04c Beleidsplan ABWZ-WMO 2014

Download Report

Transcript 04c Beleidsplan ABWZ-WMO 2014

GEMEENTE PURMEREND:
BELEIDSPLAN AWBZ/WMO
“Met vereende kracht”
Voorwoord
De titel van het beleidsplan AWBZ/ Wmo is Met vereende kracht . Dat is de opgave die wij ons stellen;
samen met inwoners, instellingen en werkgevers ervoor zorgen dat Purmerenders die echt ondersteuning
nodig hebben, vanaf 1 januari 2015 zo goed mogelijk bediend worden en kunnen blijven meedoen.
Daarbij willen we luisteren naar mensen die allemaal beschikken over hun eigen krachten en talenten. En
er staan voor én te midden van de mensen voor wie meedoen in de samenleving niet vanzelf gaat, omdat
zij een beperking of (chronische) aandoening hebben.
Geen gemakkelijke opgave in tijden van economische tegenwind en budgetten die fors krimpen. De
AWBZ-taken komen naar ons toe met een forse korting. Zo wordt er 25 procent bezuinigd op
begeleiding en voor de hulp bij het huishouden is dit percentage zelfs 40%. Het invullen van deze opgave
betekent dan ook dat wij een beroep doen op solidariteit en saamhorigheid. Kortom wij moeten naar
elkaar om willen zien. Dit betekent niet zorg overnemen, maar het vanzelfsprekend vinden dat wij ouders,
familie, vrienden en buren bijstaan wanneer dat nodig is. En als dit niet voldoende is weet deze stad zich
gesteund door de vele vrijwilligers en mantelzorgers die onze stad rijk is. Zij vormen het fundament van
de maatschappelijke ondersteuning.
Wij hebben onze maatschappelijke partners gevraagd midden in de wijk te staan en goed te luisteren naar
de verhalen van de mensen zelf en hierbij het begrip welzijn en zorgen voor een nieuwe betekenis te
geven. Geen initiatieven overnemen maar ondersteunen.
Wanneer er toch nog meer nodig is om zelfstandig te blijven wonen of mee te doen, blijft het Loket Wmo
van de gemeente beschikbaar. Medewerkers kijken samen met de cliënt wat nodig is naast de eigen
mogelijkheden en vaardigheden. Soms betekent dit een verwijzing naar een gespecialiseerde zorginstelling.
Ook met deze gespecialiseerde zorg is samenwerking gezocht. Hen is gevraagd om zich niet alleen te
richten op hen die gespecialiseerde zorg nodig hebben, maar ook te luisteren naar bewoners die
ondersteuning vragen zodat zij op eigen kracht door kunnen gaan.
Niet alles is op 1 januari 2015 geregeld. Toch ben ik optimistisch wanneer ik zelf luister naar bewoners, de
instellingen, mijn collega s en onze vertegenwoordigers in de gemeenteraad: het geloof dat mensen samen
heel veel kunnen en naar elkaar om willen zien. De wil is er zeker om er samen voor te gaan.
Geoffrey Nijenhuis
Wethouder WMO en Welzijn, Zorg en Jeugdzorg.
140113
2
Inhoudsopgave
Samenvatting en beslispunten. .................................................................................................... 5
Bijlage 1.
Beleidsplan AWBZ/Wmo. ..................................................................................... 11
1 Inleiding ................................................................................................................................ 11
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
2
Ondersteuningsopgave AWBZ/Wmo .................................................................................. 14
2.1
2.2.
2.3
2.4
2.5
3
Preventie ............................................................................................................................................. 30
Mantelzorg. ........................................................................................................................................ 31
Vrijwillige inzet. ................................................................................................................................. 32
Overzicht keten AWBZ/Wmo ............................................................................................. 34
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
7.6
7.7
7.8
7.9
7.10
7.11
8
Ambities ten aanzien van samenwerking en partnerschap. ........................................................ 27
Met wie gaan we wat uitvoeren....................................................................................................... 27
Samenhang andere beleidsterreinen ............................................................................................... 28
Lokaal, regionaal, bovenregionaal en landelijk ............................................................................. 28
Fundamenten van maatschappelijke ondersteuning in Purmerend .................................. 30
6.1
6.2
6.3
7
Groeimodel voor maatschappelijke ondersteuning in Purmerend. .......................................... 22
Vertaling naar de praktijk: wat gaan we doen? ............................................................................. 22
Samenwerking in uitvoering ................................................................................................ 27
5.1
5.2
5.3
5.4
6
Missie en Visie: een vergezicht. ...................................................................................................... 19
Onze visie en ambities. .................................................................................................................... 19
Hoe komen we daar? ........................................................................................................................ 20
Rollen en verwachtingen: burger, voorzieningen, instellingen, gemeente. .............................. 21
Hoe gaan we het organiseren? ............................................................................................ 22
4.1
4.2
5
Wat is de decentralisatie AWBZ? ................................................................................................... 14
Burgers die ondersteuning nodig hebben ..................................................................................... 16
Omvang van de taken die worden gedecentraliseerd. ................................................................. 16
Financiën ............................................................................................................................................ 17
Perspectief. ......................................................................................................................................... 18
Visie en inrichting................................................................................................................. 19
3.1
3.2
3.3
3.4
4
Nieuwe opgaven voor gemeenten. ................................................................................................. 11
Aanleiding van de decentralisatie AWBZ ..................................................................................... 11
Transitie van taken AWBZ en transformatie van de WMO. ..................................................... 11
Hoe is het beleidsplan tot stand gekomen? .................................................................................. 12
Leeswijzer ........................................................................................................................................... 13
Algemene- en maatwerkvoorzieningen. ........................................................................................ 34
Beschikbaarheid ................................................................................................................................ 35
Nieuw ondersteuningsaanbod ........................................................................................................ 35
Inkoop ................................................................................................................................................ 36
Bekostigingsstructuur. ..................................................................................................................... 37
Persoonsgebonden budget omvormen tot persoonvolgend budget. ....................................... 37
Eigen bijdrage .................................................................................................................................... 38
Andere wijzigingen in de Wmo naast de decentralisatie van AWBZ-taken ............................ 40
Cliëntparticipatie ............................................................................................................................... 40
Contracteerbeleid .............................................................................................................................. 41
Overgangssituatie .............................................................................................................................. 42
Wijzigingen Hulp bij het Huishouden (HbH).................................................................... 43
8.1.
140113
Maatwerkvoorziening in plaats van compensatieplicht. ............................................................. 43
3
8.2
8.3
8.4.
8.5
9
Doorvoeren van de opgelegde bezuiniging van 40% ................................................................. 43
Ontwikkelopgave: onderzoeken van huishoudelijke hulp in een andere vorm ...................... 45
Ontwikkelopgave: tegenprestatie en sociaal rendement. ............................................................ 46
Welke maatregelen vanaf nu te nemen? ........................................................................................ 46
Financiering en bekostiging ................................................................................................ 49
9.1
9.2
9.3
9.4
Welk budget hebben we beschikbaar en hoe zetten we dit in? ................................................. 49
Bezuinigingen .................................................................................................................................... 49
Hoe gaan we de budgetten verdelen .............................................................................................. 50
Contractering en bekostiging .......................................................................................................... 51
10 Verantwoording en kwaliteit ............................................................................................... 54
10.1
10.2
10.3
10.4
Welke kwaliteitscriteria hanteren we en hoe bewaken we die? .................................................. 54
Wettelijk kader ................................................................................................................................... 54
Gemeentelijk kwaliteitsbeleid.......................................................................................................... 54
Risico s en omgaan met incidenten ................................................................................................ 55
11 Hoe verder?.......................................................................................................................... 56
11.1
11.2
11.3
Implementatie van dit beleidsplan ................................................................................................. 56
Ontwikkelopgaven. ........................................................................................................................... 57
Communicatie en verantwoording. ................................................................................................ 58
Bijlage 2
Visie op maatschappelijke ondersteuning ............................................................ 59
Bijlage 3
Overzicht nieuwe keten AWBZ/Wmo ................................................................. 63
Bijlage 4
Begrippenlijst en toelichting extramurale begeleiding. ....................................... 65
Bijlage 5
Begrippen bekostiging. ........................................................................................ 70
140113
4
Samenvatting en beslispunten.
Opgave
In Purmerend kiezen we er voor om de 3 decentralisaties in het sociale domein in onderlinge samenhang
op te pakken. Vanuit de AWBZ komt per 1 januari 2015 de functie begeleiding over naar de Wmo,
inclusief het kortdurend verblijf, maatschappelijke opvang en vervoer. Gemeenten worden hiermee
verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen met een beperking bij zelfredzaamheid en
participatie. Ook wanneer mensen ondersteuning nodig hebben bij het structureren van het huishouden
en ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen kunnen zij een beroep doen op de
gemeente. De opgave die wij ons hierbij stellen is hoe gaan wij organiseren dat onze burgers, die vanaf 1 januari 2015
ondersteuning nodig hebben, zo goed mogelijk bediend worden en dit in samenspraak met de cliëntenraad en onze
maatschappelijke partners?
De nieuwe opgave gaat gepaard met forse bezuinigingen van ca. 25%. Bij hulp bij het huishouden is de
bezuiniging 40%. De omvang van het nieuwe financiële kader op macroniveau is echter nog niet bekend
en daarbij is er nog geen beeld van de uitkomst van het landelijk verdeelmodel voor Purmerend.
Omvang
Begeleiding: op 1 juli 2013 hadden 925 cliënten een indicatie voor de functie Begeleiding, 10 cliënten een
indicatie kortdurend verblijf, 160 cliënten een indicatie voor vervoer en ontving 90% van alle cliënten zorg
in natura (1.650).
Missie van de drie decentralisaties:
Zoveel mogelijk mensen participeren in de samenleving in Purmerend, in hun wijk, in werk. Als daarbij
ondersteuning nodig is, is deze ondersteuning aanvullend op de eigen kracht en op de kracht van de
omgeving en is deze op maat, integraal en doeltreffend.
Transitie per 1 januari 2015 en transformatie loopt verder dan 1 januari 2015
Hierbij zijn de veranderrichtingen:
1. Het ruimte geven aan de eigen kracht en eigen regie van samenleving en individu of gezin, door
versterken van de sociale samenhang in wijken en ondersteunen van vraag en aanbod van informele
steun door vrijwilligers, werklozen en arbeidsgehandicapten in de wijk.
2. Het versterken van de basis- en eerstelijns- en collectieve voorzieningen om daarmee duurdere
vormen van specialistische en individuele ondersteuning te vermijden.
3. Het organiseren van meer integraliteit en de één gezin, één plan, één regisseur gedachte door
generalistisch werkende professionals in te zetten
4. Het organiseren van wijkgericht samenwerken: niet als structuur op zich, maar als hulpstructuur die
helpt om dichtbij en rondom de klant problemen op te lossen en mensen mee te laten doen.
Ambities t.a.v. de decentralisatie AWBZ/ Nieuwe Wmo
1. Bijdragen aan de overkoepelende missie t.a.v. het laten participeren van mensen door de
veranderrichtingen ook t.a.v. dit beleidsterrein te implementeren.
2. De hulpverleners meer vrijheid geven en niet de zorg over laten nemen.
3. De toestroom tot maatwerkvoorzieningen beperken maar mensen wel de juiste zorg en ondersteuning
bieden.
4. De bezuiniging die met de decentralisatie gepaard gaat realiseren, maar toch mensen kunnen blijven
ondersteunen met innovatieve wijze van ondersteuning(sarrangementen)
5. De bezuiniging op de huishoudelijke hulp realiseren
6. Voor de meest kwetsbare bewoners een vangnet blijven hanteren.
140113
5
Hoe gaan wij het organiseren? Gewenste resultaten.
De gemeenteraad geeft met de vaststelling van dit document de beleidslijnen aan waarlangs Purmerend de
overkomende AWBZ-taken gaat inrichten en uitvoeren. Voor een goed overzicht vatten wij hieronder het
beleidsplan samen en de beslispunten, waarmee bij de vaststelling wordt ingestemd. Ook geven wij de
stappen aan (ontwikkelingsopgaven) die wij in 2014 nog moeten nemen om op 1 januari 2015 klaar te zijn:
1
Frontoffice en toegang:
o De maatschappelijke ondersteuning voor burgers met een beperking wordt herkenbaar en
laagdrempelig georganiseerd. De gemeente regisseert dit proces met als vergezicht de sociale
wijkteams. Hierbij is de rol van de gemeente om de wijkteams optimaal te faciliteren in het
uitvoeren van hun taken en tegelijk scherp genoeg te sturen op de beoogde doelstellingen
(missie, visie en maatschappelijke effecten). De gemeente Purmerend doet dit door middel
van: houden van toezicht, sturen conform onze sturingsfilosofie en faciliteren van
informatisering. Bij deze ontwikkelopgave wordt eveneens uitgewerkt of de gemeente het
wijkteam en haar aanbieders in de toekomst contracteert of subsidieert.
o Wij verwachten dat de wijkteams op 1 januari 2015 nog niet zo ver zijn, dat zij voldoende
deskundigheid hebben m.b.t. de 3 decentralisaties en deze volledig kunnen bedienen. Om
deze reden kiezen wij er voor om het Wmo-loket vanaf 1 januari 2015 een belangrijke,
leidende rol te geven. Dit ook omdat de wet naar verwachting voorschrijft dat een
beschikking voor een maatwerkvoorziening (specialistische zorg) moet worden afgegeven
door een gemeentelijke medewerker die daartoe bevoegd is.
o Het Wmo-loket en op termijn het wijkteam - vormt vanaf 1 januari 2015 een duidelijk
herkenbare en goed toegankelijke frontoffice voor ondersteuning, die vragen, verzoeken en
signalen binnen krijgt, oppakt en daarmee een ingang vormt waar mensen terecht kunnen. Dit
doen zij samen met de betrokkene, vanuit het uitgangspunt dat de burger met een beperking
de regie heeft.
o Het Wmo-loket wordt op termijn deels geïntegreerd in de wijkteams, maar blijft daarnaast een
centrale functie behouden.
o De toegang tot de 2de lijnszorg berust bij het Wmo-loket.
o Bij de toegang hanteren we regie bij de cliënt als uitgangspunt en voldoen we aan het
wettelijk kader waar het gaat om keuzevrijheid voor maatwerkvoorzieningen.
o Uitwerken van ontwikkelopgaven:
In 2014 wordt zowel de rol van de gemeente, als die van de wijkteams, de partners en de
relatie met het maatschappelijk beleidskader verder uitgewerkt.
Bij deze opgave wordt eveneens uitgewerkt of de gemeente het wijkteam en haar
aanbieders in de toekomst contracteert of subsidieert.
Pilot opstarten om te oefenen met het inzetten van maatschappelijke ondersteuning
zonder indicatie (zie ook bekostiging)
Beslispunten:
Op 1 januari 2015 vormt het Wmo-loket en op termijn het wijkteam - een duidelijk
herkenbare en goed toegankelijke frontoffice voor ondersteuning, die vragen, verzoeken
en signalen binnen krijgt, oppakt en daarmee een ingang vormt waar mensen terecht
kunnen. Dit doen zij samen met de betrokkene, vanuit het uitgangspunt dat de burger
met een beperking de regie heeft. Het Wmo-loket werkt samen met de wijkteams en
wordt op termijn deels geïntegreerd in de wijkteams, maar blijft daarnaast een centrale
functie behouden.
De toegang tot de 2de lijnszorg berust bij het Wmo-loket.
140113
6
2
Versterken van de preventieve infrastructuur met als speerpunten:
o Versterken van de samenwerking met de gezondheidszorg, vooral met huisartsen en
wijkverpleging.
o Uitwerken van twee ontwikkelopgaven:
Verder uitbouwen van de samenwerking met de zorgverzekeraar.
Door ontwikkelen van de digitale ondersteuning.
3
Voortzetten en intensiveren van mantelzorgondersteuning.
o Voortzetting en intensivering van mantelzorgondersteuning door wijkteams, ouderenbonden
en instellingen.
o Continueren van het mantelzorgcompliment in een vorm die zoveel mogelijk aansluit bij wat
de mantelzorger op prijs stelt.
o Bij het onderzoek naar en maatwerkwerkvoorziening wordt goed gekeken naar de behoeften,
mogelijkheden en belastbaarheid van de mantelzorger en het sociale netwerk. De situatie van
de aanvrager en het sociale netwerk wordt dus integraal onderzocht om maatwerk te kunnen
leveren.
o Uitwerken van de volgende ontwikkelopgaven:
Verkenning naar de vraaggerichtheid en exploitatie van het aanbod van
respijtzorg/kortdurend verblijf.
Verkenning digitale ondersteuning mantelzorg
4
Doorontwikkelen bestaande infrastructuur vrijwilligerswerk
o Door ontwikkelen van de infrastructuur waarmee wij vrijwillige inzet in onze stad
ondersteunen en stimuleren.
o Bijzondere aandacht voor vrijwilligers die verbonden zijn aan activiteiten bij zorginstellingen,
die mogelijk overgaan naar de algemene voorzieningen (1ste lijn).
o Niet inzetten op een verschuiving van professionele naar informele hulp voor persoonlijke,
fysieke verzorging.
o Uitwerken van de volgende ontwikkelopgave:
Verkennen met partners in het maatschappelijk middenveld welke rol zij kunnen
vervullen, of ze een rol voor de gemeente zien en welke dan.
Beslispunt:
Er wordt niet ingezet op een verschuiving van professionele naar informele hulp voor
persoonlijke, fysieke verzorging.
5
140113
Nieuwe keten AWBZ/Wmo
o We hanteren de volgende uitgangspunten voor de inkoop van het vraaggerichte aanbod van
ondersteuning op het gebied van de taken die overkomen uit de AWBZ:
Lichtere vormen van ondersteuning zijn als algemene voorziening beschikbaar op
wijkniveau. Specialistische ondersteuning is beschikbaar als maatwerkvoorziening op
lokaal niveau. Als het aantal zorggebruikers klein is, kan het vanwege kosten en kwaliteit
beter regionaal, of voor zeer kleine aantallen landelijk, beschikbaar zijn.
We kiezen bij de algemene voorzieningen voor lokale inkoop/ subsidiering. Bij de
maatwerkvoorzieningen kiezen we voor inkoop op regionaal niveau.
We sturen door het kiezen van de juiste bekostigingsvorm per voorziening op resultaten,
innovatie en het beperken van risico s.
o Wie gebruik maakt van algemene en/ of maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo,
betaalt daarvoor in beginsel een eigen bijdrage. Voor algemene voorzieningen is dit maatwerk.
Zo is het denkbaar dat voor bepaalde algemene voorzieningen geen en voor andere wel een
bijdrage wordt gevraagd; ook is denkbaar dat de bijdrage en de termijn waarover de bijdrage
7
o
verschuldigd is, voor verschillende soorten algemene voorzieningen anders worden geregeld.
Dit wordt nader besproken met onze maatschappelijke partners. De hoogte van deze bijdrage
en voor welke voorzieningen komen terug in de verordening.
Uitwerken van de volgende ontwikkelopgaven:
Het omvormen van de ondersteuningsvoorzieningen die overkomen uit de AWBZ naar
deels algemene voorzieningen en deels maatwerkvoorzieningen.
Op korte termijn verkennen van de mogelijkheid om het budget op het terrein van de
Wtcg in te zetten voor de mensen die daadwerkelijk met extra zorgkosten worden
geconfronteerd.
Het verder uitwerken en stimuleren van samenwerking en integratie van doelgroepen
arbeidsmatige dagbesteding en BaanStede.
Het verder uitwerken van de relatie en samenwerking tussen gemeente (Wmo-loket),
zorgverzekeraars, huisartsen, praktijkondersteuners en wijkverpleegkundigen.
Nader onderzoeken of, en zo ja hoeveel budget moet worden gereserveerd voor de inzet
van een persoonsvolgend budget.
Beslispunt:
Wie gebruik maakt van algemene en/ of maatwerkvoorzieningen in het kader van de
Wmo, betaalt daarvoor in beginsel een eigen bijdrage. Zowel de hoogte van deze bijdrage
als voor welke algemene voorzieningen komen terug in de verordening.
6
Cliëntenparticipatie
o We zetten verschillende vormen van cliëntparticipatie in via de participatiemix met als
doel een actieve inbreng van cliënten en hun vertegenwoordigers in beleid en uitvoering;
zowel cliënten in de wijk als in beschermd/begeleid wonen.
o We vragen de Cliëntenraad Wmo om ons in overleg met cliëntenraden en andere
belanghebbenden te adviseren over de vraag of de samenstelling van de Cliëntenraad Wmo
moet worden aangepast.
o We hebben de ambitie om cliëntenparticipatie in de instellingen te bevorderen. Dat komt in
ons contracteerbeleid tot uitdrukking.
o We bevorderen het vertrouwenswerk om de positie van de cliënt in de instelling te
ondersteunen.
o Uitwerken van de volgende ontwikkelopgave:
We bevorderen actief dat burgers met een beperking die dat willen en kunnen, hun
eigen dossier beheren en zelf bepalen wat met wie gedeeld kan worden. Dit eerst in een
pilot. Er kunnen redenen zijn waarom een professional het dossier beheert; dat gebeurt
dan alleen met medewerking van de burger zelf.
Beslispunt:
We hebben de ambitie om cliëntenparticipatie in de instellingen te bevorderen. Dat komt
in ons contracteerbeleid tot uitdrukking.
140113
8
7
Hulp bij het huishouden
Beslispunt:
De bezuiniging vanuit het Rijk van 40% op de hulp bij het huishouden leidt tot de
volgende wijziging:
o Na 1 januari 2015 wordt alleen nog enkelvoudige huishoudelijke hulp toegekend
als maatwerkvoorziening, als iemand niet in staat is zijn hulp bij het huishouden
zelf te regelen via het eigen netwerk en als zij door het inhuren van een werkster
onder het bestaansminimum komt of een meervoudige hulpvraag heeft.
o Het aantal uren bij HbH wordt waar mogelijk versoberd.
o
Uitwerken van de volgende ontwikkelopgaven:
Onderzocht zal worden of een bepaalde groep bestaande cliënten kan worden
vrijgesteld op grond van leeftijd.
Onderzoeken van huishoudelijke hulp in een andere vorm.
Omdat het WMO-loket actief uitvoering geeft aan de kanteling, is het aantal uren HbH
de laatste jaren sterk verminderd. Nader onderzocht wordt of ten gevolge van de
kanteling de zorg al niet sterk versoberd is, inclusief financiële effect.
Tegenprestatie en sociaal rendement
8
Contracteerbeleid
o AWBZ/ Wmo: het eerstelijns deel van de taken worden op 1 januari 2015 uitgevoerd door
onze maatschappelijke instellingen.
Niet alle algemene voorzieningen hebben een preventieve werking in die zin dat het zorg
voorkomt of langer uitstelt. Bij de prioritering binnen het welzijnswerk moeten we kijken
of de uitvoering van de te behouden welzijnstaken, aansluiten bij de visie van meer
verantwoordelijkheid van burgers en inzet van eigen kracht.
o AWBZ/Wmo: het tweedelijns deel van de taken besteden we bestuurlijk aan. Dat doen we als
regiogemeenten Zaanstreek-Waterland gezamenlijk.
o Programma van eisen : bij het opstellen wordt overlegd met zowel Cliëntenraad Wmo als
aanbieders en mogelijke andere externe partners.
o De eisen die we stellen in de contracten aan onder meer verantwoording houden we zo
beperkt mogelijk, zodat de administratieve lasten en beheerskosten ook zo laag mogelijk
blijven. Dit stemmen we ook zoveel mogelijk regionaal af. De verantwoordingsgegevens
gebruiken we om de contracten en zonodig het beleid bij te stellen.
o Gelijktijdig met het vaststellen van het programma van eisen voor contractering, dat is in de
eerste helft van 2014, stellen we de verdeling van het budget vast indien bekend - over de
verschillende componenten: tweedelijns aanbieders, pgb s en een uitvoeringsbudget voor de
gemeentelijke organisatie.
o We zetten in op een zorgvuldig en voor de relevante partijen inzichtelijk contracteerbeleid
langs de hierboven geschetste lijnen.
9
Financiële aspecten
o We verdelen de budgetten die vanuit het Rijk voor de Jeugdhulp en de Wmo overkomen
langs de in de Kadernotitie 3 decentralisaties vastgestelde uitgangspunten.
o Hierbij is het onderliggend uitgangspunt dat alle kosten die vanwege de nieuwe taken
gemaakt worden, ten laste komen van de overgehevelde budgetten (incl. indirecte kosten);
het overgeheveld budget is taakstellend. Dit betekent dat wij een taak binnen Purmerend
verminderen of afbouwen als de middelen die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt, worden
verminderd of afgebouwd. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat de bezuiniging van 40% op de
140113
9
o
middelen voor hulp bij het huishouden en 25% op de AWBZ-taken volledig op deze
voorzieningen worden doorgevoerd. De percentages zijn afhankelijk van het verdeelmodel.
Uitwerken van de volgende ontwikkelopgave:
Gedurende het jaar (2014) wordt de markt van aanbieders verkend en wordt ervaring
opgedaan met oude en nieuwe partners.
Onderzoeken mogelijkheden pilot gestart m.b.t lumpsumbekostiging van instellingen die
werken met mensen met een verstandelijke beperking.
Beslispunt:
Alle kosten die vanwege de nieuwe taken gemaakt worden, komen ten laste van de
overgehevelde budgetten (incl. indirecte kosten); het overgeheveld budget is taakstellend.
10
Kwaliteit, veiligheid en risico s
o We starten benchmarks op met andere gemeenten om een continue kwaliteitsverbetering te
garanderen.
o We maken een risicoanalyse.
11
Overgangssituatie
o Purmerend informeert zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 november 2014 alle cliënten met een
lopende AWBZ/ Wmo-voorziening over hun situatie per 1 januari 2015. Het streven is om
alle bestaande indicaties in 2015 opnieuw te beoordelen via de methode van de Kanteling.
Voor de kosten van deze herbeoordelingen wordt een businesscase opgesteld.
Wij willen zo snel mogelijk duidelijkheid geven over een aantal andere belangrijke wijzigingen rondom de
Wmo, naast de decentralisatie van de AWBZ-taken. Die andere wijzigingen zijn echter nog sterk
afhankelijk van de verdere invulling van het rijksbeleid en de vaststelling van de wet. Zo zijn er nog veel
onduidelijkheden over beschermd en begeleid wonen, over de impact van scheiden van wonen en zorg, en
over palliatieve/ terminale zorg. Deze onderwerpen blijven buiten het bestek van dit Beleidsplan; zij
krijgen een plek in een update van het beleidsplan, wanneer meer bekend is over deze onderwerpen. Dit
inclusief de financiële verdeling, omdat op dit moment de omvang van het nieuwe financiële kader op
macroniveau nog niet bekend is en daarbij is er nog geen beeld van de uitkomst van het landelijk
verdeelmodel voor Purmerend.
Communicatie en verantwoording
Interne verantwoording
De ontwikkelingen op het gebied van de transitie en transformatie van de maatschappelijke ondersteuning
worden binnen de gemeente Purmerend in de projectgroep AWBZ/ Wmo opgepakt en gevolgd. In 2014
gaat er ieder kwartaal een voortgangsrapportage naar de gemeenteraad. Voor 2015 wordt nog uitgewerkt
hoe dit een vervolg krijgt in de vorm van een cyclus van verantwoording.
Externe verantwoording
De gemeente Purmerend heeft een nieuwsbrief voor ontwikkelingen binnen het sociale domein. Via dit
kanaal wordt er op dit moment ook gecommuniceerd over de transitie en transformatie van de
AWBZ/Wmo. Ook wordt gewerkt aan een website, waarbij burgers hun vragen kunnen stellen. Verder
worden de burgers, zo snel mogelijk na besluitvorming, geïnformeerd over de veranderingen.
Verantwoording naar het Rijk
Er zullen afspraken komen tussen Rijk en gemeenten over welke informatie op welke momenten
uitgewisseld wordt. Als deze afspraken er zijn, bepalen we wat dit voor de gemeente Purmerend en de
regio Zaanstreek-Waterland betekent en hoe we verdere invulling gaan geven aan deze afspraken. Naar
verwachting gaat de verantwoording via de jaarrekening, waarbij de rechtmatigheidstoets een onderdeel is
van de goedkeurende verklaring van de jaarrekening.
140113
10
Bijlage 1. Beleidsplan AWBZ/Wmo.
1
Inleiding
1.1
Nieuwe opgaven voor gemeenten.
Gemeenten staan aan de vooravond van drie grote transities in het sociaal domein. Het gaat om de
decentralisatie van de jeugdzorg, de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning en begeleiding van
mensen met een beperking vanuit de AWBZ naar de WMO, en de introductie van de Participatiewet. Ook
de invoering van Passend Onderwijs vormt voor de gemeente een met het onderwijs gedeelde opgave die
grenst aan de decentralisaties. Daarmee worden gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de
doelstelling dat jeugd en mensen die (tijdelijk) verminderd zelfredzaam zijn zoveel mogelijk mee kunnen
doen in de maatschappij en zo veilig en zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen.
Vanuit de AWBZ komt per 1 januari 2015 de functie begeleiding over, inclusief het kortdurend verblijf en
maatschappelijke opvang 1 . Deze vormen van ondersteuning krijgen een plek binnen de Wet
maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze wet krijgt een andere opzet, waarbij ook sprake is van een
wijziging rond de hulp bij het huishouden. Tegelijkertijd zet de overheid in op het langer thuis laten
wonen van mensen die langdurige zorg nodig hebben. Zo worden de intramurale zorgzwaartepakketten 1
tot en met 4 grotendeels geëxtramuraliseerd, ook wel scheiden van wonen en zorg genoemd.
De nieuwe opgave gaat gepaard met forse bezuinigingen van ca. 25% op de taken die overkomen. Bij hulp
bij het huishouden is de bezuiniging 40%. De omvang van het nieuwe financiële kader op macroniveau is
echter nog niet bekend en daarbij is er nog geen beeld van de uitkomst van het landelijk verdeelmodel
voor Purmerend.
1.2
Aanleiding van de decentralisatie AWBZ
De ontwikkelingen komen niet uit de lucht vallen. De bestaande systemen dreigen vast te lopen. De
huidige wijze van indiceren, verantwoorden en bekostigen heeft geleid tot fragmentatie, medicalisering,
institutionalisering en jaarlijks stijgende kosten. De kwaliteit en toegankelijkheid voor burgers staan
hierdoor onder druk. De kortingen die met de transities gepaard gaan, vergroten verder de noodzaak van
een fundamenteel andere aanpak: voortbouwen op het bestaande leidt automatisch tot nog grotere
tekorten en/of minder kwaliteit.
1.3
Transitie van taken AWBZ en transformatie van de WMO.
De nu voorliggende decentralisatie van de AWBZ, de korting op de hulp bij het huishouden en de
afschaffing van een aantal zorgzwaartepakketten vormt voor de gemeente Purmerend een complexe
operatie, maar sluit aan bij de doorontwikkeling van de WMO en het maatschappelijk beleidskader.
Hoewel deze transitie geen eenvoudige opgave is en ook diverse risico's kent, biedt het ook een kans om
de maatschappelijke ondersteuning te versterken en de langdurige zorg te verbeteren. Transitie is het
proces van de daadwerkelijke overdracht van de taken en werkzaamheden op het brede gebied van
langdurige zorg. Dat zijn de zaken die per 1 januari 2015
het moment waarop de gemeente
verantwoordelijk is voor de langdurige zorg geregeld moeten zijn. In onze visie is er daarnaast noodzaak
tot een transformatie: de inhoudelijke kansen en mogelijkheden voor het opbouwen van een eenvoudig en
efficiënt stelsel met de burger als vertrekpunt in de totale, samenhangende ondersteunings-, zorg- en
veiligheidsstructuur. Dit betekent een inhoudelijke slag die verder gaat dan het overnemen van taken. De
1
140113
In een brief van 6 november 2013 aan de Tweede Kamer heeft Staatssecretaris Van Rijn het voornemen
aangekondigd om de Persoonlijke Verzorging niet over te hevelen naar de gemeenten, maar naar de zorgverzekeraars.
11
transitie biedt de gelegenheid om vanuit een integrale visie bestaande structuren en aanbod tegen het licht
te houden. Het gaat dus niet alleen om het overhevelen van verantwoordelijkheden en geld, maar ook om
de sector beter te laten functioneren. Dat is ingrijpend en veelomvattend, waarbij het van belang is dat het
proces de inhoud volgt. De Purmerendse burger zelf staat daarbij centraal. Dit proces van transformatie is
al in gang gezet, evenals de zaken die voor de transitie geregeld moeten worden, maar het tijdpad van de
inhoudelijke slag of transformatie van de 3 decentralisaties loopt verder dan 1 januari 2015.
1.4
Hoe is het beleidsplan tot stand gekomen?
Samenhang sociale domein
In Purmerend kiezen we er voor om de 3 decentralisaties in het sociale domein in onderlinge samenhang
op te pakken. Voor de 3 decentralisaties is een kadernotitie geschreven (september 2013) 2 en er ligt een
overkoepelend visiestuk van waaruit de afzonderlijke beleidsplannen waaronder dit beleidsplan verder
worden uitgewerkt. In visie komen de beleidsplannen dus overeen, de uitwerking is voor elke
decentralisatie verschillend. Toch komen ook in die uitwerking dezelfde elementen terug, zoals het
samenwerken in sociale teams en wijknetwerken 3 , het ruimte geven aan de professionals en het
vormgeven van een nieuwe rol van de gemeente. In 2011 is bovendien al samen met de instellingen in het
sociale domein een maatschappelijk beleidskader opgesteld: 'Purmerend is van ons allemaal'. Dit
beleidsplan staat dan ook niet op zich, maar past binnen de ingeslagen weg en vastgestelde documenten.
De transities zullen voelbaar zijn bij Purmerendse burgers en professionals en vragen aanpassingen van de
gemeentelijke en maatschappelijke organisaties. Samenwerking tussen de decentralisaties is nodig om
Purmerendse burgers een logisch en samenhangend zorg- en ondersteuningsaanbod te bieden. Er is een
gezamenlijk gevoelde urgentie en inzet om te zorgen dat de inrichting van het Purmerendse zorgstelsel
toekomstbestendig is en begrijpelijk voor de Purmerendse burgers met een hulp- of ondersteuningsvraag.
Totstandkoming en g eldig heidsduur beleidsplan
Het beleidsplan beschrijft de beleidsvoornemens betreffende door het college te nemen besluiten of te
verrichten handelingen die erop gericht zijn: 4
cliënten zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven;
cliënten die beschermd wonen of opvang ontvangen, zo spoedig mogelijk weer in staat zijn zich
op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Het beleidsplan is opgesteld door de ambtelijke projectgroep transitie AWBZ/ Wmo. Zij hebben input
gekregen van én afgestemd met collega's in de regio Zaanstreek-Waterland en binnen de gemeente
Purmerend ten aanzien van eerdergenoemde samenhang met beleidsterreinen als Jeugd, Participatie,
(Passend) Onderwijs en Welzijn. Daarnaast zijn er drie bouwsessies geweest met onze partners. Ook is
een eerste versie besproken met een subwerkgroep 3a van het maatschappelijk beleidskader. In deze
overleggen gaven de partners hun feedback en input op de inhoud van de decentralisaties in het algemeen
en op de AWBZ/Wmo in het bijzonder.
Het beleidsplan AWBZ/Wmo heeft betrekking op de periode 2015-2017. We kiezen bewust niet voor een
geldigheidsduur van één jaar, omdat we menen dat dit te kort is om te kijken of het ingezette beleid het
gewenste effect heeft. We kiezen ook bewust niet voor een periode vier jaar omdat de transitie en
transformatie van de zorg een dynamische en veelomvattende ontwikkeling is waar tussentijdse bijstelling
misschien nodig is. Het beleidsplan AWBZ/Wmo zal in 2017 geactualiseerd worden.
In het voorjaar van 2014 zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Die zullen van invloed zijn op de
2
3
4
140113
Kadernotitie decentralisaties: de drie decentralisaties in Purmerend: nieuwe verantwoordelijkheden, nieuwe
mogelijkheden. Vastgesteld door de gemeenteraad, 28 november 2013
In het vervolg wijkteams genoemd.
Dit is vanuit de wet voorgeschreven.
12
samenstelling van het college en de raad. De nieuwe raad zal voortbouwen op bestaand beleid en haar rol
vervullen ten aanzien van de dan spelende (beleids-)ontwikkelingen, dus ook in het kader van de
decentralisatie AWBZ/ Wmo. Met dit beleidsplan, dat nog aan de huidige raad zal worden voorgelegd,
geven we onze richting aan voor de transitie en transformatie van de langdurige zorg. Er worden enkele
keuzes gemaakt en ontwikkelrichtingen bepaald, bijvoorbeeld over hoe we voorlopig de toegang naar
intensievere/specialistische zorg regelen en wat we, bij wie, lokaal en regionaal, inkopen.
De strakke tijdsplanning maakt dat we nu al een aantal besluiten moeten nemen, voordat het wetsvoorstel
in de Tweede Kamer wordt behandeld. Ook vinden wij het belangrijk om inwoners en organisaties zo snel
mogelijk helderheid te geven over de richting die we kiezen. Het geeft ook richting aan de inkoop van de
nieuwe taken, die de gemeente begin 2014 moet voorbereiden.
We zijn echter ook reëel, we overzien niet alles. Nog niet alle onderwerpen zijn even ver in de
voorbereiding. Zo willen wij zo snel mogelijk ook duidelijkheid geven over een aantal andere belangrijke
wijzigingen rondom de Wmo, naast de decentralisatie van de AWBZ-taken. Die andere wijzigingen zijn
echter nog sterk afhankelijk van de verdere invulling van het rijksbeleid en de vaststelling van de wet. Zo
zijn er nog veel onduidelijkheden over beschermd en begeleid wonen, over de impact van scheiden van
wonen en zorg, en over palliatieve/ terminale zorg. Deze onderwerpen blijven buiten het bestek van dit
Beleidsplan; zij krijgen een plek in de update van dit beleidsplan dat de gemeente in 2014 zal opstellen.
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt uiteengezet wat de decentralisatie AWBZ is, welke taken het behelst, de
omvang en ondersteuningsopgave.
Hoofdstuk 3 beschrijft de visie, het vergezicht als antwoord op de vraag: hoe zien we de toekomst
van de zorg en maatschappelijke ondersteuning voor burgers met een beperking in de gemeente
Purmerend?
In de hoofdstukken 4 en 5 geven wij aan hoe de in de visie gestelde inzichten en doelstellingen
bereikt gaan worden en geven wij een samenhangende reeks stappen aan voor het handhaven van
de continuïteit op korte (1 januari 2015) én langere termijn.
Hoofdstuk 6 beschrijft de drie fundamenten van een samenleving waarin mensen zo veel mogelijk
de regie hebben over hun eigen leven en voor elkaar zorgen, te weten: preventie, mantelzorg en
vrijwillige inzet.
In hoofdstuk 7 komt de keten van de AWBZ/ nieuwe Wmo aan de orde. Het behandelt
uiteenlopende onderwerpen die verband houden met de transitie van de AWBZ-taken.
Hoofdstuk 8 beschrijft de omvang van de bezuinigingen op de huishoudelijke hulp en de wijze
waarop wij voorstellen deze bezuinigingen te halen.
Hoofdstuk 9 gaat in op de financiën
En hoofdstuk 10 beschrijft de kwaliteit en de wettelijke eisen op dat gebied.
Met hoofdstuk 11 wordt het beleidsplan afgesloten en geeft de stappen weer welke wij in 2014
dienen te zetten. Dit in termen van ontwikkelingsopgaven.
140113
13
2
Ondersteuningsopgave AWBZ/Wmo
2.1
Wat is de decentralisatie AWBZ?
Op 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) ingevoerd. Deze wet maakte de
gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning van hulpbehoevende en kwetsbare inwoners. Het rijk
voorziet in zorg en ondersteuning bij langdurige ziekte, handicap of ouderdom op grond van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De WMO en AWBZ liggen in elkaars verlengde.
De WMO richt zich op participeren van kwetsbare inwoners in de maatschappij. De AWBZ voorziet in
langdurige professionele zorg aan mensen met chronische ziekte, stoornissen of beperkingen.
Oorspronkelijke doelstelling AWBZ
Vanaf de start van de AWBZ in 1968 is de wet steeds verbeterd en vooral uitgebreid. De laatste jaren
groeit echter het besef dat de AWBZ is vastgelopen. Het toenemende zorggebruik, de enorme stijging van
de kosten, de omvangrijke regelgeving, de medicalisering, de aanbod gerichte voorzieningen van
gespecialiseerde instellingen die niet per definitie cliëntvolgend zijn en bureaucratie rondom de
verstrekkingen.
Verder is de AWBZ-zorg ingewikkeld en kent diverse doelgroepen en verschijningsvormen om mensen
met een lichamelijke of verstandelijke beperking, om chronisch zieken, om ouderen die fysiek
achteruitgaan en/ of te maken hebben met dementie, om mensen met een psychiatrische achtergrond, en
mensen met een zintuiglijke beperking, te duiden 5. De betekenis van de begrippen zijn uitgewerkt in
bijlage 4, evenals de functie begeleiding. 6
De afgelopen jaren werkten diverse kabinetten dan ook aan een hervorming van de AWBZ, om haar weer
terug te brengen tot de oorspronkelijke doelstelling: het bekostigen van langdurige onverzekerbare zorg
aan zeer kwetsbare inwoners . De nieuwe wet die in de plaats komt van de kern-AWBZ krijgt de naam:
wet Langdurige Intensieve Zorg (LIZ).
Decentralisatie AWBZ-functies naar gemeenten en zorgverzekeraars.
De langdurige, niet intensieve - of verzekerbare zorg wordt gedecentraliseerd. Zorg gericht op herstel van
een aandoening of het tegengaan van verslechtering, wordt volledig ondergebracht in de
Zorgverzekeringswet. Het betreft de AWBZ verpleging, behandeling en de GGZ. De persoonlijke
verzorging is begin november 2013 hieraan toegevoegd.
Het kabinet Rutte besloot om de functies Begeleiding inclusief het kortdurend verblijf voor
hulpbehoevenden en inclusief vervoer waar dat nodig is dichterbij de inwoner te organiseren en over te
hevelen naar de gemeenten 7 . Met deze hervorming worden in essentie drie doelen nagestreefd:
verbetering van de kwaliteit van zorg en ondersteuning, vergroting van de betrokkenheid van mensen bij
elkaar en het waarborgen van de financiële houdbaarheid. De decentralisatie gaat gepaard met een
bezuinigingstaakstelling van ca. 25%.
Tegelijkertijd kondigde het kabinet een bezuiniging aan op de huishoudelijke hulp van 40% en verder is
besloten de eerste vier intramurale Zorgzwaartepakketten over te hevelen naar de extramurale zorg vanuit
de WMO.
5
6
7
140113
In het vervolg is de doelgroep aangeduid met mensen/ burgers met een beperking .
In bijlage 4 is een begrippenlijst opgenomen en is de functie begeleiding uitgewerkt.
Begeleiding omvat zowel individuele begeleiding als begeleiding in een groep; dat laatste heet vaak dagbesteding .
Persoonlijke verzorging bestaat uit hulp bij wassen, aankleden, toedienen van verstrekte medicijnen, steunkousen
aantrekken en dergelijke. Bij kortdurend verblijf gaat het erom dat een cliënt die thuis woont, tijdelijk elders verblijft om
de mantelzorger of het gezin te ontlasten; een voorbeeld zijn logeerhuizen voor kinderen met een beperking. Nu gaat
toegang tot deze voorzieningen nog via het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg). Per 2015 krijgen de gemeenten deze
verantwoordelijkheid.
14
Gemeenten worden hiermee verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen met een beperking bij
zelfredzaamheid en participatie. Ook wanneer mensen ondersteuning nodig hebben bij het structureren
van het huishouden en ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen kunnen zij een
beroep doen op de gemeente. Door adequate ondersteuning bij het voeren van regie op het eigen leven,
het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen kunnen burgers
die het op eigen kracht niet redden langer zelfstandig thuis blijven wonen en participeren in de
maatschappij. De veranderingen rond de Wmo vinden plaats in een context waarin steeds meer mensen
langer thuis blijven wonen door het nieuwe landelijke beleid van scheiding van wonen en zorg.
We gaan de nieuwe taken uitvoeren op een manier die aansluit bij de koers die we in Purmerend hebben
ingezet: zoveel mogelijk in de wijk, met passende ondersteuning waar nodig. In de volgende tabel zijn de
belangrijkste voornemens van het kabinet samengevat.
Tabel: Overzicht hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg
Maatregel
2013
2014
2015
Aanpassing
huishoudelijke hulp
Begeleiding individueel,
begeleiding groep en
kortdurend verblijf
Persoonlijke verzorging
Verpleging
Behandeling
Nadere besluitvorming op basis
van CVZ advisering
Nieuwe cliënten
> 23 jaar:
zzp 1 en 2 VV, VG,
GGZ vervalt 8
Verblijf AWBZ
2016
Huishoudelijke hulp als
onderdeel van breed
ondersteuningspakket
(60% budget)
Bestaande en nieuwe
cliënten, incl. vervoer naar
Wmo (75% budget)
Bestaande en nieuwe
cliënten naar Zvw (85%
budget)
Nieuwe Zvw-aanspraak
thuisverpleging
VG/GGZ BH < 18 jaar
naar Jeugdzorg
Nieuwe cliënten
> 23 jaar:
zzp 3 VV vervalt 9
Nieuwe cliënten:
- zzp 3 VG: 50% naar
AWBZ, 50% naar
Wmo,
- ZZP's GGZb naar Zvw,
- ZZP's GGZc naar Wmo
Nieuwe cliënten
- zzp 4 VV:
50% naar AWBZ,
50% naar Wmo
- zzp LG 1+3 en
ZG 1 naar Wmo
10
Maatwerkvoorziening
Compensatie met
Wmo-voorzieningen
en inkomenssteun via
bijzondere bijstand
Jeugdzorg
Provinciale Jeugdzorg en
AWBZ-LVG/GGZ < 18
jaar naar Jeugdzorgkader
Hulpmiddelen
Stimulans tot
hergebruik van
hulpmiddelen en
poolbeheer scootmobielen
Naast deze maatregelen vindt intensivering plaats van de wijkverpleging ( 200 miljoen) en wijkteams ( 50 miljoen). Vanaf
2016 wordt structureel 200 miljoen aan het budget voor de Wmo 2015 toegevoegd, zodat gemeenten vernieuwende vormen
van maatschappelijke ondersteuning kunnen ontwikkelen op het snijvlak van welzijn, werk en inkomen, wonen, jeugdzorg en
onderwijs.
VV
VG
GGZ
=
=
=
Verpleging en verzorging
Verstandelijk gehandicapt
Geestelijke Gezondheidszorg
LG
ZG
=
=
Lichamelijke handicap
Zintuiglijke handicap
Het schema is vrij technisch. In bijlage 3 is een begrippenlijst opgenomen waarin de begrippen en afkortingen zijn toegelicht.
8
9
10
140113
Deze cliënten kunnen aanspraak maken op extramurale AWBZ en Wmo-voorzieningen.
Deze cliënten kunnen aanspraak maken op extramurale AWBZ en Wmo-voorzieningen.
VWS verkent met de sector wat er met begeleid wonen (voor zover dit niet afhankelijk is van op genezing gerichte
zorg) gaat gebeuren.
15
2.2.
Burgers die ondersteuning nodig hebben
In de AWBZ gaat het om burgers met een verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke, psychiatrische,
somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking. Uitgezonderd de jeugdigen tot 18 jaar 11, zullen
deze burgers op grond van de nieuwe Wmo een beroep kunnen doen op de gemeenten.
Binnen deze groep vormen de volwassen burgers met een verstandelijke beperking of psychiatrische
stoornis een grote groep. Bij de mensen met een verstandelijke beperking gaat het vooral om begeleiding
bij wonen en werken. Veel van hen bezoeken de dagbesteding of werken in een sociale werkvoorziening.
Ouders zijn zeer bij hun verstandelijk gehandicapte zoon of dochter betrokken, ook als die al lang
volwassen is. Naarmate de mensen met een verstandelijke beperking ouder worden, valt de zorg van hun
ouders weg. Mensen met een verstandelijke beperking hebben al naar gelang de zwaarte van hun
beperking hulp nodig bij diverse activiteiten in hun dagelijkse leven. Te denken valt aan hulp bij contacten
met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen,
het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken of het omgaan met
geld.
Bij mensen met een psychiatrische stoornis gaat het vaak om een diversiteit aan hulpvragen. Het kan gaan
om begeleiding bij zelfstandig wonen, het opbouwen van structuur, tijdig signaleren en aanpakken van
factoren die een negatief effect hebben op het functioneren en het stimuleren om zelf weer activiteiten op
te pakken. Bij mensen met een psychiatrische stoornis kan ook aan de orde zijn dat zij (nog) niet
zelfstandig kunnen wonen. Beschermd wonen, waarbij sprake is van 24 uur begeleiding, is dan voor hen
het meest geschikt, er kan dan worden gewerkt aan het weer steeds meer deelnemen aan onze
samenleving.
Mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking hebben weer andere hulp nodig als het gaat om hun
zelfredzaamheid en participatie. Zo is er bijvoorbeeld hulp nodig bij het uit bed komen, wassen en
aankleden of er is, vanwege een auditieve handicap, ondersteuning nodig bij het communiceren met
anderen.
Naarmate mensen ouder worden, gaan somatische en psychogeriatrische problemen een rol spelen.
Zorgen voor zichzelf, zoals wassen en aankleden, het verzorgen van de huishouding of het ondernemen
van activiteiten buitenshuis wordt voor veel ouderen steeds lastiger. Ook eenzaamheid, bijvoorbeeld door
het wegvallen van de partner, is een belangrijke reden om hulp te vragen. De ondersteuning bestaat vaak
uit hulp bij het opstarten van de dag, wassen en aankleden, hulp in de huishouding en een aantal keren per
week naar de dagbesteding. Ook hulp van een verpleegkundige bij bijvoorbeeld wondverzorging kan aan
de orde zijn. Indien er sprake is van psychogeriatrische problematiek, is er veelal geleidelijk aan sprake van
het verliezen van het contact met de dagelijkse werkelijkheid. Hoewel degene om wie het gaat, vaak zelf
wel denkt dat het nog gaat, is er vaak sprake van zelfverwaarlozing of verwaarlozing door de omgeving.
Douchen, aankleden, eten koken, het huishouden doen, kan in een aantal gevallen niet meer zelfstandig.
Hulp bij al deze bezigheden wordt vaak gegeven door een mantelzorger, meestal de partner. In deze
gevallen is vaak sprake van het bieden van dagbesteding ter ontlasting van de mantelzorger.
2.3
Omvang van de taken die worden gedecentraliseerd.
Op 1 juli 2013 hadden 3.525 cliënten in de gemeente Purmerend een geldige indicatie voor AWBZ-zorg
(door het CIZ geïndiceerd). Hiervan hebben 1.870 cliënten een extramurale en 1.655 een intramurale
11
140113
Voor opvoedings- en opleidingsproblemen van jeugdigen en hulpmiddelen voor jeugdigen regelt de Jeugdwet
de taken en verantwoordelijkheden van de gemeente. Jeugdigen tot 18 jaar kunnen voor woningaanpassing wel
een beroep doen op de nieuwe Wmo.
16
indicatie. De grootste groep extramurale cliënten in gemeente Purmerend op 1 juli 2013 werd gevormd
door de cliëntgroep somatisch (SOM) 75 jaar en ouder.
Gelet de decentralisatie is in het bijzonder de omvang van de functie Begeleiding, kortdurend verblijf en
vervoer belangrijk
Begeleiding: op 1 juli 2013 hadden 925 cliënten een indicatie voor de functie Begeleiding. Dit
betekent dat 49 procent van de cliënten met een extramurale indicatie (ook) aanspraak op
Begeleiding had;
Kortdurend verblijf: op 1 juli hadden 50 cliënten een indicatie kortdurend verblijf, waarvan 45
cliënten met een verstandelijk beperking (jeugdigen: 35 en ouder dan 18 jaar: 10).
Verder wordt vermeld dat 285 cliënten een indicatie voor vervoer hadden. Tenslotte ontving 90% van alle
cliënten zorg in natura (1.650).
Tabel: Aantal cliënten met een geldige indicatie voor extramurale en intramurale zorg per 1 juli 2012.
Cliëntgroep
Purmerend Beemster
Extramuraal met Begeleiding (BG)
Extramuraal zonder Begeleiding
* Subtotaal
Intramuraal
925
945
1.870
1.655
75
110
185
235
Totaal
3.525
420
Bron: CIZ
De grootste groep cliënten met Begeleiding op 1 juli 2013 viel binnen de cliëntgroep psychische beperking
(PSY) 18 jaar en ouder, gevolgd door verstandelijk beperkten van 18 jaar en ouder. Dit terwijl de grootste
groep cliënten zonder Begeleiding bestaat uit mensen met een somatische beperking. De extramurale zorg
bestaat dan eerder uit persoonlijke verzorging en verpleging. Ook een behoorlijk aantal mensen heeft
zowel begeleiding als persoonlijke verzorging. Een deel van deze mensen heeft nu ook hulp bij het
huishouden of een andere Wmo-voorziening. Over de exacte samenloop hebben we van het Rijk nog
geen gegevens ontvangen.
In de afgelopen drie jaar is het aantal indicaties licht toegenomen. Bij de functie begeleiding blijft het
aantal redelijk constant. Dit in tegenstelling tot de functie geen begeleiding dat ten gevolge van het steeds
ouder worden in combinatie met thuis blijven wonen, oploopt.
2.4
Financiën
De uitgaven in de AWBZ als geheel zijn landelijk sterk gestegen. Tussen 1999 en 2009 was bijna sprake
van een verdubbeling. In Purmerend is het budget dat wordt besteed (peiljaar 2012) aan de taken die
overkomen vanuit de AWBZ 12 ongeveer 10 miljoen per jaar voor de begeleiding inclusief kortdurend
verblijf en vervoer en eveneens ongeveer 10 miljoen per jaar voor de persoonlijke verzorging en
verpleging. Na aftrek van de bezuinigingen vanuit het Rijk (25% minder voor begeleiding) en de
consequenties van scheiding van wonen en zorg komt er per 2015 naar schatting ongeveer 8 miljoen
naar de gemeente Purmerend voor de nieuwe taken. De exacte omvang is onder meer afhankelijk van de
vaststelling van het macrobudget landelijk, en het verdeelmodel voor de gemeenten. De
septembercirculaire 2013 geeft voor de AWBZ-taken nog geen duidelijkheid over het budget voor 2015
en verder.
12
140113
Bij dit budget gaat het alleen om de uitgaven voor volwassenen; voor de AWBZ-uitgaven voor jeugd (0-18 jaar)
zie de beschrijving over jeugdhulp.
17
2.5
Perspectief.
Waar ligt voor de gemeente Purmerend de belangrijkste opgave?
In de aanloop naar de decentralisatie spelen er allerlei vragen. Hoe zetten we mensen in hun kracht, hoe
kunnen we burgers met een beperking zoveel als mogelijk zelfredzaam maken? De hulpverleners de
vrijheid geven om hen in dit proces te ondersteunen en niet de zorg laten overnemen? De toestroom
beperken maar mensen wel de juiste zorg en ondersteuning te kunnen bieden? De belangrijkste opgave is
om antwoord op deze en andere vragen te vinden, gestuurd door de praktijk. In het volgende hoofdstuk
gaan we verder in de opgave die we ons stellen: hoe zien we de toekomst van de zorg en maatschappelijke
ondersteuning voor burgers met een beperking in de gemeente Purmerend?
140113
18
3
Visie en inrichting
3.1
Missie en Visie: een vergezicht.
In de Kaderstellende notitie over de drie decentralisaties is beschreven wat wij op termijn willen bereiken
met de transformatie voor onze burgers, jong en ouder in Purmerend (missie). In dit hoofdstuk geven wij
een visionair en ambitieus beeld van wat wij met elkaar in Purmerend willen worden , kijkend naar de
wereld van nu en de kansen in de toekomst: een vergezicht. Ook stellen wij doelen voor de transformatie
welke wij willen bereiken en zijn afgeleid van onze missie en visie. Deze hebben wij maatschappelijke
effecten genoemd.
In de volgende hoofdstukken geven wij aan hoe de in de visie gestelde inzichten en doelstellingen bereikt
gaan worden en geven wij een samenhangende reeks stappen aan voor het handhaven van de continuïteit
op korte (1 januari 2015) én langere termijn. In de hoofdstukken 3 tot en met 5 komen de 3
decentralisaties bijeen.
3.2
Onze visie en ambities.
Al in 2011 is samen met de maatschappelijke partners nagedacht over een missie en visie ten aanzien van
de Purmerendse samenleving en de ondersteuning die wordt geboden in het maatschappelijk domein. Dit
heeft geresulteerd in een maatschappelijk beleidskader 'Purmerend is van ons allemaal'. Recentelijk, in
september 2013, is ook een kadernotitie 'De drie decentralisaties in Purmerend' geschreven. Hierin heeft
de gemeente Purmerend haar missie beschreven, evenals de visie en uitgangspunten op de Purmerendse
samenleving. Ook is hierin benoemd dat wij de 3 decentralisaties in samenhang willen oppakken, waarbij
de missie is:
Zoveel mogelijk mensen participeren in de samenleving in Purmerend, in hun wijk, in werk. A ls daarbij
ondersteuning nodig is, is deze ondersteuning aanvullend op de eigen kracht en op de kracht van de omgeving en is
deze op maat, integraal en doeltreffend.
In bijlage 2 staat uitgebreid omschreven waar we naartoe willen groeien met de 3 decentralisaties,
waaronder de AWBZ/ Wmo. Wat we concreet willen bereiken omschrijven we met onderstaand
vergezicht van maatschappelijke effecten die we nastreven:
-
In een goed functionerende samenleving kunnen burgers zo lang mogelijk zelfstandig leven.
Iedereen doet mee. Naar eigen vermogen en ongeacht achtergrond, beperking of situatie.
Mensen voelen zich trots op en verantwoordelijk voor hun eigen leefomgeving, fysiek in de buurt en
sociaal in hun netwerk.
Kinderen en jongeren zijn op hun toekomst voorbereid, door goede educatie, prettig wonen en leven
en een brede ontwikkeling.
Er is een positief klimaat waarin het normaal is dat mensen vragen stellen.
Mensen voelen zich gehoord en gezien in hun eigen situatie en zijn in staat om in hun eigen omgeving
en met de kracht van zichzelf en die omgeving dingen op te lossen.
Zij voelen zich prettig bij en voldoende gesteund door de algemene voorzieningen en waar nodig
door de extra ondersteuning van vrijwilligers en/of professionals.
De vrijwilligers en professionals werken samen om een duurzaam resultaat te bereiken.
Het is ook duidelijk waar zij terecht kunnen voor die ondersteuning.
Er is effectieve steun en zorg waar nodig, gericht op 'herstel van het gewone leven'. Daarbij wordt in
de basis uitgegaan van eigen kracht, eigen regie en inzet van de omgeving.
140113
19
-
Mensen ervaren dat ze zelf mee mogen denken over de noodzakelijke ondersteuning en zijn daardoor
tevreden met de oplossingsrichtingen en de gekozen weg daar naartoe.
Mensen die ondersteuning ontvangen ervaren daarnaast dat de geboden ondersteuning samenhangend
is en onderling afgestemd.
Problemen worden vroegtijdig opgepakt, waardoor we eerder en beter in staat zijn om ze op te lossen
en onnodige escalatie van situaties wordt voorkomen.
Dankzij die sterke basis ondervindt men ook daadwerkelijk minder problemen en is er minder vaak
zwaardere ondersteuning nodig.
3.3
Hoe komen we daar?
Kansen en innovatie
De transitie en transformatie van de langdurige zorg is een flinke opgave met veel verantwoordelijkheid,
maar ook veel kansen om de zorg voor jongeren en ouderen met een beperking te verbeteren. We denken
dan aan het beter op elkaar laten aansluiten van bestaande netwerken zoals wijkteams, WMO-loket,
huisartsen en wijkverpleegkundigen en welzijns- en zorginstellingen. Resultaat daarvan is dat onze burgers
met een beperking niet meer op allerlei verschillende plekken worden besproken, maar op één plek,
waardoor ondersteuning efficiënter en effectiever wordt. Daarnaast is een van de belangrijke kansen die de
gemeente Purmerend ziet, dat er breder gekeken wordt naar de persoon in kwestie, haar situatie en haar
omgeving. Dus niet vanuit één probleem, of één leefgebied, maar naar het totale gezin, familie en alle
leefgebieden. Onze partners staan in dienst van onze burgers met een beperking om hen te ondersteunen
en de zelfredzaamheid te bevorderen.
Verandersporen
In het maatschappelijk beleidskader 3 decentralisaties (september 2013) is een viertal verandersporen
benoemd. De vier verandersporen in het maatschappelijk domein, waarmee we ook bovenstaande visie
met betrekking tot de zorg voor onze burgers met een beperking denken te kunnen realiseren, zijn als
volgt:
1. Het ruimte geven aan de eigen kracht en eigen regie van samenleving en individu of gezin, door
versterken van de sociale samenhang in wijken en ondersteunen van vraag en aanbod van informele
steun door vrijwilligers, werklozen en arbeidsgehandicapten in de wijk.
2. Het versterken van de basis-, eerstelijns- en collectieve voorzieningen om daarmee duurdere vormen
van specialistische en individuele ondersteuning te vermijden.
3. Het organiseren van meer integraliteit en de één gezin, één plan, één regisseur gedachte door
generalistisch werkende professionals in te zetten
4. Het organiseren van wijkgericht samenwerken: niet als structuur op zich, maar als hulpstructuur die
helpt om dichtbij en rondom de klant problemen op te lossen en mensen mee te laten doen.
Tijdpad van deze ontwikkelingen
Bovenstaand vergezicht is een stip op de horizon. Via de verandersporen en de geformuleerde ambities
gaan we ervoor zorgen dat we daar komen. Op dit moment werken we al hard aan enkele in gang gezette
ontwikkeltrajecten, die ervoor zorgen dat we daar ook daadwerkelijk komen. Die ontwikkelrichtingen zijn:
cultuuromslag voor professionals en organisaties, samenwerking & partnerschap (nieuwe rol van de
gemeente) en de toegang naar passende ondersteuning en zorg. Sommige zaken moeten per 1 januari 2015
geregeld zijn, maar het tijdpad van deze ontwikkelingen loopt grotendeels verder dan dat moment.
140113
20
3.4
Rollen en verwachtingen: burger, voorzieningen, instellingen, gemeente.
De samenleving
Het fundament van het stelsel van maatschappelijke ondersteuning dient te worden gevormd door de
gemeenschap in gemeenten, buurten en wijken. In een goed functionerende gemeenschap zijn de
inwoners betrokken en bereid om in hun eigen sociale netwerk en in het publieke domein
verantwoordelijkheid rond het opgroeien, opvoeden van kinderen en maatschappelijke ondersteuning te
nemen. Die gemeenschap wordt gevormd door ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook
familieleden, leraren, sportcoaches of bijvoorbeeld lokale ondernemers.
De (basis)voorzieningen
Een tweede belangrijk onderdeel in het stelsel van maatschappelijke ondersteuning zijn de
(basis)voorzieningen, ook wel 'het voorveld' of algemene voorzieningen 13 genoemd. Onder
basisvoorzieningen verstaan we hier die voorzieningen waar vrijwel alle burgers komen en algemeen
toegankelijk zijn. Denk daarbij aan de scholen, sportverenigingen, welzijnswerk en ontmoetingscentra.
We verwachten van deze instellingen dat zij zich expliciet richten op het creëren van een positief klimaat.
Bijvoorbeeld door in samenspraak met bewoners activiteiten te helpen ontplooien en te stimuleren dat
uitwisseling wordt bevorderd. Tevens willen we dat de instellingen aan ons laten zien hoe zij uitvoering
geven aan de principes van positief maatschappelijk ondersteunen (dat wil zeggen: een veilige en
stimulerende omgeving bieden, laten leren door positieve ondersteuning, realistische verwachtingen
hebben van mensen met een beperking). Daar hoort ook bij het versterken van de eigen kracht en het
stimuleren van sociale netwerken. We verwachten dat de medewerkers van de basisvoorzieningen een
goed beeld hebben van wat er speelt in een wijk en de sociale kaart van de wijk: wat gebeurt er en wat is
er? Wil je een individu met een beperking in haar kracht zetten, dan moet je wel weten hoe de netwerken
gevormd zijn en worden, waar bijvoorbeeld de koffieochtenden zijn, hoe mensen vrijwilligerswerk kunnen
doen, waar iemand moet zijn voor huisvesting, enz.
Rol gemeente Purmerend en zorginstellingen
De gemeente Purmerend vervult een faciliterende en stimulerende rol bij het versterken van het positief
klimaat. Ten aanzien van de zorg voor maatschappelijke ondersteuning is de gemeente verantwoordelijk 14
en voeren de partners uit. We gaan daarbij voor samenwerking en partnerschap tussen gemeente en
instellingen. De klassieke rol van opdrachtgever opdrachtnemer verdwijnt. Deze ontwikkeling is met de
huidige partners al in gang gezet naar aanleiding van het maatschappelijk beleidskader. Instellingen zelf
zijn met ondersteuning vanuit de gemeente verantwoordelijk voor het bereiken van de resultaten in hun
eigen maatschappelijke opgave. Een zelfde werkwijze breiden we uit naar nieuwe partners waar we in het
kader van de decentralisatie zorg mee samen gaan werken. Het onderwerp 'samenwerking in uitvoering
wordt in hoofdstuk 5 verder omschreven.
Risicos
Een transformatie als deze zien we als kans om maatschappelijke ondersteuning passender te organiseren,
maar ze brengt ook duidelijke risico s met zich mee. Veranderingen op deze schaal gaan soms gepaard met
fouten of ongewenste effecten. We zijn er nu en de komende jaren alert op dat we mogelijke problemen
vroegtijdig signaleren. Over vijf tot tien jaar zien wij pas echt welke effecten het nieuwe stelsel heeft. Om
daar goed inzicht in te krijgen stellen we voor de drie decentralisaties een risico inventarisatie op 15.
13
14
15
140113
Meer hierover in paragraaf 7.1
Dit is wettelijk bepaald.
Meer hierover in hoofdstuk 10.
21
4
Hoe gaan we het organiseren?
4.1
Groeimodel voor maatschappelijke ondersteuning in Purmerend.
4.2
Vertaling naar de praktijk: wat gaan we doen?
Laagdrempelig en herkenbaar samenwerken in de wijk
We vinden het belangrijk dat bewoners weten waar ze terecht kunnen met hun vraag, hoe klein of groot
die vraag ook is. We willen structuren en netwerken niet in een keurslijf gieten, maar wel één gezamenlijk
beeld en boodschap uitstralen naar onze burgers toe. Dat doen we via de wijkteams. Hoewel zij zich
ontwikkelen naar de behoefte van het gebied dat zij bedienen, sturen we als gemeente ook op een
overkoepelend proces van uniformiteit in denkwijze, houding en handelen.
Er zijn op dit moment vier wijkteams in ontwikkeling. In Overwhere/ Wheermolen en Centrum-Gors
draait er een sociaal wijk(netwerk-)team, in de Purmer (Noord & Zuid) en Weidevenne zijn de teams nog
in oprichting.
De wijkteams letten bij het beoordelen van de ondersteuningsbehoefte op de wensen, mogelijkheden en
belastbaarheid van degene die ondersteuning vraagt, van zijn directe omgeving en van zijn sociale netwerk.
Dit doen zij samen met de betrokkene, vanuit het uitgangspunt dat de burger met een beperking de regie
heeft. Verder bevat de wet naar verwachting ook een bepaling over cliëntondersteuning. Dat betekent dat
de burger zich tijdens het gesprek met het wijkteam kan laten bijstaan door iemand uit de eigen omgeving,
door een ervaringsdeskundige of door een professionele cliëntondersteuner.
140113
22
De ondersteuning is erop gericht de burger weer zelfstandig te laten functioneren. We bieden die
ondersteuning dicht bij de mensen; het liefst in de wijk. In het wijkteam is, in de kern of in de eerste schil
daar omheen, in ieder geval de volgende expertise aanwezig:
-
Jeugdhulp
Maatschappelijk werk
GGZ
T.a.v. (Licht) verstandelijke beperkingen
Inkomen en schulden
Maatschappelijke ondersteuning
Thuiszorg
Opbouwwerk
Wijkverpleegkundige en praktijkondersteuners
Ook wordt er een nauwe verbinding gelegd tussen de wijkteams en de scholen, met zorginstellingen en
verzorgingstehuizen.
Ontwikkelingsopgave.
Met de sociale wijkteams is de gewenste situatie beschreven. Wij verwachten dat de wijkteams op 1 januari
2015 nog niet zo ver zijn, dat zij voldoende deskundigheid hebben m.b.t. de 3 decentralisaties en deze
volledig kunnen bedienen. In 2014 wordt zowel de rol van de gemeente, als die van de wijkteams, de
partners en de relatie met het maatschappelijk beleidskader verder uitgewerkt. Hierbij de rol van de
gemeente is om de wijkteams optimaal te faciliteren in het uitvoeren van hun taken en tegelijk scherp
genoeg te sturen op de beoogde doelstellingen. De gemeente Purmerend doet dit door middel van:
houden van toezicht, sturen conform onze sturingsfilosofie en faciliteren van informatisering.
Bij deze opgave wordt eveneens uitgewerkt of de gemeente het wijkteam en haar aanbieders in de
toekomst contracteert of subsidieert.
Spilfunctie Wmo-loket vanaf 1 januari 2015, een stevige bypass.
De gemeente Purmerend heeft op basis van de Wmo al veel ervaring opgedaan met de nieuwe manier van
werken. Met het programma De Kanteling in de Wmo is het Wmo-loket al een aantal jaren aan de slag
met de omslag in denken en manier van werken. Hierbij gaan de burger en de gemeente met elkaar in
gesprek, waarbij de individuele behoeften en mogelijkheden van de burger centraal staan in plaats van de
beperking of de zorgvraag. In goed overleg wordt gekeken naar de mogelijkheden van de burger zelf en
die van zijn sociale omgeving. Cliëntondersteuners, zoals MEE, kunnen hen hierbij van advies dienen Een
aanzienlijk deel van haar doelgroep ontvangt nu ook begeleiding vanuit de AWBZ.
Wij kiezen ervoor om het Wmo-loket vanaf 1 januari 2015 een belangrijke, leidende rol te geven. Dit ook
omdat de wet naar verwachting voorschrijft dat een beschikking voor een maatwerkvoorziening
(specialistische zorg) moet worden afgegeven door een gemeentelijke medewerker die daartoe bevoegd is.
Burgers met een beperking, hun netwerk en ondersteunende instellingen kunnen blijven aankloppen op de
huidige locatie. Een vraag wordt direct opgepakt door het Wmo-loket, waarbij in de toekomst ook
hulpverleners steeds meer aansluiten en in de praktijk betrokken worden bij casussen. Op deze wijze blijft
een centrale ondersteuning in onze stad bestaan.
Wij willen het Wmo-loket wel integreren in de wijkteams, waarbij we het preventieve karakter en de
opgebouwde deskundigheid van het Wmo-loket inbrengen. Het wijkteam is immers de plek waar de al dan
niet gemeentelijke hulpverlener vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur (casemanager)
samen met de persoon in kwestie kijkt wat er nodig is. Het Wmo-loket werkt al samen met alle wijkteams.
Wij willen het Wmo-loket nadrukkelijk betrekken bij de verdere implementatie van de decentralisatie,
waaronder de administratieve organisatie (AO), opleiding en automatisering.
140113
23
Toeleiding naar inzet passende hulp: de toegang 16
Gemeenten krijgen wettelijk de verantwoordelijkheid om de maatschappelijke ondersteuning voor burgers
met een beperking herkenbaar en laagdrempelig te organiseren. Op lokaal niveau moet er een duidelijk
herkenbare en goed toegankelijke frontoffice voor ondersteuning zijn. Het gaat om een
ondersteuningsteam die vragen, verzoeken en signalen binnen krijgt, oppakt en daarmee een ingang vormt
waar mensen terecht kunnen. Zoals hierboven omschreven ontwikkelen we in Purmerend daarom
wijkteams en verbinden we het Wmo-loket aan deze teams.
Maar ingang is niet gelijk aan toegang. Het is aan de gemeenten zelf om te bepalen welk deel van de
voorzieningen vrij toegankelijk is en welke niet. Deze toegang moet bestaan uit professionals die
voldoende zicht hebben op het specialistische aanbod en die aanvragen voor specialistische en duurdere
zorg kunnen toetsen. We richten daarvoor geen hele nieuwe organisatie op, maar organiseren wel een
centrale (stedelijke) vorm van toegang, te weten het Wmo-loket.
Op termijn kan dit voor een deel van de voorzieningen (maatwerkvoorzieningen genoemd) in de 2de lijn
worden losgelaten. Een en ander zal in de nieuwe Wmo-verordening worden opgenomen. De VNG is
met een landelijke werkgroep bestaande uit beleidsambtenaren van diverse gemeenten bezig met het
ontwikkelen van een modelverordening. Ook komen er workshops en handreikingen.
Voor de niet vrij toegankelijke vormen van specialistische zorg zal dus eerst beoordeeld moeten worden
of de burger met een beperking deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. In de jeugdzorg, de pilot
decentrale toegang ambulante hulp, wordt hiermee geëxperimenteerd. Mogelijk starten wij voor de
AWBZ/Wmo in 2014 eveneens een pilot in relatie tot bekostiging (lumpsum) 2de lijnsvoorzieningen. Dit
voor een specifieke groep, te weten burgers met een verstandelijke beperking. 17
In deze pilot kiezen we er voor om de professionals vanuit het Wmo-loket, de zorginstellingen en het
wijkteam zoveel mogelijk de ruimte, het vertrouwen en de gezamenlijke verantwoordelijkheid te geven om
te bepalen wat er nodig is. We rekken het moment van een poortje of toegang dus op: de professional
moet gezamenlijk zoveel mogelijk de ruimte krijgen om rechtstreeks te verwijzen naar bepaalde vormen
van begeleiding. Het oordeel van de professional moet in dergelijke gevallen niet afhankelijk zijn van een
indicatieorgaan. Ruimte geven betekent ook loslaten, Purmerend wil hierin sturen op resultaten. De
professionals zelf zijn in feite dus de toegang. Echter, we vinden het wel belangrijk dat er centraal getoetst
wordt door het Wmo-loket. Waarbij we in het bijzonder letten op de beweging van 'achter naar voor':
Licht waar mogelijk, zwaarder indien nodig. Hierbij denken wij concreet aan de volgende volgorde van
afweging:
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn
participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te
komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte
aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten
van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn
participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene
voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als
bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van jeugdzorg, onderwijs, welzijn,
wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het
oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd
wonen of opvang;
welke bijdragen in de kosten de cliënt verschuldigd zal zijn.
16
17
140113
Voor de goede orde: het gaat hier om de toegang tot de 2de lijns voorzieningen in het maatschappelijke domein. We
hebben het hier niet over de toegang tot 2de lijns voorzieningen in het medische domein, waar de huisarts een centrale rol
speelt.
Zie voor verdere uitwerking paragraaf 7.5
24
Essentieel in de aanpak van de wijkteams en het Wmo-loket is samenwerking in situaties met meervoudige
problematiek; dat kan door maatwerk te realiseren via netwerksamenwerking. Met de wijkteams maken we
duidelijke afspraken over de beslissingsbevoegdheid. Hiertoe behoort ook het officiële mandaat om bij
escalaties of crises buiten de gebaande paden te handelen.
Wanneer de burger is verwezen vanuit het voorveld, dan neemt het Wmo-loket geen uitgebreide intake af.
Waar mogelijk toetsen ze enkel het oordeel van de professionals in het voorliggend veld voor de
verwijzing naar bepaalde hulp en ondersteuning.
Bij een doorverwijzing naar de maatwerkvoorziening blijft de verwijzende professional de casemanager.
Het kan wel zijn dat deze in overleg met de burger en de tweedelijns ondersteuner afspreekt dat die laatste
voor een bepaalde tijd de regie voert. Zowel het wijkteam als het Wmo-loket kunnen expertise van buiten
inschakelen om een beslissing te kunnen nemen.
Specialistische zorg is in principe tijdelijk
Echter, bij het bepalen wat er nodig is, gaan we niet uit van geheel gescheiden werelden tussen vrij en niet
vrij toegankelijke (eerste en tweedelijns) ondersteuning. Het is niet zo dat de burger nadat zij door het
poortje van de toegang zijn gegaan volledig wordt ingesloten in de wereld van intensieve zorg, Juist niet.
Zoals omschreven willen we een optimaal samenspel tussen diverse oplossingsrichtingen creëren, waarbij
lichte ondersteuning aanvullend en/ of opvolgend kan zijn aan intensievere zorg. Dit doen we door aan de
kop breed te analyseren wat er van wie nodig is in een bepaalde situatie.
Bepalen wat er nodig is, is geen momentopname die op zichzelf moet staan, maar moet een continu
proces zijn. De situatie blijft namelijk niet altijd (of eigenlijk nooit) constant. Er gebeurt van alles in het
dagelijks leven van de burger, zowel kleine als grotere veranderingen. Bijvoorbeeld in financiën,
huisvestiging of met participatie. Dit kan een positieve of negatieve invloed op de burger met een
beperking hebben, waardoor er (tijdelijk) meer zorg of andere zorg nodig is. De zorgstructuur moet
zodanig ingericht worden dat inspelen op dit soort veranderingen mogelijk is. En tegelijkertijd willen we
de dubbelingen uit het systeem halen. Als er niets is veranderd in een situatie, hoeft de persoon in kwestie
niet opnieuw gescreend te worden om weer een 'indicatie' te krijgen.
Rol huisartsen
Huisartsen en praktijkondersteuners hebben en houden ook het recht om door te verwijzen naar bepaalde
vormen van zorg, bijvoorbeeld naar de (jeugd)-GGZ. We zetten in op een intensivering van de
samenwerking tussen professionals in de zorg, de professionals in het wijkteam, en de huisartsen,
praktijkondersteuners en niet te vergeten, de wijkverpleegkundigen. Bijvoorbeeld door een korte lijn te
leggen tussen hen en het netwerk van een wijkteam/Wmo-loket.
Kortom, hoe ziet de toegang er in de toekomst uit:
Lichtere zorg:
Instellingen kunnen direct doorverwijzen naar lichtere en kortdurende vormen van 1ste lijns hulp en/ of
een zorgmelding doen naar het WMO-loket.
Zwaardere zorg:
- We organiseren een vorm van toegang voor gespecialiseerde zorg. Het Wmo-loket vormt daarin de
spil. Professionals kunnen een aanvraag voor bereiden. Het Wmo-loket indiceert en geeft daarvoor
een beschikking af.
- Mogelijk wordt er in 2015 een pilot opgestart waarbij voor burgers met een verstandelijke beperking
maatschappelijke ondersteuning zonder indicatie wordt ingezet. Op centraal niveau vindt er toetsing
plaats.
140113
25
Samenvatting Frontoffice en toegang:
o
o
o
o
o
o
o
De maatschappelijke ondersteuning voor burgers met een beperking wordt herkenbaar en laagdrempelig
georganiseerd. De gemeente regisseert dit proces met als vergezicht de sociale wijkteams. Hierbij is de rol van de
gemeente om de wijkteams optimaal te faciliteren in het uitvoeren van hun taken en tegelijk scherp genoeg te
sturen op de beoogde doelstellingen (missie, visie en maatschappelijke effecten). De gemeente Purmerend doet dit
door middel van: houden van toezicht, sturen conform onze sturingsfilosofie en faciliteren van informatisering.
Bij deze ontwikkelopgave wordt eveneens uitgewerkt of de gemeente het wijkteam en haar aanbieders in de
toekomst contracteert of subsidieert.
Wij verwachten dat de wijkteams op 1 januari 2015 nog niet zo ver zijn, dat zij voldoende deskundigheid
hebben m.b.t. de 3 decentralisaties en deze volledig kunnen bedienen. Om deze reden kiezen wij er voor om het
Wmo-loket vanaf 1 januari 2015 een belangrijke, leidende rol te geven. Dit ook omdat de wet naar
verwachting voorschrijft dat een beschikking voor een maatwerkvoorziening (specialistische zorg) moet worden
afgegeven door een gemeentelijke medewerker die daartoe bevoegd is.
Het Wmo-loket en op termijn het wijkteam - vormt vanaf 1 januari 2015 een duidelijk herkenbare en goed
toegankelijke frontoffice voor ondersteuning, die vragen, verzoeken en signalen binnen krijgt, oppakt en
daarmee een ingang vormt waar mensen terecht kunnen. Dit doen zij samen met de betrokkene, vanuit het
uitgangspunt dat de burger met een beperking de regie heeft.
Het Wmo-loket wordt op termijn deels geïntegreerd in de wijkteams, maar blijft daarnaast een centrale functie
behouden.
De toegang tot de 2de lijnszorg berust bij het Wmo-loket.
Bij de toegang hanteren we regie bij de cliënt als uitgangspunt en voldoen we aan het wettelijk kader waar het
gaat om keuzevrijheid voor maatwerkvoorzieningen.
Uitwerken van ontwikkelopgaven:
In 2014 wordt zowel de rol van de gemeente, als die van de wijkteams, de partners en de relatie met het
maatschappelijk beleidskader verder uitgewerkt.
Bij deze opgave wordt eveneens uitgewerkt of de gemeente het wijkteam en haar aanbieders in de toekomst
contracteert of subsidieert.
Pilot opstarten om te oefenen met het inzetten van maatschappelijke ondersteuning zonder indicatie (zie
ook bekostiging).
Beslispunt:
Op 1 januari 2015 vormt het Wmo-loket en op termijn het wijkteam - een duidelijk herkenbare en
goed toegankelijke frontoffice voor ondersteuning, die vragen, verzoeken en signalen binnen krijgt,
oppakt en daarmee een ingang vormt waar mensen terecht kunnen. Dit doen zij samen met de
betrokkene, vanuit het uitgangspunt dat de burger met een beperking de regie heeft. Het Wmo-loket
werkt samen met de wijkteams en wordt op termijn deels geïntegreerd in de wijkteams, maar blijft
daarnaast een centrale functie behouden.
De toegang tot de 2de lijnszorg berust bij het Wmo-loket.
140113
26
5
Samenwerking in uitvoering
5.1
Ambities ten aanzien van samenwerking en partnerschap.
Zowel in de bouwsessies, als in het interne visietraject rondom de 3 decentralisaties dat vooraf ging aan
het ontwikkelen van dit beleidsplan hebben we uitgebreid stil gestaan bij onze ambities ten aanzien van
deze ontwikkeling naar samenwerking en partnerschap. De kern daarvan is als volgt:
-
-
Om een goed resultaat te krijgen moeten aanbieders coalities vormen en samenwerken. Deze coalities
kunnen samen meer bereiken dan ieder van hen apart.
Het ontwikkelen van optimale samenwerking is cruciaal om de transformatie te laten slagen en
noodzakelijk om met minder geld betere resultaten te kunnen boeken.
De identiteit van afzonderlijke organisaties wordt minder relevant.
Niet alleen de wisselwerking tussen instellingen onderling, maar ook tussen formele en informele zorg
moet optimaal zijn.
Bij het vormgeven van de samenwerking kiezen we voor organisaties die innoveren.
De basis voor de relatie met onze aanbieders is vertrouwen.
Wel is er oog voor de tegenstellingen tussen onze belangen en die van de aanbieders.
We moeten er voor waken dat concurrentie leidt tot een verschraling van het aanbod.
Niet alleen de samenwerking met jeugdzorginstellingen, maar ook met (passend) onderwijs,
voorschoolse voorzieningen, jongerenwerk, politie e.d. vinden we belangrijk.
De gemeente moet zich waar het niet nodig is niet bemoeien met het hoe en slechts ten dele met het
wat , dat weet een aanbieder veel beter. De gemeente geeft wel aan welke kant we op willen, we
monitoren de ontwikkelingen en grijpen in als de kwaliteit of inhoud onder de maat is.
Rond het hoe moeten sociale teams en netwerken en de aanbieders die dit organiseren dan ook
voldoende ruimte en vertrouwen krijgen om nieuwe manieren te vinden om de doelen te halen.
Dit zijn lerende ontwikkelingen, die in de praktijk plaatsvinden. Daar nemen we de tijd voor.
5.2
Met wie gaan we wat uitvoeren
Het terrein van burgerkracht, preventie en signalering
We willen inzetten op kracht van de burgers met beperkingen, hun gezinnen, hun omgeving, buurt, wijk,
vrijwilligers, etc. We willen ook beter en eerder signaleren in het voorveld en er vooral voor zorgen dat die
signalen worden opgepakt en dat er wordt teruggekoppeld. Wat is daar voor nodig? Een nauwe
samenwerking met alle basisvoorzieningen en (netwerk)organisaties in het voorveld.
Die nauwe samenwerking is al vormgegeven in langdurige relaties met de betrokken partijen, onder andere
in het netwerk van maatschappelijke opgaven. De gemeente werkt samen met deze partners binnen dit
netwerk. Er is één externe penvoerder die de kar trekt, maar de instellingen doen het samen. Met
ondersteuning vanuit de gemeente.
De partners geven gezamenlijk invulling aan hun ambities. Ook in het kader van de transitie en
transformatie van de jeugdzorg blijft de gemeente Purmerend op eenzelfde wijze met hen samenwerken.
De netwerken van de maatschappelijke opgaven zijn en worden waar nodig uitgebreid met nieuwe
partners.
Zo zijn we aan het verkennen hoe we het voorveld kunnen verbinden met huisartsen,
praktijkondersteuners en wijkverpleegkundigen. Zij spelen een belangrijke rol in de maatschappelijke
ondersteuning. Hetzelfde geldt voor de zorginstellingen.
Zorgverzekeraars
Er vinden gesprekken plaats met zorgverzekeraars over de samenwerking tussen hen en de gemeente(n).
Hierover kunnen wij nog niets concreets melden. Dit vormt een ontwikkelopgave.
140113
27
Wijkverpleegkundige
Om de cliënt te voorzien van een integraal aanbod van zorg en maatschappelijke ondersteuning is
samenwerking tussen de verschillende professionals, zoals maatschappelijke werkers, verpleegkundigen en
verzorgenden belangrijk. De (wijk)verpleegkundige vormt de schakel tussen de cliënt, zijn of haar sociale
omgeving en de verschillende professionals. Hij of zij komt bij de cliënt thuis, is toegankelijk en kent de
weg binnen de zorg, gemeente en welzijnsorganisaties. De blik van de (wijk)verpleegkundige is niet alleen
gericht op geneeskundige zorg. Zij stelt vast wat er nodig is voor het verpleegkundig handelen, maar
constateert ook wat er voor overige ondersteuning aan de orde zou kunnen zijn. De gemeente kan gebruik
maken van de bevindingen van de (wijk)verpleegkundige. Om de verbinding tussen zorg en welzijn te
borgen, participeert de (wijk)verpleegkundige in het sociaal wijkteam.
Zowel in de vormgeving van de nieuwe aanspraak wijkverpleging als de bekostiging ervan, wordt de
deelname van de (wijk)verpleegkundige functie in sociale wijkteams en werkzaamheden als coördineren,
signaleren en coachen, geborgd. De richtlijnen voor deze nieuwe aanspraak zullen worden uitgewerkt door
de beroepsgroep Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V &VN). Belangrijk hierbij is dat
wijkverpleging en maatschappelijke ondersteuning naadloos op elkaar aansluiten. Hiervoor worden
landelijke uitgangspunten geformuleerd. De betrokkenheid van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en
VNG wordt bij de totstandkoming van de richtlijnen door V&VN geborgd. Daarnaast is er al een
structurele investering in sociale wijkteams en wijkverpleegkundige zorg, beide oplopend tot 50 miljoen
respectievelijk 200 miljoen in 2017. De investeringen maken het mogelijk om vernieuwing tot stand te
brengen in het zorg- en ondersteuningsaanbod, met de wijkverpleegkundige als spil.
5.3
Samenhang andere beleidsterreinen
De samenhang met andere beleidsterreinen jeugdzorg en participatie is ook in de uitvoering belangrijk.
Met de decentralisatie van verantwoordelijkheden vanuit de AWBZ en de decentralisatie van de jeugdzorg
en participatie naar gemeenten krijgt de gemeente een integrale verantwoordelijkheid en meer
mogelijkheden om in te zetten op een goed functionerende keten.
Een voorbeeld is de huidige samenwerking tussen BaanStede en enkele zorgaanbieders m.b.t.
arbeidsmatige dagbesteding. Hierbij worden personen die behoren tot zowel de bovengrens van de
AWBZ, als de ondergrens van de Sociale Werkvoorziening gezamenlijk ingezet bij arbeidsmatige
dagbesteding in de wijken. Dit vormt een ontwikkelopgave.
Samenhang met de jeugdzorg is er bijvoorbeeld als kinderen die jeugdzorg ontvangen ook een beperking
hebben waar zij langdurige zorg of ondersteuning bij nodig hebben.
5.4
Lokaal, regionaal, bovenregionaal en landelijk
Al in een vroeg stadium van de ontwikkelingen in het kader van de decentralisatie AWBZ/ Wmo hebben
de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland in hun visie omschreven dat zij lokaal doen wat mogelijk
is en regionaal doen wat nodig is. De afspraken over de regionale samenwerking staan in de notitie
Zaanstreek-Waterland: lokaal maatwerk in regionaal verband 18.
De kern van de notitie is dat de nieuwe taken zoveel mogelijk lokaal worden uitgevoerd, maar dat de
gemeenten in Zaanstreek-Waterland regionaal samenwerken waar dat meerwaarde heeft. Voor een deel
wordt dat wettelijk voorgeschreven; voor de overige taken kunnen gemeenten hierin een eigen afweging
maken. Het Rijk heeft gemeenten in het voorjaar van 2013 gevraagd om aan te geven voor welke
onderdelen van de decentralisaties zij met andere gemeenten samenwerken.
De gemeenten hebben afgesproken om in de regio de zwaardere jeugdzorg en het 2de lijns deel van de
AWBZ-taken samen in te kopen. Daarnaast trekken de gemeenten steeds meer samen op bij de
18
140113
De gemeenteraad heeft deze notitie ter kennisname ontvangen in het midden van 2013.
28
beleidsvoorbereiding. Dat gezamenlijke inkoop voordelen heeft onderstreept ook het CPB in de notitie
Decentralisaties in het sociaal domein van september 2013. Zo kunnen bijvoorbeeld de risico s die door
mogelijke nadelen van een kleine schaal op de loer liggen ( economies of scale ) worden ondervangen. De
inhoudelijke sturing op de regionale inkoop ligt bij de individuele gemeenten en hun samenwerking
binnen de regio Zaanstreek-Waterland.
Een regionale werkgroep heeft een voorstel ontwikkeld voor een inkooporganisatie AWBZ-Jeugd, waarin
de volgende niveaus worden onderscheiden:
- Lokaal: gemeenten organiseren dit zelfstandig. Het betreft de inrichting van de 1ste lijn voor AWBZ en
jeugdhulp (waaronder bijvoorbeeld ook eerstelijns psychologische zorg) en ambulante ondersteuning
jeugdhulp. Voor AWBZ kan de geïndiceerde ambulante hulp onder tweedelijnszorg vallen en is het
bereik van samenwerking dus regionaal. Eventueel kunnen gemeenten voor de inkoop van ambulante
ondersteuning jeugdhulp samenwerken via regionaal mantelcontracten het license-to-operate principe
(instellingen worden regionaal geaccrediteerd en de feitelijke ondersteuning wordt lokaal als
maatwerk ingekocht).
- Regionaal: de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland organiseren hun inkoop met een
gezamenlijke inkooporganisatie en sluiten individueel een Dienstverleningsovereenkomst met de partij
die verantwoordelijk is voor deze inkooporganisatie. Hiermee wordt het opdrachtgeverschap
geformaliseerd. Via het na regionaal ambtelijk en bestuurlijk overleg vaststellen van regionale
bestekken in de colleges van de individuele gemeenten geven zij de inhoudelijke en financiële kaders
mee aan de regionale inkooporganisatie. Het betreft bijvoorbeeld tweedelijns AWBZ.
- Bovenregionaal: De regionale inkooporganisatie levert door de inzet van uren een bijdrage aan de
bovenregionale samenwerking met andere jeugdzorgregio s en huidige financiers. Mogelijk krijgt de
bovenregionale samenwerking een geformaliseerde vorm, waardoor ook voor deze organisatie een
DVO kan worden gesloten. Bestekken voor bovenregionale inkoop worden ook door de individuele
gemeenten vastgesteld, na regionaal overleg. De samenwerking betreft de overige jeugdzorgvormen
die (zeer) specialistisch van karakter zijn of een verblijfscomponent kennen.
Deze scope van samenwerking is vooralsnog globaal. Een meer exacte definitie van de verdeling van
zorgsoorten en -producten naar inkoopniveau (lokaal, regionaal en bovenregionaal) is voor jeugdhulp en
AWBZ onderdeel van de opdracht aan de inkooporganisatie. Ook het onderwerp van solidariteit tussen
gemeenten onderling, bijvoorbeeld in het geval dat een kleine gemeente onverwacht te maken krijgt met
enkele plaatsingen in dure trajecten een relatief grote aanslag op het budget wordt regionaal nog verder
uitgewerkt.
Juridische vorm van de regionale samenwerking
Het Rijk hanteert als uitgangspunt voor de regionale samenwerking dat het moet gaan om een
publiekrechtelijke vorm van samenwerking op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr).
Daartoe behoren vijf mogelijke vormen, variërend van een lichtere categorie zoals de Regeling zonder
meer tot zwaardere vormen zoals een Openbaar lichaam (bijvoorbeeld de huidige GGD en de Sociale
Werkvoorziening). De wethouders zorg, welzijn en participatie van de gemeenten in de regio ZaanstreekWaterland hebben uitgesproken op dit moment niet te kiezen voor één samenwerkingsvorm voor alle
taken in het maatschappelijk domein, omdat de inhoud leidend is en deze binnen en tussen de transities
verschilt. Ook willen zij inzetten op de lichtst mogelijke juridische vorm van samenwerking. In het najaar
van 2013 werken de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland de verschillende vormen verder uit.
Ontwikkelopgaven:
Het verder uitwerken en stimuleren van samenwerking en integratie van doelgroepen arbeidsmatige
dagbesteding en BaanStede.
Het verder uitwerken van de relatie en samenwerking tussen gemeente (Wmo-loket), zorgverzekeraars,
huisartsen, praktijkondersteuners en wijkverpleegkundigen.
140113
29
6
Fundamenten van maatschappelijke ondersteuning in
Purmerend
Een samenleving waarin mensen zo veel mogelijk de regie hebben over hun eigen leven en voor elkaar
zorgen, dat is het perspectief van Purmerend. Preventie, mantelzorg en vrijwillige inzet zien we als de
fundamenten van zo n samenleving.
6.1
Preventie
Purmerend investeert in preventie. We willen voorkomen dat problemen ontstaan en als ze er wel zijn,
signaleren we ze tijdig en pakken we ze aan. In Purmerend vervullen de wijkteams een centrale rol in de
preventie. Zij kennen de mensen in hun wijk en kunnen snel op het spoor komen van mensen met
problemen. Met hen voeren ze een zogeheten keukentafelgesprek over de oorzaak van de problemen en
mogelijke oplossingen. Niet alle problemen zijn op deze manier te voorkomen, maar vroegsignalering
helpt bij het voorkomen van zwaardere zorg. Daarbij kijken de teams ook goed naar de positie van de
mantelzorger. Als die tijdig ondersteuning krijgt, houdt hij/zij de zorg beter vol.
Ook scholen, de voorschoolse voorzieningen, de jeugdgezondheidszorg, wijkverpleegkundigen en
huisartsen hebben bij de vroegsignalering een cruciale rol. We streven naar praktische
samenwerkingsafspraken, zodat zij eventuele signalen snel en simpel kunnen doorgeven aan het wijkteam
of het Wmo-loket. Daarnaast kunnen de medewerkers van de wijkteams de maatschappelijke kracht van
de wijk benutten door bijvoorbeeld verbindingen te leggen tussen bewoners, vrijwilligersorganisaties en
andere partijen of personen die kunnen helpen.
Wijkverpleegkundigen spelen eveneens een belangrijke rol waar het gaat om preventie. Zij kunnen deel
uitmaken van een sociaal wijkteam en kunnen aldus de schakel zijn tussen de wijkteams en de
laagdrempelige gezondheidszorg (huisartsen).
Verder gaat er ook van informatie en advies een preventieve werking uit. Hiervoor kunnen mensen terecht
bij het sociale wijkteam, waar zonodig ook gelijk ondersteuning kan volgen. Waar nodig wordt een deel
van de informatie stedelijk beschikbaar gesteld aan de wijkteams, en/of aan inwoners en organisaties in de
wijken.
De hiervoor beschreven preventieve infrastructuur gaan we de komende tijd verder verstevigen. Hiervoor
gebruiken we de beschikbare middelen, zowel het bestaande budget voor preventie als de middelen die
overkomen voor het uitvoeren van de nieuwe taken.
Te ontwikkelen
We benoemen twee ontwikkelopgaven rondom preventie.
1.
Ten eerste bouwen we de samenwerking met de zorgverzekeraar die ook de rol van zorgkantoor
voor de AWBZ vervult, verder uit 19 . Ook maken we afspraken met de zorgverzekeraar over
preventie, om gezamenlijk zo effectief mogelijk de gezondheid in de verschillende wijken te
bewaken en waar mogelijk te verbeteren.
2.
De tweede ontwikkelopgave gaat over digitale ondersteuning. Samen met
cliëntvertegenwoordigers en andere partners in de stad zoeken we antwoorden op twee vragen.
Hoe kunnen we gebruikmaken van digitale mogelijkheden waarmee mensen zelf antwoorden
kunnen vinden op vragen, en waarmee ze elkaar kunnen helpen problemen op te lossen? En
19
140113
Mede naar aanleiding van de brief van Staatssecretaris Van Rijn d.d. 6 november 2013 is de verwachting dat de
samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars door het rijk verder zal worden gestimuleerd en mogelijk
wettelijk wordt verankerd.
30
welke digitale innovatie is nog mogelijk om het werk van de professionals zo slim mogelijk te
ondersteunen?
Versterken van de preventieve infrastructuur met als speerpunten:
o Versterken van de samenwerking met de gezondheidszorg, vooral met huisartsen en wijkverpleging.
o Uitwerken van twee ontwikkelopgaven:
Verder uitbouwen van de samenwerking met de zorgverzekeraar.
Door ontwikkelen van de digitale ondersteuning.
6.2
Mantelzorg.
In de gemeente Purmerend verlenen relatief veel mensen voor kortere of langere tijd mantelzorg aan hun
familieleden, buren, vrienden of anderen.
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 30% van de 65-plussers zich eenzaam voelt. Bij degenen die ouder zijn
dan 85 jaar, is dit 50%. Personen met een hogere leeftijd en alleenstaanden (met name verweduwden)
voelen zich vaker eenzaam. De trends van (dubbele) vergrijzing en de toename van het aantal
alleenstaande ouderen voorspellen dat het absolute aantal eenzame ouderen zal toenemen. Ook daarom
zijn mantelzorgers en vrijwilligers in een meer betrokken samenleving onmisbaar.
Mantelzorgers hebben vaak geen keuze. De relatie die je met elkaar hebt, zorgt ervoor dat je gaat helpen.
Mantelzorgers vinden de geboden hulp dan ook meestal niet bijzonder, het is vanzelfsprekend.
Ook vrijwilligers leveren aan de ondersteuning van burgers een bijdrage. Hier gaat het wel om een vrije
keuze, omdat iemand iets voor een ander wil doen, omdat er plezier aan ontleend wordt of iemand zinvol
bezig wil zijn. De redenen waarom mensen hulp bieden komen vanuit henzelf.
Soms kan deze zorg behoorlijk zwaar vallen. Als gemeente willen wij dat mensen die mantelzorg verlenen,
de ondersteuning krijgen waar ze behoefte aan hebben. Daar hebben wij als gemeente zelf een rol in,
bijvoorbeeld door de bureaucratie te verminderen en snel te reageren op verzoeken om gemeentelijke
ondersteuning. Daarnaast zijn we ook blij met de rol die bijvoorbeeld de ouderenbonden en instellingen
als stichting WonenPlus vervullen door vrijwilligers in te schakelen ter ontlasting van de mantelzorgers.
Verder vinden wij het belangrijk dat bij het onderzoek naar een maatwerkvoorziening niet alleen de
omstandigheden van een aanvrager mee te wegen, maar ook de omstandigheden van een mantelzorger. Er
moet sprake zijn van een balans. De beslissing moet zijn afgestemd op individuele omstandigheden en
mogelijkheden van de aanvrager ook op andere terreinen dan maatschappelijke ondersteuning. Daarbij
wordt goed gekeken naar de behoeften, mogelijkheden en belastbaarheid van de mantelzorger en het
sociale netwerk. De situatie van de aanvrager en het sociale netwerk wordt dus integraal onderzocht om
maatwerk te kunnen leveren.
Van belang hierbij is dat uit onderzoek blijkt dat er vaak sprake is van vraagverlegenheid bij cliënten, maar
ook van handelingsverlegenheid bij het netwerk. Cliënten vinden het vaak moeilijk om een ander te vragen
iets voor hen te doen en mensen in het netwerk zijn vaak best bereid iets voor een ander te betekenen,
maar weten niet hoe ze dat moeten aankaarten. Daarom is het goed in het onderzoek dat volgt op de
melding voor maatschappelijke ondersteuning, hiermee expliciet rekening te houden en de mantelzorger
indien gewenst aan tafel uit te nodigen. Ook de inzet van zorgvrijwilligers kan in dat onderzoek aan de
orde komen. Aan de andere kant biedt het onderzoek de mogelijkheid voor de gemeente om
mantelzorgers in een vroeg stadium in beeld te krijgen en te kijken of er eventueel ondersteuning geleverd
wordt of zal worden zodat mantelzorgers niet overbelast raken.
140113
31
Concrete vormen van ondersteuning voor mantelzorgers zijn de volgende:
wijkteams hebben de opdracht gekregen om mantelzorgers vroegtijdig te betrekken bij de
vraagverheldering van inwoners en het vinden van oplossingen. Dat kan bijvoorbeeld door hen te
laten deelnemen aan het keukentafelgesprek. Tegelijk moet het wijkteam de mantelzorgers
ondersteunen door onder andere hun vaardigheden te versterken en door het sociaal netwerk te
mobiliseren. Ook moet het team mantelzorgers, die overbelast dreigen te raken, ondersteunen.
De gemeente wil mantelzorgorganisaties, zoals ouderenbonden en stichting WonenPlus, actief
ondersteunen bij hun werk voor mantelzorgers en vrijwilligers.
Als gemeente krijgen we vanuit de AWBZ de verantwoordelijkheid voor het bieden van
respijtzorg: (tijdelijke) zorg die mantelzorgers ontlast. De cliënt verblijft dan bijvoorbeeld voor
korte tijd in een logeerhuis, waardoor de mantelzorger even op adem kan komen en de zorg
langer kan volhouden. We verkennen samen met de andere gemeenten in de regio of het aanbod
van respijtzorg dat onder de AWBZ is gegroeid, voldoende aansluit bij de behoefte van de
mantelzorgers en cliënten. Ook gaan we na of de huidige opzet haalbaar is in de toekomst. Dat
gebeurt onder andere door een gesprek in het voorjaar van 2014 in de regio, samen met cliënten,
mantelzorgers, instellingen en ondernemers. We verkennen daarbij ook de gedachte om het
kortdurend verblijf niet in te kopen als aanbod, maar hiervoor een Persoonsgebonden Budget
(PGB) toe te kennen dat cliënt en mantelzorger zelf kunnen inzetten.
Wij blijven actief invulling geven aan het jaarlijkse mantelzorgcompliment dat we als gemeente
volgens de nieuwe Wmo naar verwachting moeten verzorgen. De huidige vorm komt zoveel
mogelijk tegemoet aan wat de mantelzorger zelf op prijs stelt.
De gemeente ondersteunt de mantelzorg met een website.
o
o
o
o
6.3
V oortzetting en intensivering van mantelzorgondersteuning door wijkteams, ouderenbonden en
instellingen.
Continueren van het mantelzorgcompliment in een vorm die zoveel mogelijk aansluit bij wat de
mantelzorger op prijs stelt.
Bij het onderzoek naar en maatwerkwerkvoorziening wordt goed gekeken naar de behoeften,
mogelijkheden en belastbaarheid van de mantelzorger en het sociale netwerk. De situatie van de
aanvrager en het sociale netwerk wordt dus integraal onderzocht om maatwerk te kunnen leveren.
Uitwerken van de volgende ontwikkelopgaven:
V erkenning naar de vraaggerichtheid en exploitatie van het aanbod van respijtzorg/ kortdurend
verblijf.
Verkenning digitale ondersteuning mantelzorg.
Vrijwillige inzet.
Veel inwoners van Purmerend zetten zich belangeloos en als vanzelfsprekend in voor anderen, zijn actief
in een vrijwilligersorganisatie of beide. De wijkteams en andere organisaties spannen zich in om deze
vrijwillige inzet verder te stimuleren. We willen dat de krachten en mogelijkheden van zoveel mogelijk
mensen worden benut, ook van mensen die zelf ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld omdat zij
moeilijk een baan kunnen vinden. Uitkeringsgerechtigden worden naar verwachting vanaf 1 juli 2014
gevraagd om iets terug te doen voor de samenleving 20. We benutten het concept Social Return 21 en
20
21
140113
Met ingang van 1 juli 2014 wordt naar verwachting de tegenprestatie voor mensen die een WWB uitkering
ontvangen verplicht. Wij zijn voornemens, mede afhankelijk van het tempo van wetsbehandeling bij het rijk, in het
voorjaar van 2014 een Beleidsplan op te stellen voor de invoering van de Participatiewet; daarin zal beleid geformuleerd
worden voor wat als tegenprestatie mag gelden. Hierbij staat wederkerigheid zeker centraal en zal "iets terug doen voor
de wijk" een logisch gevolg zijn.
Social Return is een verplichting bij aanbestedingen vanuit de (Rijks-)overheid. Met een gedeelte van het
aanbestedingsbedrag levert men een bijdrage aan de gemeenschap, bijvoorbeeld in de vorm van ondersteuning van
langdurig werklozen.
32
kijken ook naar goede voorbeelden elders in het land voor slimme combinaties tussen de Wmo en het
terrein van de Participatiewet.
Door de vrijwillige inzet in onze stad nog beter te ondersteunen en te stimuleren bereiken we dat mensen
elkaar weten te vinden voor hulp en dat vrijwilligersorganisaties ondersteuning krijgen om voldoende
vrijwilligers te vinden en op te leiden. Als gemeente stimuleren we mensen om zich in te zetten voor
algemene taken die anderen kunnen ondersteunen (nulde lijn). Het is natuurlijk positief als mensen
anderen bijstaan bij de dagelijkse verzorging, zoals hulp bij het aankleden of het toedienen van verstrekte
medicijnen. Waar het kan en waar mensen het zelf willen, is het goed. Maar het college wenst geen
mensen hiertoe te dwingen en zal niet inzetten op een verschuiving van professionele naar informele hulp
voor persoonlijke, fysieke verzorging, zoals hulp bij douchen. Hierbij opgemerkt dat de AWBZ-functie
persoonlijke verzorging valt onder de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars.
Hoewel de persoonlijke verzorging niet onder gemeentelijke verantwoordelijkheid komt te vallen, hechten
wij eraan om te benadrukken dat wij geen voorstander zijn van het inzetten op een verschuiving van
professionele naar informele hulp voor persoonlijke, fysieke verzorging, zoals hulp bij douchen.
Twee voorbeelden van deze infrastructuur :
De gemeente ondersteunt het vrijwilligerswerk met de website, bijvoorbeeld www.buuv.nu, die
bewoners met vraag en aanbod van hulp koppelt.
Verder gaan de instellingen in gesprek met sportverenigingen, bedrijven en andere partners uit het
maatschappelijk middenveld over de vraag wat zij kunnen bieden: wat kan hun rol zijn, en welke
rol zij zien voor ons als gemeente: moeten we loslaten, of juist stimuleren en faciliteren?
Vrijwillige inzet bij zorginstellingen.
Ook bij de zorginstellingen werken vele honderden vrijwilligers. Zij assisteren met name bij taken die
mogelijk over gaan naar de algemene voorzieningen, zoals hulp bij recreatieve dagbesteding aan ouderen.
Bij de overgang van activiteiten zal bijzonder gelet worden op het behoud van de vrijwilligers bij deze
activiteiten.
o
o
o
o
Door ontwikkelen van de infrastructuur waarmee wij vrijwillige inzet in onze stad ondersteunen en
stimuleren.
Bijzondere aandacht voor vrijwilligers die verbonden zijn aan activiteiten bij zorginstellingen, die mogelijk
overgaan naar de algemene voorzieningen (1ste lijn).
Niet inzetten op een verschuiving van professionele naar informele hulp voor persoonlijke, fysieke verzorging.
Uitwerken van de volgende ontwikkelopgave:
V erkennen met partners in het maatschappelijk middenveld welke rol zij kunnen vervullen, of ze een rol
voor de gemeente zien en welke dan.
Beslispunt:
Er wordt niet ingezet op een verschuiving van professionele naar informele hulp voor persoonlijke, fysieke
verzorging.
140113
33
7
Overzicht keten AWBZ/Wmo
7.1
Algemene- en maatwerkvoorzieningen.
In de nieuwe Wmo komt er naar verwachting een onderscheid tussen algemene voorzieningen en
maatwerkvoorzieningen. Dit sluit goed aan bij het onderscheid tussen 1ste - en 2de lijnsvoorzieningen dat
eerder is geschetst.
Een algemene voorziening is een dienst of activiteit die gericht is op het versterken van de
zelfredzaamheid en participatie. Iedereen kan er gebruik van maken. Er is geen onderzoek nodig
naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. Voorbeelden zijn
dagactiviteiten, inloop en ontmoeting. Van belang zijn echter ook algemene voorzieningen met
een iets specifieker karakter. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een klussendienst, een was- en
strijkservice, een maaltijdvoorziening, informele buurtzorg, sociaal-culturele voorzieningen,
opvang voor dak- en thuislozen die uitsluitend bestaat uit slapen en eten zonder verdere
ondersteuning, of meer specifiek winteropvang. Ook de ondersteuning van de 0de lijn,
mantelzorgondersteuning en vrijwilligersondersteuning, zijn algemene voorzieningen.
Een maatwerkvoorziening is het geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en
andere maatregelen die zijn afgestemd op de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van
een persoon. Ook de maatwerkvoorziening versterkt zelfredzaamheid en participatie. Ze is
bedoeld voor mensen die op eigen kracht, met mantelzorg of met hulp van andere mensen uit
hun sociale netwerk niet voldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende kunnen participeren. Het
gaat om mensen met een beperking, problemen met opvoeden en opgroeien, chronische
psychische of psychosociale problemen. Zij komen in aanmerking voor een maatwerkvoorziening
van de gemeente.
De ondersteuningsvoorzieningen die overkomen uit de AWBZ vormen we om naar deels algemene
voorzieningen en deels maatwerkvoorzieningen. De opdracht om te zorgen voor algemene voorzieningen
in de wijk ligt in de toekomst bij de wijkteams. Gemeenten zijn gehouden een maatwerkvoorziening aan te
bieden die redelijkerwijs noodzakelijk is te achten om de aanvrager in staat te stellen tot zelfredzaamheid
of participatie.
De maatwerkvoorziening komt in plaats van compensatieplicht. De domeinen waarop de gemeente de
burger met een belemmering moet compenseren (huishouden voeren, zich verplaatsen in en om de
woning en lokaal en medemensen ontmoeten) worden in de Wmo niet meer genoemd. In plaats daarvan
wordt over ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie , beschermd wonen
en opvang gesproken.
In de wet is een onderscheid aangebracht tussen het melden van een probleem en het aanvragen van een
maatwerkvoorziening. Na een melding doet het WMO-loket onderzoek. Uitgangspunt daarbij is de eigen
verantwoordelijkheid van de melder om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen.
Vervolgens wordt beoordeeld of een vrijwilliger of een algemene voorziening een oplossing kunnen
bieden. Pas wanneer dat niet voldoende is, komt de melder in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Dit is een minder vergaande opdracht dan de opdracht aan de gemeente om burgers te compenseren voor
hun beperkingen.
Ontwikkelopgave:
De ondersteuningsvoorzieningen die overkomen uit de A WBZ vormen we om naar deels algemene
voorzieningen en deels maatwerkvoorzieningen.
140113
34
7.2
Beschikbaarheid
Hoe het ondersteuningsaanbod eruit ziet, is zoveel mogelijk afhankelijk van de behoefte van onze burgers.
We willen dat het aanbod vraaggestuurd en flexibel is, en dat het zoveel mogelijk bestaat uit maatwerk.
Daarbij doen zich twee dilemma s voor. Ten eerste betekent maatwerk dat we van tevoren niet precies
weten welke ondersteuning mensen willen krijgen. Toch moeten we zorgen dat er een aanbod klaar staat
op 1 januari 2015; als we niet van tevoren een aanbod inkopen kunnen we mensen geen ondersteuning
bieden. Wat we inkopen voor 2015 moet wel flexibel zijn en moet zich in de jaren daarna steeds meer
aanpassen aan de vraag en behoefte.
Ten tweede moeten we uitkomen met het budget. Het is financieel niet haalbaar om voor iedere
individuele ondersteuningsbehoefte een geheel individueel ondersteuningsaanbod in te richten. We zoeken
de balans in het arrangement dat met iemand wordt afgesproken. Daarin kunnen zowel collectieve
voorzieningen zijn opgenomen, zoals dagactiviteiten in buurthuis of verzorgingstehuis, als individuele
voorzieningen, zoals een vrijwilliger/maatje en/of een aantal uur specialistische begeleiding per week.
7.3
Nieuw ondersteuningsaanbod
Op grond van bovenstaande overwegingen vormen we het bestaande AWBZ-ondersteuningsaanbod via
innovatie om naar een nieuw ondersteuningsaanbod. Dat moet vraaggericht zijn en waar mogelijk in de
wijk te midden van andere inwoners. We hanteren de volgende uitgangspunten voor de contractering van
het nieuwe ondersteuningsaanbod. Lichtere vormen van ondersteuning zijn als algemene voorziening
beschikbaar op wijkniveau. Specialistische ondersteuning is beschikbaar als maatwerkvoorziening op
lokaal niveau. Als het aantal zorggebruikers klein is, kan het vanwege kosten en kwaliteit beter regionaal,
of voor zeer kleine aantallen landelijk, beschikbaar zijn.
Het nieuwe ondersteuningsaanbod werken we de komende tijd verder uit aan de hand van bovenstaande
uitgangspunten. Het krijgt naar verwachting de volgende invulling: 22
Digitale hulpmiddelen voor informatie, advies, bemiddeling bij ondersteuningsvragen van
inwoners. Deze zijn bedoeld als makkelijk hulpmiddel voor inwoners die gewend zijn digitaal
informatie te zoeken en die het makkelijk vinden om een oplossing te vinden zonder dat ze
tijdens kantooruren een afspraak moeten maken. Ze moeten geen drempel vormen. Als mensen
niet gewend of niet in staat zijn om gebruik te maken van de computer of liever een afspraak
maken dan kan dat bij de wijkteams en/of het Wmo-loket.
Algemene voorzieningen, vrij toegankelijk (wel eigen bijdrage):
o Hulp van een vrijwilliger, maatje, ervaringsdeskundige om bijvoorbeeld samen naar
activiteiten toe te gaan of te leren met openbaar vervoer te reizen, hulp bij koken of bij
administratie, af en toe voor een cliënt zorgen ter verlichting van mantelzorger, etc.
o Lichte ondersteuning aan huis; er komen nieuwe arrangementen met elementen van de
huidige producten hulp in het huishouden en begeleiding. Daarbij leggen we ook
verbinding met de mogelijkheden van mensen die vallen onder de voorgenomen
Participatiewet.
o Lichtere vormen van dagbesteding
onder de AWBZ heette dit groepsgerichte
begeleiding
in de wijk. Denk aan buurthuis, verzorgingstehuis, sportvereniging,
ondernemers, etc.
o Inloopfunctie voor kwetsbare groepen en ontmoeting in de wijk.
Maatwerkvoorzieningen, toegankelijk via de wijkteams en/of Wmo-loket:
o Zwaardere/specialistische begeleiding thuis.
22
140113
Deze invulling is schematisch weergegeven in bijlage 3.
35
o
o
o
o
o
Begeleiding naar of in een arbeidsmatige omgeving, waarbij we verbinding leggen met de
Participatiewet en BaanStede.
Gespecialiseerdere vormen van dagbesteding stedelijk of regionaal.
Collectief vervoer, als eigen vervoer of vervoer door vrijwilligers niet mogelijk is.
Kortdurend verblijf.
Mogelijkheid van een Pgb voor maatwerkvoorzieningen als de ondersteuning niet in
natura beschikbaar is.
Waar precies de grens ligt tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen, bijvoorbeeld wat is
lichtere en wat is zwaardere dagbesteding, bepalen we bij het opstellen van het programma van eisen
voor de contractering, in overleg met instellingen en cliënten(vertegenwoordiging). We gaan er vanuit dat
we minder tweedelijns voorzieningen inkopen dan er nu beschikbaar zijn, omdat de lichtere vormen van
ondersteuning via de eerste lijn gaan lopen.
Bij de inrichting van het ondersteuningsaanbod houden wij rekening met de diversiteit in
ondersteuningsbehoefte. Sommige mensen kunnen via ondersteuning een stap vooruit zetten in
zelfredzaamheid en participatie. Andere mensen kunnen dat niet, of zullen ondanks ondersteuning
achteruit gaan. Het is goed om te benadrukken dat er mensen zijn die gedurende hun gehele leven zorg
nodig zullen hebben. Ook daar moet een passend ondersteuningsaanbod voor zijn.
Dat een aanbod beschikbaar is op wijkniveau wil niet automatisch zeggen dat iemand ook in de eigen wijk
moet participeren. Zo hebben bijvoorbeeld mensen met een GGZ-achtergrond soms de behoefte om juist
in een ander deel van de stad te participeren dan in de eigen wijk.
Zoals aangegeven in paragraaf 3.3 en 6.1 over preventie wordt, net als bij jeugdhulp, ook rondom
AWBZ/ Wmo samengewerkt met de eerstelijns gezondheidszorg en de zorgverzekeraar. Het
ondersteuningsaanbod op medisch en op sociaal gebied moeten goed op elkaar aansluiten.
7.4
Inkoop
Mede op advies van het landelijke Transitiebureau kiezen we bij de maatwerkvoorzieningen voor inkoop
en niet voor subsidie 23. Reden hiervoor is de aard van de te leveren producten .
Het schaalniveau waarop we inkopen is, conform de in paragraaf 5.3 genoemde notitie over regionale
samenwerking, als volgt:
Lokaal: het eerstelijnsdeel van de uit de AWBZ overkomende taken als algemene voorzieningen
wordt toegevoegd aan de wijkteams. Zij krijgen hiermee de verantwoordelijkheid om dit aanbod
te regisseren.
Regionaal: het tweedelijnsdeel van de taken koopt de gemeente als maatwerkvoorzieningen via
de methode van bestuurlijk aanbesteden in, bij voorkeur gezamenlijk met de regiogemeenten
Zaanstreek-Waterland.
De inhoud en afbakening van beide taken wordt in overleg met instellingen en cliëntvertegenwoordigers
zoals de Cliëntenraad Wmo nader ingevuld bij het opstellen van een programma van eisen voor de
tweede lijn. Daarna volgt bestuurlijke vaststelling.
23
140113
Mogelijk wordt in uitzondering hierop voor enkele onderdelen van de overkomende AWBZ-taken toch
gekozen voor subsidie. Namelijk als deze sterk verweven zijn met de ondersteuning die wordt aangeboden door een
gesubsidieerde instelling. Naar verwachting is dat het geval bij begeleiding op het terrein van maatschappelijke opvang
en vrouwenopvang. Dit betekent dat bij de bestuurlijke besluitvorming rond het programma van eisen mogelijk wordt
besloten om deze ondersteuning niet aan te besteden, maar toe te voegen aan enkele specifieke bestaande
subsidiecontracten.
36
7.5
Bekostigingsstructuur. 24
Voor de taken die overkomen vanuit de AWBZ zetten wij in lijn met de in hoofdstuk 3 toegelichte
achtergrond op de volgende bekostigingsstructuur in:
Voor de wijkteams is nog geen besluit genomen. Het kan zijn dat we het eerste jaar de wijkteams
net als in 2014 deels financieren via de huidige subsidiestromen voor instellingen die al via de
gemeente worden gefinancierd. Voor nieuwe organisaties die een rol krijgen in de wijkteams moet
nog gekeken worden wat het beste werkt. Na het eerste jaar kan wellicht tot budgetten per
wijkteam worden overgegaan. Wanneer tot deze vorm van bekostiging wordt overgegaan verdient
mogelijk een systeem van populatiegebonden bekostiging de voorkeur. We willen voorkomen dat
de wijkteams teveel doorverwijzen naar de tweede lijn.
Voor de tweede lijn kiezen we vooralsnog voor productiebekostiging. Ook wordt onderzocht of
lumpsum- of populatiebekostiging mogelijk is.
Bij lumpsumbekostiging wordt met de zorgaanbieders een vast bedrag afgesproken, welke de
zorgaanbieder voor een bepaalde periode ontvangt. De zorgaanbieder dient hiervoor een bepaalde
hoeveelheid zorg te verlenen en een vooraf bepaald gewenst resultaat (effecten) te behalen. Bij deze vorm
gaat het voornamelijk om de beschikbaarheid van de zorg en minder om het exacte aantal cliënten en de
kosten per cliënt. Wij denken dat deze vorm van bekostiging als alternatief op de productiebekostiging
in het bijzonder toepasbaar is voor zorg bij burgers met een verstandelijke beperking en/ of ouderen met
dementie. Vanuit de eerder beschreven visie volgt dat de meest kwetsbare groepen zoveel mogelijk
ontzien worden. Deze mensen, denk aan verstandelijk gehandicapte kinderen of ouderen met dementie,
hebben zorg nodig om een menswaardig en enigszins zelfstandig leven te kunnen leiden. Als we voor deze
groep mensen de zorg niet willen verminderen en/ of de deskundigheid van de zorginstellingen m.b.t.
begeleiding van deze doelgroep wil behouden, dan leidt het voor deze doelgroepen tot het volgende
standpunt: zorg heeft prioriteit boven algemene voorzieningen. Dit is in uitzondering op het beleid dat
voor het overgrote deel van de burgers geldt.
Met deze lumpsum bekostigingsvorm staan alle prikkels (volume, inzet, kwaliteit en toegankelijkheid)
positief gericht en wordt hierop gestuurd op basis van de afspraken die wij hierover maken met de
instellingen. Belangrijker is dat er ruimte ontstaat voor leren en samenwerken omdat er voor alle partijen
financiële zekerheid is gecreëerd. Er ontstaat zelfs een prikkel vanuit de zorginstellingen zelf om bestaande
klanten toch in 2014 te herindiceren. De gemeente behoudt de regie, omdat er wordt betaald en gestuurd
voor het (helpen) bereiken van een resultaat (gebaseerd op gewenste maatschappelijke effecten).
Ontwikkelopgave
Onderzoeken mogelijkheden pilot gestart m.b.t lumpsumbekostiging van instellingen die werken met
mensen met een verstandelijke beperking.
7.6
Persoonsgebonden budget omvormen tot persoonvolgend budget.
Doel is dat de maatwerkvoorziening echt het maatwerk biedt dat de cliënt nodig heeft. Maar voor een
aantal cliënten zal de ondersteuning beter zijn als de cliënt zelf zijn ondersteuning kan inkopen en
daarvoor kan beschikken over een (persoonsgebonden) budget. Daarom heeft de cliënt, die een
maatwerkvoorziening krijgt toegekend, als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, recht op een
(persoonsgebonden) budget. Op basis van dit budget kan de cliënt de hem toegekende ondersteuning
inkopen. De gemeente Purmerend heeft de plicht om, nadat in het onderzoek is vastgesteld dat iemand in
aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, de betrokkene te informeren over de mogelijkheden om
voor een (persoonsgebonden) budget te kiezen en over de gevolgen van die keuze. Met het
(persoonsgebonden) budget kunnen nieuwe, niet door de gemeente gecontracteerde aanbieders worden
24
140113
In bijlage 5 is schematisch een opsomming gegeven van verschillende bekostigingsvormen ter duiding van de begrippen.
37
gefinancierd, waarmee het (persoonsgebonden) budget een belangrijke functie vervult bij het bevorderen
van innovatie in het beschikbare ondersteuningsaanbod.
De regering vindt het echter wel noodzakelijk het recht op een (persoonsgebonden) budget afhankelijk te
doen zijn van het voldoen aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn ingegeven door een aantal
ontwikkelingen die zich de afgelopen periode met betrekking tot het persoonsgebonden budget hebben
voorgedaan. Het gaat dan om aanzuigende werking die uitgaat van het persoonsgebonden budget, het
vervangen van informele zorg door met een persoonsgebonden budget gefinancierde zorg door dezelfde
zorgverlener, het feit dat de kwaliteit soms ernstig te wensen overlaat en tot slot het grote risico op fraude.
Naast deze voorwaarden wordt, ter voorkoming van misstanden en oneigenlijk gebruik en ter
bescherming van de aanvrager, niet langer een geldbedrag op de rekening van de aanvrager verstrekt
waaruit hij zelf betalingen kan doen en dat hij vervolgens ook zelf moet verantwoorden.
De gemeente stelt de cliënt een budget beschikbaar waaruit de Sociale Verzekeringsbank namens de
gemeente betalingen doet aan degenen die de aanvrager, na een toets door het college of aan de gestelde
voorwaarden is voldaan, heeft ingeschakeld. Op deze wijze is het mogelijk om te waarborgen dat de
ingekochte ondersteuning of middelen kwalitatief van voldoende niveau zijn en wordt misbruik en
oneigenlijk gebruik voorkomen.
Verder kan de gemeente Purmerend om redenen van doelmatigheid in de verordening bepalen in welke
gevallen en onder welke voorwaarden de persoon aan wie de gemeente een (persoonsvolgend) budget
verstrekt, de mogelijkheid heeft om ten behoeve van zijn maatschappelijke ondersteuning personen in te
schakelen die dat niet in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep doen. Dit gaat om
beantwoording van de vraag of de gemeente mogelijk wil maken dat de middelen, die beschikbaar zijn
voor maatschappelijke ondersteuning in het kader van een (persoonsgebonden) budget, worden ingezet
om niet-professionals, veelal mensen uit het sociale netwerk van de betrokkene, financieel voor hun
diensten te belonen. Wij vinden het wenselijk dat beloning van niet-professionals uit middelen van het
(persoonsvolgend) budget beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere
ondersteuning leidt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien er een noodzaak is om 24 uur per dag
ondersteuning op afroep te bieden en deze zonder (persoonsvolgend) budget redelijkerwijs niet
gerealiseerd kan worden. Ook voor de gemeente biedt een (persoonsvolgend) budget in zulke situaties een
meer doelmatige oplossing dan professionele ondersteuning.
Purmerend zet, afhankelijk van de kaders die de wet zal stellen, de volgende richting in: we willen voor de
ondersteuningsvormen die overkomen uit de AWBZ de mogelijkheid blijven bieden tot inzet van een Pgb.
Er zal nader worden onderzocht of en zo ja welk budget hiervoor dient te worden gereserveerd.
Ontwikkelopgave:
N ader onderzoeken of, en zo ja hoeveel budget moet worden gereserveerd voor de inzet van een
persoonsvolgend budget.
7.7
Eigen bijdrage
Voor de eigen bijdrage is het uitgangspunt dat maatschappelijke ondersteuning beschikbaar is voor
degenen die daarop zijn aangewezen, ongeacht de hoogte van het inkomen of vermogen. In de wet zal
naar verwachting worden opgenomen dat de gemeente bepaalt of cliënten voor ondersteuning van de
gemeente een (eigen) bijdrage verschuldigd zijn. Als de gemeente daarvoor kiest, zal dat in de verordening
moeten worden bepaald. Het wordt met andere woorden mogelijk om voor alle voorzieningen (dus zowel
voor maatwerkvoorzieningen als voor algemene voorzieningen) een eigen bijdrage op te leggen, die
verschuldigd is zolang de cliënt gebruikt maakt van de voorziening, waarbij in de wet is geregeld dat het
140113
38
resultaat dat wordt geleverd het uitgangspunt is voor de (eigen) bijdrage. 25 Het resultaat dat wordt
geleverd kan bijvoorbeeld een schoon huis zijn in plaats van het aantal uren geleverde zorg en
ondersteuning. Het kan hierbij ook gaan om voorzieningen waarvan iemand een gebruiksrecht heeft
gekregen of voorzieningen in eigendom. Op deze wijze wordt het heel inzichtelijk voor onze burgers
waarvoor een eigen bijdrage wordt betaald.
De hoogte van de (eigen) bijdrage kan in de verordening voor de verschillende soorten van voorzieningen
anders worden vastgesteld, met dien verstande dat de hoogte van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening. In het geval van
een persoonsgebonden budget kan geen onduidelijkheid bestaan over de kostprijs; deze is per definitie
gelijk aan het bedrag van het persoonsgebonden budget. Voor opvang en beschermd wonen geldt dat de
cliënt altijd het in de Wet werk en bijstand bepaalde zak- en kleedgeld tot zijn beschikking moet houden.
Voor de eigen bijdrage willen wij een onderscheid maken tussen maatwerkvoorzieningen en algemene
voorzieningen.
Voor maatwerkvoorzieningen willen wij in de verordening opnemen dat de bijdrage afhankelijk is van het
inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot. Dit gebeurt nu ook in de Wmo. De regering
zal per Algemene Maatregel van Bestuur (AMVB) nadere regels stellen met betrekking tot de eigen
bijdragen voor maatwerkvoorzieningen. Dit om te waarborgen dat in alle gemeenten sprake is van een
uniforme systematiek voor het vaststellen van inkomens- en vermogensafhankelijke bijdragen. Hierbij zal
ook rekening worden gehouden met het anticumulatiebeding , wat betekent dat eigen bijdragen van
bijvoorbeeld cliënt en zijn echtgenoot op elkaar worden afgestemd. Zo is bijvoorbeeld de cliënt geen eigen
bijdrage voor een maatwerkvoorziening verschuldigd, indien de echtgenoot een eigen bijdrage voor de
Wet Langdurige Zorg (WLZ) betaalt. In afwachting op de AMVB zullen wij regionaal afspraken willen
maken over de eigen bijdrage, zodat burgers uit Zaanstreek-Waterland dezelfde bijdragen betalen wanneer
zij gebruik maken van de 2de lijnsinstellingen.
De hoogte van de eigen bijdrage is bij een maatwerkvoorziening dus sterk afhankelijk van het inkomen én
van de andere maatwerkvoorzieningen of AWBZ-zorg die de persoon daarnaast ook krijgt. Voor de
algemene voorzieningen is dit anders; algemene voorzieningen zijn zonder indicatie beschikbaar en in
principe vrij toegankelijk. Als mensen bijvoorbeeld gebruik maken van een maaltijdvoorziening of een
activiteit in de wijk, betalen ze daar een eigen bijdrage voor. Dit is vaak een vast bedrag.
Het grote voordeel van dit systeem is dat het weinig administratie met zich meebrengt en de persoon geen
gegevens hoeft over te leggen. Het nadeel is de kans op stapeling van eigen bijdragen bij mensen die van
meerdere algemene voorzieningen gebruikmaken. Omdat niet bekend is wie van welke algemene
voorziening gebruik maakt, volgt de gemeente het eerste jaar een vaste groep gebruikers van algemene en
individuele voorzieningen om het effect van stapeling in beeld te brengen.
Wij werken na de wetswijziging ook voor de algemene voorzieningen op het terrein van de overkomende
AWBZ-taken met een eigen bijdrage. Gezien de korting op de budgetten is dit nodig om een gevarieerd
aanbod aan algemene voorzieningen op te bouwen en in stand te houden. Hierbij is maatwerk belangrijk.
Zo is het denkbaar dat voor bepaalde algemene voorzieningen geen en voor andere wel een bijdrage
wordt gevraagd; ook is denkbaar dat de bijdrage en de termijn waarover de bijdrage verschuldigd is, voor
verschillende soorten algemene voorzieningen anders worden geregeld. We willen voorkomen dat er
drempels worden opgeworpen voor preventieve voorzieningen, zoals bijvoorbeeld maatschappelijk werk
of cliëntenondersteuning. Wij willen de eigen bijdrage regeling bespreken in de werkgroepen van het
maatschappelijk beleidskader.
Beslispunt:
25
140113
Er is hierbij geen sprake meer van een vaste periode waarover een (eigen) bijdrage voor een maatwerkvoorziening kan
worden gevraagd en er wordt ook geen onderscheid gemaakt in de wijze waarop de maatwerkvoorziening is verstrekt.
39
Wie gebruik maakt van algemene en/ of maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo, betaalt daarvoor in
beginsel een eigen bijdrage. De hoogte van deze bijdrage en voor welke voorzieningen komen terug in de verordening.
7.8
Andere wijzigingen in de Wmo naast de decentralisatie van AWBZ-taken
Purmerend wil zo snel mogelijk ook duidelijkheid geven over een aantal andere belangrijke wijzigingen
rondom de Wmo, naast de decentralisatie van de AWBZ-taken. Die andere wijzigingen zijn echter nog
sterk afhankelijk van de verdere invulling van het rijksbeleid en de vaststelling van de wet. Zo zijn er nog
veel onduidelijkheden over beschermd en begeleid wonen, over de impact van scheiden van wonen en
zorg, en over palliatieve/ terminale zorg. Deze onderwerpen blijven buiten het bestek van dit beleidsplan;
zij krijgen mogelijk een plek in het Wmo-implementatieplan dat de gemeente in 2014 zal opstellen.
Voor een van de verwachte wijzigingen in de Wmo benoemen we hier alvast een ontwikkelopgave. Per 1
januari 2014 worden de regelingen Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg),
Compensatie Eigen Risico (CER) en de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) met
terugwerkende kracht afgeschaft. 26 Het rijksbudget wordt verminderd en een gedeelte wordt
gedecentraliseerd naar de gemeenten. De gemeente krijgt naar verwachting de ruimte om te bepalen hoe
zij dit budget gaat besteden. We onderzoeken op korte termijn de richting van de inzet van deze middelen.
Ook zorgen we voor afstemming met het minimabeleid/de bijzondere bijstand.
o
o
o
7.9
We hanteren de volgende uitgangspunten voor de inkoop van het vraaggerichte aanbod van
ondersteuning op het gebied van de taken die overkomen uit de AWBZ:
Lichtere vormen van ondersteuning zijn als algemene voorziening beschikbaar op wijkniveau.
Specialistische ondersteuning is beschikbaar als maatwerkvoorziening op lokaal niveau. Als
het aantal zorggebruikers klein is, kan het vanwege kosten en kwaliteit beter regionaal, of
voor zeer kleine aantallen landelijk, beschikbaar zijn.
We kiezen bij de algemene voorzieningen voor lokale inkoop/ subsidiering. Bij de
maatwerkvoorzieningen kiezen we voor inkoop op regionaal niveau.
We sturen door het kiezen van de juiste bekostigingsvorm per voorziening op resultaten,
innovatie en het beperken van risicos.
Wie gebruik maakt van algemene en/ of maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo,
betaalt daarvoor in beginsel een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.
Uitwerken van de volgende ontwikkelopgave:
V erkennen van de mogelijkheid om het budget op het terrein van de Wtcg in te zetten voor
de mensen die daadwerkelijk met extra zorgkosten worden geconfronteerd.
Cliëntparticipatie
Door de nieuwe taken op het terrein van de jeugdhulp en AWBZ/ Wmo krijgen we te maken met voor
ons nieuwe doelgroepen. We vragen de Cliëntenraad Wmo om ons
in overleg met de andere
adviesraden in het maatschappelijk domein en andere belanghebbenden, zoals de diverse cliëntenraden
te adviseren over de vraag of de samenstelling van de Cliëntenraad Wmo moet worden aangepast.
Daarnaast ontstaan mogelijk nieuwe vormen van cliëntparticipatie door de inzet van wijkteams.
Purmerend stelt de vraag en behoefte van de inwoners centraal bij het vormgeven en uitvoeren van het
ondersteuningsaanbod. De gemeente kiest er daarom voor om cliënten een actieve rol te geven in het
beleid van zorginstellingen en in de uitvoering ervan. We passen daarvoor de enkele jaren geleden
26
140113
Mensen met een chronische ziekte of een handicap hebben vaak extra kosten voor hun aandoening. Zij kunnen een
compensatie krijgen via de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Het kabinet is voornemens
de Wtcg af te schaffen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014. Daarvoor in de plaats komt er een nieuwe
regeling om chronisch zieken en gehandicapten te ondersteunen. Gemeenten voeren de nieuwe regeling uit.
40
vastgestelde participatiemix toe, waarbij we verschillende vormen van participatie met een actieve
inbreng van cliënten en hun vertegenwoordigers inzetten. Daarbij gaat het om cliënten die zelfstandig of,
in het geval van jeugdige cliënten, bij hun (pleeg)ouders in de wijk wonen. Ook gaat het om cliënten die
beschermd of begeleid wonen. De collectieve belangenbehartiging binnen de gemeente en de
medezeggenschap van cliënten over het beleid van instellingen moeten zodanig zijn ingericht dat cliënten
daadwerkelijk zeggenschap hebben over de hulp die zij krijgen ( regie bij de cliënt ). De vraag hoe de
cliëntparticipatie eruit komt te zien is een expliciet onderdeel van de contracten.
Daarnaast voeren we onderzoek uit naar de tevredenheid en ervaringen van cliënten en gaan we jaarlijks in
gesprek met cliënten van de verschillende zorgaanbieders in de regio. Ook de mening van mantelzorger en
vrijwilligers speelt een rol in de kwaliteitsbewaking.
We zetten verschillende vormen van cliëntparticipatie in via de participatiemix
met als doel een
actieve inbreng van cliënten en hun vertegenwoordigers in beleid en uitvoering; zowel cliënten in de wijk als
in beschermd/begeleid wonen.
We vragen de Cliëntenraad Wmo om ons in overleg met cliëntenraden en andere belanghebbenden te
adviseren over de vraag of de samenstelling van de Cliëntenraad Wmo moet worden aangepast.
We hebben de ambitie om cliëntenparticipatie in de instellingen te bevorderen. Dat komt in ons
contracteerbeleid tot uitdrukking.
We bevorderen het vertrouwenswerk om de positie van de cliënt in de instelling te ondersteunen.
Ontwikkelingsopgave:
We bevorderen actief dat burgers met een beperking, die dat willen en kunnen, hun eigen dossier
beheren en zelf bepalen wat met wie gedeeld kan worden. Dit eerst in een pilot. Er kunnen redenen
zijn waarom een professional het dossier beheert; dat gebeurt dan alleen met medewerking van de
burger zelf.
7.10
Contracteerbeleid
In de hoofdstukken 3 en 4 hebben we de organisatie en de inhoud van de toekomstige inkooptrajecten
voor de jeugdhulp en de AWBZ/ Wmo geschetst. Voor het transitiejaar 2015 is voor de jeugdhulp een en
ander al vastgelegd in het regionaal transitiearrangement (RTA) 27. Dit kan gevolgen hebben voor soorten
contractering; subsidie is ook nog mogelijk. Verder hebben we de volgende uitgangspunten:
AWBZ/Wmo: het eerstelijns deel van de taken worden op 1 januari 2015 uitgevoerd
door onze maatschappelijke instellingen.
Niet alle algemene voorzieningen hebben een preventieve werking in die zin dat het
zorg voorkomt of langer uitstelt. Bij de prioritering binnen het welzijnswerk moeten
we kijken of de uitvoering van de te behouden welzijnstaken, aansluiten bij de visie
van meer verantwoordelijkheid van burgers en inzet van eigen kracht.
AWBZ/ Wmo: het tweedelijns deel van de taken besteden we bestuurlijk aan. Dat doen
we als regiogemeenten Zaanstreek-Waterland gezamenlijk.
Programma van eisen : bij het opstellen wordt overlegd met zowel Cliëntenraad Wmo
als aanbieders en mogelijke andere externe partners.
De eisen die we stellen in de contracten aan onder meer verantwoording houden we zo
beperkt mogelijk, zodat de administratieve lasten en beheerskosten ook zo laag mogelijk
blijven. Dit stemmen we ook zoveel mogelijk regionaal af. De verantwoordingsgegevens
gebruiken we om de contracten en zonodig het beleid bij te stellen.
27
140113
Het regionaal transitiearrangement dat gemeenten in opdracht van het rijk opstellen - bevat afspraken tussen
de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland, de huidige aanbieders van jeugdhulp en de huidige financiers over het
jaar 2015.
41
Gelijktijdig met het vaststellen van het programma van eisen voor contractering, dat is in
de eerste helft van 2014, stellen we de verdeling van het budget vast indien bekend over de verschillende componenten: tweedelijns aanbieders, pgb s en een
uitvoeringsbudget voor de gemeentelijke organisatie.
o
7.11
We zetten in op een zorgvuldig en voor de relevante partijen inzichtelijk
hierboven geschetste lijnen.
contracteerbeleid langs de
Overgangssituatie
Naar verwachting wordt in de nieuwe Wmo de volgende overgangsbepaling vastgelegd: huidige AWBZcliënten houden na 1 januari 2015 nog maximaal 1 jaar het recht op zorg waarvoor ze een indicatie
hebben, tenzij de gemeente al eerder een nieuw besluit voor die cliënten neemt. Binnen het
overgangskader dat het Rijk aan gemeenten meegeeft, streeft Purmerend ernaar om de
ondersteuningsbehoefte van alle cliënten met een bestaande indicatie opnieuw te beoordelen in 2015, bij
voorkeur via een gesprek.
o
Purmerend informeert zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 november 2014 alle cliënten met een lopende
AWBZ/Wmo-voorziening over hun situatie per 1 januari 2015. Het streven is om alle bestaande indicaties
opnieuw te beoordelen via de methode van de Kanteling.
140113
42
8
Wijzigingen Hulp bij het Huishouden (HbH).
Het Kabinet heeft met het Regeerakkoord en de Hoofdlijnenbrief langdurige zorg van 25 april 2013 een
koerswijziging ingezet rondom hulp bij het huishouden. Deze voorziening in de Wmo wordt beperkt tot
mensen die deze echt nodig hebben en die er zelf (financieel) niet in kunnen voorzien. Het Rijk voert
daarom een korting door van 40% op de financiële middelen die gemeenten tot nu toe kregen voor de
hulp bij het huishouden vanuit de Wmo.
Dit is een grote korting, die gevolgen heeft voor onze burgers met een beperking. Veel van deze burgers
ontvangen hulp bij het huishouden. De gemeente Purmerend wil deze bezuiniging vanuit het Rijk op een
verantwoorde manier doorvoeren in relatie tot de transformatie van de AWBZ/Wmo.
8.1.
Maatwerkvoorziening in plaats van compensatieplicht.
Eerder is beschreven dat in de nieuwe Wmo de compensatieplicht niet meer terugkomt. 28 In plaats
daarvan is de maatwerkvoorziening geïntroduceerd. Uitgangspunt daarbij is de eigen verantwoordelijkheid
van de burger om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen. Vervolgens wordt
beoordeeld of een vrijwilliger of een algemene voorziening een oplossing kunnen bieden. Pas wanneer dat
niet voldoende is, komt de burger in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Door lichte huishoudelijke hulp in de vorm van een algemene voorziening 29 aan te bieden, kan de
gemeente Purmerend voorzien in een door de gemeente nader in te vullen niveau van ondersteuning als
het gaat om bijvoorbeeld de kwaliteit, de beschikbaarheid en de voor de burgers daaraan verbonden
kosten.
Dit is niet nieuw. In het afgelopen jaar hebben diverse gemeenten al pogingen gedaan om van de HbH
een algemene voorziening te maken (gemeente Tilburg) of te verwijzen naar de particuliere markt
(gemeente Renkum). Op grond van de bestaande Wmo kan dat niet, maar op grond van de Wmo 2015
wel. Een gemeente die van de schoonmaakondersteuning een algemene voorziening wil maken, kan in
gesprek gaan met de zorgaanbieder die eenvoudige schoonmaakondersteuning kan bieden tegen een tarief
dat vergelijkbaar is met de kosten voor een particuliere huishoudelijke hulp. Ook bieden diverse
zorgverzekeraars nu al gemaksdiensten aan hun verzekerden aan tegen een commercieel tarief van 15 euro
per uur. Via subsidie aan de zorgaanbieder zou de gemeente dit tarief nog wat goedkoper kunnen maken
voor de doelgroep van de Wmo.
Hulp bij het huishouden als algemene voorziening biedt ook het voordeel dat deze voorziening in het
directe bereik komt van de wijkteams. Zij kunnen hiernaar verwijzen zonder dat een indicering
noodzakelijk is of zij gaan het met de inwoners van de wijk zelf gaan organiseren (zie ook paragraaf 8.3).
De VNG heeft geen onderzoek gedaan naar de kostprijs van HbH als algemene voorziening in
vergelijking met de maatwerkvoorziening. Wij verwachten dat verwijzing naar schoonmaak-ondersteuning
in de particuliere markt (algemene voorziening) in combinatie met een gereduceerd tarief voor mensen
met een laag inkomen financieel voor de gemeente Purmerend en onze burgers het meest voordelig
uitpakt. Doordat er een directe relatie ligt tussen kostprijs en inzet, kunnen burgers een betere afweging
maken en prioriteiten stellen.
8.2
Doorvoeren van de opgelegde bezuiniging van 40%
Het uitgangspunt is dat alle kosten die vanwege de nieuwe taken gemaakt worden, ten laste komen van de
overgehevelde budgetten (incl. indirecte kosten); het overgeheveld budget is taakstellend. Dit betekent dat
28
29
140113
Zie paragraaf 7.1
Indien de cliënt bezwaar maakt tegen de beslissing van de gemeente om geen maatwerkvoorziening toe te kennen,
is het essentieel voor het in stand blijven van de afgegeven beschikking dat uit het onderzoek blijkt dat in dit individuele
geval van deze cliënt volstaan, kan worden met de beschikbare algemene voorziening of product in de markt.
43
wij een taak binnen Purmerend verminderen of afbouwen als de middelen die het Rijk hiervoor
beschikbaar stelt, worden verminderd of afgebouwd. 30 Dit uitgangspunt leidt ertoe dat de bezuiniging van
40% op de middelen voor hulp bij het huishouden, die overigens niet zijn geoormerkt, volledig op deze
voorziening wordt doorgevoerd.
Enkelvoudige huishoudelijke hulp: niet, tenzij
De vraag is voor wie en in welke gevallen straks nog wel hulp bij het huishouden beschikbaar is als
gemeentelijke voorziening? De gemeente ontvangt immers na de bezuiniging door het Rijk nog 60% van
de middelen voor hulp bij het huishouden. De nieuwe Wmo bevat naar verwachting geen criteria zoals
een inkomensgrens. Dit geeft gemeenten ruimte voor eigen afwegingen. Het huidige beleid van
Purmerend kent een indeling in drie categorieën HbH (hulp bij het huishouden):
HbH 1 is schoonmaakwerk waarbij de cliënt zelf nog wel regie kan voeren op zijn huishouden.
HbH 2 is schoonmaakwerk en regievoering op het huishouden van de cliënt. Dit betreft
bijvoorbeeld licht dementerende of licht verstandelijk beperkte mensen die zelf niet kunnen
inzien wat er moet gebeuren in hun huis.
HbH 3 is bedoeld voor ontregelde huishoudens waar psychosociale problematiek speelt.
Het grootste deel van de cliënten - en ook van de uitgaven - valt in de categorie HbH 1. Dit is de categorie
enkelvoudige hulp bij het huishouden . Vanuit de gedachte dat hulp bij het huishouden vooral nodig is
voor mensen die deze hulp niet zelf kunnen regelen en betalen, kiezen we ervoor om HbH 1 geheel of
gedeeltelijk te schrappen. Mensen die zelf regie kunnen voeren én bij wie geen sprake is van een ontregeld
huishouden als gevolg van psychosociale problemen, houden dus in principe zelf hun huis schoon; ze
schakelen daarvoor eventueel hun netwerk in of een klussendienst, of ze huren zelf een hulp in. Op deze
regel maken we twee uitzonderingen:
Inkomen: de professionals van het wijkteam of het Wmo-loket wijzen mensen in het
keukentafelgesprek op hun eigen mogelijkheden. Als mensen niet in staat zijn hulp bij het
huishouden zelf te regelen via hun netwerk en als ze door het inhuren van een werkster onder het
bestaansminimum komen, kan de afweging worden gemaakt om toch HbH 1 via de gemeente toe
te kennen. Daarmee voorkomen we dat deze groep een groter beroep op bijzondere bijstand
doet. 31
Meervoudige hulpvraag: we houden de mogelijkheid open om HbH 1 als maatwerkvoorziening
toe te kennen als er ook andere zorg of ondersteuning nodig is, bijvoorbeeld begeleiding. Er is
dan sprake van een meervoudige hulpvraag, waarvoor de gemeente in overleg met de cliënt een
passend zorgarrangement wil kunnen samenstellen.
Het bovenstaande geldt voor nieuwe gevallen : mensen die na 1 januari 2015 een aanvraag doen voor
hulp bij het huishouden.
Generieke versobering van het aanbod
Verder willen wij het aanbod HbH versoberen. Er zijn al gemeenten die dit gedaan hebben voor de
bestaande doelgroep. In plaats van standaard 3 uur hulp wordt standaard 2,5 uur toegekend. Het wordt
aan de zorgaanbieder overgelaten om met de cliënt na te gaan hoe deze hulp wordt ingezet en wat de
cliënt nog zelf kan. Dit betekent wel een wijziging in de indicatie en een nieuwe beschikking bij bestaande
cliënten. Het betreft hier geen bezuiniging, want de bespaarde gelden willen wij inzetten voor nieuwe
innovaties. Dit wordt later beschreven. Wij willen hierbij wel opmerken dat het WMO-loket actief
30
31
140113
Zie ook toelichting hoofdstuk financiën.
Met betrekking tot de bezuiniging van 40% op de HbH is het nog van belang om te vermelden dat uit een
onderzoek van het CAK in 2011 naar de inkomenspositie van HbH gebruikers, is gebleken dat 80% van hen de
minimale eigen bijdrage betaalde, wat waarschijnlijk betekent dat zij een inkomen op minimumniveau hebben. Dit
gegeven bemoeilijkt de opgave van de gemeente om de HbH te beperken tot kwetsbare mensen die het niet zelf kunnen
regelen en betalen.
44
uitvoering geeft aan de kanteling, waarbij het aantal uren HbH de laatste jaren sterk is verminderd. Nader
onderzocht wordt of ten gevolge van de kanteling de zorg al niet sterk versoberd is, inclusief financiële
effect.
N ieuwe regels gelden ook voor huidige cliënten onder voorbehoud of een bepaalde groep op grond van leeftijd kan worden
vrijgesteld.
Het grootste deel van het huidige cliëntenbestand heeft een indicatie die nog het hele jaar 2015 en soms
nog langer doorloopt. Dat betekent dat het niet mogelijk is om in 2015 de besparing van 40% te realiseren
als de wijziging rond huishoudelijke hulp alleen voor nieuwe aanvragen geldt. De gemeente Purmerend
kiest er daarom voor om ook de lopende indicaties te herzien, en zal in lijn met een ledenbrief van de
VNG 32 hierover een voorstel tot wijziging van de huidige Wmo-verordening opstellen met daarin een
overgangsbepaling.
Vervolgens toetsen we de ondersteuningsbehoefte van de bestaande cliënten met HbH 1 aan de nieuwe
criteria. Wie er dan niet meer voor in aanmerking komt, moet zelf een oplossing vinden. Hieraan
verbinden we een overgangstermijn aan, zodat mensen tijd hebben om die oplossing te regelen.
Wij maken hierbij een voorbehoud. Onderzocht zal worden of een bepaalde groep bestaande cliënten kan
worden vrijgesteld op grond van leeftijd. Dit omdat zij op grond van hun (hoge) leeftijd vaak minder
mogelijkheden om het nog zelf te regelen. Ook voorkomen we zo dat er te snel HbH 2 wordt ingezet of
dat er helemaal geen ondersteuning wordt ingeschakeld, mogelijk met verwaarlozing tot gevolg.
Bij nieuwe cliënten kijken wij niet naar leeftijd. We kijken bij hen alleen naar het gegeven of iemand door
de bekostiging van een zelf ingehuurde huishoudelijke hulp onder het bestaansminimum komt, of een
meervoudige hulpvraag heeft.
De hiervoor beschreven beleidswijziging heeft geen gevolgen voor de overige hulp bij het huishouden,
aangeduid als categorie 2 en 3. Dit met uitzondering van de versobering. Er blijft dus hulp bij het
huishouden als maatwerkvoorziening vanuit de gemeente bestaan voor mensen die niet zelf de regie op
het huishouden kunnen voeren, en voor ontregelde huishoudens waar psychosociale problematiek speelt.
Het kan wel zijn dat door het nieuwe inkooptraject voor 2015 de huidige 'producten' HbH 2 en 3 iets
wijzigen, bijvoorbeeld omdat we via arrangementen meer de link met begeleiding willen leggen; dat wordt
in 2014 verder uitgewerkt.
8.3
Ontwikkelopgave: onderzoeken van huishoudelijke hulp in een andere vorm
Wat betekent het als enkelvoudige hulp bij het huishouden niet meer wordt toegekend?
Een deel van de cliënten vindt zelf of via een thuishulporganisatie weer een hulp, maar voor een deel van
de mensen is het lastig om het zelf te regelen. Daarom onderzoeken we de komende maanden of het
bieden van huishoudelijke hulp op een andere wijze haalbaar en betaalbaar is. Dat kan verschillende
vormen hebben, bijvoorbeeld:
-
32
140113
Een buurtwerkbedrijf, al dan niet via de wijkteams.
Via de wijk als collectief. De inwoners van een wijk regelen dan als collectief al dan niet samen
het wijkteam klussen op het gebied van het huishouden.
Onderzoeken van het uitbreiden van de alfahulp via BaanStede.
De gemeente Purmerend gaat in overleg met de zorgverzekeraar met wie wij een contract hebben
voor de collectieve ziektekostenverzekering voor minima of het mogelijk is
schoonmaakondersteuning tegen een gereduceerd tarief in de (aanvullende) verzekering op te
nemen, naar analogie van de gemaksdiensten die een verzekeraar nu al aanbiedt aan zijn
verzekerden.
VNG brief Overgangsrecht en besparingsopgave Wmo HbH, 16 oktober 2013
45
De bespaarde gelden door de versobering van de HBH willen wij inzetten om deze innovaties mogelijk te
maken.
8.4.
Ontwikkelopgave: tegenprestatie en sociaal rendement.
Tegenprestatiebaan
De gemeente Purmerend kan aan mensen, die een bijstandsuitkering krijgen of hebben aangevraagd de
verplichting opleggen om naar vermogen bepaalde onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten te
verrichten. De werkzaamheden worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en mogen niet
leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Men noemt dit de plicht tot het leveren van een tegenprestatie
naar vermogen. Het doel van de verplichting is om een tegenprestatie te verlangen voor het beroep op de
solidariteit van de samenleving.
Wij willen onderzoeken of WWB-ers, mits gemotiveerd en daartoe psychisch en fysiek in staat,
projectmatig, onder begeleiding en naar vermogen werkzaamheden kunnen verrichten als tegenprestatie .
Dit niet alleen door het verrichten van lichte schoonmaakwerkzaamheden, maar ook bij diensten als
klussen in en rondom het huis. Ook valt te denken aan een was- en strijkservice. Wij willen hierbij
aansluiten bij ervaringen elders, zoals de wijkleerbedrijven van Calibris of projecten zoals Zorg en
Aandacht vanuit SW-bedrijven.
Hoe en onder welke voorwaarden zal in een nader voorstel uitgewerkt worden en aan de gemeenteraad
van Purmerend worden voorgelegd.
Sociaal Rendement.
Ook in het kader van sociaal rendement willen wij verder onderzoeken hoe mensen met een uitkering en
medewerkers van BaanStede werkzaamheden kunnen verrichten in het kader van hulp bij het huishouden.
Daartoe gaan wij in overleg met zorgaanbieders.
Werkgelegenheid
De bezuinigingen zullen leiden tot verlies van werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Wij
gaan met zorgaanbieders in overleg hoe en onder welke voorwaarden werkgelegenheid kan worden
behouden. Mogelijk heeft tot ook consequenties voor ons inkoopbeleid. Zo hebben enkele aanbieders al
aangegeven dat zij thuiszorgmedewerkers bijscholen naar niveau 3, zodat zij ingezet kunnen worden bij
HbH 2 en 3. Ook is de mogelijkheid van een lumpsum- of populatiebekostiging aangedragen.
Wij willen niet meewerken aan een situatie dat ontslagen medewerkers via een tegenprestatie en/ of sociaal
rendement tegen andere (arbeids-)voorwaarden hetzelfde werk gaan doen. Om deze reden beperken wij
onze doelgroep bij de inzet van een tegenprestatie of sociaal rendement tot personen met een loonwaarde
van minder dan 100%.
8.5
Welke maatregelen vanaf nu te nemen?
Welke maatregelen moeten wij nemen (of hebben wij al genomen) om de veranderingen bij HbH goed in
te voeren:
Maatregel 1 -
Aanpassing van de Wmo beschikkingen (uitgevoerd)
Beperking vanaf heden de duur van nieuwe beschikkingen voor HbH met het oog op de wijziging van het
rijksbeleid (c.q. de bezuinigingen) en de reden daarvan in de beschikking op te nemen. In de beschikking
wordt opgenomen dat de indicatieperiode kan worden bekort als wets- of beleidswijzigingen daartoe
aanleiding geven.
140113
46
Maatregel 2 - Contracten met aanbieders voor HbH (uitgevoerd)
De VNG adviseert gebruik te maken van de verlengingsmogelijkheid die de huidige contracten bieden om
aanbieders en cliënten tot eind 2014 zekerheid te bieden. Dit is mogelijk omdat de bezuiniging van 89
miljoen voor 2014 niet doorgaat. Dit is al uitgevoerd.
Maatregel 3 -
Informatie aan huidig cliëntenbestand
Regelmatig informeren van huidig cliëntenbestand over het feit dat per 1 januari 2015 een nieuwe Wmo
wordt verwacht en dat dit consequenties kan hebben voor bestaande voorzieningen.
Maatregel 4 -
Gesprekken voeren met huidige cliënten
Voeren van gesprekken met (geselecteerde groepen) HbH cliënten om na te gaan of zij op grond van de
nieuwe versoberde Wmo nog wel recht op HbH houden. Deze HbH cliënten ontvangen een brief dat hun
voorziening zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van de nieuwe Wmo-verordening, wordt aangepast.
De redelijke overgangstermijn begint dan al te lopen op het moment dat de cliënten de brief ontvangen.
Op het moment dat de nieuwe Wmo verordening van kracht is, ontvangen deze cliënten een nieuwe
aangepaste beschikking. Hiermee wordt voorkomen dat de HbH voorzieningen voor cliënten in 2015 nog
maanden blijven doorlopen, terwijl de gemeente veel minder geld ontvangt.
Maatregel 5 -
De mogelijkheden van de Wmo 2015 benutten om andere Wmo voorzieningen om te vormen tot
algemene voorziening
Wij willen ook andere Wmo voorzieningen betrekken bij de besparingsopgave. Het Wmo budget 2015
gaat onderdeel uitmaken van een ongedeeld budget voor het sociale domein en binnen het sociale domein
kan naar believen worden geschoven.
Het wordt mogelijk om van het collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi) een algemene voorziening te
maken. Verschillende gemeenten hebben hiervoor eerder voorstellen met de VNG besproken, maar die
waren op grond van de huidige Wmo niet toegestaan. Op grond van de Wmo 2015 kan dit nu wel. Hier
geldt hetzelfde principe als bij de HbH. Cliënten betalen niet langer het OV-tarief, maar het
kostendekkende tarief. Via de Bijzondere Bijstand of een financiële maatwerkvoorziening betalen mensen
met een laag inkomen een gereduceerd tarief.
Andere voorbeelden zijn: een rolstoel of scootmobielenuitleenpool tegen een kostendekkend tarief.
Mogelijk kan de gemeente hiervoor contact leggen met particuliere verhuurders van fietsen en
fietsenverhuur bij stations. Een gecombineerde dagbestedings-/ welzijnsvoorziening tegen een
kostendekkend, eventueel inkomensafhankelijk tarief.
Maatregel 6 -
Overgangstermijn regelen in de nieuwe Wmo verordening
De Wmo 2015 zal naar verwachting per 1-7-2014 door het parlement zijn vastgesteld. De gemeenten
moeten hun nieuwe Wmo verordening vastgesteld hebben met ingang van 1 november 2014. De VNG is
op grond van de concept Wmo 2015 gestart met een traject om te komen tot een nieuwe Wmo
modelverordening. Deze modelverordening zal volgens planning per 1 april 2014 als concept worden
gepubliceerd. Gemeenten kunnen dan op basis van het concept aan de slag met hun eigen verordening.
In de concept Wmo modelverordening zal aandacht worden besteed aan een redelijke overgangstermijn
voor de huidige HbH cliënten. Er zal een passage worden opgenomen, dat beschikkingen die onder de
oude verordening zijn verleend, voor een bepaalde datum zullen worden getoetst aan de nieuwe
regelgeving. Het is zaak de huidige Wmo cliënten vanaf 1 november 2014 zo spoedig mogelijk van een
nieuwe indicatie te voorzien die na een redelijke overgangstermijn van kracht wordt. Tegen de nieuwe
beschikking is beroep en bezwaar mogelijk, maar deze heeft geen schorsende werking (artikel 6:16 Awb).
140113
47
Beslispunt:
De bezuiniging vanuit het Rijk van 40% op de hulp bij het huishouden leidt tot de
volgende wijziging:
o Na 1 januari 2015 wordt alleen nog enkelvoudige huishoudelijke hulp toegekend
als maatwerkvoorziening, als iemand niet in staat is zijn hulp bij het huishouden
zelf te regelen via het eigen netwerk en als zij door het inhuren van een werkster
onder het bestaansminimum komt of een meervoudige hulpvraag heeft.
o Het aantal uren bij HbH wordt waar mogelijk versoberd.
o
140113
Uitwerken van de volgende ontwikkelopgaven:
Onderzocht zal worden of een bepaalde groep bestaande cliënten kan worden
vrijgesteld op grond van leeftijd.
Onderzoeken van huishoudelijke hulp in een andere vorm.
Omdat het WMO-loket actief uitvoering geeft aan de kanteling, is het aantal uren HbH
de laatste jaren sterk verminderd. Nader onderzocht wordt of ten gevolge van de
kanteling de zorg al niet sterk versoberd is, inclusief financiële effect.
Tegenprestatie en sociaal rendement
48
9
Financiering en bekostiging
9.1
Welk budget hebben we beschikbaar en hoe zetten we dit in?
De hervorming van de AWBZ zou landelijk na 2017 op totaalniveau leiden tot structureel lagere uitgaven
ter grootte van 3,5 miljard euro. Dit betreft de besparing van de totale hervorming van de AWBZ. Het
budget betreffende de extramurale zorg wordt per 1 januari 2015 gekort met 25% en verdeeld over
gemeenten en zorgverzekeraars. De extra taken als gevolg van de hervorming worden hiermee ook gedekt.
Verder wordt in 2015 een besparing van 2 miljard gerealiseerd door middel van het beperken van het
budget voor huishoudelijke verzorging.
Echter, op dit moment krap 1 jaar voor de inwerkingtreding van de nieuwe Wmo staat nog niet vast
hoeveel geld de gemeente Purmerend krijgt voor de uitvoering van de nieuwe Wmo. Naar verwachting
wordt in de meicirculaire 2014 het definitieve bedrag per gemeente voor 2015 bekend op basis van
historische gegevens over het gebruik van de AWBZ-voorzieningen op gemeentelijk niveau. Ondertussen
zijn er door de staatssecretaris enkele beslissingen genomen die gevolgen hebben voor de omvang en
verdeling van over te hevelen middelen. Dit betreft vooral het besluit de persoonlijke verzorging niet naar
de gemeenten, maar naar de zorgverzekeraars over te hevelen.
In Purmerend is het budget dat wordt besteed (peiljaar 2012) aan de taken die overkomen vanuit de
AWBZ 33 geschat op ongeveer 10 miljoen per jaar voor de begeleiding, inclusief kortdurend verblijf en
vervoer. Na aftrek van de bezuinigingen vanuit het Rijk (25% minder voor begeleiding) en de
consequenties van scheiding van wonen en zorg komt er per 2015 naar schatting ongeveer 8 miljoen
naar de gemeente Purmerend voor de nieuwe taken. Maar nogmaals, de exacte omvang is onder meer
afhankelijk van de vaststelling van het macrobudget landelijk, en het verdeelmodel voor de gemeenten.
Ook lopende onderzoeken naar de diverse cliëntgroepen en de effecten van de gewijzigde
verantwoordelijkheidsverdeling voor hun situatie spelen een belangrijke rol bij het vaststellen van het
definitieve budget.
Overgangssituatie.
Eerder is aangehaald dat naar verwachting in de nieuwe Wmo de volgende overgangsbepaling is
vastgelegd: huidige AWBZ-cliënten houden na 1 januari 2015 nog maximaal 1 jaar het recht op zorg
waarvoor ze een indicatie hebben, tenzij de gemeente al eerder een nieuw besluit voor die cliënten neemt.
Dit besluit kan pas worden genomen nadat de nieuwe wet is aangenomen en de gemeente Purmerend een
verordening heeft opgesteld. Gelijk aan de gemeenten in Zaanstreek-Waterland gaan wij ervan uit dat dit
niet lukt voor 1 november 2014, zodat deze cliënten binnen de bestaande zorginstelling hun zorg
behouden en dat deze zorg niet kan worden verlegd naar de algemene voorzieningen (1ste lijn).
Binnen het overgangskader dat het Rijk aan gemeenten meegeeft, streeft Purmerend ernaar om de
ondersteuningsbehoefte van alle cliënten met een bestaande indicatie opnieuw te beoordelen in 2015, bij
voorkeur via een gesprek. Daarbij maken we een businesscase: een afweging van de kosten van deze
herindicaties en de kosten van het continueren van bestaande ondersteuning. Zo nodig volgt in 2014
nadere besluitvorming over deze businesscase en de herbeoordelingen.
9.2
Bezuinigingen
Om de korting op het budget op te vangen is in de Kadernotitie een viertal richtinggevende uitspraken
voor bezuinigingen gedaan:
33
140113
Bij dit budget gaat het alleen om de uitgaven voor volwassenen; voor de AWBZ-uitgaven voor jeugd (0-18 jaar)
zie de beschrijving over jeugdhulp.
49
-
-
Meer afvangen in de (goedkopere) basis- en voorliggende voorzieningen, waardoor minder vaak dure
individuele trajecten hoeven worden ingezet. Dit mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van
de ondersteuning.
Nabije, integrale en passende ondersteuning tot stand brengen waardoor mensen beter en sneller
geholpen worden.
Goedkopere zorg, door bijvoorbeeld met meerdere gemeenten gezamenlijk in te kopen.
Innovatie in de zorg en in de ondersteuningsarrangementen waardoor hulp effectiever en efficiënter
wordt. Denk bijvoorbeeld aan inzet sociale media voor ondersteuning op afstand.
Het uitgangspunt is dat alle kosten die vanwege de nieuwe taken gemaakt worden, ten laste komen van de
overgehevelde budgetten (incl. indirecte kosten); het overgeheveld budget is taakstellend. Dit betekent dat
wij een taak binnen Purmerend verminderen of afbouwen als de middelen die het Rijk hiervoor
beschikbaar stelt, worden verminderd of afgebouwd. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat de bezuiniging van
40% op de middelen voor hulp bij het huishouden en 25% op de AWBZ-taken volledig op deze
voorziening wordt doorgevoerd. Een en ander is afhankelijk van het verdeelmodel.
In het visietraject voorafgaand aan het ontwikkelen van dit beleidsplan is op het overkoepelende niveau
van de 3 decentralisaties nagedacht over de bezuinigingsrichtingen, inclusief de overgangssituatie.
Bestaande cliënten krijgen per 2015 de zorg/ ondersteuning die ze nu ook al krijgen (zorgcontinuïteit is
wettelijk bepaald). Eventuele herbeoordeling vindt voor AWBZ in 2015 en voor jeugdzorg daarna plaats.
Om het stelsel betaalbaar te houden maken we de volgende keuzes:
- Tweedelijnsinstellingen in de jeugdzorg en AWBZ zullen per 2015 minder budget krijgen als gevolg
van de kortingen op het huidige budget. Zij zijn zich daar al op aan het voorbereiden door af te
slanken en goedkoper te organiseren.
- Nieuwe cliënten krijgen per 2015 mogelijk al alternatieve vormen van ondersteuning. Ze moeten meer
zelf doen, er worden meer collectieve vormen ingezet, etc. Het is goed om hierover in 2014 te
communiceren.
- We zetten per 2015 in op gezamenlijke inkoop met andere gemeenten waardoor de productprijzen
omlaag kunnen in de 2e lijn (nagestreefde prijsdaling).
- Gedurende het jaar (2014) wordt de markt verkend en wordt ervaring opgedaan met oude en nieuwe
partners.
- In 2014 wordt de transformatiefase voorbereid om volgens een aanbestedingsproces instellingen te
contracteren.
- Door vroegtijdig in te grijpen vanuit de 0de en 1ste lijn kan duurdere hulp vanuit de 2de lijn mogelijk
worden voorkomen. Op termijn leidt dat tot minder verwijzingen naar de 2de lijn, een afname van
volume en dus tot een bezuiniging op die 2de lijn. Het zal echt gaan om een langere termijn besparing.
De kosten (investeren in de basis) gaan voor de baten (volumedaling dure zorg) uit. Van een boom
die je nog niet of net geplant hebt, kun je nog geen vruchten plukken. In 2015 wordt daarom nog niet
voorgesorteerd door minder volume in te kopen. De instroom wordt gemonitord zodat later wel
minder ingekocht kan worden (nagestreefde volumedaling in de 2de lijn).
Reduceren organisatiekosten
Het streven is: het beschikbare budget moet maximaal ten goede komen aan de ondersteuning van de
burgers. De inzet is dat het aandeel van de beschikbare middelen, dat nu onvoldoende ten goede komt aan
ondersteuning van inwoners aanzienlijk teruggebracht wordt. Inkrimping van overhead en minder
administratieve regelingen/ handelingen die niet direct waarde toevoegen zijn hiervoor noodzakelijk. Deze
wens is ook door de zorginstellingen meegegeven in de bouwsessies.
9.3
Hoe gaan we de budgetten verdelen
De gemeente Purmerend stelt in 2014 de budgetten voor 2015 vast en legt deze kaderstellend voor aan de
maatschappelijke partners (binnen dit budget moet het gebeuren). Via de richtinggevende voorwaarden
140113
50
sturen we op de richting en het "hoe" voor maatschappelijke instellingen. Instellingen geven samen
verdere invulling aan het hoe. De prikkels moeten zo worden gezet dat:
- preventie, vroegtijdig oppakken en interventies dichtbij de inwoners moeten lonen;
- de basis, d.w.z. de nulde-, en eerste lijn wordt versterkt, dus ook: is er alles aan gedaan om een situatie
daar op te lossen;
- er een constante "terugduwende" beweging naar beneden wordt gemaakt, de tweede lijns zorg, indien
noodzakelijk, is zo tijdelijk mogelijk, als de situatie het toelaat wordt er weer overgedragen naar de
eerste lijn.
Als de ondersteuning/ zorg niet adequaat wordt gecontracteerd (d.w.z.: niet op goede uitkomsten) is de
kans op uitholling van kwaliteit en doorschuiven van zorg reëel. Bij het leggen van de financiële prikkels
houden we rekening met:
- Volumedaling door inzet op eigen kracht (hoe wordt de aanbieder gestimuleerd om de eigen kracht
van de burger te versterken en te benutten),
- Inzet verkorten/ verminderen (wanneer is de aanbieder erbij gebaat om zorgafhankelijkheid te
verminderen en te voorkomen dat dure interventies ingezet (moeten) worden),
- Kwaliteit verbeteren (de aanbieder wordt gestimuleerd om het totale resultaat dus de kwaliteit te
maximaliseren),
- Selectie (het risico dat aanbieders cliënten met een complexe vraag helemaal niet ondersteunen en/ of
economisch onaantrekkelijke cliënten zo snel mogelijk afwentelen op andere partijen (met name de
2de lijn).
In de komende maanden werken gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland de principes voor inkoop,
sturing en bekostiging verder uit. In onderstaande paragraaf wordt het voorstel van de regionale
werkgroep beschreven.
Algemene voorzieningen.
Ook de effectiviteit van de algemene voorzieningen speelt een rol; niet alles heeft een preventieve werking
in die zin dat het zorg voorkomt of langer uitstelt. Bij de prioritering binnen de algemene voorzieningen
moeten we kijken of de uitvoering van de te behouden taken, aansluiten bij de visie van meer
verantwoordelijkheid van burgers en inzet van eigen kracht. Niet alle huidige voorzieningen leiden tot het
stimuleren van de maatschappelijke kracht.
9.4
Contractering en bekostiging
Bij het voorstel voor de inkooporganisatie zijn onderstaande uitgangspunten gehanteerd. Onder
inkooporganisatie verstaan we de formatieplaatsen inkoop die worden ondergebracht bij een van de
deelnemende gemeenten, die de regionale inkoop verzorgt en expertise samenbrengt en deelt.
-
Een inkooporganisatie voor AWBZ en Jeugd
De te vormen inkooporganisatie bundelt mede gezien de samenhang tussen beide domeinen
expertise rond AWBZ en Jeugd en is medeverantwoordelijk voor de integraliteit en kennisoverdracht
richting gemeenten.
-
Tijdelijke organisatie voor overgangsperiode van twee jaar en werkende weg ontwikkelen
Het voorstel voor een inkooporganisatie betreft een tijdelijke inrichting voor een overgangsperiode
van twee jaar (2014-2015), en wordt na een jaar en na twee jaar geëvalueerd. Deze tijdelijkheid is
ingegeven vanuit pragmatische motieven. Enerzijds dient te worden gegarandeerd dat per 1-1-2015 de
benodigde zorg voor AWBZ en Jeugd is ingekocht (transitie). Hiertoe dient op zeer korte termijn met
het inkoopproces te worden gestart. Anderzijds zullen gemeenten en aanbieders moeten toegroeien
naar een nieuwe, meer integrale, wijze van inkoop binnen het sociaal domein (transformatie). Over de
manier waarop deze nieuwe wijze van inkoop moet worden ingericht, bestaan nu nog teveel
140113
51
-
-
onzekerheden. Tijdens de overgangsperiode zullen gemeenten deze transformatie verder uitwerken.
Dit kan betekenen dat vanaf 2016, naar dan geldend inzicht, wordt gekozen voor een inrichting die
afwijkt van dit voorstel. Medio 2015 dient de besluitvorming over de toekomstige, getransformeerde,
wijze van inkoop te zijn afgerond. Het voorstel beoogt de benodigde kennis en capaciteit te
organiseren zowel voor de transitieopgave als de transformatieopgave.
Geen open markt
Als gevolg van het Regionaal Transitiearrangement voor jeugdhulp zal de Jeugdzorgmarkt in 2015 niet
volledig open zijn. Gemeenten zijn verplicht continuïteit van zorg te bieden aan bestaande cliënten
bij de zorgaanbieder waar zij per 31 december 2014 zorg ontvangen. In het RTA is opgenomen dat in
2015 (in ieder geval) 80% van het budget bij bestaande aanbieders wordt besteed. Bij de AWBZ is dit
vooralsnog niet als bepaling opgenomen.
Inkoop als neutraal begrip
In dit voorstel wordt het begrip inkoop als neutraal begrip gebruikt. Hieronder wordt ook
subsidieverlening verstaan.
Uitgangspunten voor het financieren van de in te kopen ondersteuning
De gemeente Purmerend zal inhoudelijk sturen op de in te kopen ondersteuning. Er wordt gedacht aan
een ambtelijke werkgroep die deze inhoudelijke input levert. We willen in de contracten ook beleidsrijke
afspraken maken. We denken dan bijvoorbeeld aan eisen met betrekking tot innovatie op het gebied van
de cultuuromslag van professionals naar het betere werken, gebruik maken van informele netwerken, etc.
Hoe gaan we om met risicos?
De transitie van de AWBZ is veelomvattend en brengt uiteraard ook bepaalde financiële
risico s/ afhankelijkheden met zich mee. We zetten hier kort een aantal op een rij. Deze worden, als de
meicirculaire en dus de definitieve budgetten voor 2015 vaststaan, verder uitgewerkt. We kunnen de
financiële risico's dan beter benoemen, evenals een schets van hoe we die denken te kunnen beheersen.
- Zorggebruik: het zorggebruik neemt nu nog jaarlijks toe en een transformatieproces neemt meerdere
jaren in beslag. Het is de vraag of de zorgsector en het beleid in 2015 al zodanig zijn getransformeerd
dat de jaarlijkse toename van zorggebruik geremd kan worden.
- Leveringsplicht van gespecialiseerde zorg: de gemeente zal ongeacht de ruimte in het budget moeten
voldoen aan deze plicht. Op dit moment voert de gemeente al twee 'openeindregelingen' uit, te weten
de huidige WMO en de WWB.
- De beschikbaarheid van algemene voorzieningen en specialistische zorg: we weten van tevoren niet
precies weten welke ondersteuning mensen willen krijgen. Toch moeten we zorgen dat er een aanbod
klaar staat op 1 januari 2015; als we niet van tevoren een aanbod inkopen kunnen we mensen geen
ondersteuning bieden. Wat we inkopen voor 2015 moet wel flexibel zijn en moet zich in de jaren
daarna steeds meer aanpassen aan de vraag en behoefte.
We verdelen de budgetten die vanuit het Rijk voor de Jeugdhulp en de Wmo overkomen langs
de in de Kadernotitie 3 decentralisaties vastgestelde uitgangspunten.
Hierbij is het onderliggend uitgangspunt dat alle kosten die vanwege de nieuwe taken gemaakt
worden, ten laste komen van de overgehevelde budgetten (incl. indirecte kosten); het overgeheveld
budget is taakstellend. Dit betekent dat wij een taak binnen Purmerend verminderen of
afbouwen als de middelen die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt, worden verminderd of
afgebouwd. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat de bezuiniging van 40% op de middelen voor hulp
bij het huishouden en 25% op de A WBZ-taken volledig op deze voorzieningen worden
doorgevoerd. De percentages zijn afhankelijk van het verdeelmodel.
Ontwikkelopgave:
Gedurende het jaar (2014) wordt de markt van aanbieders verkend
en wordt ervaring opgedaan met oude en nieuwe partners.
140113
52
140113
53
10
Verantwoording en kwaliteit
10.1
Welke kwaliteitscriteria hanteren we en hoe bewaken we die?
Hoe bepaal je de kwaliteit van de ondersteuning? Tijdens een regionale bijeenkomst op 3 september 2013
over de mogelijke richting voor dit Beleidsplan constateerden de aanwezigen met elkaar: Het bewaken van
de kwaliteit is een combinatie van goed luisteren naar de meningen en ervaringen van inwoners/cliënten en van onafhankelijk
toezicht .
Het eerste element, goed luisteren, is al aan de orde gekomen bij cliëntparticipatie. Het tweede element,
toezicht houden, is essentieel voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. De inspecties voor jeugd en de
gezondheidszorg houden ook in de toekomst gecentraliseerd, risicogestuurd systeemtoezicht.
Zorginstellingen zelf houden intern toezicht op de kwaliteit en veiligheid van hun hulp- en zorgverlening.
Maar ook als gemeente krijgen wij binnen het maatschappelijke domein een grotere verantwoordelijkheid
voor de kwaliteit van én toezicht op de hulp- en zorgverlening en de veiligheid van de cliënt. We trekken
daarin bij voorkeur regionaal op.
10.2
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is bepalend voor het gemeentelijke kwaliteitsbeleid. De kans bestaat dat de wet op de
jeugdhulp andere, meer of strengere eisen zal stellen dan de Wmo voor de taken die overkomen uit de
AWBZ. De wetgeving zal mogelijk ook iets bepalen over de rol die de branche van aanbieders zelf moet
spelen bij het bewaken van de kwaliteit.
In de wet staat naar verwachting dat de gemeente op kwaliteit stuurt via:
verordening(en),
benchmarks,
klanttevredenheids- en ervaringsonderzoek,
eisen in de contractering,
meldpunt en protocol voor calamiteiten.
10.3
Gemeentelijk kwaliteitsbeleid
De wet geeft de gemeente de opdracht in de verordening op te nemen welke eisen we aan de kwaliteit van
voorzieningen, de deskundigheid van beroepskrachten, de afhandeling van klachten en de
medezeggenschap in de gecontracteerde instellingen stellen. Verder moet de gemeente zorgdragen voor
een meldpunt calamiteiten en geweld, en ervoor zorgen dat medewerkers van gecontracteerde aanbieders
een verklaring omtrent gedrag (VOG) hebben. Het Kwaliteitsinstituut krijgt ook een rol: het ontwikkelt
professionele standaarden en meetinstrumenten en beheert deze in een openbaar register. Zo is het ook
mogelijk een benchmark te maken van instellingen bij de verschillende gemeenten. Het kwaliteitsbeleid
van de gemeente wordt dus opgenomen in de verordening.
Naast de wettelijke eisen is het meten van de cliëntervaring een belangrijk onderwerp. Dit geldt niet alleen
voor de maatwerkvoorzieningen die via een aanbesteding worden ingekocht, maar ook voor de geleverde
ondersteuning in de wijken. Op al deze onderwerpen meten we de cliëntervaring. Dit is onderdeel van de
beoordeling van de kwaliteit van een contract.
In zowel voor de wijkteams en de eerstelijnsvoorzieningen als voor de aanbesteding van de
tweedelijnsvoorzieningen worden deze kwaliteitseisen vastgelegd. Dit doen we bij voorkeur samen met de
regiogemeenten. Via het contractbeheer van de contracten met de wijkteams met de tweedelijnsaanbieders
wordt vinger aan de pols gehouden en bijgestuurd. Een monitoring van de geldstromen in de eerste- en
tweede lijn en de verbinding daartussen maakt hier deel van uit.
Om een continue kwaliteitsverbetering tot stand te brengen zetten we benchmarking in met andere
140113
54
gemeenten: zo leren we van elkaar en passen we de dienstverlening steeds aan.
10.4
Risico s en omgaan met incidenten
Aan het decentraliseren van de jeugdhulp, participatie en de AWBZ-taken zijn twee soorten risico s
verbonden. Aan de ene kant gaat het om risico s die zijn verbonden aan het feit dat er taken
gedecentraliseerd worden vanuit het Rijk naar gemeenten. Het CPB-rapport Decentralisaties in het
sociaal domein van september 2013 benoemt verschillende soorten risico s en dilemma s, zoals:
Gemeentelijke beleidsvrijheid betekent dat er verschillen kunnen ontstaan tussen gemeenten.
Kostenbeheersing door gemeenten kan risicoselectie tot gevolg hebben of vermindering van
kwaliteit.
Het behalen van synergievoordelen kan strijdig zijn met het kiezen van de optimale schaal:
sommige ondersteuning komt op lokaal niveau te liggen, andere regionaal; daardoor is er minder
synergie.
Naast de risico s verbonden aan decentralisatie op zich kunnen er ook risico s voortvloeien uit de wijze
waarop een gemeente de organisatie voor de nieuwe taken inricht. De organisatie dat Purmerend kiest
staat beschreven in dit Beleidsplan. Of dit goed uitpakt, blijkt pas echt op langere termijn. In de tussentijd
volgen we goed wat de resultaten en effecten zijn in maatschappelijk en financieel opzicht. Op basis
daarvan sturen we zo nodig bij.
Om de eventuele risico s zo goed mogelijk in beeld te brengen stellen we een risicoanalyse op. Daarbij
inventariseren we welke risico s er kunnen optreden en door welke beheersmaatregelen we de kans en/ of
impact zo klein mogelijk kunnen houden. De risicoanalyse komt in het voorjaar van 2014 beschikbaar.
Daarin willen we naar verwachting onder meer de volgende onderwerpen meenemen:
Continuïteit van de hulpverlening per 1 januari 2015 onvoldoende gewaarborgd.
Ondersteunende systemen (ICT) voldoen niet waardoor bijvoorbeeld de aanbieders niet over
relevante cliëntgegevens kunnen beschikken.
Inzet van vrijwilligers komt in de praktijk onvoldoende van de grond waardoor we de nulde lijn
onvoldoende kunnen versterken.
Professionals zijn onvoldoende productief doordat ze te veel tijd kwijt zijn aan registratie door
(hoeveelheid en complexiteit van de) eisen die aan administratie en verantwoording worden
gesteld.
Budgetten blijken onvoldoende te zijn en we kunnen de besparingen niet realiseren waardoor de
druk op de dienstverlening (extra) toeneemt, aanbieders in problemen komen en/ of het
gemeentebudget te klein is.
Hoe gaan we om met incidenten en calamiteiten?
We willen de maatschappelijke ondersteuning transformeren, zodat onze burgers met beperkingen sneller
en beter geholpen kunnen worden. Toch zullen er altijd incidenten en calamiteiten zijn. We vinden het als
gemeente Purmerend belangrijk om dit soort situaties gedegen oppakken en achteraf direct met elkaar
analyseren wat we kunnen leren van wat er fout ging en beter kan. Het is belangrijk om met elkaar, als
gemeente en als maatschappelijk partners, afspraken te maken hoe hier mee om te gaan. Op een later
moment wordt uitgediept welk proces we volgen als er incidenten of calamiteiten zijn. Hierbij worden
partners betrokken met kennis van zaken, specialistische kennis met betrekking tot dit onderwerp.
- We starten benchmarks op met andere gemeenten om een continue kwaliteitsverbetering te garanderen.
- We maken een risicoanalyse.
140113
55
11
Hoe verder?
11.1
Implementatie van dit beleidsplan
Dit beleidsplan is een eerste stap van visie naar praktijk. Echter, nog vele onderwerpen hebben verdere
uitwerking nodig en/ of zijn op dit moment van schrijven nog onbekend. Dit is niet alleen een proces van
de gemeente Purmerend. Integendeel. Voor het vervolgtraject zien we een steeds nauwere samenwerking
met de partners in het maatschappelijk veld om de ideeën vanuit het beleid naar de praktijk te vertalen. En
bij te stellen waar nodig.
Na vaststelling van dit beleidsplan wil de gemeente Purmerend diverse werkgroepen van gemeente en
partners inrichten, die bepaalde deelonderwerpen uit gaan werken. We denken dan aan:
-
-
Wijkgericht werken en opzetten monitoring resultaten: er is al een kerngroep met beleidsmedewerkers
en de coördinatoren van de wijkteams. Gerichte opdracht zou zijn: uitwerken 1 gezin, 1 plan, 1
regisseur met vertegenwoordigers uit verschillende domeinen.
Generalistische professionals: wat is hiervoor nodig, wie neemt ze aan en leidt ze op?
Toegang voor 2015 regelen en kijken of er op langere termijn ontschotting kan plaatsvinden.
De eigen kracht versterken: betere digitale informatievoorziening, verbinding tussen informele zorg,
burgerkracht en wijkteams versterken.
Beweging naar het voorveld en de eerste lijn: in kaart brengen waar mogelijkheden liggen om dure
voorzieningen door voorliggende voorzieningen te vervangen.
Sturings- en beheersinformatie in kaart gaan brengen om vanaf 2015 te kunnen monitoren.
En specifiek m.b.t. de AWBZ/Wmo in samenwerking met de regio:
-
-
Contractering van de maatschappelijke ondersteuning (vooral 1ste tot en met 3e kwartaal)
o Invullen van de opdracht voor de overkomende AWBZ-taken aan het Wmo-loket en de
wijkteams,
o Aanbesteding van de tweedelijns ondersteuning AWBZ-taken
o Invullen van enkele specifieke subsidieopdrachten.
o Archivering en contractenbeheer
Aanpassing ICT (vooral 2e en 3e kwartaal)
Inrichten planning en control
Monitoring
Opleiding en training (vooral 3e en 4e kwartaal)
o Zowel gemeentelijke medewerkers als de medewerkers van de wijkteams en het Wmo-loket.
Herbeoordeling van bestaande cliënten (vanaf 4e kwartaal)
o Zodra het overgangsregime is vastgelegd in wet en verordening en het Rijk de betreffende
cliëntenbestanden/dossiers heeft overgedragen.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Een eerste aanzet, die in samenspraak met de projectleiders van de 3
decentralisaties en/of regionaal - verder zal worden vastgesteld. Er is nog veel te doen en er zal dan ook
een prioritering en specifieker tijdpad worden gemaakt, zodat we zeker weten dat op 1 januari 2015 alles
geregeld is wat er geregeld moet worden voor de transitie van de jeugdzorg en AWBZ/ Wmo. En dat
tegelijkertijd de onderwerpen die de transformatie tot stand moeten brengen ook continue onder de
aandacht en in de praktijk worden gebracht.
Een en ander willen we graag uitvoeren met de maatschappelijke partners in de netwerken van de
maatschappelijke opgaven, aangevuld met nieuwe partners in het kader van de decentralisatie
AWBZ/ Wmo. Niet alle betrokken partners nemen al deel aan dit netwerk/ overleg, maar de ambitie is om
een dekkend platform in te richten.
140113
56
In het eerste kwartaal van 2014 wordt dit beleidsplan uitgekristalliseerd en vastgesteld. En worden er
voorbereidingen getroffen om o.a. bovengenoemde deelonderwerpen op te pakken met de partners. Het
tweede kwartaal zal veel tijd en energie worden gestoken om op die deelonderwerpen ook daadwerkelijk
en gezamenlijk slagen te maken.
11.2
Ontwikkelopgaven.
Daarnaast werken we in 2014 aan de in dit document benoemde ontwikkelopgaven:
T.a.v. de Frontoffice en toegang:
o In 2014 wordt zowel de rol van de gemeente, als die van de wijkteams, de partners en de
relatie met het maatschappelijk beleidskader verder uitgewerkt. Hierbij is de rol van de
gemeente om de wijkteams optimaal te faciliteren in het uitvoeren van hun taken en
tegelijk scherp genoeg te sturen op de beoogde doelstellingen. De gemeente Purmerend
doet dit door middel van: houden van toezicht, sturen conform onze sturingsfilosofie en
faciliteren van informatisering.
o Bij deze opgave wordt eveneens uitgewerkt of de gemeente het wijkteam en haar
aanbieders in de toekomst contracteert of subsidieert.
o Pilot opstarten om te oefenen met het inzetten van maatschappelijke ondersteuning
zonder indicatie (zie bekostiging)
T.a.v. preventie:
o Verder uitbouwen van de samenwerking met de zorgverzekeraar.
o Ontwikkelen van de digitale ondersteuning.
T.a.v. mantelzorg:
o Verkenning naar de vraaggerichtheid en exploitatie van het aanbod van
respijtzorg/kortdurend verblijf.
o Verkenning digitale ondersteuning mantelzorg
T.a.v. vrijwillige inzet:
o Verkennen met partners in het maatschappelijk middenveld welke rol zij kunnen
vervullen, of ze een rol voor de gemeente zien en welke dan.
T.a.v. AWBZ/Wmo:
o Het omvormen van de ondersteuningsvoorzieningen die overkomen uit de AWBZ naar
deels algemene voorzieningen en deels maatwerkvoorzieningen.
o Op korte termijn verkennen van de mogelijkheid om het budget op het terrein van de
Wtcg in te zetten voor de mensen die daadwerkelijk met extra zorgkosten worden
geconfronteerd.
o Het verder uitwerken en stimuleren van samenwerking en integratie van doelgroepen
arbeidsmatige dagbesteding en BaanStede.
o Het verder uitwerken van de relatie en samenwerking tussen gemeente (Wmo-loket),
zorgverzekeraars, huisartsen, praktijkondersteuners en wijkverpleegkundigen.
o Nader onderzoeken of, en zo ja hoeveel budget moet worden gereserveerd voor de inzet
van een persoonsvolgend budget.
o We bevorderen actief dat burgers met een beperking, die dat willen en kunnen, hun eigen
dossier beheren en zelf bepalen wat met wie gedeeld kan worden. Dit eerst in een pilot.
Er kunnen redenen zijn waarom een professional het dossier beheert; dat gebeurt dan
alleen met medewerking van de burger zelf.
T.a.v. Hulp bij het huishouden
o Onderzocht zal worden of een bepaalde groep bestaande cliënten kan worden vrijgesteld
op grond van leeftijd.
o onderzoeken van huishoudelijke hulp in een andere vorm.
o Tegenprestatie en sociaal rendement
140113
57
T.a.v. financiële aspecten
o Gedurende het jaar (2014) wordt de markt van aanbieders verkend en wordt ervaring
opgedaan met oude en nieuwe partners.
o Onderzoeken mogelijkheden pilot gestart m.b.t lumpsumbekostiging van instellingen die
werken met mensen met een verstandelijke beperking.
T.a.v. kwaliteit, veiligheid en risico s
o We starten benchmarks op met andere gemeenten om een continue kwaliteitsverbetering te
garanderen.
o We maken een risicoanalyse.
T.a.v. overgangssituatie
o Voor de kosten van deze herbeoordelingen wordt een businesscase opgesteld.
Over de voortgang en resultaten van de implementatie en de uitwerking van de ontwikkelopgaven
informeert het college de gemeenteraad via een voortgangsrapportage. Daarnaast geven we naar
verwachting diverse tussentijdse presentaties en organiseren we besprekingen over actuele of specifieke
onderwerpen. Welke dat zijn, kunnen we nog niet precies van tevoren aangeven. Dit past bij het karakter
van de transformatie: geen blauwdruk vooraf, maar binnen de vastgestelde kaders zoeken naar nieuwe
manieren en mogelijkheden, samen met de partners in onze stad.
11.3
Communicatie en verantwoording.
Interne verantwoording
De ontwikkelingen op het gebied van de transitie en transformatie van de maatschappelijke ondersteuning
worden binnen de gemeente Purmerend in de projectgroep AWBZ/ Wmo opgepakt en gevolgd. In 2014
gaat er ieder kwartaal een voortgangsrapportage naar de gemeenteraad. Voor 2015 wordt nog uitgewerkt
hoe dit een vervolg krijgt in de vorm van een cyclus van verantwoording.
Externe verantwoording
De gemeente Purmerend heeft een nieuwsbrief voor ontwikkelingen binnen het sociale domein. Via dit
kanaal wordt er op dit moment ook gecommuniceerd over de transitie en transformatie van de
AWBZ/Wmo. Ook wordt gewerkt aan een website, waarbij burgers hun vragen kunnen stellen. Verder
worden de burgers, zo snel mogelijk na besluitvorming, geïnformeerd over de veranderingen.
Verantwoording naar het Rijk
Er zullen afspraken komen tussen Rijk en gemeenten over welke informatie op welke momenten
uitgewisseld wordt. Als deze afspraken er zijn, bepalen we wat dit voor de gemeente Purmerend en de
regio Zaanstreek-Waterland betekent en hoe we verdere invulling gaan geven aan deze afspraken. Naar
verwachting gaat de verantwoording via de jaarrekening, waarbij de rechtmatigheidstoets een onderdeel is
van de goedkeurende verklaring van de jaarrekening.
140113
58
Bijlage 2 Visie op maatschappelijke ondersteuning
In hoofdstuk 3 hebben wij een opsomming gegeven met een vergezicht van maatschappelijke effecten die
we nastreven. In deze bijlage is dit verder uitgewerkt en wordt omschreven waar we naartoe willen groeien
met de 3 decentralisaties, waaronder de AWBZ/ Wmo. De kern van de visie overkoepelend voor de 3
decentralisaties is als volgt.
De meeste burgers met een beperking redden het zelf prima.
De meeste mensen in Purmerend met een beperking zijn prima in staat zichzelf te redden. Kinderen met
een beperking gaan naar school en/of de opvang, er is een inkomen en een dak boven het hoofd, er wordt
tijd gestoken in hobby's, sport en het sociale leven en ondertussen regelt men alles wat er verder bij het
(gezins-)leven komt kijken. Onze burgers met een beperking kunnen veelal de algemene dagelijkse
levensverrichtingen zelfstandig uitvoeren en blijven zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Natuurlijk gaat er
wel eens iets mis, maar dat lost men zelf op.
Opgroeien met een beperking is bijzonder en tegelijkertijd normaal.
Soms lopen de jongeren en volwassenen tegen bepaalde zaken aan. Vaak zijn dat dingen die we allemaal
wel eens meemaken. Maar het feit dat iets bij iedereen voorkomt, maakt het voor de persoon in kwestie
niet minder lastig. Daarom is het belangrijk dat er een cultuur heerst waarbij er niet vreemd wordt
opgekeken bij eventuele hobbels. Een positief klimaat waarin het normaal is dat je een vraag stelt, je
zorgen uit of om hulp vraagt. Het hoort er simpelweg bij. Personen met een beperking moeten dan ook
tijdig ondersteund worden waar nodig zodat de vraag niet uitmondt in een probleem.
Er is een grote sociale samenhang
Het is een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid om een positief klimaat te scheppen. Een 'civil
society' waarin iedereen in de directe omgeving bewust of onbewust, betaald of onbetaald, vanuit hun
professie of niet, een steentje bijdraagt. Sociale netwerken rondom personen met een beperking zijn
hierbij belangrijk. Zij, die steun ervaren van mensen uit hun omgeving staan veel sterker in hun schoenen.
We willen deze sociale netwerken stimuleren en versterken. Zodat mensen elkaar weten te vinden en niet
schromen om te leren van het antwoord op de vraag: "Hoe doe jij dat nou?". Wij noemen dit het
versterken van de preventieve infrastructuur . De professionals kunnen dit doen door mensen met een
beperking én zijn omgeving te ondersteunen. De gemeente door initiatieven uit de samenleving die gericht
zijn op 'goed nabuurschap' te stimuleren. Hierbij sluiten we aan bij de vraag van de persoon in kwestie en
haar sociale netwerk.
De leefwereld van de burger (met een beperking) staat centraal
Een omslag, die al in gang is gezet en die we verder willen voortzetten, is dat we primair uitgaan van wat
zich voor de burger voordoet, wat zich in zijn leefwereld afspeelt. Om de kwaliteit van leven te verhogen,
is het van belang de ondersteuning te richten op de persoon en diens plek in de samenleving in plaats van
uitsluitend op diens aandoening, beperking of indicatie. Het welbevinden van burgers moet centraal
komen te staan. Bij het ondersteunen van onze burgers moet er daarom meer aandacht zijn voor wensen
van mensen die schuil gaan achter of naast de zorgvraag, zoals eenzaamheid of schuldenproblematiek. De
mens moet niet langer worden opgeknipt in domeinen, daarmee dreigen zijn wensen en doelen als
geheel uit beeld te raken. Dat betekent dat we per definitie integraal aan de slag willen gaan. We moeten
daarom kritisch naar onze eigen gefragmenteerde werkwijzen kijken. We hoeven niet allemaal generalist te
worden. Maar we moeten naast onze specialistische aanpak wel generalistisch kunnen werken.
We vinden het belangrijk dat mensen in Purmerend weten waar zij terecht kunnen. Bij voorkeur in de
directe omgeving van het gezin, in de wijk. Door professionals die weten wat er in die wijk speelt, hun
140113
59
werk afstemmen op de specifieke behoeften van de wijk en zelf ook goed op de hoogte zijn van de
sociale kaart . We werken dus wijkgericht. Maar wel eenduidig en herkenbaar voor alle inwoners.
Werkend vanuit het principe één gezin, één plan, één begeleider.
In de zorg voor mensen met een beperking willen we werken vanuit het principe van één gezin, één plan,
één begeleider. Er is één professional is die het overzicht heeft en handelt naar bevinden van zaken en
volgens plan. Er moet een afspraak zijn tussen samenwerkende partijen wie de regie voert. Dat kan een
organisatie zijn die de meest passende expertise in huis heeft, het kan ook een hulpverlener zijn waar de
burger veel vertrouwen in heeft. Als er maar duidelijkheid is. Deze manier van werken is effectief als alle
organisaties zo werken. Als de ene organisatie de regie voert ontstaat er tegelijkertijd nieuwe ruimte voor
een andere organisatie om ook enkelvoudige diensten te leveren die passend zijn. Daarmee komt de
nadruk meer te liggen op de samenwerking tussen organisaties en gemeente die dezelfde klant op
meerdere terreinen ondersteunen en die ook werken vanuit hetzelfde principe van één gezin, één plan, één
begeleider. Voorwaarde daarvoor is dat professionals elkaar opzoeken, elkaar vertrouwen in hun
professionele oordeel en kunnen schakelen: tussen generalist en specialist, enkelvoudige en meervoudige
problematiek, aanbod van instellingen en vraag van het huishouden, interveniëren en op je handen zitten
en zelfredzaamheid stimuleren. Schakelen, schakelen, schakelen.
In dit toekomstbeeld gaat het niet alleen om de instellingen om de burger heen en de onderlinge
samenwerking. Het gaat om de burger met zijn beperking zelf. Cruciaal is ook dat de hele situatie van de
burger betrokken en gezien wordt en dat er verbinding gemaakt wordt met de ouder(s),
kinderen/ jongeren en naasten. Verbinding wil zeggen dat er contact is en vertrouwen ontstaat en dat de
professional in staat is om actief, maar dienstbaar, samen met hen te werken aan herstel, verbetering en
groei vanuit de kracht van de burger. Het gaat dus om de burger en haar verantwoordelijkheid,
draagkracht en omgeving. En om het actief maken van die omgeving, een vriend, een tante, een kind, om
te helpen.
Professionals maken de cultuuromslag waar
140113
60
Integraal denken en werken gaat niet vanzelf. Het is een belangrijke cultuuromslag naar het 'beter werken'
die in het kader van de transformatie is ingezet. Een omslag die draait om het breed en zonder te oordelen
of eigenlijk door bewust te zijn van, en te corrigeren op, je automatische oordeel kijken naar een
persoon en zijn omgeving. Door de dialoog aan te gaan en door te verbinden. Als professional ben je
misschien geen generalist, maar je gaat vanuit de basis wel generalistisch te werk. We gaan in Purmerend
voor professionals die de juiste condities weten te scheppen zodat personen met een beperking zich voor
zover maximaal haalbaar zelf kunnen redden, daarbij het netwerk weten te betrekken en vrijwilligers
inzetten. Van de cliënt naar het gezin, familie en de omgeving. Niet door een trajectplan op te stellen en
vervolgens te kijken wat er daarnaast nog door naasten kan worden opgepakt, maar door het om te
draaien: kijk eerst naar wat de burger met een beperking, het gezin, de familie en het netwerk zelf kunnen
doen en vervolgens naar wat er dan nodig is van professionals.
Deze bredere blik op de omgeving van de burger met een beperking wordt gecombineerd met een brede
aanpak. Niet door allerlei bypasses aan te leggen om de verkniptheid van de hulpverlening weer bij elkaar
te brengen, maar door zelf vanuit de basis breed te kijken en te doen wat nodig is. Professionals bieden
gelijktijdige ondersteuning op diverse domeinen in plaats van opeenvolgende zorg op kleine stukjes van de
leefwereld van een gezin. Ze weten wanneer en hoe toe te leiden naar passende zwaardere vormen van
hulp. Ook dat is onderdeel van beter werken: handel naar bevinden.
Preventie: een sterke nulde en eerste lijn is de basis 34
We investeren op preventie en vroegsignalering. We hebben niet de illusie met het versterken van het
gewone leven en preventie alles te kunnen voorkomen, maar investeren op preventie is een belangrijk
middel om te voorkomen dat problemen ontstaan en/ of verergeren. Dat betekent ook de alertheid op
signalen verder vergroten en er voor zorgen dat die signalen snel worden opgepakt.
Algemene voorzieningen en lichte vormen van ondersteuning zijn ondersteunend aan de zelfredzaamheid
en eigen kracht. De burger, het gezin, de familie en de omgeving blijft zelf verantwoordelijk.
Ondersteuning is gericht op het gewone leven, laagdrempelig, vrij toegankelijk en gericht op alle
leefgebieden. Collectief waar mogelijk, individueel waar nodig.
We organiseren samen een soepele en sturende toegang
We willen af van het 'klassiek indiceren'. Er is een vorm van toegang nodig die laagdrempelig is en niet
onnodig vertragend werkt. Een toegang die ondersteunend is aan het voorliggende netwerk in de nulde en
eerste lijn bij het oplossen van situaties in de nulde of eerste lijn. En waar nodig snel kan beoordelen dat er
(tijdelijk) meer intensieve ondersteuning nodig is. Hierbij staat snel schakelen tussen eerste en tweede lijn,
flexibel, op maat en dynamisch werken centraal. Dynamisch omdat een beslissing vanuit de toegang een
momentopname is die wordt herbeoordeeld als de situatie daar om vraagt. Op maat omdat er wordt
gezocht naar een optimaal samenspel van oplossingsrichtingen vanuit nulde, eerste en tweede lijn om ook
een optimaal effect te bereiken.
Wanneer meer nodig is
Het integraal werken, met een brede blik en aanpak is altijd belangrijk, maar vooral als er meer nodig is
dan lichte vormen van ondersteuning. Als blijkt dat er meer nodig is, wordt zo snel mogelijk beoordeeld
wat dat dan moet zijn en wordt intensievere zorg en ondersteuning aan de burger en zijn naasten snel
geboden. Structurele gevallen daargelaten zijn de intensievere vormen van (tweedelijns)ondersteuning
zoveel mogelijk tijdelijk van aard. 35
34
35
140113
Zie ook paragraaf 6.1
De gemeente Purmerend onderkent dat er mensen, huishoudens zijn die zo kwetsbaar zijn dat zij niet zelfredzaam
zijn. Juist op deze huishoudens wil de gemeente de ondersteuning beter laten aansluiten. Dat betekent: loslaten van de
bestaande benadering via doelgroepen, regels en aanbod van voorzieningen, en kijken wat zelfredzaamheid in de weg
staat. Het richten van de ondersteuning op kwetsbare huishoudens en participatie stimuleren betekent een veel meer
gerichte inzet van ondersteuning.
61
Vanuit de eerste lijn blijft er coördinatie aanwezig die er op toeziet dat een ieder doet wat nodig is en ook
wanneer bepaalde hulp of zorg niet meer nodig is. In dat geval wordt de ondersteuning teruggelegd bij de
eerste lijn zodra dat kan. Dit is een dynamisch proces van maatwerk, waarbij diverse vormen van lichtere
(eerstelijns) en intensievere (tweedelijns) ondersteuning elkaar zowel aan kunnen vullen als op kunnen
volgen.
Effectieve ondersteuning vraagt om een goed georganiseerd vangnet. Het vangnet is het gehele stelsel van regels en
voorzieningen voor de meest kwetsbare huishoudens; huishoudens met echt stevige, complexe en langdurige
problematiek. Voor mensen die nergens, of wel in honderd regelingen passen. In beide gevallen is er niemand meer
van/ voor en daar is dan het vangnet voor. Het vangnet is nadrukkelijk een gemeentelijke taak en verantwoordelijkheid.
Wie daadwerkelijk onder de kwetsbare groepen valt, zal uit de praktijk blijken.
140113
62
Bijlage 3 Overzicht nieuwe keten AWBZ/Wmo
Onderstaande concepttabel geeft op de linker-as weer voor welke ondersteuningsvormen de gemeente
Purmerend vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk is onder de Wmo. In de nieuwe opzet van de Wmo kan
ondersteuning de vorm krijgen van een algemene voorziening of van een maatwerkvoorziening. Voor de
herkenbaarheid zijn in onderstaand schema ook termen van de huidige producten (begeleiding,
persoonlijke verzorging, hulp bij het huishouden etc.) opgenomen. Op de rechter-as is indicatief
weergegeven hoe de gemeente deze taken naar verwachting gaat invullen, als het Beleidsplan wordt
vastgesteld. In de komende periode wordt deze tabel aangepast en nader ingevuld. Hierbij is ook het
overleg met de andere gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland relevant. Hierbij is ons uitgangspunt
dat wij regionaal samenwerken waar dit kan, maar lokaal onze voorzieningen regelen wanneer nodig.
Wmo-taken inclusief taken die overkomen uit
de AWBZ
Digitale ondersteuning
(gemeente stelt
infrastructuur beschikbaar
aan o.a. wijkteams)
Hulp van een vrijwilliger,
maatje,
ervaringsdeskundige
Algemene
voorzieningen (0e
en 1e lijn)
Maatwerkvoorzieningen (2e
lijn)
Maatwerkvoorzieningen
m.b.t. mensen met
een verstandelijke
beperking
140113
Beschikbaarheid
(Pu, Za/Wa, SRA,
landelijk)
Inkoop (Pu, Za/Wa,
SRA, landelijk)
Bekostiging
Za
Za/Wa
Populatiebekostiging/
subsidie
Pu
Pu
Subsidies
Via Purmerendse
subsidie in
maatschappelijke opgave
Subsidies
Mantelzorgondersteuning
Pu
Lichte ondersteuning aan
huis
Pu
Za/Wa
Productbekostiging
Lichtere vormen van
dagbesteding in de wijk
Pu
Za/Wa:
Subsidies
Zwaardere/specialistische begeleiding thuis
Za/Wa
Za/Wa
Productbekostiging
Begeleiding naar of op het
werk
Za/Wa
Za/Wa
Productbekostiging
Gespecialiseerdere
vormen van dagbesteding
Za/Wa
Za/Wa
Productbekostiging
Collectief vervoer
Za/Wa
Za/Wa
Productbekostiging
Kortdurend verblijf
(respijtzorg)
Za/Wa
Za/Wa
Productbekostiging
Pu
Pu
(mogelijk gevolgd door
andere gemeenten)
Alle vormen van
maatwerkvoorzieningen
Lumpsumbekostiging
63
NB1:
NB2:
NB3:
mogelijk worden enkele maatwerkvoorzieningen op landelijk niveau ten behoeve van alle
gemeenten gezamenlijk ingekocht, namelijk als het om zeer specialistische ondersteuning voor
specifieke, relatief kleine doelgroepen gaat.
over de wijze van inkoop vindt er nog intensief overleg plaats in de regio.
daarnaast heeft het wetsvoorstel Wmo ook betrekking op andere onderwerpen, grotendeels
bestaande taken, vooral:
* Sociale samenhang
* Toegankelijkheid voor gehandicapten
* Veiligheid en leefbaarheid
* Huiselijk geweld voorkomen en bestrijden
* Beschermd wonen
* Maatschappelijke opvang
* Vrouwenopvang
Hiervoor worden geen voorstellen gedaan in dit Beleidsplan; ze blijven daarom in bovenstaand schema
buiten beschouwing.
140113
64
Bijlage 4 Begrippenlijst en toelichting extramurale begeleiding.
Hieronder een overzicht van relevante kernbegrippen uit de AWBZ, waaronder termen vanuit de functie
(extramurale) begeleiding en de decentralisatie daarvan.
AWBZ
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is een volksverzekering bedoeld voor mensen die
langdurige en complexe zorg nodig hebben vanwege een ziekte of een beperking, bijvoorbeeld als gevolg
van ouderdom. Het betreft hier onverzekerbare zorg, zoals opname in een instelling of bijvoorbeeld
persoonlijke verzorging of verpleging.
Begeleiding
De AWBZ functie begeleiding omvat door een instelling of natuurlijk persoon te verlenen activiteiten aan
cliënten met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een
verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die matige of zware beperkingen hebben op het
terrein van:
de sociale redzaamheid;
het bewegen en verplaatsen;
het psychisch functioneren;
het geheugen en de oriëntatie of;
die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
Beperking
Een beperking is een term voor de fysieke en/of psychische aandoening van iemand met een handicap.
Beschermd wonen
Wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende begeleiding die niet afhankelijk is
van op genezing gerichte zorg, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die
niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Cliëntondersteuning
Ondersteuning met informatie en advies over mogelijkheden tot het verkrijgen van maatschappelijke
ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan.
Dagbesteding
Een zinvolle besteding van de dag voor bijvoorbeeld mensen met een handicap, voor mensen met
psychiatrische problemen of voor ouderen. Er zijn verschillende vormen van dagbesteding. Bijvoorbeeld
het uitvoeren van hobby's en klussen of het werken in een kantine.
Extramurale zorg
We spreken van extramurale zorg als de cliënt maximaal drie etmalen per week in een zorginstelling
verblijft.
Extramurale zorgfuncties
Extramurale zorg wordt geïndiceerd in functies en klassen, intramurale zorg in zorgzwaartepakketten. Zo
is de extramurale AWBZ-zorg is ingedeeld in zorgfuncties, te weten:
Persoonlijke Verzorging (PV);
o Bijvoorbeeld: Hulp bij douchen, aankleden, scheren, pillen innemen, ogen druppelen of
naar de wc gaan.
Verpleging (VP);
o Bijvoorbeeld: Medische hulp, zoals wondverzorging en injecties, of hulp bij zelf leren
injecteren.
Begeleiding (BG);
o Bijvoorbeeld: Hulp bij het organiseren van praktische zaken in het dagelijks leven.
140113
65
Behandeling (BH);
o Bijvoorbeeld: Herstel of verbetering van een aandoening (bijvoorbeeld: opnieuw leren
lopen na een hersenbloeding), of verbetering van vaardigheden of gedrag (bijvoorbeeld:
leren omgaan met woedeaanvallen).
Kortdurend Verblijf (KVB).
o Bijvoorbeeld: Logeren in een instelling voor maximaal drie etmalen per week.
De functies Begeleiding en Behandeling kennen twee vormen: Individueel en Groep. Dit leidt tot de
functies Behandeling Individueel (BHI) en Behandeling Groep (BHG), Begeleiding Individueel (BGI) en
Begeleiding Groep (BGG).
Grondslag
Een grondslag is een medische reden waardoor een cliënt in aanmerking komt voor AWBZ zorg. De
volgende grondslagen kunnen recht geven op AWBZ zorg:
een somatische aandoening of beperking (SOM);
een psychogeriatrische aandoening of beperking (PG);
een psychiatrische aandoening (PSY);
een verstandelijke handicap (VG);
een lichamelijke handicap (LG);
een zintuiglijke handicap (ZG).
Handicap
Een handicap is een term voor aangeboren of door ziekte of ongeval opgelopen blijvende hindernissen
van mensen. Deze hindernissen komen voor op lichamelijk, verstandelijk, zintuiglijk, psychisch en/ of
sociaal gebied.
Huishoudelijke hulp (HbH)
HbH is gericht op ondersteunen bij, of overnemen van huishoudelijke verrichtingen, ofwel activiteiten op
het gebied van verzorgen van het huishouden, in relatie tot (dreigend) disfunctioneren van het huishouden
de veiligheid van en de regie over het huishouden.
Omvat (in volgorde van belangrijkheid):
Het verzorgen van de aanwezige hulpbehoevende personen (kinderen).
Het zorgen voor eten en drinken: aanschaffen van voedingsmiddelen, bereiden en tot zich doen
nemen van voeding en drinken, afvoeren van vuilnis.
De essentiële hygiëne van de huishouding: schone bedden, kleding, sanitair, vloeren stofzuigen en
dweilen.
Verzorgen van dieren en planten. Incidentele werkzaamheden als het schoonhouden van ramen,
kasten, enz.
Verstrekking van huishoudelijke hulp valt onder de Wmo. Het kabinet wil uiteindelijk 40% korten op het
budget HbH. Er blijft een maatwerkvoorziening over voor de meest kwetsbare cliënten.
Indicatie
Bij een indicatie wordt bepaald of er zorg nodig is die wordt betaald via de AWBZ. Zonder indicatie krijgt
u geen AWBZ zorg. De indicatie voor AWBZ zorg wordt uitgevoerd door het CIZ (Centrum Indicatie
Zorg) of door Bureau Jeugdzorg. Zij bepalen als onafhankelijke organisatie of iemand in aanmerking komt
voor AWBZ zorg. In veel gemeenten verzorgt het WMO-loket de indicaties voor de Wmo. Bijvoorbeeld
indicaties voor hulp bij het huishouden, rolstoelen en trapliften.
Intramurale zorg
We spreken van intramurale zorg als de cliënt meer dan drie etmalen per week in een zorginstelling
verblijft.
Jeugd GGZ
140113
66
Jeugd in de geestelijke gezondheidszorg.
Jeugd LVG
Jeugd met licht verstandelijke beperkingen in de geestelijke gezondheidszorg.
Mantelzorgers
Zorg die mensen geven aan hun partner, een familielid of een vriend die (langdurige) zorg nodig heeft.
Bijvoorbeeld vanwege een chronische ziekte, een handicap of ouderdom. Het gaat om zorg waarvoor
anders een professionele hulpverlener nodig is.
Persoonsgebonden budget (Pgb)
Dit is een geldbedrag waarmee een cliënt zelf hulp en/of zorg kan inkopen of inhuren. De cliënt kiest zelf
een zorgaanbieder of hulpverlener uit. In de AWBZ wordt het Pgb momenteel nog gegeven door het
zorgkantoor. De cliënt moet de uitgaven van het Pgb verantwoorden richting het zorgkantoor. Een deel
van het bedrag is verantwoordingsvrij.
Persoonlijke verzorging (PV)
Persoonlijke verzorging is een vorm van zorg binnen de AWBZ. De AWBZ biedt langdurige zorg aan
mensen die dit als gevolg van een ziekte of beperking nodig hebben. Mensen die recht hebben op
persoonlijke verzorging kunnen bijvoorbeeld hulp krijgen bij het wassen en aankleden, bij het uit en naar
bed gaan, bij de toiletgang of bij het aanbrengen/ verwijderen van protheses. Deze zorg kan zowel
intramuraal worden geboden in een instelling als extramuraal. In het laatste geval gaat het meestal om zorg
in de thuissituatie van een cliënt. De persoonlijke verzorging gaat in 2015 over van de AWBZ naar de
Zorgverzekeraars.
Verpleging (VP)
Bij verpleging AWBZ gaat het om het herkennen en analyseren van gezondheidsproblemen en het
uitvoeren van daarmee samenhangende verpleegtechnische handelingen. Bij verpleging valt te denken aan
het toedienen van medicijnen, zuurstof, het aanbrengen van een infuus of katheter, wondverzorging,
lichamelijke controles en het geven van injecties. Ook gaat het om het oefenen met de cliënt om zichzelf
injecties te geven en om te gaan met zuurstof. Verder omvat verpleging onderzoek naar de gezondheid
evenals het geven van advies, instructie en voorlichting over omgang met ziekte, preventie en
hulpmiddelen en dergelijke. De term 'voorkoming van verergering' houdt ook in dat het kan gaan om
palliatieve zorg. In het regeerakkoord gaat de verpleging van AWBZ naar de zorgverzekeraars.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
De Wmo is sinds 1 januari 2007 van kracht. Het doel van de Wmo is dat burgers mee kunnen doen aan de
samenleving. De gemeente realiseert op een aantal prestatievelden zoals leefbaarheid en participatie een
samenhangend voorzieningenaanbod. Voor mensen met een beperking dient de gemeente de beperkingen
voor het kunnen deelnemen aan de samenleving te compenseren. Het compensatiebeginsel zoals in artikel
4 van de Wmo is vastgelegd betreft compensatie op de volgende gebieden:
een huishouden voeren;
zich verplaatsen in en om de woning;
zich lokaal verplaatsen met een vervoermiddel;
medemensen ontmoeten en sociale contacten leggen.
Een belangrijk onderscheid van de Wmo ten opzichte van de AWBZ is dat de Wmo geen cliëntrechten
kent, geen in de wet vastgelegde eisen stelt aan aanbieders en uitgaat van het principe van horizontale
verantwoording (verantwoording aan de raad en niet aan de rijksoverheid).
Zorgvorm
Cliënten kunnen niet alleen worden ingedeeld in categorieën op basis van hun persoonlijke kenmerken.
Dit kan ook op basis van het type zorg dat zij geïndiceerd hebben gekregen, of hoe zij hun zorg graag
willen ontvangen. Bij de zorgvorm wordt onderscheid gemaakt in extramurale (zorg zonder verblijf) en
intramurale zorg (zorg met verblijf).
140113
67
Zorg in Natura (ZIN)
De levering van zorg aan een cliënt door een zorgaanbieder waarmee de zorgverzekeraar afspraken heeft
gemaakt. De zorgverzekeraar betaalt de kosten voor de zorg direct aan de zorgaanbieder.
Toelichting extramurale begeleiding.
Het doel van de functie begeleiding binnen de AWBZ is het bevorderen, behouden of compenseren van
de zelfredzaamheid van mensen met een beperking. De begeleiding is bedoeld voor mensen met een
beperking die zonder deze zorg moeten verblijven in een instelling of zichzelf verwaarlozen.
Binnen de AWBZ wordt onderscheid gemaakt tussen individuele begeleiding (BGI) en begeleiding groep of
dagbesteding (BGG). In essentie gaat het om hulp bij het organiseren van praktische zaken in het leven.
De begeleiding kan bestaan uit het:
ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen;
ondersteunen bij of aanbrengen van structuur of voeren van regie en;
overnemen van toezicht op een cliënt.
Individuele begeleiding
De individuele begeleiding bestaat onder andere uit:
begeleiding bij wonen (administratief, geldbeheer, huishouden, voeding, medicijnbeheer,
sociale integratie, agenda (tijd- en afsprakenbesef);
begeleiding bij bezoek aan formele instanties en medische organisaties;
begeleiding bij werken en;
advies en voorlichting.
Voorbeelden van individuele begeleiding zijn:
woonbegeleiding of begeleid zelfstandig wonen (vanaf 18 jaar);
praktische pedagogische thuishulp (kinderen);
praktische pedagogische gezinsbegeleiding (kinderen met een verstandelijke beperking);
extra ondersteuning in de kinderopvang en op de basisschool;
begeleiding tijdens het voortgezet speciaal onderwijs;
thuisbegeleiding;
activerende psychiatrische thuiszorg en;
begeleiding bij rehabilitatietrajecten voor verslaafden.
Begeleiding groep of dagbesteding
De begeleiding groep of dagbesteding kan worden onderverdeeld naar de volgende vormen:
niet-arbeidsmatige dagbesteding (recreatie en educatie);
vrijblijvende vormen van arbeidsmatige dagbesteding (maken van producten en leveren van
diensten zonder productie eisen);
niet-vrijblijvende vormen van arbeidsmatige dagbesteding (maken van producten en leveren van
diensten met beperkte productie eisen) en;
toeleiding tot arbeid (maken van producten en diensten).
Voorbeelden van begeleiding groep of dagbesteding zijn:
dagprogramma voor kinderen vanaf 4 jaar die een ontheffing van de leerplicht hebben;
stages in een dagactiviteitencentrum voor jongeren uit het speciaal (cluster)onderwijs;
dagactiviteiten voor mensen met een psychiatrische stoornis;
dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking, d.w.z. gericht op beleving,
ontwikkeling of arbeid (o.a. kaarsenmakerij, groenwerkplekken en lunchcafé);
speciale buitenschoolse opvang voor kinderen met een verstandelijke beperking die speciaal
140113
68
onderwijs volgen;
zaterdagopvang voor kinderen met een verstandelijke beperking;
ontmoetingsgroepen en ervaringsgroepen;
belevenis- en uitgaanscentrum voor ernstig verstandelijk beperkten;
arbeidsmatige dagbesteding en;
dagopvang voor dementerenden.
Beoogd resultaat van de begeleiding
Het beoogde resultaat van de extramurale begeleiding ligt meestal op 2 terreinen:
Regie over eigen leven: groter gevoel van zelfstandigheid en welzijn.
Wonen: mogelijkheid om zelfstandig te blijven wonen in een veilige woonomgeving.
140113
69
Bijlage 5 Begrippen bekostiging.
De methode van financiering van de zorg is voor zowel gemeenten als voor zorgaanbieders een
belangrijke factor. De manier van financiering leidt tot een risicoverdeling tussen gemeenten en
zorgaanbieders. Budgetoverschrijding, tariefstijgingen, kapitaallasten en fluctuaties in aantallen cliënten
zijn voorbeelden van risicofactoren.
Verschillende financieringsvormen tussen gemeenten en zorgaanbieders mogelijk: 36
1.
Lumpsum
Gemeente en zorgaanbieder spreken een vast bedrag af dat de
zorgaanbieder voor een bepaalde periode ontvangt. De
zorgaanbieder dient hiervoor een bepaalde hoeveelheid zorg te
verlenen. Bij deze vorm gaat het voornamelijk om de
beschikbaarheid van de zorg en minder om het exacte aantal
cliënten en de kosten per cliënt. Het voordeel van deze vorm is
dat beide partijen zekerheid hebben over de geldstroom.
2.
Budget per cliënt (traject)
Gemeente en zorgaanbieder spreken per cliënt een vast bedrag
af waar een zorgaanbieder meer of minder zorg voor kan
leveren. Over de totale groep van cliënten optimaliseert de
zorgaanbieder de hulpverlening. Dit door gebruik te maken van
verschillende producten en tarieven. Wanneer er minder cliënten
zijn is het gevolg dat gemeente minder betalen. Bij deze
financieringsvorm loopt de zorgaanbieder het risico zijn vaste
kosten niet te kunnen dekken wanneer de omvang van het aantal
cliënten te klein is. Geld volgt namelijk de cliënt.
3.
Tarief per product
Gemeente en zorgaanbieder maken afspraken over de tarieven
voor zorg. De zorgaanbieder factureert uitsluitend de geleverde
zorg aan de gemeente. Dit vraagt een nauwkeurige
verantwoording. Wanneer er veel zorg wordt geleverd kan dit
leiden tot een uitgebreide administratie bij beide partijen.
4.
Uurtarief
Gemeente en zorgaanbieder maken afspraken over uurtarieven.
De aanbieder factureert de geleverde uren aan de gemeente.
Hiermee is geen koppeling gelegd met cliënten en dit vraagt bij
de gemeente en zorgaanbieder om nauwkeurige urenregistratie
en verantwoording.
Welke financieringsvorm het beste past is afhankelijk van het
inkoopmodel en de manier waarop de zorg is georganiseerd. Een lumpsum lijkt voor de hand te liggen bij
collectieve voorzieningen waar beschikbaarheid belangrijk is en minder sterke sturing op cliëntniveau
plaatsvindt. Bij individuele voorzieningen lijkt een budget per cliënt, tarief per product of tarief per
uurtarief voor de hand te liggen.
36
140113
Transitie Bureau Begeleiding in de WMO (z.d.). Opdrachtgever- en ondernemerschap, handreiking in het kader van de
overheveling extramurale begeleiding , maart 2012, p. 68.
70
Voor de gemeente Purmerend geldt dat wij zullen met betrekking tot de inkoop en bekostiging regionaal
samenwerken, maar lokaal onze eigen keuzes maken wanneer ons dit beter lijkt.
140113
71