt, stel je vraag dan nog een keer, of ga doorvragen over
datzelfde onderwerp. Als het wel goede informatie oplevert, welke rechtstreeks verband met
het thema heeft, laat de ander dan doorpraten.
Controleer altijd aan het einde van het interview of je alle antwoorden hebt gekregen. Als dat
niet het geval is, stel die vraag dan nog een keer. Vertel dat de ander je uitwerking van het
gesprek mag inzien, voordat je het verslag inlevert. Je kunt dan samen eventuele fouten of
onduidelijkheden eruit laten.
Het is beleefd om de ander te bedanken voor zijn bereidheid mee te werken aan jouw
schoolproject. Zijn medewerking betekent immers dat je voor geschiedenis het
handelingsdeel gedaan hebt.
Het vastleggen van het gesprek
Er zijn drie manieren die je kunt gebruiken om het interview op te nemen:
1. Je neemt pen en papier en maakt aantekeningen, waarbij je de meest relevante
dingen opschrijft.
2. Je gebruikt een casetterecorder of andere geluidsopname-apparatuur. Je neemt alles
op en pas later selecteer je wat er in het verslag komt.
3. Je neemt het gesprek op met een videocamera, zodat je beeld en geluid hebt. Ook
dan selecteer je pas later de uitspraken die je gebruikt.
Aantekeningen maken
Beperk je tot trefwoorden, korte uitspraken. De eerste methode, aantekeningen maken op
papier, betekent dat je tijdens het interview al selecteert wat interessant genoeg is om op te
schrijven. Je moet extra goed luisteren om tegelijkertijd aantekeningen te maken. Je krijgt al
een beetje vat op de grote lijn van het interview.
En je kunt bij twijfel nog even iets navragen: als ik het goed begrepen heb, dan heeft u net
gezegd; wilt u dat nog eens zeggen dan kan ik het opschrijven.
Durf voor het uitwerken te vertrouwen op je geheugen. Je zal zien dat je je meer herinnert
van het gesprek dan je verwacht had.
Opnemen
Het verschil tussen geluidsapparatuur en videocamera is niet zo groot. De echte
verslaglegging volgt pas naderhand. Je werkt uit wat je op een bandje of een video hebt
staan.
Sommige mensen vinden een opname op cassette aantrekkelijk omdat ze zich volledig op
het gesprek kunnen concentreren.
Kijk voor het interview de apparatuur na, zorg dat batterijen opgeladen zijn, dat je een extra
leeg casettebandje bij je hebt. Vraag eventueel iemand anders om het interview op te
nemen. Zorg dat de opname lukt. Je zal de eerste niet zijn die na het interview nog
steeds een lege band in handen heeft.
Het nadeel van deze methode is dat je achteraf steeds opnieuw de band afspeelt om de
precieze woorden van de ander te pakken te krijgen. Dat kost erg veel tijd.
Het verslag uitwerken
Daar zit je dan met je aantekeningen of je band van het interview.
Hoe pak je dat aan, vraag je je af.
Voordat je gaat schrijven, kijk nog eens na aan welke eisen je verslag moet voldoen. Het is
niet de bedoeling om per vraag het antwoord uit te werken, maar om een lopend verhaal te
maken. Het gaat om de visie van jou en je (groot)ouders op het gekozen thema.
Werk eerst de twee interviews uit. Werk als het kan direct op de computer. Dan kun je je
aantekeningen intikken, plakken, knippen, schuiven en uitschrijven. Zet de aantekeningen
van één interview bij elkaar. Maak voor elke vraag aparte blokjes van de aantekeningen.
Schrijf je aantekeningen uit per vraag. Als het goed is heb je dan de basis van het verslag.
Schrijf een concluderende alinea, waarin je de visie van je ouders of grootouders samenvat.
Kijk nu na en schrap wat je niet nodig hebt. Controleer ook of je geen taalfouten hebt
gemaakt. Niets werkt storender dan taalfouten in een verslag.
Leg dit uitgewerkte interview voor aan je (groot)ouders. Vraag of ze het willen lezen en
vinden dat het klopt wat er staat. Verwerk hun commentaar.
Begin daarna met het derde gedeelte van het verslag. Daarin mag je je eigen visie
uitpakken. Je kunt dat goed laten zien aan de hand van verschillen en overeenkomsten met
de visies van de mensen met wie je gepraat hebt. Vergelijk het ook met je kladversie over
waarom je het thema gekozen had en wat je daarvan vond.
Het magische beginsel voor het verslag is laten zien wat deze gesprekken voor jouw eigen
visie op het thema betekenen. Is jouw visie veranderd? Ja, nee? Waarom wel, waarom niet?
Eindig met de inleiding, als alles klaar is. In de inleiding vertel je aan de lezer in het kort, over
welk thema het verslag gaat, waarom juist dat thema, met wie je gesproken heb inde
interviews. Voeg als bijlagen de interviewbladen toe.
Vormgeving
Het oog wil ook wat. Een verslag is meer dan woorden op papier. Dus besteedt zorg en
aandacht aan de fysieke presentatie van je verslag.
Gebruik steeds hetzelfde lettertype, als je een tekstverwerker gebruikt. Voeg eventueel foto’s
van je (groot)ouders en plaatjes over het thema toe. Kortom, maak er iets moois van.
Doe het geheel in een ringband of een hechtmapje.
Succes !