Samenvatting Hoofdstuk 3 VERBETERD

Download Report

Transcript Samenvatting Hoofdstuk 3 VERBETERD

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3- Inhoudsopgave

      

§1 Lading en Spanning §2 Elektrische stroom §3 Weerstand §4 Weerstand in parallel- en serieschakeling §5 Vermogen §6 Soortelijke weerstand Formule overzicht §1 Lading en Spanning

Lading

Een voorwerp kan geladen zijn. Dit is op 2 verschillende manieren op te vatten: 1.

2.

Het voorwerp trekt andere voorwerpen aan Er springen vonkjes over (geknetter). 

Positieve of negatieve lading

Er bestaan 2 verschillende soorten ladingen: 1.

2.

Positief Negatief Als iets positief geladen is stoot het iets wat ook positief geladen is af maar trekt het iets wat negatief geladen is aan. Als iets negatief geladen is stoot het iets wat ook negatief geladen is af maar trekt het iets wat positief geladen is aan. Voorbeeld: Perspex staaf, over gewreven met zijden doek  positief geladen en een pvc buis, over gewreven met een wollen doek  negatief geladen trekken elkaar aan. 

Elektronen

Als een voorwerp evenveel positief als negatieve lading bevat spreek je van een neutraal elektron/ neutrale lading. Deze lading merk je niet.

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

1

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3-

De lading kan op 2 verschillende manieren veranderen: 1.

De negatieve deeltjes van het doekje springen over naar de pvc-buis. De pvc-buis wordt dan negatief omdat er meer negatieve deeltjes zijn dan positieve deeltjes. Het wollen doekje wordt dan positief omdat er negatieve deeltjes zijn overgesprongen naar de pvc-buis en de positieve deeltjes in de overhand zijn. Wollen doekje  Positief = 20 negatief = 20 (- 5 – deeltjes naar PVC-buis) Wollen doekje  Positief = 20 negatief= 15 (20 - 5 = 15 - deeltjes) Wollen doekje  positief (meer positief dan negatief) Pvc-buis  Positief = 20 negatief = 20 (+5 - deeltjes van doekje) Pvc-buis  Positief = 20 negatief = 25 (20 + 5= 25 - deeltjes) Pvc-buis  negatief (meer negatief dan positief) 2.

De negatieve deeltjes van de pvc-buis springen over naar het doekje. Het doekje wordt dan negatief omdat er meer negatieve deeltjes zijn dan positieve deeltjes. De pvc-buis wordt dan positief omdat er negatieve deeltjes zijn oversprongen naar het wollen doekje en de positieve deeltjes in de overhand zijn. Pvc-buis  Positief = 20 negatief = 20 (5 - deeltjes zijn naar het doekje) Pvc-buis  Positief = 20 negatief = 15 (20 – 5= 15 - deeltjes) Pvc-buis Wollen doekje Wollen doekje    Positief (meer positief dan negatief) Positief = 20 negatief = 20 (+5 – deeltjes van PVC-buis) Positief = 20 negatief= 25 (20 + 5 = 25 - deeltjes) Wollen doekje  negatief De getallen zijn voorbeelden en geen reële waardes. De positieve deeltjes kunnen NOOIT overspringen! 

Spanning en elektronen

Een spanning ontstaat wanneer de elektronen via een geleidende draad van + naar – kunnen bewegen. Er is een stroomkring waar stroom (spanning) kan lopen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

2

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3- §2 Elektrische stroom

Stroomkring

Een elektrisch apparaat kan alleen maar werken als deze is aangesloten op een gesloten stroomkring hierin loopt de stroom van de + pool via het apparaat naar de – pool. Als er ergens een opening in zit (bijv. open schakelaar) is de stroomkring open en komt er geen stroom door heen. 

Stroomsterkte

De stroomsterkte is de verplaatsing van elektrische lading. De stroomsterkte heeft de eenheid Ampère (A). Het symbool van de grootheid is I. De hoeveelheid elektrische lading die per seconde vervoerd wordt word uitgedrukt in de grootheid lading met het symbool Q. De eenheid van de lading is Coulomb (C). 1 Ampère = 1 Coulomb per seconde (1A = 1C/s). 

Stromen in serieschakelingen

Bij een serieschakeling is er max. 1 stroomkring. In deze stroomkring is de stroomsterkte overal gelijk  It= I1 = I2 = I3 (It = constant). De spanning is niet constant maar juist alles bij elkaar  Ut = U1 + U2 + U3 enz. Als bijv. 1 lampje in een stroomkring van 3 lampjes kapot gaat doet geen één het meer omdat de stroomkring dan onderbroken is. 𝐼 𝑇 = 𝐼 1 = 𝐼 2 = 𝐼 3 𝑈 𝑇 = 𝑈 1 + 𝑈 2 + 𝑈 3 

Stromen in parallelschakelingen

Bij een parallelschakeling zijn er 2 of meer stroomkringen. In deze stroomkringen is de stroomsterkte bij elkaar opgeteld  It = I1 + I2 + I3. De spanning is daar in tegen wel constant. Ut = U1 = U2 = U3 (Spanning is overal gelijk). Als bijv. lampje 1 in een stroomkring van 3 lampjes kapot gaat doen de andere lampjes het nog wel omdat maar 1 stroomkring van de in dit geval 3 stroomkringen onderbroken wordt.

𝐼

𝑇

= I

1

+ 𝐼

2

+ 𝐼

3

𝑈

𝑇

= 𝑈

1

= 𝑈

2

= 𝑈

3 

Stromen in huis

In elk huis bevindt zich een elektriciteitsleidingen netwerk, dit is de huisinstallatie. Ergens in het huis (vaak de meterkast) komt de grondkabel binnen. Deze wordt parallel aangesloten in de groepenkast. De groepenkast bestaat uit een kWh-meter en een aardlekschakelaar. De aardlekschakelaar vergelijkt voortdurend of de stroomsterkte die naar de groepen gaat gelijk is als die er uit komt. Als dit verschil groter dan 30mA is en er dus stroom weglekt gaat deze er binnen 0,2 seconde uit om te voorkomen dat er iets fout kan gaan. Elke groep in de groepenkast vertakt zich parallel naar contactdozen. Vanuit die contactdozen (vaak in het plafond) worden er parallel kabels getrokken naar de stopcontacten en de lampen. De totale stroomsterkte in een huisinstallatie vindt je door alle stromen bij elkaar op te tellen. Als de stroomsterkte van 16A per groep (gemiddelde zekering, dit ligt aan de groepszekering die geplaatst wordt) overschrijd wordt gaat een zekering eruit om te vóórkomen dat de hoofdleiding te heet wordt  en er brand ontstaat.

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

3

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3-

Plus – elektriciteitsdraden in de huisinstallatie

Vanuit de meterkast en de contactdozen kan je bij het aansluiten van bijv. een stopcontact of een lamp 4 verschillende draden tegen komen: 1.

2.

3.

4.

Fase-draad (bruin)  hierop staat de spanning die uit de meterkast komt  230 Volt Nul-draad (blauw) te maken.  hier staat eigenlijk (als de fase- en nul-draad zijn omgedraaid kan hier wel stroom op staan) geen stroom op maar is er voor om de stroomkring gesloten Schakeldraad (zwart)  Deze is ervoor om de stroom naar vaak een plafonniere te onderbreken zodat je niet iedere keer op een trapje de stekker eruit hoeft te halen maar dit met een schakelaar kan. Aarde-draad  Deze vóórkomt dat apparaten onder spanning kunnen staan door die ‘’stroom’’ af te voeren naar de aarde. (In de meterkast wordt een aard-pen in de grond geslagen waar alle aarde-draden op aangesloten worden  zodat de stroom die aarde in kan gaan.) --------------------------------------------------------------------------------------------------------

§3 Weerstand

De weerstand van elektriciteitsdraden

De stroomsterkte in een koplamp is feller dan in het achterlicht dit komt door het verschil in weerstand. De grootheid weerstand (resistance) heeft het symbool R en de eenheid Ohm ( Ώ ). Hoe kleiner de weerstand is hoe makkelijker de elektronen zich door de leiding kunnen bewegen dus hoe groter de stroomsterkte.   R <  I > (Weerstand kleiner  Stroomsterkte groter) R >  I < ( Weerstand groter  Stroomsterkte kleiner) 

De weerstand bepalen

Je kan de weerstand bepalen door een bepaalde spanning en stroomsterkte op een draad te plaatsen. De spanning deel je dan door de stroomsterkte en dan heb je de weerstand van de draad. 𝑅 = 𝑈 𝐼 𝑅 = 𝑠𝑝𝑎𝑛𝑛𝑖𝑛𝑔 𝑠𝑡𝑟𝑜𝑜𝑚𝑠𝑡𝑒𝑟𝑘𝑡𝑒 R = Weerstand in Ohm ( Ώ ) U = spanning in Volt (V) I = stroomsterkte in Ampère (A) Als de weerstand van een draad constant is spreek je van een Ohmse weerstand. Een voorbeeld hiervan is constantaan draad. Als de stroomsterkte 2x zo groot wordt, wordt de spanning ook 2x zo groot  een recht evenredig verband. Als de weerstand constant is, is R= U/I de wet van Ohm.

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

4

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3-

Weerstand en temperatuur

Het verband tussen weerstand en temperatuur is dat als de temperatuur van een draad groter wordt (kan wel 2500 graden Celsius worden) wordt de weerstand ook groter. Want als de lamp bij een bepaalde temperatuur op stand 1 (voorb.) draait moet hij dit bij een veel hogere temperatuur ook doen dus moet de weerstand die ervoor zorgt dat de stroomsterkte en spanning kleiner wordt veel hoger zijn. 

Plus – stroom lichaam

Je totale lichaamsweerstand = lichaamsweerstand (tussen de 100 en 500 Ώ ) + de contactweerstand (bij droge huid  1 k Ώ en bij een natte huid 100 k Ώ). In een vochtige ruimte moet je veel meer oppassen omdat de weerstand die je lichaam geeft daar veel groter is (contactweerstand) dus de stroomsterkte veel kleiner is en het dus minder gevaarlijk is.       1 mA 10 mA 15 mA > 1 A  je voelt niks    prikkeling spiersamentrekking 15 – 100 mA  pijn, bewusteloos, moeite ademen 100 – 500 mA  hart problemen levensgevaar. 1 mA = 0,001 A  -  1A = 1000 mA --------------------------------------------------------------------------------------------------------

§4 Weerstandjes in serie- en parallelschakeling

Weerstand en warmteontwikkeling

Bijna alle huishoudelijke elektrische apparaten worden aangesloten op een constante spanning namelijk de netspanning, deze bedraagt 230V. Je kan d.m.v. een schakelaar de warmteafgifte van een elektrische kookplaat regelen. Want….   Als je de weerstand groter maakt wordt de stroomsterkte kleiner en geeft deze minder warmte per seconde af Als je de weerstand kleiner maakt wordt de stroomsterkte groter en geeft deze meer warmte per seconde af. De elektrische kookplaat kan je dus regelen door de weerstand te veranderen. Bij elke stand hoort een bepaalde weerstand. Bij stand 1 is deze hoog en bij stand 4 niks. D.m.v. weerstandjes regel je de stroomsterkte = de warmteafgifte. 

Weerstandjes in serie

Als je de weerstanden achter elkaar zet (in serie) wordt de weerstand steeds groter dus de stroomsterkte steeds kleiner. De formule voor weerstandjes in serie is: 𝑅 𝑣 = 𝑅 1 + 𝑅 2 + 𝑅 3 Je kan de stroomsterkte door een schakeling berekenen met de formule 𝐼 = 𝑢 𝑅 𝑣

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

5

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3-

Weerstandjes parallel

Als je weerstandjes in een parallelschakeling aansluit wordt de vervangingsweerstand (Rv) steeds kleiner (niet groter zoals bij een serieschakeling) omdat de stroom steeds meer verschillende routes kan nemen om een gesloten stroomkring te maken. De formule voor weerstandjes in een parallelschakeling is: 1 𝑅 𝑣 = 1 𝑅 1 + 1 𝑅 2 + 1 𝑅 3 Ook hier kan je de stroomsterkte door een schakeling berekenen met de formule 𝐼 = 𝑢 𝑅 𝑣 . 

Voorbeeld

Gegevens    𝑅 1 = 10 Ώ 𝑅 2 = 15 Ώ 𝑅 3 = 20 Ώ Formules * 𝑅 = 𝐼 𝑈 Opdracht  Bereken de vervangingsweerstand bij een serie- en parallelschakeling van de bovenstaande weerstandjes Uitwerking  Serieschakeling: Rv = 10 Ώ + 15 Ώ + 20 Ώ= 45 Ώ  Parallelschakeling: 1/ Rv= 1/10 Ώ + 1/15 Ώ + 1/20 Ώ = 0,1 + 0,0 2/3 + 0,05= 0,216 1 / 0,216 = 4,6 Ώ Conclusie  Bij een drie weerstandjes van 10, 15 en 20 Ώ is de vervangingsweerstand als je ze parallel schakelt 4,6 Ώ en als je ze serie schakelt 45 Ώ. 

Plus – Kleurcode

Alle weerstandjes bevatten een kleurcodering. De kleurcodering is als volgt (gouden of zilveren ring RECHTS:   Ring 1: 1 e getal van de weerstand Ring 2: 2 e getal van de weerstand   Kleurenvolgorde voor ring 1 t/m 3  Ring 3: aantal nullen achter de 1 e 2 getallen Ring 4: goud of zilver  afwijking. Goud  max. 5 % afwijking, zilver  max. 10 % afwijking. 0= Zwart 5= groen Rood – groen – grijs – zilver  2500000000 Ώ 10% afwijking   1= Bruin 2= Rood 6= blauw 7= violet -----------------------------------  3= Oranje 8= grijs 890000 5 %  grijs – wit – geel - goud  4= Geel 9= wit Ezelsbruggetje: Zij Brachten Rozen Op GErits GRaf Bij Vies Grauw Weer

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

6

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3- §5 Vermogen

Het vermogen van een apparaat

Elk elektronisch apparaat heeft een bepaald vermogen. Dit vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie het apparaat per seconde verbruikt. De grootheid is Vermogen (P) met de eenheid Watt (W). Apparaten die van stroom warmte moeten maken verbruiken het meeste stroom. 

Vermogen berekenen

Het vermogen kan je berekenen met de formule:   Vermogen = spanning x stroomsterkte P = U x I o P= vermogen in Watt o o U= spanning in Volt I= stroomsterkte in Ampère 

Stroomsterkte berekenen

Als je het vermogen van het apparaat weet, die is aangesloten op het lichtnet (230 V) kan je de stroomsterkte berekenen. P = U x I I= P / U U= P / I Voorbeeld    P= 900 Watt U= 230 Volt P = U x I 𝐼 = 𝑃 𝑈 = 900 230 ≈ 3,9 Ampère 

Elektrische energie meten

Als je apparaten gebruikt kan je d.m.v. een kilowattuurmeter meten hoeveel energie ze verbruiken. Elektrische energie wordt gemeten in de eenheid Kilowattuur, afgekort kWh. Je kan het aantal kWh berekenen door het vermogen (!!in kW!!) (P= U x I) x de tijd (die het apparaat gebruikt wordt) te doen  je hebt de elektrische energie in kWh.   Energie = Vermogen x tijd E = P x T o o o E= Elektrische energie in kWh P= Vermogen in W (omrekenen naar kW, W  kW :1000) T= tijd.  1 uur = 1,0  30 uur = 0,5   15 minuten = 0,25 T= 1/60 x aant. Minuten (voorb. 1/60 x 15= 0,25) --------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

7

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3- §6 Soortelijke Weerstand

De weerstand van een draad

Elektrische energie wordt via een goede geleider getransporteerd van een spanningsbron naar een apparaat. Deze geleider ondervindt weerstand. Behalve de temperatuur (§3) ondervindt de geleider ook veel weerstand door de volgende factoren:    Lengte van de draad  hoe langer hoe groter de weerstand Doorsnede draad Het materiaal van de draad  de ene geleider heeft een grotere weerstand dan een andere geleider. 

Weerstand en lengte

De weerstand metalen draad is recht evenredig met de lengte van de draad. Dat betekent dat als de lengte 2x zo groot wordt de weerstand ook 2x zo groot. 

Weerstand en doorsnede

Het verband tussen weerstand en doorsnede is omgekeerd evenredig verband. Hoe groter de doorsnede  hoe kleiner de weerstand. Als de doorsnede een x maal zo groot wordt wordt de weerstand een x maal zo klein. 𝐴 = 𝜋⋅𝑑 2 4 

Weerstand en materiaal

Elk materiaal  eigen weerstand. Die van ijzer is bijv. 6x zo groot als een even dik en lang koper draad. De weerstand die per materiaal verschillend is wordt de soortelijke weerstand genoemd. Deze wordt aangeduid met de letter ρ (rho). Koper heeft een soortelijke weerstand van 0,017 Ώ x mm²/ m. 1m Koper draad met 1 mm² doorsnede  0,017 Ώ weerstand. Ώ x mm²/m omrekenen naar Ώ x m²/m is :1.000.000 (x 10^-6) Vb. IJzer  boek  0,017 Ώ x mm²/m  binas  17 x 10^-9 (0,0000000017)

(tot de macht min negen)

Ώ Ώ x m²/m, 0,017 :1.000.000= 0,0000000017. Let goed op welke eenheid gebruikt wordt. In de binas gebruiken ze … ^-9 x m²/m en in het boek gebruiken ze Ώ x mm²/m. 

Weerstand van een draad berekenen

De weerstand kan je berekenen met de formule:  𝑅 = o o o o 𝜌 𝑥 𝑙 𝐴 R= weerstand in Ohm ρ = soortelijke weerstand Ώ x in mm²/m l = lengte in m A= doorsnede in mm² 𝑅 = 𝑅 = 𝜌 𝑥𝐿 𝐴 0,017 𝑥 27 0,12 R= 3,825 Ώ . Voorbeeld:  Materiaal= koper  ρ = 0,017 mm²/m  l= 2700 cm = 27 m   A= 0,00012 m²  0,12 mm ² Bereken R Een koperdraad met een lengte van 27 m en een doorsnede van 0,12 mm² heeft een weerstand van 3,825 Ώ .

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

8

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3- Formule overzicht

 

Serie- & Parallelschakeling

Serieschakeling o o 𝐼 𝑇 𝑈 𝑇 = 𝐼 1    = 𝑈 1 𝑈 1 𝑈 2 𝑈 3 = 𝐼 2 + 𝑈 = 𝑈 𝑡 = 𝑈 𝑡 = 𝑈 𝑡 = 𝐼 3 = constant 2 + 𝑈 − 𝑈 2 − 𝑈 1 − 𝑈 1 3 − 𝑈 3 − 𝑈 3 − 𝑈 2  Parallelschakeling o o 𝐼 𝑇 𝑈 𝑇 = 𝐼 1    𝐼 1 𝐼 2 𝐼 3 = 𝑈 1 + 𝐼 2 = 𝐼 𝑡 = 𝐼 𝑡 = 𝐼 𝑡 + 𝐼 3 = constant − 𝐼 2 − 𝐼 1 − 𝐼 1 = 𝑈 2 − 𝐼 3 − 𝐼 3 − 𝐼 2 = 𝑈 3 = constant 

Weerstand

 Berekenen weerstand 𝑅 = 𝑈 𝐼 𝐼 = 𝑈 𝑅 U = I x R o o o R= Weerstand in Ohm U= Spanning in Volt I = stroomsterkte in Ampère  Berekenen weerstand in parallel en serie o o

Serie:

𝑅 𝑣 = 𝑅 1 + 𝑅 2 + 𝑅 3  𝑅 1 1

Parallel:

𝑅 𝑉 1 𝑅 1 = 𝑅 𝑣 = = 1 𝑅 𝑣 1 𝑅 1 − 𝑅 2 − + 1 𝑅 2 1 𝑅 2 − − 𝑅 3 𝑅 2 1 𝑅 3 + 1 𝑅 3 1 𝑅 2 = 1 𝑅 𝑣 = 𝑅 𝑣 − 1 𝑅 1 − 𝑅 1 − − 𝑅 3 𝑅 3 1 𝑅 3 1 𝑅 3 = 1 𝑅 𝑣 − 1 𝑅 1 − = 𝑅 𝑣 1 𝑅 2 − 𝑅 1 − 𝑅 2 

Vermogen 𝑃 = 𝑈 𝑥 𝐼 𝑈 =

𝑃 𝐼

𝐼 =

𝑃 𝑈 o o o P= vermogen in Watt U= Spanning in Volt I= stroomsterkte in Ampère

𝑃 =

𝑢 2 𝑅  als je I niet weet --------------------------------

𝑃 = I² × 𝑅

 als je U niet weet

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

9

-Samenvatting Natuurkunde-

-Elektrotechniek Hoofdstuk 3-

Elektrische energie 𝐸 = 𝑃 𝑥 𝑇 𝑃 =

𝐸 𝑇

𝑇 =

𝐸 P o o o E= elektrische energie in kWh P= Vermogen in kW T= tijd 1 uur= 1,0 30 min.= 0,5 (1/60 x aant. Minuten). 

Weerstand draad berekenen

o

𝑅 =

𝜌 𝑥 𝑙 𝐴

𝜌 =

𝑅𝑥𝐴 𝐿

𝐿 =

    R= weerstand in Ohm ρ = rho in mm²/m l = lengte in m A= doorsnede in mm² 𝑅𝑥𝐴 𝜌

𝐴 =

𝜌 𝑥 𝑙 𝑅 --------------------------------------------------------------------------------------------------------

Succes met leren

Binas-tabellen   Formules  Tabel 35 D1

‘Stromende elektriciteit’

Soortelijke weerstand  Tabel 8 (

9 e kolom)

 Ώ x m²/m ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nova – 3 VWO - Hoofdstuk 3 – Elektriciteit – 2-2-2014 - Wesley Vos © -

10