Gedicht bespreken - Focus

Download Report

Transcript Gedicht bespreken - Focus

1
Een gedicht bespreken
Het hulpschema hierna bevat een reeks vragen die je kunnen helpen bij de bespreking van
een gedicht. Let wel:
● Het is niet de bedoeling dat je alle vragen beantwoordt. Selecteer die welke bruikbaar zijn
bij de tekst die je gekozen hebt.
● Beantwoord de vragen niet in één of twee woorden. Je moet de nodige uitleg geven. Hoe
doe je dit? Enkele mogelijkheden:
● Geef voldoende voorbeelden uit de tekst.
● Probeer je gedachten of gevoelens zo precies mogelijk in eigen woorden te beschrijven.
● Zoek zo veel mogelijk verschillende overtuigende argumenten waarom je het gedicht
grappig, ontroerend, actueel, mooi enz. vindt. Probeer bv. iemand die het gedicht slecht
vindt, te overtuigen.
● Je moet een vlot leesbare tekst schrijven. Maak dus geen losse puntjes per vraag.
1 Analyse
a Inhoud
● Waarover gaat het gedicht? Wat is het thema of wat zijn de thema’s?
● Er is een bepaalde concrete aanleiding?
Bv. het thema is de dood -> naar aanleiding van het overlijden van zijn jongste
dochter.
● Hoe is het gedicht opgebouwd?
Bv. In de eerste twee strofen beschrijft de auteur …, in de laatste twee vergelijkt
hij/zij dit met …
● Welk gevoel wordt beschreven/opgeroepen? Hoe is de stemming, de sfeer?
Bv. vrolijk, grappig, absurd, komisch, teder, hard, weemoedig, droevig, sentimenteel,
tragisch, plechtig, spottend, bitter …
● Symboliek?
Bv. Het water in het gedicht is een oeroud symbool dat staat voor …
…
b Vorm
● Welke dichtvorm?
Bv. Het gedicht is een sonnet.
● Strofen? Refrein?
Bv. Het gedicht bestaat uit … strofen zonder refrein.
● Rijm? Rijmschema?
Bv. Het gedicht rijmt niet. Of: Het rijmschema ziet er als volgt uit: aabb, …
● Alliteraties, assonanties, binnenrijm …?
Bv. Een mooi voorbeeld van een binnenrijm vinden we in vers 5: “…”
● Beeldspraak? Vergelijkingen, metaforen, metonymie, personificatie?
Bv. Het gedicht bevat geen opvallende beelden. Of: Het gedicht bevat heel wat
metaforen. Enkele voorbeelden: …
● Klanksymboliek?
● Opvallend ritme? Klinkt het gedicht mooi? Is het muzikaal?
● Bijzondere woordkeuze? Neologismen? Opvallende woorden? Veranderingen in de
woordvorm? Waarom?
Bv. De dichter(es) gebruikt vaak neologismen, bv. … (vers 4) en … (8).
● Opvallende zinsbouw? Geen volledige zinnen, erg korte of vrij lange zinnen,
afwijkende woordvolgorde … Waarom?
Bv. Opdat het zou rijmen, staan sommige woorden op een ongewone plaats: bv. …
(vers 10).
2
●
●
Stijl? Praterig, jeugdig, modern, plechtig, ouderwets, levendig, stijf …?
Bv. De plechtige stijl past bij het onderwerp. Of: De dichter gebruikt een eenvoudige
spreektaal, met af en toe informele of zelfs vulgaire woorden.
Opvallende visuele kenmerken?
Bv. De auteur schrijft bepaalde woorden vaak om ze sterker te doen opvallen en iets
van hun betekenis te suggereren: bv. ... (vers 9).
…
2 Persoonlijk oordeel
●
●
●
●
●
Roept het gedicht een bepaalde stemming in je op? Raakt het je op een of andere
manier?
Bv. Wat mij vooral treft, is de tederheid waarmee de auteur zijn verliefdheid onder
woorden brengt. …
Wat zegt het jou? Spreekt het je aan? Wat betekent het voor jou persoonlijk? Waarom?
Bv. Het geeft goed weer hoe ik me voelde toen mijn grootvader stierf: dezelfde
machteloze woede, een gevoel van onrechtvaardigheid omdat …
Is het onderwerp belangrijk? Is het voor veel mensen interessant? Is het (blijvend)
actueel?
Is het gedicht niet al te belerend?
Goede verwoording? Mooie beelden? Knappe associaties? Goede woordkeuze? Mooie
klanken? Knap rijm? Goede opbouw? Knap gevonden symbolen? Sfeervolle
beschrijvingen? Origineel? …
…
Opmerking: het gebruik van citaten
● Je citeert altijd letterlijk. Je mag aan de woorden of de schikking (bv. de vorm van de
versregels of strofen) niets veranderen.
● Als je een stuk tekst weglaat, schrijf je op die plek: (…).
● Staat er een opvallende fout in het gedicht, bv. een dt-fout, dan laat je staan zoals in de
tekst, maar erna schrijf je het volgende: (sic) of (sic!). Zo geef je aan dat jij die fout niet hebt
gemaakt.
● Hoe geef je een citaat weer? Een voorbeeld:
Er komen verschillende alliteraties in het gedicht voor:
bv. - bleke bladen (vers 2);
- haar herkomst (vers 5).
Enkele poëtische begrippen
Meer details over deze begrippen en uitleg over nog een reeks andere begrippen vind je in
Helder Nederlands (Uitgeverij De Boeck).
1
Enkele dichtvormen
a
Een acrostichon
De eerste letters (of woorden) van de verzen of strofen vormen samen een woord, naam
of zin. Een voorbeeld: het Wilhelmus.
b
De ballade
Een verhalend gedicht in strofevorm.
3
2
c
De elegie
Treurzang of klaaglied. Een gedicht waarin n.a.v. de dood van een geliefde of bij een
andere droevige gebeurtenis gemijmerd wordt over de tragische kanten van het leven.
d
De hymne
Plechtige lofzang, voornamelijk van godsdienstige aard.
e
De limerick
Een populaire, humoristische dichtvorm van Engelse oorsprong. Enkele belangrijke
kenmerken:
●
Vijf verzen.
●
Vast rijmschema: aabba.
●
De eerste regel eindigt gewoonlijk op een plaats- of persoonsnaam.
●
Vers 3 en 4 zijn korter dan de andere verzen.
●
Het gedicht eindigt met een pointe: een snedig, goedgevonden, vaak onverwacht
slot.
f
Nonsenspoëzie
Absurde gedichten. Hoewel ze meer op het spelelement berusten dan op het rationeel
begrijpelijke, kunnen ze soms ook een diepere betekenis hebben.
g
De ode
Lofzang, verheerlijking van een persoon (bv. een bewonderd of erg geliefd iemand) of
een begrip (bv. Ode an die Freude).
h
Het sonnet (of: klinkdicht)
Een gedicht van 14 verzen, gewoonlijk verdeeld over twee kwatrijnen (2 strofen van 4
verzen = octaaf), gevolgd door twee terzinen (2 strofen van 3 verzen = sextet). Tussen
het octaaf en sextet of tussen de twee terzinen bestaat meestal een soort inhoudelijk
contrast. Die wending noemen we de volta. Er is normaal ook een specifiek rijmpatroon.
Algemene structuur
a
Het vers
Eén regel van een gedicht.
b
De strofe
Een groep versregels gemarkeerd door een witte regel. Een strofe van twee verzen is
een distichon, van drie een terzine, van vier een kwatrijn.
c
Het refrein
Een steeds terugkerende regel of strofe.
d
Het enjambement
Het einde van de zin valt niet samen met het einde van een versregel. De zin loopt door
naar het volgende vers.
Bv. De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
4
3
Klank
a
Het rijm
Enkele soorten:
1 Het eindrijm
De woorden aan het eind van 2 of meer versregels eindigen op dezelfde klank.
Hoe geven we het rijmschema weer? De eerste rijmklank krijgt de letter 'a', de
tweede 'b' enz. Dezelfde rijmklanken krijgen dezelfde letteraanduiding. Het
rijmschema van het gedicht hierna is: abab, cdcd, efef.
Afhankelijk van de volgorde onderscheiden we:
● Het gepaard rijm: aabb.
● Het gekruist rijm: abab.
● Het omarmend rijm: abba.
Daarnaast onderscheiden we nog:
● Het staand of mannelijk rijm: twee beklemtoonde eenlettergrepige woord(del)en
rijmen (bv. part, gehard).
● Het slepend of vrouwelijk rijm: de rijmende woord(del)en bestaan uit één
beklemtoonde en één onbeklemtoonde lettergreep (bv. raven, staven).
● Glijdend rijm: de rijmende woord(del)en bestaan uit één beklemtoonde
lettergreep en twee of meer onbeklemtoonde lettergrepen (bv. wateren en
klateren).
2
De alliteratie of het beginrijm (ook: het stafrijm)
De beginmedeklinker(s) van twee of meer beklemtoonde lettergrepen of woorden
binnen een zin of vers zijn gelijk.
Bv. rust roest, zwarte zwanen, hoog op de heuvels.
3
De assonantie of het klinkerrijm
De beklemtoonde klinkers zijn gelijk, terwijl de medeklinkers verschillen.
Bv. zij zijn wel wijzer, de lamp brandt.
4
Het binnenrijm
Twee of meer beklemtoonde lettergrepen binnen één vers rijmen met elkaar.
Bv. Een schizofreen is nooit alleen.
5
Het middenrijm
De woorden die met elkaar rijmen, bevinden zich in opeenvolgende versregels op
ongeveer dezelfde plaats.
Bv. Een plein vol gruis, een afdak boven palen,
Een lampenbuis in elk der kalklokalen,
… (H.de Vries)
6
Visueel of oogrijm
De woorden die met elkaar rijmen, worden op dezelfde wijze geschreven, maar
anders uitgesproken. Twee voorbeelden:
● Wat is uw muze rijk
en dichterlijk!
(Cornelis Paradijs)
● In 't voorjaar van MCMLXXXXII
Is hij vertrokken naar Hawaii
En werd in MCMLXXXXIV
Helaas besmet met HIV
(Uit Jaarkalender van Onze Taal)
5
b
Vrij vers
De verzen rijmen niet. Ze hebben geen vaste regellengte en geen vast metrum.
c
Het metrum of de versmaat
Gedichten hebben iets muzikaals. Het ritme wordt hoofdzakelijk bepaald door de
afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Voor beklemtoonde
lettergrepen noteren we –, voor onbeklemtoonde u. We onderscheiden o.a. de volgende
versvoeten:
1 De jambe: u – (bv. gezien).
2 De trochee: – u (bv. liefde).
3 De spondee: – – (bv. Pas op!)
4 De dactylus: – u u (bv. stamelen).
5 De anapest: u u – (bv. inderdaad).
6 De amfibrachys: u – u (bv. parade).
Op basis van het aantal voeten dat een bepaald vers telt, spreken we van een
monometer (1), dimeter (2), trimeter (3), tetrameter (4), pentameter (5), hexameter (6),
enz. Een versregel met zes jamben is een alexandrijn.
Een voorbeeld van een pentameter:
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten
/u – / u – / u
– / u
– / u – u/
d
De klanksymboliek
Bepaalde klanken roepen een stemming, gevoel of voorstelling op. In het gedicht hierna
bv. wordt een hevige kracht gesuggereerd:
Fort (Hendrik Marsman)
Fort
donder
stormend ontsprongen
de wervelkolommen
de schokkende monden
van de kanonnen
donder
de horizonnen
gaan onder
muren der sterren
gitzwarte vuren
kolen en tonder
en de toren
der zon
laaiende
ton
stort
6
onder
donder
fort
4
Woordkeuze en zinsbouw
a
Het symbool
Een woord of teken met een speciale, diepere betekenis. Het verwijst naar een
belangrijk begrip. We onderscheiden:
1
Oersymbolen: bv. water: bron van leven, zuivering, levenskracht.
2
Cultuursymbolen: bv. zwart: de dood; het kruis: lijden, dood, verlossing.
3
Individuele symbolen.
Deze zijn typisch voor een bepaald kunstwerk of schrijver.
b
De associatie
Enkele begrippen worden onwillekeurige met elkaar in verband gebracht. Het ene woord
roept vanzelf het andere op:
4
Klank: bv. maan, traan, laan, staan, kraan, gaan, ...
5
Betekenis: bv. winter, koud, sneeuw, glas, ijs, schaatsen, ...
c
De beeldspraak
Beelden zijn heel belangrijk in de poëzie. Er zijn verschillende soorten:
1 De vergelijking
De twee termen worden vergeleken met woorden als '(zo)als', 'gelijk', 'alsof' of 'lijkt
op': bv. Je bent zo lief als een engel.
2 De metafoor
We gebruiken een woord i.p.v. een ander op grond van een of andere gelijkenis: bv.
Je bent een engel. Bij een metafoor zijn dus woorden als 'zoals' of 'lijkt op'
weggevallen.
3 Metonymie
We gebruiken opnieuw een woord i.p.v. een ander. Er is echter geen gelijkenis, wel
een ander verband. Twee voorbeelden:
● Neem nog een glaasje. (deel voor het geheel)
● Rembrandt geveild voor 200 miljoen. (maker)
4 De personificatie
Een vorm van beeldspraak waarbij een voorwerp of abstract begrip de
eigenschappen van een levend wezen krijgt: bv. een schreeuwende kleur.
d
De herhaling
Een woord of zinsdeel wordt herhaald. Een voorbeeld:
O, als ik dood zal zijn (J.H. Leopold)
'O, als ik dood zal, dood zal zijn
kom dan en fluister, fluister iets liefs,
mijn bleke ogen zal ik opslaan
en ik zal niet verwonderd zijn.
En ik zal niet verwonderd zijn;
in deze liefde zal de dood
alleen een slapen, slapen gerust
7
een wachten op u, een wachten zijn.'
e
Het parallellisme
Twee of meer verzen, of delen ervan, zijn op een overeenkomstige wijze opgebouwd.
Een voorbeeld:
Ik noem je bloemen etc. (Jan Hanlo)
ik noem je: bloemen
ik noem je: merel in de vroegte
ik noem je: mooi
ik noem je: narcissen in de nacht
waaroverheen de wind strijkt
naar mij toe
ik noem je: bloemen in de nacht
f
5
De woordspeling
Een woord of een combinatie van woorden wordt in verschillende betekenissen tegelijk
gebruikt, bv. letterlijk en figuurlijk.
Dichterlijke vrijheid
Schrijvers beschikken over een aantal 'vrijheden', vooral op het vlak van de taal. Enkele
voorbeelden:
● Andere woordvolgorde:
bv. Om mijn oud woonhuis peppels staan (= populieren)
● Weglatingen (elisie):
bv. Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
…
● Opzettelijke taalfout:
bv. Op een lynx (K.Stip)
In Zeeland, naar is aangetoond,
heeft jarenlang een lynx gewoond.
Want achter het stadhuis te Veere
staat nog een bord met: LYNX PARKEREN.
Bij goede auteurs zijn deze afwijkingen niet toevallig, maar hebben ze een literaire functie:
bv. voor het metrum of de humor.