Vloeibaar en (niet?) brand baar/ontvlambaar afval

Download Report

Transcript Vloeibaar en (niet?) brand baar/ontvlambaar afval

stoffenregelgeving: Classificatie gevaarlijk afval
Indelingsproblemen door verschillen in regimes
Vloeibaar en (niet?) brand­
baar/ontvlambaar afval
De afvalbranche heeft te maken met verschillende regimes voor de indeling van
vloeibare afvalstoffen. Deze stoffen zijn volgens de ene regelgeving wel brandbaar en/
of ontvlambaar, en volgens de andere niet. De oplossing moet gezocht worden in een
(verdere) harmonisatie van de diverse wet- en regelgeving, met als basis het CLP.
Tekst en fotografie: Jan Goedhart
Vaten en hun monsters
voor analyse
Voor alle stoffen die op de markt worden gebracht
(behalve afvalstoffen), is het noodzakelijk dat ze worden
geregistreerd bij het Europees Agentschap voor
chemische stoffen (ECHA). In deze registratie worden
alle gevaarlijke eigenschappen aangegeven. De
producent is ook verplicht om deze gegevens te
verstrekken aan de gebruiker. Op basis van deze
gegevens kan de gebruiker aan alle verplichtingen van
de van toepassing zijnde wet- en regelgeving voldoen.
bekend. Bovendien is een afvalstof vaak geen zuivere
stof, en is het dus voor een producent of ontvanger van
de stof niet mogelijk om deze op basis van het MSDS/
veiligheidsinformatieblad te classificeren. Daarom
moeten afvalstoffen worden geanalyseerd. Maar waarop
laat je analyseren? Omdat de precieze samenstelling niet
bekend is, weet men ook niet welke analyse men moet
laten uitvoeren. En omdat afvalstoffen geen zuivere
stoffen zijn, is veel analyseapparatuur niet geschikt.
Het probleem is echter dat niet alle wet- en regelgeving
is geharmoniseerd. Het gevolg kan zijn dat stoffen
volgens verschillende wet- en regelgevingen verschillend moeten worden geclassificeerd. Een voorbeeld zijn
de (licht) ontvlambare vloeistoffen, die volgens de
verschillende regimes brandbaar, (licht) ontvlambaar en/
of niet brandbaar zijn. Hier kijken we naar de definities
en classificaties volgens CLP, ADR, BRZO en PGS 15.
Iedereen die met gevaarlijke stoffen werkt, heeft te
maken met al deze wetgevingen. Met CLP om te bepalen
hoe consumentenverpakkingen moeten worden
geëtiketteerd. Met het ADR om verpakkingen te
etiketteren als deze over de weg worden vervoerd. Met
BRZO om te bepalen of een bepaalde locatie een
BRZO-bedrijf moet worden. En met PGS om vast te
stellen hoe een opslagvoorziening moet worden
gebouwd. Met al deze verschillende regimes is het soms
lastig om te bepalen hoe te classificeren/etiketteren.
Bij afvalstoffen wordt het geheel nog complexer. Voor
afvalstoffen is geen registratie bij het ECHA noodzakelijk;
de gevaarseigenschappen zijn dus niet bij voorbaat
CLP
Gevaarlijke Lading / februari 2014 - 10
Om een goede vergelijking te kunnen maken kijken we
naar de definities van ontvlambare/brandbare stof. In de
wetgeving worden beide termen (brandbaar en ontvlambaar) gebruikt, maar hiermee wordt hetzelfde bedoeld.
De basis voor alle classificatie moet het CLP worden: de
Europese verordening 1272/2008 voor de indeling,
etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.
Categorie
Criteria
1
Vlampunt < 23 °C en beginkookpunt
≤ 35 °C
2
Vlampunt < 23 °C en beginkookpunt
> 35 °C
3
Vlampunt ≥ 23 °C en ≤ 60 °C (1)
(1) Voor de toepassing van deze verordening kunnen
gasolie, diesel en lichte stookolie met een vlampuntbereik tussen ≥ 55 °C en ≤ 75 °C tot categorie 3
worden gerekend.
Tabel 1: Criteria voor ontvlambare vloeistoffen
Deze regelgeving is immers bedoeld voor de classificatie
van gevaarlijke stoffen. De criteria voor ontvlambare
vloeistoffen in het CLP zijn in tabel 1 weergegeven.
Verpakkingsgroep
Vlampunt (gesloten cup)
Beginkookpunt
I ab
-
≤ 35 °C
II a)
< 23 °C
> 35 °C
ADR/VLG
III a)
≥ 23 °C en ≤ 60 °C
> 35 °C
Het ADR/VLG 2013 geeft de volgende definitie van
brandbare vloeistoffen (randnummer 2.2.3.1.1):
De titel van klasse 3 omvat stoffen, alsmede voorwerpen die
stoffen van deze klasse bevatten, die:
ff vloeistoffen zijn overeenkomstig onderdeel a) van de
definitie ‘vloeistof’ in 1.2.1,
ff bij 50 °C een dampdruk hebben van ten hoogste 300
kPa (3 bar) en bij 20 °C en een standaarddruk van
101,3 kPa niet volledig gasvormig zijn,
ff een vlampunt hebben van ten hoogste 60 °C (zie
2.3.3.1 voor de betreffende beproeving).
De titel van klasse 3 omvat tevens brandbare vloeistoffen en vaste stoffen in gesmolten toestand, met een
vlampunt hoger dan 60 °C, die bij een temperatuur gelijk
aan of hoger dan hun vlampunt verwarmd vervoerd of
ten vervoer aangeboden worden. Deze stoffen zijn
ingedeeld onder UN-nummer 3256.
De titel van klasse 3 omvat ook vloeibare ontplofbare
stoffen in niet explosieve toestand. Vloeibare ontplofbare stoffen in niet-explosieve toestand zijn ontplofbare
stoffen die zijn opgelost of gesuspendeerd in water of
andere vloeistoffen, zodat een homogeen vloeibaar
mengsel ontstaat, met het doel hun explosieve eigenschappen te onderdrukken. Dergelijke posities in tabel A
van hoofdstuk 3.2 zijn UN-nummers 1204, 2059, 3064,
3343, 3357 en 3379.
Opmerking 1: Stoffen met een vlampunt hoger dan 35 °C,
die geen verbranding onderhouden volgens de criteria
van het Handboek beproevingen en criteria, deel III,
subsectie 32.2.5, zijn geen stoffen van klasse 3; indien deze
stoffen echter bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan
hun vlampunt verwarmd vervoerd of ten vervoer
aangeboden worden, zijn zij wel stoffen van klasse 3.
Opmerking 2: In afwijking van 2.2.3.1.1 zijn dieselolie,
gasolie of lichte stookolie, met inbegrip van synthetisch
vervaardigde producten, met een vlampunt hoger dan
60 °C en ten hoogste 100 °C stoffen van klasse 3,
UN-nummer 1202.
In ADR 2.2.3.1.3 is een onderverdeling gemaakt in de
diverse verpakkingsgroepen (zie tabel 2).
Voor de volledigheid wordt hier ook de definitie van
vloeistof (conform ADR 1.2.1) vermeld:
Een stof die bij 50 °C een dampdruk heeft van ten
hoogste 300 kPa (3 bar), en bij 20 °C en een druk van
101,3 kPa niet volledig gasvormig is, en die
Tabel 2 Indeling van brandbare vloeistoffen in verpakkingsgroepen
a)bij een druk van 101,3 kPa een smeltpunt of beginsmeltpunt heeft van 20 °C of lager, of
b)die volgens de beproevingsmethode ASTM D 4359-90
vloeibaar is, of
c)volgens de criteria van de in 2.3.4 beschreven
be­proevingsmethode voor de bepaling van het
vloei­gedrag (penetrometermethode) niet dikvloeibaar is.
Opmerking: als vervoer in vloeibare toestand, in de zin van
de tankvoorschriften, wordt beschouwd:
ff vervoer van vloeistoffen volgens bovenstaande definitie,
of
ff vervoer van vaste stoffen die in gesmolten toestand ten
vervoer worden aangeboden.
BRZO ’99
Het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 betreft de
beheersing van de gevaren van zware ongevallen
waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. In het BRZO
’99 wordt de volgende definitie gegeven van ontvlambare stoffen (noten 10, 11 en 12):
Onder ontvlambare stoffen en preparaten wordt verstaan:
ontvlambare vloeistoffen:
stoffen en preparaten met een vlampunt van ten minste
21 °C en ten hoogste 55 °C (waarschuwingszin R10), die
blijven branden.
Onder licht ontvlambare stoffen en preparaten worden
verstaan:
1stoffen en preparaten die warm kunnen worden en
tenslotte in contact met de lucht bij de omgevingstemperatuur, zonder toevoer van energie, vlam
kunnen vatten (waarschuwingszin R17);
2stoffen en preparaten die een vlampunt hebben, dat
lager ligt dan 55 °C en die onder druk vloeibaar
blijven en die onder bepaalde procescondities, zoals
hoge druk en hoge temperatuur, gevaar voor een
zwaar ongeval kunnen veroorzaken;
3stoffen en preparaten die een vlampunt hebben dat
lager is dan 21 °C en die niet zeer licht ontvlambaar
zijn (waarschuwingszin R11, tweede streepje).
Onder zeer licht ontvlambare stoffen en preparaten
worden verstaan:
zeer licht ontvlambare gassen en vloeistoffen:
11 - februari 2014 / Gevaarlijke Lading
CLP
1 vloeibare stoffen en preparaten die een vlampunt
hebben dat lager is dan 0 °C en een kookpunt of, in geval
van een kooktraject, een eerste kookpunt, dat bij
normale druk ten hoogste 35 °C is (waarschuwingszin
R12, eerste streepje);
2 gassen die in contact met de lucht bij kamertemperatuur en normale druk ontvlambaar zijn (waarschuwingszin R12, tweede streepje), ongeacht of zij in gasvormige
toestand of in superkritische toestand verkeren, en
3 ontvlambare en licht ontvlambare vloeibare stoffen en
preparaten, die op een temperatuur worden gehouden
die hoger ligt dan hun kookpunt.
PGS 15
Als basis gebruikt PGS 15 (2012) de definities van het
ADR. Voor de bepaling van een beschermingsniveau
voegt men echter weer groepen toe:
Gevaar conform klasse
zonder bijkomend
gevaar
Omschrijving en specificatie
Grenswaarde
kg
3
Brandbare vloeistoffen met een
vlampunt tot 60 °C
400
-
Brandbare vloeistoffen met een
vlampunt tussen 60 °C en 100 °C
1000
-
Brandbare vloeistoffen met een
vlampunt groter dan 100 °C
2500
Tabel 3 Grenswaarden voor het vaststellen van een beschermingsniveau
Als de definitie van brandbare vloeistof wordt bekeken,
bestaat een brandbare vloeistof met een vlampunt
groter dan 100 ºC niet:
Brandbare vloeistof (ADR): een vloeistof die, in verpakte
vorm, conform het ADR het etiket model nr. 3 draagt.
Afgaande op deze definitie zou je zeggen dat er geen
brandbare vloeistoffen zijn met een vlampunt groter
dan 60 °C (zie tabel 3, bovenste rij), maar stookolie kan
een vlampunt hebben tussen 60 en 100 °C en toch onder
klasse 3 vallen.
Om de verschillen tussen deze vier regimes inzichtelijk te
maken, zijn zeven vloeistoffen met diverse eigenschappen met elkaar vergeleken (zie tabel 4). Hierbij is per
wetgeving aangegeven wat de classificatie moet zijn
volgens voorgaande definities.
Jan Goedhart is
sitemanager van
Van Gansewinkel
Zoals duidelijk mag zijn, brengen de verschillende
regimes verschillende indelingen met zich mee. Bij Van
Gansewinkel prevaleert meestal het ADR, omdat deze
afvalverwerker weinig te maken heeft met consumentenverpakkingen. Bij pure producten is het op basis van
het MSDS/veiligheidsinformatieblad nog goed te doen
de stoffen in te delen. Het vlampunt en kookpunt zijn
immers aangegeven op het MSDS en veelal is ook
Gevaarlijke Lading / februari 2014 - 12
Vloeistof met vlampunt
< 20 graden Celsius
Vloeistof met vlampunt
van 22 graden Celsius
Vloeistof met vlampunt
van 58 graden Celsius
Vloeistof met vlampunt
van 65 graden Celsius
Dieselolie met vlampunt
van 70 graden Celsius
Dieselolie met vlampunt
van 80 graden Celsius
Brandbare vloeistof met
vlampunt groter dan 100
graden Celsius
ADR BRZO
PGS
15
A
A
A
X1
A
A
B
X1
B
B
0
X1
0
0
0
X2
B
B
0
X2
0
B
0
X2
0
0
0
X3
A = licht ontvlambaar/brandbaar
B = ontvlambaar/brandbaar
0 = niet ontvlambaar/niet brandbaar
X1= brandbare vloeistof categorie 1 (vlampunt < 60 °C)
X2 = brandbare vloeistof categorie 2 (vlampunt 60 – 100 °C)
X3= brandbare vloeistof categorie 3 (vlampunt > 100 °C)
Tabel 4 Classificatie verschillende soorten stoffen naar vlampunt
duidelijk waarvoor de stof wordt gebruikt en dus welk
regime geldt. Betreft het een preparaat, dan wordt het al
lastiger. Betreft het afval, dan wordt het nog complexer.
De samenstelling van een afvalstof is vaak niet exact
bekend, waardoor niet bekend is of het een vloeistof
betreft of bijvoorbeeld een stookolie. Het ADR heeft
daar een oplossing voor: ADR 2.1.3.5.5 geeft aan dat als
de samenstelling van een afvalstof niet exact bekend is,
de indeling mag worden gebaseerd op de bekendheid
van de afzender met de afvalstof. In geval van twijfel
moet wel het hoogste gevarenniveau worden aangehouden. Het CLP kent een dergelijke ‘ontsnappingsroute’ niet; het zou goed zijn als die er wel zou komen.
Concluderend kan gesteld worden dat er duidelijk
behoefte is aan harmonisatie tussen de diverse wetgevingen. Het is daarbij overbodig om het onderscheid in
stand te houden tussen de brandbare vloeistoffen en
overige vloeistoffen. Een vloeistof is ontvlambaar en/of
brandbaar op basis van zijn eigenschappen, en niet op
basis van zijn naam. De basis voor de geharmoniseerde
wetgeving moet CLP worden. CLP moet wel zodanig
worden aangepast dat er geen aparte classificatie van
stookolie, diesel en gasolie meer is. En er zou een
passage à la ADR 2.1.3.5.5 opgenomen moeten worden.
De overige wetgevingen moeten hun classificaties en
terminologie daaraan aanpassen. Dergelijke trajecten
zijn internationaal al wel ingezet, en zullen hopelijk
binnen afzienbare tijd gerealiseerd worden. In nummer 5/2013 (http://bit.ly/1aWtMsx) wordt de
verschillende wet- en regelgeving die geldt voor het
transport van gevaarlijk afval beschreven.