INFORMATIEBROCHURE CAROTIS ENDARTERECTOMIE

Download Report

Transcript INFORMATIEBROCHURE CAROTIS ENDARTERECTOMIE

 INFORMATIEBROCHURE CAROTIS ENDARTERECTOMIE Dienst Vaat‐ en Thoraxheelkunde: Dr. L. Janssen Dr. P. Bernaerts Dr. Ph. Reyntjens Telefoon: 03 650 50 52 Geachte heer/mevrouw U ondergaat binnenkort een ingreep omwille van een vernauwing van de halsslagader (carotis). Dit is het gevolg van vetafzetting en verkalking in de slagader. Men noemt dit ‘atherosclerose’. Verschillende factoren spelen een rol bij het ontstaan van atherosclerose, zoals roken, te hoog cholesterolgehalte in het bloed, overgewicht, te weinig lichaamsbeweging, te hoge bloeddruk, suikerziekte, een familiale of persoonlijke aanleg, leeftijd en geslacht. 1.
Een ernstige vernauwing van de halsslagader kan de bloed‐ en daardoor ook de zuurstoftoevoer naar de hersenen verminderen. Dit kan aanleiding geven tot een TIA of een CVA. Een TIA is een kleine beroerte waarvan de verschijnselen van korte duur zijn, d.w.z. minder dan een dag. Een CVA is een beroerte met kans op blijvende letsels. Misschien had u tot nu toe geen hinder van de vernauwing. De bloedtoevoer naar de hersenen gebeurt immers door beide halsslagaders en beide wervelslagaders die samenkomen in een ringvormige structuur van waaruit de verdere bloedvoorziening van de hersenen aftakt. 2
Bij geleidelijke vernauwing kan de verminderde bloedtoevoer langs één van de slagaders gecompenseerd worden door de andere bloedvaten. Ernstige vernauwing verhoogt echter het risico op een beroerte aanzienlijk. Misschien hebt u ook al een ‘waarschuwing’ of TIA gehad, waardoor u tijdelijk last had van krachtverlies in een arm of been, of waardoor u misschien moeilijker kon praten, of last had van blindheid. Het doel van de ingreep is het voorkomen van verdere schade door een beroerte, met zware invaliditeit als gevolg. De kans dat er een TIA of CVA optreedt bij niet behandelen van een ernstig letsel bedraagt 5 à 10 % per jaar. De eventueel al bestaande uitvalsverschijnselen kunnen echter door de ingreep niet verholpen worden omdat de schade onomkeerbaar is. 2. Wanneer behandelen? Studies hebben aangetoond dat heelkundig ingrijpen bij een letsel dat geen klachten veroorzaakt, enkel zinvol is wanneer de vernauwing meer dan 80% bedraagt. In geval van een minder uitgesproken vernauwing zal gekozen worden voor een medicamenteuze behandeling met een bloedverdunner. Als u echter recent een TIA of CVA hebt doorgemaakt, is een ingreep zinvol bij een vernauwing van meer dan 50%. Wanneer de halsslagader ter hoogte van de vernauwing volledig afgesloten is, heeft een ingreep géén zin. Ook het gedeelte van het bloedvat achter de vernauwing zal dan al dichtzitten zodat herstel van de bloeddoorstroming niet mogelijk is. Met deze ingreep, die we carotisendarterectomie noemen, zal getracht worden de doorbloeding van de halsslagader te herstellen. 3
3.
De ingreep gebeurt onder algemene verdoving. Via een insnijding in de hals wordt de halsslagader met zijn vertakkingen vrij gelegd. Deze bloedvaten worden afgeklemd na toediening van bloedverdunnende medicatie. De halsslagader wordt ter hoogte van de splitsing ingesneden, de plaque wordt uit de wand losgemaakt en verwijderd. De slagader wordt dan opnieuw gesloten met behulp van een ‘patch‘. Dit is een lapje kunststofprothese. Op die manier wordt het bloedvat wat breder ter hoogte van de vroegere vernauwing. Nadien wordt een wonddrain geplaatst en de insnijding wordt gesloten. Na de ingreep verblijft u één nacht op de afdeling intensieve zorgen. 4
4. Mogelijke complicaties Iedere narcose en/of ingreep brengt bepaalde risico’s met zich mee omdat zij een belasting vormt voor het lichaam. De onderzoeken die u vóór de operatie ondergaat, moeten deze risico’s zoveel mogelijk beperken. Eventueel zullen er bepaalde voorzorgsmaatregelen genomen worden, bijvoorbeeld wanneer u lijdt aan een hartziekte of een longaandoening. Bloedingen, trombose, beschadiging van zenuwen en wondinfectie zijn mogelijke verwikkelingen bij elke heelkundige ingreep. Mogelijke complicaties eigen aan deze ingreep zijn:  nabloedingen door lekkage tussen de hechtingen, ook al door het gebruik van bloedverdunners;  een beroerte tijdens de ingreep met letsels van tijdelijke of blijvende aard. Het risico bedraagt hier 2 à 3 %;  kneuzing van de tongzenuw, stembandzenuw of takjes van de aangezichtszenuw door het open spreiden van de wonde, met heesheid, spraakproblemen of een voos gevoel aan de kaak als gevolg. Dit herstelt zich meestal na enkele dagen of weken. Daarom verblijft u na de ingreep één nacht op de intensieve zorgen afdeling. 5. De hospitalisatie U wordt de dag voor de ingreep opgenomen. De anesthesist zal nog even bij u langskomen om de narcose met u te bespreken. Hij zal ook bepalen welke medicatie, bv. voor uw hart of bloeddruk, u de dag van de ingreep nog mag innemen. Als u veel medicatie neemt, kunt u best thuis al een lijstje opstellen met duidelijke vermelding van de naam en de hoeveelheid die u de laatste week genomen hebt. 5
De dag van de ingreep zal de verpleegkundige u ongeveer een uurtje op voorhand een pilletje geven om de spanning wat te verminderen. Hij/zij zal u verder voorbereiden voor uw vertrek naar de operatiezaal. Bij mannelijke patiënten zal de baardgroei verwijderd moeten worden. In de operatiezaal zal men voor de ingreep al een infuus aanbrengen in de arm als voorbereiding op de algemene verdoving. Na de ingreep wordt u wakker op de afdeling intensieve zorgen, waar hartslag, bloeddruk en ademhaling nauwgezet zullen opgevolgd worden. Ook het bloedverlies via de wonddrain en uw neurologische toestand zullen regelmatig gecontroleerd worden. Er zullen een aantal slangetjes bij u ingebracht zijn die, naargelang het herstel vordert, verwijderd zullen worden. Dit kunnen zijn: 
een infuus voor vocht‐ en medicatietoediening; 
een buisje in de polsslagader om de bloeddruk te volgen en bloedname te vergemakkelijken; 
een wonddrain in de hals; 
eventueel een blaassonde. Wanneer alles vlot verloopt, wordt u de volgende dag terug naar de verpleegafdeling gebracht. 6. Ontslag Wanneer u voldoende hersteld bent, dit is meestal na een 3‐tal dagen, mag u het ziekenhuis verlaten. Uw arts zal met u een afspraak maken voor een controleonderzoek. Bij tekens van infectie zoals koorts, zwelling, pijn of slechte wondheling, raadpleegt u zo snel mogelijk uw arts. 6
7. Nabehandeling Uw arts zal u voor uw ontslag adviseren welke bloedverdunners u moet nemen. Deze medicatie zal het vormen van bloedklonters tegengaan. Daarnaast is het belangrijk, als u tot één van de hoger vermelde risicogroepen behoort, uw levensstijl aan te passen. Niet roken, regelmatige lichaamsbeweging, een aangepast en evenwichtig dieet en het correct innemen van alle voorgeschreven medicatie, bepalen mee het succes van deze ingreep en kunnen het verdere proces van aderverkalking gunstig beïnvloeden. Bedenk hierbij dat deze aandoening alle belangrijke slagaders (o.a. hart, hersenen) kan aantasten met verstrekkende gevolgen voor uw algemene gezondheid. 8. Wat moet u doen met de medicatie die u vóór de ingreep al nam? Vooraf zal de arts u vragen welke medicatie u regelmatig neemt. Hij zal u inlichten welke medicatie u moet stoppen en welke u verder mag nemen. Bepaalde bloedverdunners moet u 7 dagen vóór de geplande datum van de ingreep stoppen. Medicatie: …………………… stopdatum:…………. Medicatie: …………………… stopdatum:…………. Na de ingreep zal, indien er zich geen noodzakelijke wijzigingen voordoen, de inname van al deze medicatie opnieuw opgestart worden. Bij twijfel kunt u best contact opnemen met uw behandelende arts. 7
9.
Wat brengt u mee bij ziekenhuisopname? 
Elektronische identiteitskaart 
Bloedgroepkaart 
Medicatielijst: naam + dosering 
Eigen medicatie 
Naam producten waarvoor men allergisch is 
Door de arts in te vullen documenten voor ziekteverzekering 10. Belangrijke telefoonnummers 
Intensieve Zorgen: 03 650 50 46 
Consultatie vaatheelkunde: 03 650 50 52 
Diabetesconsultatie: 03 650 50 52 Versie 25 02 14 8