Programmaboekje

Download Report

Transcript Programmaboekje

deSingel
za 15 feb 2014
Blauwe zaal Grote podia
Takács Quartet
© Keith Saunders Photography
inleiding Jacques Van Deun | 19.15 uur | Blauwe Foyer
begin 20 uur | pauze omstreeks 20.50 uur | einde omstreeks 21.40 uur
kwartet 2013-2014
Doric String Quartet
do 3 okt 2013
Meta4
za 14 dec 2013
Quatuor Terpsycordes
& Cédric Pescia piano
& Nurit Stark viool
zo 9 feb 2014
Takács Quartet
za 15 feb 2014
Arcanto Quartett
& Jörg Widmann klarinet
wo 26 mrt 2014
Artis Quartett Wien
lecture recital
do 3 apr 2014
Artis Quartett Wien
za 5 apr 2014
Artis Quartett Wien
publieke masterclass
zo 6 apr 2014
teksten programmaboekje Jacques Van Deun
coördinatie programmaboekje deSingel, Eveline Heylen
Takács Quartet
Edward Dusinberre, Károly Schranz viool
Geraldine Walther altviool
András Fejér cello
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Strijkkwartet nr 16 in Es, KV428 (421b)
Allegro ma non troppo
Andante con moto
Menuetto & Trio. Allegretto
Allegro vivace
Leos Janácek (1854-1928)
Strijkkwartet nr 1, JWVII/8, 'Kreutzersonate'
Adagio
Con moto
Con moto - Vivo - Andante
Con moto - (Adagio) - Più mosso
27'
18'
Gelieve uw GSM uit te schakelen.
PAUZE
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be
Selecteer hiervoor voorstelling | concert | tentoonstelling van uw keuze.
REAGEER
& WIN
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, …
betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen.
Selecteer hiervoor voorstelling | concert | tentoonstelling van uw keuze.
Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets
te winnen.
Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER,
Kasteeldreef 6 | Schilde | +32 (0)3 384 29 70 | www.tklavervier.be
Grand café deSingel open alle dagen 9 > 24 uur
informatie en reserveren: +32 (0)3 237 71 00 | www.grandcafedesingel.be
drankjes | hapjes | snacks | uitgebreid tafelen
Antonín Dvorák (1841-1904)
Strijkkwartet nr 12 in F, opus 96, 'Amerikaans'
Allegro ma non troppo
Lento
Molto vivace
Finale. Vivace ma non troppo
26'
Kleurrijke kwartetten
In het oeuvre van Wolfgang Amadeus Mozart neemt het strijkkwartet
niet dezelfde centrale plaats in als bij Joseph Haydn, al beoefende
hij het genre wel met belangstelling. Het valt bovendien op dat
geen enkel van zijn tweeëntwintig strijkkwartetten enig uitstaans
heeft met Salzburg, waar blijkbaar geen kwartetcultuur bestond.
De eerste zeven kwartetten, het losse eerste (KV80) en de eerste
set van zes (KV155-160), schreef de jonge Mozart in Italië. Het zijn
jeugdwerken die een duidelijke verwantschap vertonen met de
Milanese stijl van ondermeer Giovanni Battista Sammartini (17001775). De werken zijn bijvoorbeeld nog driedelig - zonder menuet - en
het 'allegro cantabile' van de operastijl overheerst. Alle volgende
strijkkwartetten heeft Mozart nadien in Wenen geschreven. Zijn
tweede set van zes kwartetten (KV168-173) schreef hij tijdens een
tijdelijk kort verblijf in Wenen in 1773. De werken zijn nu vierdelig
en de Hongaars-Oostenrijkse stijl van bijvoorbeeld het opus 17 en
het opus 20 van Joseph Haydn is duidelijk herkenbaar. Pas na een
onderbreking van twaalf jaar (1785) volgt dan Mozarts derde set van
zes strijkkwartetten, nu opgedragen aan Joseph Haydn. Ze werden
bij Artaria in Wenen ooit als Mozarts opus 10 (KV387, 421, 428, 458,
464 en 465) gepubliceerd en bleven als Haydnkwartetten bekend.
Als we de Britse tenor Michael O'Kelly (1762-1826) mogen geloven
dan zouden Haydn en Mozart in dat jaar immers samen met Johann
Baptist Vanhal (1739-1813) en Carl Ditters von Dittersdorf (1739-1799)
in Wenen strijkkwartetten gespeeld hebben. Wat er ook van zij, de
invloed van Haydns opus 33 is in deze werken duidelijk merkbaar
en Haydn was opgetogen over de kwaliteit van Mozarts kwartetstijl.
Tot deze reeks behoren enkele beroemde kwartetten zoals het
Jachtkwartet (KV458) en het Dissonantenkwartet (KV465). Enkele
jaren later ronden dan nog drie losse kwartetten de reeks van Mozarts
strijkkwartetten af. Zij staan soms bekend als de zogeheten Pruisische
kwartetten.
Mozart componeerde zijn zes Haydnkwartetten in een periode
van iets meer dan twee jaar van december 1782 tot januari 1785.
Het Strijkkwartet nr 16 in Es-groot, KV428 alias 421b, werd in de
maanden juni en juli 1783 geschreven en is daarmee chronologisch
het derde uit de reeks. In de gedrukte uitgave bij Artaria van
1785 kreeg het echter de vierde plaats (opus 10 nr 4), waarom
weten we niet. Iets vergelijkbaars gebeurde trouwens ook met de
strijkkwartetten van het opus 18 van Ludwig van Beethoven, toen die
bij Mollo in 1801 uitgegeven werden.
Wolfgang Amadeus Mozart
Mozarts Haydnkwartetten zijn over het algemeen wat uitgebreider zeg maar, wat langer - dan de kwartetten van Haydn zelf uit dezelfde
periode, zoals we die bijvoorbeeld in diens opus 33 terugvinden.
Uiteraard gebruiken de twee meesters dezelfde klassieke opbouw
voor hun werken, maar de kwartetten van Mozart zijn vrijer en
verschillen meer onder elkaar dan die van Haydn. Beide passen ook
de techniek van de thematische arbeid en het motievisch contrapunt
toe om tot een gelijkwaardigheid van de vier stemmen te komen,
maar Haydn beperkt zich daarbij veel meer tot het materiaal van
de thema's zelf, terwijl Mozart graag buitensprongetjes maakt met
allerlei nevenmotieven. Specifiek voor het zestiende strijkkwartet
verwijzen de meeste commentatoren tenslotte naar het lange en sterk
met versieringen uitgewerkte langzame deel (Andante con moto)
waarvan ze vooral Mozarts vernieuwende harmonische chromatiek
onderlijnen.
Aan het E
erste Strijkkwartet van Leos Janácek hangt een lang
verhaal over Beethovens Kreuzersonate vast, die hij trouwens met
zoveel woorden als bijnaam van zijn kwartet vermeldt. In de lente
van 1803 bracht zijn mecenas prins Karl von Lichnowsky Beethoven
in contact met de Britse violist George Bridgetower (1778-1860),
die op concerttournee was in Wenen. Hij was een attractie, want
een mulat, de zoon van een wat mysterieuze vader uit West-Indië en
een Duitse moeder, maar zeker niet de eerste mulat in de Westerse
muziekgeschiedenis. De Franse violist Joseph Bologne, chevalier de
Saint-Georges (1745-1799), zoon van een Franse plantage-eigenaar
uit Guadeloupe en diens Afrikaanse slavin, ging hem met een
generatie vooraf. Er werd in der haast een concert voor Bridgetower
georganiseerd en Beethoven moest zich haasten om met een nieuw
werk voor de dag te komen. In de maanden voordien was hij bezig met
de compositie van de eerste twee delen van zijn Sonate voor viool en
piano nr 9 en hij besloot dan maar de finale van zijn eerder geschreven
Sonate voor viool en piano nr 6, opus 30/1 (1803) aan de twee nieuwe
delen toe te voegen om er een driedelig werk van te maken. In die
vorm ging het stuk in première in de Augarten in Wenen op 24 mei
1803 met Bridgetower op de viool en Beethoven aan de piano. De
vriendschap tussen de twee bekoelde echter vrij spoedig, naar het
schijnt omdat ze ruzie hadden over een meisje. Toen Beethoven zijn
Sonate voor viool en piano nr 9 in A-groot als zijn opus 47 in 1805
bij Simrock in Wenen uitgaf, droeg hij het werk daarom niet meer
aan Bridgetower op, maar aan de Franse violist Rodolphe Kreutzer
(1766-1831), die hij weliswaar ooit had horen spelen, maar die hij
nooit op de hoogte bracht van zijn opdracht. Kreutzer zou de sonate
trouwens ook nooit zelf gespeeld hebben. Toen begon de sonate
die Beethoven zelf in een brief een "sonata mulattica composta per
il mulatto Brischdauer" noemde, aan een prestigieuze carrière als
'Kreutzersonate'.
Naar het einde van de negentiende eeuw toe kwam dan de befaamde
Russische auteur Leo Tolstoi (1828-1910) met zijn novelle 'Kraytserova
sonata' (1889) tevoorschijn, waarin Beethovens sonate een eerder
anekdotische rol speelt. Tijdens een gesprek op de trein vertelt ene
Pozdnysjev dat hij zijn vrouw vermoordde, omdat hij haar betrapt
had tijdens een buitenechtelijke vrijpartij met de wat bizarre violist
Troechatsjevski, met wie ze ondermeer Beethovens 'Kreutzersonate'
speelde. Met dat verhaal werd Tolstoi wellicht ongewild
verantwoordelijk voor het grootste deel van alle programmatische,
beschrijvende en emotionele bijbetekenissen die Beethovens sonate
sindsdien al dan niet terecht gekregen heeft.
De Tsjechische componist Leos Janácek (1854-1928) kende de novelle
van Tolstoi. Hij was immers een liefhebber van de Russische literatuur
en hield vooral van haar dramatiek en haar tragiek. Als feminist avantla-lettre was hij echter verontwaardigd over het kortzichtig egoïstische
gedrag van de brutale man in de novelle van Tolstoi en nam hij de
verdediging van de rechten van de vrouw op zich. Die reactie zette
hem aan tot het schrijven van een Klaviertrio, dat hij in december 1908
componeerde. Het trio ging in première op 2 april 1909 en werd ook
nadien nog verschillende keren uitgevoerd tot in 1922 - één jaar vóór
de compositie van zijn 'Eerste Strijkkwartet' - om nadien "verloren"
te gaan. Vermits Janácek zowel het trio als het kwartet de bijnaam
'Kreutzersonate' meegaf mogen we veronderstellen dat de twee
werken wat met elkaar te maken hadden. Dat Janácek het kwartet
bovendien uitzonderlijk snel op papier zette in de week van 30 oktober
tot 7 november 1923, kan die stelling alleen maar bevestigen. Het
Tsjechisch Kwartet speelde de creatie ervan op 17 oktober 1924.
Buiten een korte verwijzing naar de echte 'Kreutzersonate' in het derde
deel heeft het Eerste Strijkkwartet van Janácek niets met Beethoven
te maken. Het werk heeft ook geen uitstaans met de klassieke
kwartettraditie van Haydn, Beethoven en Brahms. Het is gewoon
programmamuziek, waarbij de toehoorder zich mag voorstellen
wat hij wil. Over de inhoud van dat programma vertellen de meeste
van Janáceks biografen in grote lijnen evenwel ongeveer hetzelfde
verhaal. Zo zou het eerste deel een psychologisch en moreel portret
willen schetsen van de vrouw. Het tweede deel handelt dan weer over
haar verliefde omgang met de violist, maar naar het einde toe wordt
een fatale afloop reeds voorspeld. In het derde deel wijdt Janacek uit
over de onverzoenbaarheid van de echte liefde van de vrouw voor
haar man en de harteloze jaloezie van haar echtgenoot. Tenslotte
betoogt Janácek in het vierde en laatste deel dat de catastrofe van de
moord beter een catharsis tussen de beide partners was geworden,
zoals bijvoorbeeld de jongere Arnold Schoenberg (1871-1928) dat
reeds eerder verwoordde in zijn strijksextet 'Verklärte Nacht', opus 4
(1899), naar de gelijknamige novelle van Richard Dehmel. Muzikaal
opteert Janácek uiteraard voor een open vorm in een soms verrassend
moderne maar al bij al nog post-romantische toonspraak.
Van 1892 tot 1895 verbleef de Tsjechische componist Antonín
Dvorák(1841-1904) in de Verenigde Staten. Hij was er directeur
van het National Conservatory of Music in America, één van de
vele instellingen voor muziekonderwijs in New York. De school
was pas enkele jaren voordien gesticht door ene Jeanette Thurber,
doch zij werd reeds in 1923 opgeslorpt door het New Yok College
of Music, dat op zijn beurt sedert 1968 deel uitmaakt van New York
University. De zomervakantie van 1893 bracht Dvorák samen met zijn
familie door in Spilville, Iowa, waar één van de grootste Tsjechische
gemeenschappen in de States uit die jaren verbleef. Hij voelde er zich
gelukkig en tevreden tussen land- en streekgenoten, en had slechts
een kleine veertien dagen nodig om zijn twaalfde strijkkwartet van de
eerste schets tot en met de netschriftpartituur op papier te krijgen.
Het werk werd met Nieuwjaar 1894 in Boston gecreëerd door het
bekende Kneisel Quartet, dat van 1885 tot 1905 in Boston actief was.
Dvoráks 'Strijkkwartet nr 12' in F-groot(1893) kreeg zijn bijnaam
'Amerikaans' vooral omdat het in de Verenigde Staten geschreven
werd, eerder dan omwille van de bijna toevallige Amerikaanse trekjes
in de partituur. Het werk is immers traditioneel vierdelig opgebouwd
volgens het klassieke schema van de sonatecyclus. Het hoofdthema
van het openingsallegro voelt met zijn pentatoniek bovendien typisch
Tsjechisch of Boheems aan, terwijl de twee neventhema's in de oude
kleine-terts-toonaard met wat goede wil eventueel als een verwijzing
naar de Amerikaanse traditie van blues en spirituals kunnen geduid
worden. In het daarop volgende Lento ontwikkelt Dvorák een breed
uitgesponnen cantilene, die eveneens Slavische weemoed en
heimwee verraadt. Het Molto vivace dat er op volgt lijkt een bijna
klassiek scherzo in ternaire maat, doch zonder trio en met behoorlijk
wat syncopen, die je - in een andere vorm weliswaar - ook wel in de
jazz terugvindt. De Finale met haar refrein en twee strofen in een
levendige rondo-vorm werd tenslotte opvallend homofoon geschreven
en lijkt bij momenten zelfs een beetje koraalachtig.
Takács Quartet
Erkend als een van de grootste ensembles, speelt het Takács Quartet met een
unieke mix van drama, warmte en humor in een combinatie van vier verschillende
muzikale persoonlijkheden die het repertoire van het strijkkwartet van een frisse
wind voorzien.
In 2012 kondigde Gramophone aan dat het kwartet het enige was dat in haar Hall
of Fame opgenomen werd naast legendarische figuren zoals Jascha Heifetz,
Leonard Bernstein en Dame Janet Baker. Het ensemble won in 2011 de Award
for Chamber Music and Song uitgereikt door de Royal Philharmonic Society
in Londen. Met een thuisbasis in Boulder aan de Universiteit van Colorado,
voert het Takács Quartet negentig concerten per jaar uit en dat wereldwijd: van
Noord-Amerika tot Europa, van Australië tot Nieuw-Zeeland over Japan en ZuidKorea. In 2012 werd het bovendien benoemd als allereerste Associate Artists
in de Wigmore Hall in Londen waardoor het Takács Quartet er intussen met
zes concerten per seizoen aanwezig is. Tot andere Europese engagementen
behoren optredens in het Concertgebouw in Amsterdam, het Musikverein in
Wenen en het Musée d' Orsay in Parijs.
In het seizoen 2013-2014 keert het Takács Quartet terug naar Japan en Singapore
om er cycli van Bartók op te voeren, een programma dat ook in de VS niet mag
ontbreken met optredens tijdens Ravinia, in Carnegie Hall, Princeton, Kennedy
Center, Stanford, UC Berkeley, Boston en Cleveland. Het kwartet tourde onlangs
in Noord-Amerika met pianisten Marc-Andre Hamelin en Garrick Ohlsson,
waarbij concerten in het Lincoln Center in New York op het programma stonden.
© Keith Saunders Photography
Tot bekroonde opnames van het kwartet behoort onder andere een complete
Beethoven Cyclus uitgebracht op het Decca label. In 2005 won het met de late
kwartetten van Beethoven de Disc of the Year alsook de Chamber Award van het
BBC Music Magazine, een Gramophone Award en een Japanse Record Academy
Award. De opnames van Beethovens kwartetten uit zijn vroege en middenperiode
ontvingen een Grammy, nog een andere Gramophone Award, een Chamber
Music of America Award evenals twee andere bekroningen van de Japanse
Recording Academy. Over de optredens en opnames van de late kwartetten
schreef de Cleveland Plain Dealer dat “het Takács Quartet dit repertoire beter
speelt dan enig ander kwartet uit het verleden of het heden”.
In 2006 maakte het Takács Quartet een eerste opname van Schuberts D804
en D810 voor Hyperion Records. Een disc met het Pianokwintet van Brahms
ism. Stephen Hough kwam in 2007 met groot succes uit en werd vervolgens
genomineerd voor een Grammy. De Kwartetten opus 51 en opus 67 van Brahms
werden vervolgens uitgebracht in 2008 waarna een opname met het Pianokwintet
van Schumann ism. Marc-Andre Hamelin werd uitgebracht in 2009. De complete
Appony-kwartetten van Haydn, opus 71 en opus 74, verschenen daarna gevolgd
door een cd met het Kwintet van Schubert ism. Ralph Kirshbaum in 2012. Drie
Kwartetten van Britten werden uitgebracht in 2013.
Sinds 1988 heeft het kwartet ook zestien opnames voor het Decca label
gerealiseerd met werken van Beethoven, Bartók, Borodin, Brahms, Chausson,
Dvorák, Haydn, Mozart, Schubert en Smetana. Voor de opname Bartók String
Quartets ontving het in 1998 de Gramophone Award voor kamermuziek en in 1999
werd het genomineerd voor een Grammy. Naast een cyclus met strijkkwartetten
van Beethoven behoren het Strijkkwartet opus 51 van Dvorák en het Pianokwintet
opus 81 met pianist Andreas Haefliger tot mijlpalen. In 2000 werd het
Forellenkwintet van Schubert genomineerd voor een Grammy Award en ook
verschenen strijkkwartetten van oa. Smetana en Borodin, drie strijkkwartetten
van Brahms, het concerto voor viool, piano en strijkkwartet van Chausson ism.
met violist Joshua Bell en pianist Jean-Yves Thibaudet alsook de strijkkwintetten
van Mozart K515 en 516 ism. met Gyorgy Pauk op plaat.
Het kwartet staat bekend om een innovatieve programmatie. In 2007 werkte het
in Carnegie Hall samen met de bekroonde acteur Philip Seymour Hoffman voor
“Everyman” geïnspireerd op een roman van Philip Roth. Het ensemble werkt
regelmatig samen met het Hongaarse Muzsikas voor de uitvoering van Bartóks
muziek. Het Takács Quartet voerde zelfs programma's met muziek en poëzie op
waarmee het veertien Amerikaanse steden ism. dichter Robert Pinsky aandeed.
De leden van het Takács Quartet zijn verbonden aan de Christoffersen Faculteit
van de Universiteit van Colorado in Boulder. Het Kwartet heeft een belangrijk
steentje bijgedragen tot de ontwikkeling van programma's waarin studenten
vertrouwd raken met muziek voor strijkkwartetten in een context waar ze hun
talenten ten volle kunnen ontwikkelen. De betrokkenheid van het kwartet
met het doorgeven van kennis en onderwijs wordt versterkt door diverse
zomeracademies tijdens oa. het Aspen Festival en de Music Academy of the
West, Santa Barbara. Ze zijn eveneens Visiting Quartet aan de Guildhall School of
Music and Drama in Londen.
Het Takács Quartet werd in 1975 opgericht aan de Franz Liszt Academy in
Boedapest door Gabor Takács-Nagy, Károly Schranz, Gabor Ormai en András
Fejer. De toenmalige studenten kregen in 1977 internationale aandacht en
wonnen de eerste prijs tijdens de International String Quartet Competition in
Evian. Het kwartet won een gouden medaille in 1978 in Portsmouth en behaalde
eerste prijzen in Bordeaux (1978), Boedapest (1978) en Bratislava (1981). In 1982
maakte het kwartet een Noord-Amerikaans debuut. Violist Edward Dusinberre
trad toe tot het kwartet in 1993 en violist Roger Tappen in 1995. Hij werd in
2005 vervangen door Geraldine Walther. In 2001 werd het Takács Quartet
onderscheiden in de Hongaarse Orde van Verdienste van het Ridderkruis en in
maart 2011 ontving elk lid van het kwartet een verdienstelijke onderscheiding
uitgereikt door de Hongaarse president.
www.takacsquartet.com
bezetting
Edward Dusinberre, Károly Schranz viool
Geraldine Walther altviool
András Fejér cello
deSingel tijdlijn
za 8 mei 2010
Takács Quartet
Beethoven
za 15 feb 2014
Takács Quartet
Mozart, Janácek, Dvorák
binnenkort in deSingel
Le Concert Olympique
olv. Jan Caeyers
François-Frédéric Guy piano
Lenneke Ruiten sopraan
W A Mozart Symfonie nr 38 ‘Praagse’, KV504
L van Beethoven Concertaria ‘Ah! Perfido’, opus 65
W A Mozart Concertaria voor sopraan, piano en orkest
‘Ch’io mi scordidite’,KV505
L van Beethoven Concerto voor piano en orkest nr 2 in Bes, opus 19
wo 19 mrt 2014 | 20 uur | Blauwe zaal
gratis inleiding Christine Dysers | 19.15 uur | Muziekstudio
€ 26, 22, 18 (basis) | € 22, 18, 14 (-25/65+) | € 8 (-19 jaar)
architectuur
theater
dans
muziek
www.desingel.be
t +32 (0)3 248 28 28
Desguinlei 25
B-2018 Antwerpen
f deSingelArtCity
deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van de Provincie en de Stad Antwerpen.
mediasponsors