Landmeten en landmeters

Download Report

Transcript Landmeten en landmeters

Over landmeten en landmeters door de eeuwen heen
Een “landmetershoekje” is gemakkelijk in verband te brengen met het
deelthema “Borsbeek op kaart gezet” in de expo“750 jaar Borsbeek”.
De opkomst van de landmetertraditie in onze contreien is immers ook van rond
de 13de eeuw. Volgens Antoine De Smet, tot 1974 conservator van de afdeling
Kaarten en Plannen te Brussel, bestonden omstreeks het midden van de 13de
eeuw twee soorten landmeters: “zij die metingen uitvoerden zonder meer en
anderen die als architecten, aannemers, deskundigen optraden bij betwistingen
in verband met onroerende goederen, openbare werken. In verscheidenen
steden waren deze laatsten een soort ambtenaren, medewerkers van de
schepenen(1)”.
Hoewel sommige confraters beweren dat landmeter het op één na oudste
beroep van de wereld is, veronderstellen we toch dat de opkomst van dichtere
bevolkingscentra één van de elementen geweest is die de landmeter in
Vlaanderen noodzakelijk heeft gemaakt. Grenzen waren vaag en er bestonden
vele betwistingen over. Er was vraag om deze nauwkeurig op te meten en in
kaart te brengen.
Het gebruikte instrumentarium was echter vrij eenvoudig en men hanteerde
lokale maten. Zo kennen we allemaal de “roe(de)”, destijds een veelgebruikte
lengtemaat welke voor Antwerpen twintig “voet” bedroeg, zijnde 5,736m. De
“roede” werd vroeger waarschijnlijk ook als meetstok gedragen door
vertegenwoordigers van de macht bij uitoefening van hun ambt, zoals bij het
bepalen van een scheiding tussen twee erven. Voor zover we het nog mogen
zingen, gaat één van onze Sinterklaasliedjes toch als volgt: ‘wie braaf is krijgt
lekkers, wie stout is de roe(de)’. Het vierkant van de lengtemaat kon men als
oppervlaktemaat gebruiken. 100 vierkante roeden noemde men in Antwerpen
en omstreken “dagwand”, 400 vierkante roeden een “bunder”. 10 bunder
komt overeen met 13ha 16a 05ca. Zelfs het grasland dat een koe nodig had om
één seizoen te grazen was een oppervlaktemaat en kreeg de mooie naam
“coegars”(2). Vele pogingen om de maten één te maken mislukten. Uiteindelijk
slaagde men erin na de Franse Revolutie het decimaal stelsel op het West(1)
DE SMET,A. “landmeterstraditie en oude kaarten van Vlaanderen” artikel verschenen in Leiegouw,1966,
jaargang 8 nr.1.
(2)
DE SCHRIJVER,H. “De oude landmaten in Vlaanderen”, Gent 1942, vierde uitgave, pg.24.
Over landmeten en landmeters door de eeuwen heen
Europese vasteland ingang te doen vinden. Het decreet van 7/04/1795 voert
het metriek stelsel in zonder het echter verplichtend te maken. In het kadaster
werd het decimaal metrisch systeem bij circulaire van 01/03/1803 ingevoerd(3).
Bij de viering 75O jaar Borsbeek en de parochie Sint-Jacobus de Meerdere mag
zeker de zogenaamde “St.- Jacobstaf” niet vergeten worden. Het is een oud
meetinstrument om hoeken en afstanden tussen onbereikbare punten te
meten. Dit meettoestel,
ook bacolo de Santiago of
arbalestrille genoemd, is
vermoedelijk door de
Arabieren ontwikkeld. De
Franse geleerde in de
astronomie en de
driehoeksmeting Levi
Gerson (1288-1344)
vertaalde werken uit het Arabisch en liet ons de beschrijving ervan na. Het
instrument bestaat uit een stok van +/- 1m lang met schaalverdeling, waarop
haaks een tweede stok kan worden geschoven(4).
Tot en met 1500 was het belang van landmeters in de West-Europese
maatschappij eerder bescheiden. Pas vanaf de 16de eeuw kwam de
landmeetkunde in onze gebieden in een stroomversnelling mede dankzij de
boekdrukkunst. Belangrijk voor het in kaart brengen van grote gebieden was de
uitvinding het van “planchet” door Gemma Frisius (1508-1555), leermeester
van Gerardus Mercator (1512-1594). Het bestond uit een meettafel op een
statief en een los vizierliniaal, al dan niet aangevuld met een kompas voor de
oriëntering. Hiermede kon men terreinmeting en veldschets combineren. Zo
werd op het einde van de 18de eeuw het “planchet” gebruikt voor de opmaak
van de Ferrariskaart, de eerste grootschalige kaart van België(5).
(3)
VERHELST,J. “De documenten uit de ontstaansperiode van het moderne kadaster en van de grondbelasting
(1790-1835)” Brussel,1982, pg.63.
(4)
(5)
DE GRAEVE,J.&MOSSELMANS,J. “Van de Romeinse tot de 16de –eeuwse landmeters” Brussel,2001, pg.61-62
ROZEK,J.&DE WULF,A. “Landmeten en het topografisch instrumentarium door de eeuwen heen” in “U bevindt
zich hier. Een blik op de geschiedenis van landmeter en cartograaf”. Gent,2011, pg.63-64.
Over landmeten en landmeters door de eeuwen heen
Vanaf de 16de eeuw beschikte de landmeter over een landmetersketting voor
het meten van afstanden, het landmeterkruis en halve cirkel voor het bepalen
van hoeken, waardoor hij of zij driehoeksmeting kon toepassen en bijgevolg
nauwkeuriger metingen uitvoerde.
Een landmeter belangrijk voor het in kaart brengen, het afbakenen, het
inventariseren van het grondgebied Borsbeek is Petrus STIJNEN geweest. Was
geboortig van Schilde en werd er in 1826 ook begraven, getuige de
ingemetselde grafsteen aan de noordzijde van de Sint-Guibertuskerk. Meer dan
een halve eeuw was hij als “gezworen” landmeter actief in Brabant en in het
graafschap Vlaanderen. Zo maakte hij in 1758 drie figuratieve kaarten met
‘limietscheijdinge’ tussen Borsbeek - Deurne, Borsbeek – Mortsel en Borsbeek Wommelgem. Ook van zijn hand is de kaart en het meetboek van Borsbeek van
2 maart 1759 omvattende een “caerte figuratieff” en een inventaris waarin elk
perceel geïdentificeerd werd door een nummer, een beschrijving, de naam van
de eigenaar en de oppervlakte. Hiermede beschikte Borsbeek over een lokaal
kadaster.
De grondslag van het huidige kadaster werd pas gelegd onder Napoleon. Met
de wet van 15/09/1807 werd in Frankrijk, België, Nederland en Rijnland een
uniform percelenkadaster ingevoerd. De landmeter maakte toen voor
opmeting van de percelen gebruik van de volgende instrumenten: een
grafometer of halve cirkel waarmee men horizontale hoeken kon meten, een
planchet of meettafel (hierboven al beschreven), een kompas, een winkelhaak,
een meetketting van 10m, verdeeld in halve meters en met een onderverdeling
in dubbele decimeters en verscheidene schaallatjes(6). Bij het ontstaan van het
kadaster werden eerst de gemeentegrenzen vastgesteld, afgepaald en
beschreven. Op 4 oktober 1806 hebben de heren Jean-Emmanuel Van
Henexthoven (maire), zijn “adjoint” C. Cautereels en landmeter Pierre Gysen
als vertegenwoordigers van Borsbeek samen met de afgevaardigden van de
aanpalende gemeenten hun gemeenschappelijke grenzen bezocht en
vastgesteld. De beschrijving van de gemeentegrenzen werd vastgelegd in het
(6
) art. 112, Recueil Méthodique, instructie van 30/09/1806. Het R.M. betreft een gestructureerde verzameling
van wetten, decreten, reglementen, instructies en besluiten uit 1812, uitgegeven bij oprichting van het kadaster
van het Franse Rijk.
Over landmeten en landmeters door de eeuwen heen
proces-verbaal van afbakening. De documenten van de grensbepaling van de
gemeenten van de provincie Antwerpen worden bewaard op Algemene
Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (het huidige kadaster) te
Antwerpen. Wensen we deze belangrijke documenten te bewaren, is het naar
mijn mening de hoogste tijd dat we de stukken betreffende de
gemeentegrenzen voor alle Belgische gemeenten archiveren en digitaliseren!
Het “verzamelplan” van Borsbeek opgemaakt door het kadaster in de periode
tussen 1806-1812, neemt “limietscheijdinge” van Borsbeek door STIJNEN in
1758 vastgelegd, over.
De theodoliet waarmee zowel horizontale hoeken als verticale gemeten
worden, verschijnt pas in de loop van de 19de eeuw. Bij aanvang van de 20ste
eeuw trachtte men de theodoliet voornamelijk nauwkeuriger en
hanteerbaarder te maken en beter te beschermen tegen stof, vuil en vocht.
Rond 1930 bracht de Zwitserse instrumentenbouwer Heinrich Wild de optische
repetitietheodoliet op de markt. Met dit type instrument konden hoeken
worden opgeteld en afgetrokken. Een repetitietheodoliet is samen met een
waterpasinstrument van Carl Zeiss, model van rond de jaren vijftig, beschikbaar
voor de tentoonstelling. De ontwikkeling van de elektronica en
computertechnologie vanaf 1970 heeft ertoe geleid dat dergelijke
instrumenten vandaag in onbruik zijn geraakt. De laatste 25 jaar evolueerde de
meettoestellen tot hoogtechnologische apparatuur zoals ondermeer
totaalstations en 3D- laserscanners. Ook de plaatsbepaling d.m.v. satelliet
betekende een ware revolutie binnen het landmeterkorps. Vandaag heeft dit
voor de landmeter tot gevolg dat het terreinwerk sterk is afgenomen terwijl de
complexiteit van het verwerken en filteren van de meetgegevens tot een voor
de leek verstaanbaar plan of kaart, aanzienlijk is toegenomen.
Borsbeek, 17 juli 2014
Jo Mortelmans, landmeter.