Ondersteuningsplan SAMENWERKINGSVERBAND RIVIERENLAND

Download Report

Transcript Ondersteuningsplan SAMENWERKINGSVERBAND RIVIERENLAND

Ondersteuningsplan
Samenwerkingsverband
Rivierenland
Regio VO 2508
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs
van Samenwerkingsverband Rivierenland
Regio 25-08
Looptijd: 1 augustus 2014 tot en met 31 juli 2018
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
1
‘Wij stellen vast dat er in de afgelopen jaar veel bereikt is ten
aanzien van de ondersteuning van leerlingen.
Op alle scholen is een ondersteuningsstructuur ontwikkeld en
worden leerlingen op een adequate wijze ondersteund. Met
ongeveer 90% van de jongeren gaat het gelukkig goed en zij
profiteren van het onderwijs.
Zorgen zijn er over een groep van ongeveer 10% van de
jongeren, waarbij de ondersteuningsvragen complex en
omvangrijk zijn. Voor deze leerlingen is de inzet van extra
ondersteuning en expertise gewenst om te zorgen voor een
passende plaats in het onderwijs. In dit ondersteuningsplan
informeren wij u over de werkwijze om dat te realiseren.’
(Bestuur Samenwerkingsverband Rivierenland, januari 2014).
vormgeving: gaertner grafisch werk, tiel
www.gaertner-grafischwerk.nl
Inhoudsopgave
Voorwoord................................................................................................................................................ 5
Samenvatting............................................................................................................................................ 7
Hoofdstuk 1
Uitgangspunten, visie, doelstellingen en ambitie................................................................................... 11
Hoofdstuk 2
De organisatie van het SWV Rivierenland.............................................................................................. 17
Hoofdstuk 3
Regio in beeld......................................................................................................................................... 23
Hoofdstuk 4
Basisondersteuning en de schoolondersteuningsprofielen op de scholen............................................ 29
Hoofdstuk 5
Toeleiding naar extra ondersteuning....................................................................................................... 39
Hoofdstuk 6
Huidige en nieuwe positie Leerwegondersteunend onderwijs en Praktijkonderwijs............................. 49
Hoofdstuk 7
Bovenschoolse voorzieningen................................................................................................................ 51
Hoofdstuk 8
Ouders en passend onderwijs................................................................................................................ 55
Hoofdstuk 9
Relatie met gemeenten en instellingen voor jeugdhulp......................................................................... 63
Hoofdstuk 10
Communicatie........................................................................................................................................ 65
Hoofdstuk 11
Kwaliteitszorg......................................................................................................................................... 67
Hoofdstuk 12
Financiën ............................................................................................................................................... 70
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
3
Voorwoord
Voor u ligt het Ondersteuningsplan Passend Onderwijs van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Rivierenland (voortaan: SWV Rivierenland). Dit ondersteuningsplan kent een looptijd van vier
schooljaren en heeft een geldigheidsduur die loopt van 1 augustus 2014 tot en met 31 juli 2018. Separaat van dit ondersteuningsplan wordt de begroting van het samenwerkingsverband aangeboden.
Hoofddoel van dit ondersteuningsplan is om samen met alle scholen voor voortgezet onderwijs en
voortgezet speciaal onderwijs ervoor zorg te dragen dat alle leerlingen uit de regio passend onderwijs
ontvangen. Om dat te realiseren is de steun nodig van partners zoals de instellingen voor jeugdhulp en
de gemeenten.
Al een groot aantal jaren wordt in het SWV Rivierenland gewerkt aan het realiseren van passend onderwijs en dientengevolge is de ondersteuningsstructuur in die periode versterkt. We verwachten dat er
na 1 augustus 2014 een verdieping en verbreding van de werkzaamheden plaatsvindt. Dat is mogelijk
dankzij:
•de invoering van de zorgplicht;
•de versterking van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de schoolbesturen voor de schoolloopbaan van de leerling;
•de intensivering van de samenwerking met het voortgezet speciaal onderwijs;
•de intensivering van de samenwerking met de instellingen voor jeugdhulp1.
Op 1 augustus 2014 wordt ook een nieuw financieringsstelsel voor passend onderwijs ingevoerd. Dat
stelsel geeft aan een samenwerkingsverband meer mogelijkheden om een regionaal beleid, ook in financiële zin, te ontwikkelen. Tegelijkertijd dwingt het de samenwerkingsverbanden de leerlingstromen
zeer nauwkeurig te volgen en te monitoren en die gegevens te gebruiken voor de verdere beleidsontwikkeling.
Bij de totstandkoming van dit ondersteuningsplan is vooral het werkprincipe ‘van onderop’ toegepast.
Vertegenwoordigers van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs hebben in
werkgroepen, overleggen of op een andere wijze bijgedragen aan de samenstelling van dit ondersteuningsplan. Die inhoudelijke betrokkenheid wordt bijzonder gewaardeerd en geeft aan dat er draagvlak is
voor de ambities en doelstellingen van dit samenwerkingsverband.
In de afgelopen periode is ook aandacht besteed aan de verbinding tussen het onderwijs en de instellingen voor jeugdhulp. De gemeenten werken hard aan de inrichting van een nieuw zorgstelsel. Zij doen
dat in het kader van de invoering van het nieuwe stelsel voor de jeugdhulp en de transitie van de jeugdhulp. Beide ontwikkelingen zetten leerlingen en hun ouders2 centraal en moeten elkaar ondersteunen
en versterken.
Het samenwerkingsverband participeert in meerdere overleggen om de totale ondersteuning voor de
jeugd in haar werkgebied in samenhang te organiseren. Deze thema’s zijn ook onderdeel van het op
overeenstemmingsgericht overleg met de gemeenten, de partners van het primair onderwijs, de instellingen voor cluster 1 en 2 en het middelbaar beroepsonderwijs.
1
2
We kiezen in dit plan, o.a. in verband met de leesbaarheid, voor de algemene term jeugdhulp. We sluiten hierbij aan bij notities
van het rijk over de transitie van de jeugdzorg en de concepttest voor nieuwe wetgeving, waarin sprake is van de algemene
aanduiding van jeugdhulp.
Overal waar u in dit plan ‘ouders’ leest gelieve u te lezen ‘ouders – verzorgers’. In verband met de leesbaarheid kiezen wij voor
de aanduiding ‘ouders’.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
5
Het overleg van het SWV Rivierenland en de gemeenten heeft plaatsgevonden op 16 januari 2014.
Op 13 maart hebben de gemeenten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Neder-Betuwe, Neerijnen en Tiel
schriftelijk ingestemd met het ondersteuningsplan als afronding van het op overeenstemmingsgericht
overleg.
Het ondersteuningsplan is ter instemming op 28 januari 2014 voorgelegd aan de ondersteuningsplanraad
van het samenwerkingsverband. Deze raad heeft op 11 februari haar instemming verleend aan het plan
waarna het plan door het bestuur van het samenwerkingsverband op 28 februari definitief is vastgesteld.
Op 1 mei 2014 is het vastgestelde plan aangeboden aan de onderwijsinspectie.
Het voorliggende, uitgebreide ondersteuningsplan beschrijft wat onze regio doet en nog wil doen om
passend onderwijs te optimaliseren. Het ondersteuningsplan is uiteraard een verantwoording van onze
inzet naar zowel intern als extern betrokkenen, en is zo geschreven dat het ook als leidraad voor de
komende periode gebruikt kan worden.
Het moet voor iedereen duidelijk zijn hoe we in onze regio passend onderwijs organiseren en wie daarbij
betrokken zijn. Communicatie is daarom essentieel voor het realiseren van onze doelstellingen. Voor alle
betrokkenen bij het samenwerkingsverband is het daarom van belang dat zij goed geïnformeerd zijn over
de plannen, de inrichting en de werkwijze van passend onderwijs. Daartoe wordt een handzame notitie
samengesteld die dat kernachtig kan weergeven.
Bij deze wens ik alle betrokkenen bij de uitvoering van dit ondersteuningsplan veel succes en veel
wijsheid toe en verwacht dat alle werkzaamheden zullen leiden tot een kwaliteitsverbetering van het
onderwijs op onze scholen en van de schoolloopbaan van onze leerlingen.
Geldermalsen 14 februari 2014,
Drs. A. García Asensio,
Directeur van het Samenwerkingsverband Rivierenland
6
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Samenvatting
Bij de samenstelling van dit ondersteuningsplan is vertrokken vanuit artikel 17 van de wet passend
onderwijs (november 2012) en het Referentiekader Passend Onderwijs (januari 2013). Voor wat betreft
de indeling van de hoofdstukken is gebruik gemaakt van de Handreiking voor het Ondersteuningsplan
(zomer 2013) van de Vereniging Platform Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs.
Met de invoering van de wet passend onderwijs gaan ook de nieuwe samenwerkingsverbanden passend
onderwijs opereren; tegelijkertijd wordt ook een aantal nieuwe regels betreffende de ondersteuning aan
leerlingen ingevoerd. Dat heeft tot gevolg dat in dit eerste ondersteuningsplan ook veel informatie opgenomen is over al die nieuwe aspecten. Daarmee krijgt het ook een informerende functie over passend
onderwijs en is het dus meer dan uitsluitend een planningsdocument.
Vandaar dat deze samenvatting is toegevoegd. Deze geeft in hoofdlijnen een overzicht van de hoofdstukken van dit ondersteuningsplan. Deze samenvatting krijgt dan tevens de functie van leeswijzer.
In hoofdstuk 1 staat de visie centraal van het SWV Rivierenland. Daarin wordt het belang van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de samenwerkende besturen en scholen benadrukt om te komen
tot een passende plaats voor alle leerlingen in het onderwijs. Erkend wordt dat het onderwijs het niet
alleen kan en de steun nodig heeft van instellingen voor jeugdhulp en de gemeenten. Als het gaat om
ondersteuning dan gaat de voorkeur nadrukkelijk uit naar zo tijdig en licht mogelijk en zo dicht mogelijk
bij de leerling. Verder zijn continuïteit, kwaliteit, resultaatgericht werken en verbinding belangrijke sleutelbegrippen.
Samenwerking moet georganiseerd worden. In hoofdstuk 2 wordt geschetst op welke wijze het SWV
Rivierenland dat gaat doen. Gekozen wordt voor een zo licht mogelijke vorm van organisatie met korte
lijnen en directe contacten. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het bestuur van het SWV Rivierenland is samengesteld, hoe zij samenwerken, besluiten nemen en de kwaliteit bewaken. Voor de uitvoering van de werkzaamheden wordt een beroep gedaan op de directeur.
Om een sterker beeld te krijgen van de regio wordt in hoofdstuk 3 een overzicht gegeven van de belangrijkste kwantitatieve gegevens. In het bijzonder zoomen we daarbij in op de kengetallen die verzameld
zijn over leerlingen met ondersteuningsvragen. We stellen vast dat er een relatief grote groep leerlingen
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
7
is die een ondersteuningsbehoefte heeft en behoefte aan aanvullende en extra ondersteuning. Het
hoofdstuk geeft ook aan dat een relatief grote groep leerlingen buiten de regio naar het voortgezet speciaal onderwijs gaat. Vastgesteld wordt dat verder analyse en onderzoek nodig is van de leerlingstromen
en de deelname aan onderwijs en voorzieningen.
Een van de kernvragen bij passend onderwijs is de vraag naar de kwaliteit van de basisondersteuning.
Wat kan iedere school bieden in haar aanbod en waar moeten we een grens stellen? In de afgelopen
twee jaar is met het AVS in het kader van het project ‘Leerling bij de les’ hier hard aan gewerkt. Het
heeft zicht gegeven op huidige kwaliteiten en competenties. Ook heeft het de scholen zicht gegeven
op ieders mogelijkheden. De scholen hebben dat vastgelegd in de wettelijk verplichte schoolondersteuningsprofielen. Maar er is meer en het gaat ook om de vraag of we alle leerlingen ook daadwerkelijk
kunnen opvangen. Vastgesteld wordt dat het (nog) niet lukt om voor alle leerlingen een volwaardig en
dekkend aanbod aan voorzieningen te bieden.
In hoofdstuk 4 is daarom veel aandacht verder aan professionalisering, het monitoren van leerlingstromen en de continuïteit van het onderwijsaanbod.
Wanneer de basisondersteuning niet voldoende is moet een beroep gedaan worden op de extra ondersteuning. Die vorm van ondersteuning staat centraal in hoofdstuk 5. Uitgebreid wordt ingegaan op de
wijze van toeleiding naar de toelaatbaarheidscommissies. De wet passend onderwijs bepaalt dat voor
leerlingen die gebruik maken van extra ondersteuning er een ontwikkelingsperspectief moet zijn. Hierin
wordt beschreven wat het uitstroomniveau is en welke ondersteuning wordt geboden. Wanneer het
werken met een ontwikkelingsperspectief niet voldoende blijkt te zijn kan een beroep gedaan worden op
het voortgezet speciaal onderwijs. Voor deelname daaraan is een toelaatbaarheidsverklaring noodzakelijk.
Voor alles geldt dat een intensieve vorm van samenwerking met ouders gewenst en noodzakelijk is. Ook
wordt aangegeven welke wegen er bewandeld moeten worden wanneer er sprake is van een conflict
tussen ouders en school.
In hoofdstuk 6 wordt aandacht gegeven aan de positie van leerwegondersteunend onderwijs (voortaan: lwoo) en praktijkonderwijs (voortaan: pro). Met deze twee vormen van onderwijs worden binnen
de regio al veel leerlingen met ondersteuningsbehoefte opgevangen. Er zijn plannen om deze vormen
van onderwijs meer en meer te integreren in het beleid van passend onderwijs en de taakstelling van
de Regionale Verwijzingscommissie (RVC) over te dragen aan het samenwerkingsverband. Het is van
belang om kennis te nemen van deze ontwikkelingen en tegelijkertijd ook te werken aan een versterking
van het profiel van het lwoo en het pro in de regio.
In de regio van het SWV Rivierenland functioneert ook een bovenschoolse voorziening. In hoofdstuk 7
wordt een beschrijving gegeven van toeleiding en werkwijze van de voorziening. Recent is de aanpak
ingrijpend gewijzigd en is het ook gelukt de relatie met de school waar de leerling staat ingeschreven
te versterken.
De belangrijkste partners voor het onderwijs zijn de ouders. In hoofdstuk 8 staat de positie van ouders
centraal. In de wet- en regelgeving zijn veel procedures opgenomen in verband met de communicatie
met ouders. Ook kennen we al een aantal commissies voor arbitrage en geschil.
De scholen van het SWV Rivierenland willen alle energie steken in een goede dialoog en communicatie
tussen ouders en school. Met wederzijds respect voor ieders standpunt en een grote betrokkenheid bij
de schoolloopbaan van de leerling moet het lukken om binnenschools te komen tot goede oplossingen.
Al een aantal malen is benadrukt dat we het ‘niet alleen kunnen’. In een aantal gevallen is de problematiek van jongeren zo complex dat samenwerking met instellingen voor jeugdhulp en de gemeenten
gewenst is. In hoofdstuk 9 wordt een beschrijving gegeven van de visie op integrale samenwerking met
die partners.
Een en ander loopt uiteraard parallel met de transitie van de jeugdzorg. Het voordeel van een goede
samenwerking met deze partners is uiteraard ook dat de kwaliteit van ondersteuning en het aanbod aan
voorzieningen alleen maar wordt vergroot en dat de afstemming wordt verbeterd.
8
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Duidelijk is dat het SWV Rivierenland in de toekomst te maken krijgt met een groot aantal verschillende
partners. Vandaar dat in hoofdstuk 10 wordt ingegaan op het belang van communicatie. Dit hoofdstuk
zal de basis vormen om te komen tot een uitgebreid communicatieplan.
In het voorlaatste hoofdstuk 11 wordt het belang van kwaliteitszorg benadrukt. Bij de beschrijving hiervan wordt nauw aangesloten bij het toezichtskader van de inspectie van het onderwijs. Het SWV Rivierenland kiest daarnaast ook voor een uitgebreid monitoringsysteem om de leerlingstromen te volgen
en op basis daarvan conclusies te formuleren. Ook is het gericht op het vaststellen van resultaten van
de basis- en de extra ondersteuning. ‘Via dialoog en goede communicatie met belanghebbenden zorgt
het samenwerkingsverband voor horizontale verantwoording aan ouders, leerlingen en scholen. Dit alles
met als doel een optimale implementatie van alle facetten van passend onderwijs’.
Hoofdstuk 12 gaat tot slot in op de financiën van het SWV Rivierenland. Ook in dit kader hebben we te
maken met veel wet- en regelgeving. In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten beschreven die ten
grondslag liggen aan de begroting.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
9
10
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 1
Uitgangspunten, visie, doelstellingen en ambitie
1.1Inleiding
In dit eerste hoofdstuk van het ondersteuningsplan geven wij een schets van de uitgangspunten, de
visie, de doelstellingen en de ambitie van het samenwerkingsverband. De inhoud van dit hoofdstuk
komt natuurlijk niet uit de lucht vallen en in de afgelopen jaren is er veel gesproken en geschreven over
de koers van het nieuwe samenwerkingsverband. Uiteraard komen we met de invoering van de wet
passend onderwijs per 1 augustus 2014 te staan voor nieuwe opgaven en taakstellingen.
In ieder geval krijgt de samenwerking tussen het voortgezet onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs een wettelijke basis en wordt ook aan de samenwerking tussen het onderwijs en de gemeenten en
instellingen voor jeugdhulp een wettelijke basis gegeven. Dit samenwerkingsverband ziet dit als winst
voor de toekomst omdat er op deze manier een bundeling plaats vindt van expertise die bijdraagt aan het
hoofddoel van alle partners: een passende plaats voor iedere leerling in het onderwijs.
1.2
De Wet Passend Onderwijs
In artikel 17a, lid 2 wordt de volgende doelstelling voor het werk in een samenwerkingsverband omschreven: het samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken
ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen.
Voor alle leerlingen
Deze doelstelling betekent in feite dat van passend onderwijs alle leerlingen van een school gaan profiteren. Ten aanzien van leerlingen die extra ondersteuning behoeven wordt een verbijzondering gemaakt.
Ook is het van belang dat in de doelformulering de overheid de samenhang tussen voorzieningen onderstreept en dat zij spreekt over voorzieningen zowel binnen als tussen de scholen. Voor de leerlingen
moet er sprake zijn van een ononderbroken ontwikkelingsproces.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
11
Dat wil zeggen dat de samenwerking tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs en voortgezet
onderwijs en vooral het middelbaar beroepsonderwijs geïntensiveerd moet worden.
Zorgplicht
Nauw in aansluiting op deze doelstelling geldt dat vanaf 1 augustus 2014 de besturen ook verantwoordelijk zijn voor de invoering van de zorgplicht. Deze verplichting houdt in dat de verantwoordelijkheid
voor de schoolloopbaan van de jongeren geen vrijblijvende aangelegenheid meer is. Zowel bij de aanvang van de schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs als tijdens het verloop ervan moet een school,
wanneer zij de ondersteuning voor een leerling niet meer kan verlenen, dat onderbouwen en ouders
aangeven welke school beter in staat is het onderwijs en de ondersteuning te verlenen.
Dekkend netwerk
Verder gaat de wetgever ervan uit dat de kracht van de samenwerking tussen de scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs wordt versterkt en dat er zorg gedragen wordt voor
een dekkend netwerk zodat alle leerlingen passend onderwijs kunnen ontvangen. Beseft wordt dat
het onderwijs deze doelstellingen niet zelf kan waar maken. Samenwerking met gemeenten en instellingen voor jeugdhulp zijn daarbij van essentieel belang. Om de afstemming tussen het onderwijs,
de gemeente(n) en de jeugdhulp te verbeteren is een verplicht op overeenstemming gericht overleg
(OOGO) in de wet opgenomen.
Positie van ouders
In het verlengde van de wet passend onderwijs geldt ook dat de scholen de zorgplicht moeten gaan
invoeren. In de memorie van toelichting op de wet passend onderwijs wordt de volgende omschrijving
van zorgplicht gegeven: De invoering van passend onderwijs betekent dat wanneer ouders hun kind dat
extra ondersteuning behoeft op een bepaalde school aanmelden, deze school de taak heeft dit kind een
zo goed mogelijke plek in het onderwijs te bieden. Als de school zelf geen passend onderwijs kan bieden, heeft de school de verantwoordelijkheid om een zo goed mogelijke plek op een andere school aan
te bieden. Ouders hoeven op deze manier niet zelf alle scholen af om een plek voor hun kind te vinden.
De leraar
Door de invoering van passend onderwijs wordt een sterk beroep gedaan op de school en de leraar. Het
doel is en blijft dat dankzij passend onderwijs het aantal jongeren met ondersteuningsvragen meer en
meer in het regulier onderwijs opgevangen wordt. Voor de school en de leraar betekent dit dat er een
groter beroep gedaan wordt op didactische kwaliteiten als omgaan met verschillen, gedifferentieerd
werken en klassenmanagement. In dit ondersteuningsplan worden concrete voorstellen gedaan om
door middel van een professionaliseringsprogramma leraren te ondersteunen.
1.3Missie Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Voortgezet Onderwijs
Rivierenland
Het nieuwe samenwerkingsverband passend onderwijs ontwikkelt zich volgens een organisch groeimodel. Gaandeweg, parallel aan maatschappelijke ontwikkelingen en de ontwikkelingen in het voortgezet en
het voortgezet speciaal onderwijs, krijgt de regionale ondersteuningsstructuur inhoud en vorm in samenhang met de zorgsystemen van de afzonderlijke scholen.
Een van de kernpunten in de wetgeving is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de scholen, die bij
het samenwerkingsverband zijn aangesloten, voor de opvang van alle leerlingen in de regio. Gezamenlijk
willen wij toewerken naar een dekkende zorgstructuur. Centraal hierin staan de leerlingen, het streven
naar passend onderwijs en ondersteuning op maat. Dit vergt op de afzonderlijke scholen een adequaat
ondersteuningssysteem en de vergroting van de handelingsbekwaamheid van leraren en overige functionarissen. Parallel hieraan dient gewerkt te worden aan een regionale ondersteuningsstructuur waarin
voortijdig schoolverlaten wordt bestreden en waarbij sprake is van een continuüm van zorg.
Een bijzondere plaats wordt gegeven aan de ouders van leerlingen. In het belang van de schoolloopbaan
van de leerling is een goede communicatie met ouders een belangrijke voorwaarde. Ook in verband met
de invoering van de zorgplicht moeten ouders zo open en transparant mogelijk geïnformeerd worden
12
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Zwaar
Midden
arrangement
Arrangement met toelatingsverklaring SWV (VSO)
Maatwerk in samenwerking met VO, VSO en SWV
Licht arrangement i.s.m. SWV
School op eigen kracht bijv. scholing vanuit SWV
Regulier onderwijsaanbod
Figuur 1: Piramide ondersteuningstructuur SWV Rivierenland
over de mogelijkheden van de scholen. Van de kant van de ouders wordt verwacht dat zij de school volledig informeren over de achtergronden en de schoolloopbaan van de leerling.
Beseft wordt dat voor het goed functioneren van de ondersteuningsstructuur een goede samenwerking
met de gemeenten en de instellingen voor jeugdhulp onontbeerlijk is. Vooral voor het realiseren van een
integrale aanpak is de expertise van die instellingen bijzonder gewenst.
Kernachtig omschreven staat het SWV Rivierenland voor de volgende missie.
Hulp zo tijdig mogelijk
In een zo licht mogelijke vorm
Zo dicht mogelijk bij de leerling
Op de meest adequate wijze en
Door de meest aangewezen persoon of instelling.
Het bovenstaande leidt tot de volgende visie van het SWV Rivierenland:
“Wij zijn een open en slagvaardig samenwerkingsverband. Wij werken vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Wij zetten expertise en deskundigheid in en werken aan de versterking en verdieping
daarvan. Hiermee bieden wij alle leerlingen uit de regio die ons toevertrouwd zijn, perspectief op volledige ontplooiing van hun talenten.”
Het SWV Rivierenland kiest voor een versterking van de capaciteit van scholen om leerlingen met ondersteuningsbehoeften op te vangen. Daarbij wordt aangesloten bij de huidige ontwikkelingen binnen de
scholen zelf. Iedere school heeft in de afgelopen jaren hard gewerkt aan de versterking van de ondersteuningsstructuur en maatwerk te leveren aan leerlingen en ouders. Dat proces wil SWV Rivierenland
bevorderen en stimuleren. Daarom kiest zij voor een schooleigen ontwikkeling die een brede ondersteuning aan alle leerlingen garandeert. SWV Rivierenland kiest dus niet voor een verregaande specialisatie
van scholen op basis van ondersteuningsvragen van leerlingen.
Het SWV Rivierenland benadrukt het grote belang van samenwerking tussen het voortgezet onderwijs,
het voortgezet speciaal onderwijs, het speciaal onderwijs en het primair onderwijs. Zij vindt dat dit een
expliciet onderdeel moet zijn van de paragraaf over de visie. We beseffen dat de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs op 12-jarige leeftijd voor een aantal leerlingen cruciaal is en dat alles
gedaan moet worden om deze overgang goed te laten verlopen.
Mede op basis van de visie van het SWV Rivierenland komen we hier tot het volgende uitgangspunt voor
passend onderwijs: Zo thuisnabij mogelijk, zo licht mogelijk, zo snel mogelijk en van goede kwaliteit.
In de ondersteuningsstructuur gaan we na wat er allemaal nodig is van de scholen en van het SWV
Rivierenland om dat te realiseren. Het volgende model geeft zicht op de opbouw en structuur van de
ondersteuningsstructuur.
Bovenstaande piramide geeft de gelaagdheid aan van de ondersteuning binnen de scholen van het
SWV Rivierenland. Daarin wordt een sterk accent gelegd op het reguliere onderwijsaanbod in de basis-
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
13
ondersteuning. Het is de bedoeling dat daarin het merendeel van ondersteuningsvragen van leerlingen
worden beantwoord. De hiervoor geschetste basisvoorwaarden ten aanzien van de competenties van
leraren moeten de garantie geven dat veel leerlingen gebruik gaan maken van licht-curatieve interventies en van preventieve activiteiten.
In de hoofdstukken 4 tot en met 7 gaan wij dieper op de materie in.
1.4
We gaan voor kwaliteit
De deelname aan een samenwerkingsverband is geen vrijblijvende aangelegenheid. Meer nog dan ooit
te voren moeten besturen en scholen zich realiseren dat er nogal wat consequenties verbonden zijn
aan de onderlinge samenwerking. Die verbondenheid vindt zowel een basis in de financiering van het
samenwerkingsverband als in de inhoudelijke ontwikkeling. Het besef moet groeien dat beslissingen van
de ene school over de schoolloopbaan van leerlingen gevolgen hebben voor de overige scholen. Een
sterke groei van het aantal leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs en in de toekomst ook in het
leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs heeft gevolgen voor de financiën van alle scholen.
Op inhoudelijk niveau zijn scholen met elkaar verbonden door de afspraken over de basisondersteuning
en de vastlegging daarvan in het schoolondersteuningsprofiel. Dat wil zeggen dat in principe voor alle
leerlingen die zijn ingeschreven op de school geldt, dat de school de verantwoordelijkheid heeft deze
leerlingen toe te leiden naar de eindstreep. Wanneer tijdens de loopbaan van de leerling er ondersteuningsvragen komen heeft iedere school de verplichting daar, conform de afspraken in het samenwerkingsverband, naar te handelen.
Indien blijkt dat de ondersteuningsvraag van de leerling te complex is en de mogelijkheden van de
school overstijgt dan wordt gehandeld conform het principe van de zorgplicht en wordt op zoek gegaan
naar een adequate oplossing. Tijdens het gehele traject kan de school rekenen op de nodige ondersteuning die door of via het samenwerkingsverband kan worden aangereikt.
Het is de ambitie van het SWV Rivierenland dat de ondersteuningsmogelijkheden in het regulier voortgezet onderwijs worden uitgebreid en dat meer leerlingen thuisnabij onderwijs krijgen. Om dit te kunnen realiseren moeten we verder werken aan het versterken van de basisondersteuning en moeten er
speciale arrangementen3 worden ingericht.
Het SWV Rivierenland hoopt met extra ondersteuning, middelen en expertise van het voortgezet speciaal onderwijs en de instellingen voor jeugdhulp, meer leerlingen met een ondersteuningsbehoefte
passend onderwijs in de reguliere locaties te kunnen bieden.
In hoofdstuk 4 (Basisondersteuning en de schoolondersteuningsprofielen op de scholen) en hoofdstuk
5 (Toeleiding naar extra ondersteuning) wordt concreter ingegaan op de huidige werkwijze en op de
ambities van het samenwerkingsverband.
Tegelijkertijd willen de samenwerkende besturen de kwaliteit van alle werkzaamheden voor de leerlingen in het gebied bewaken en bevorderen. Doelgericht en resultaatgericht werken zijn daarbij
belangrijke sleutelwoorden. Tegelijkertijd biedt de netwerkstructuur van voortgezet onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en instellingen voor jeugdhulp alleen maar kansen voor een bundeling van
expertise en ervaring.
1.5Samenwerken en verbinding als de kracht van het samenwerkingsverband
Voor de besturen is het een opgave om vorm te geven aan de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid
voor de schoolloopbaan van de leerling en daarmee aan de zorgplicht. Gezien de inrichting van de wet-
3
14
Het begrip arrangementen wordt op diverse manieren gebruikt. We spreken van een onderwijsarrangement wanneer er binnenschools specifieke en aanvullende maatregelen worden genomen. We spreken van een onderwijs-zorgarrangement, wanneer er
bij de uitvoering van het arrangement structurele afspraken zijn gemaakt tussen het onderwijs en een instelling voor jeugdhulp.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
en regelgeving ontstaat er een bijzondere relatie tussen het samenwerkingsverband en de scholen voor
voortgezet speciaal onderwijs, leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs. Immers wanneer
er sprake is van een groei van het aantal leerlingen boven vastgestelde normaantallen heeft dit tegelijk
financiële consequenties voor de samenwerkende schoolbesturen. Werken aan de kwaliteit van de
basisondersteuning, het zo vroeg mogelijk onderkennen van problemen en het goed monitoren van de
leerlingstromen zijn instrumenten die in de komende jaren toegepast moeten worden.
Een belangrijk kenmerk van de samenwerking met instellingen voor jeugdhulp is een integrale en interdisciplinaire benadering, waarbij rekening wordt gehouden met ieders verantwoordelijkheid. Meer nog
dan voorheen zijn we daarbij gericht op een gerichte inzet van expertise, vergroten van kwaliteit en op
het bereiken van resultaten.
Met de besturen en scholen voor cluster 1 en 2 zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de expertise van die scholen na 1 augustus 2014 ingezet wordt in de vorm van een concreet ondersteuningsaanbod aan de scholen. Ook voor de leerlingen met een rugzak voor die clusters geldt, dat deze wordt
afgeschaft. De scholen voor cluster 1 en 2 krijgen vervolgens de taak om een ondersteuningsaanbod
te ontwikkelen passend bij de onderwijsbehoefte van de school. De afspraken worden gemaakt tussen
het samenwerkingsverband en instellingen van de beide clusters. De uitvoering zal plaats vinden op de
te onderscheiden scholen.
De afgelopen jaren is al veel ervaring opgedaan met de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp
in verband met de versterking van de zorgstructuur en de begeleiding van jeugdigen. In het kader van
die zorgstructuur kennen we allerlei momenten van overleg (zorgteams, zorg- en adviesteams) en
afspraken.
De ervaringen in de afgelopen jaren hebben geleerd dat een uitgesproken visie en ambitie fundamenteel is om tot resultaatgerichte samenwerking te komen. Onderdeel van die visie is dat een bundeling
van expertise noodzakelijk is omdat we het niet meer alleen kunnen. In de overlegstructuren van
onderwijs en jeugdhulp in onze regio worden problemen van jeugdigen gezien die vaak zo complex
en ingewikkeld zijn dat een meervoudige en integrale benadering noodzakelijk is. Daarnaast is het
voor het onderwijs door de specialisatie en differentiatie binnen jeugdhulp en de daaraan gekoppelde
functionarissen steeds moeilijker geworden om door de bomen het bos nog te zien.
1.6Kernthema’s
Samenvattend formuleren wij voor SWV Rivierenland de volgende kernthema’s:
•verbinden van scholen op basis van wederzijds vertrouwen;
•versterking van de basisondersteuning van de scholen;
•dekkende ondersteuningsstructuur realiseren en de bestuurlijke afspraken over de zorgplicht maken;
•wij zijn niet top-down, maar gaan voor een breed draagvlak en ruime betrokkenheid;
•wij streven naar een brede ondersteuning voor alle leerlingen en wijzen een specialisatie van de
scholen vooralsnog af;
•wij willen graag investeren in de professionaliteit van onze medewerkers;
•intensieve samenwerking met vso en gerichte inzet van expertise;
•doorlopende leer- en ondersteuningslijnen van primair naar het voortgezet onderwijs;
•gezamenlijke verantwoordelijkheid voor leerlingstromen;
•ieder kind een passende onderwijsplaats en waar mogelijk thuisnabij;
•alle leerlingen naar school en geen thuiszitters;
•samenwerking met samenwerkingsverband primair onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in
verband met continuïteit en doorgaande lijnen;
•samenwerken met besturen en scholen cluster 1 en 2 om een juiste afstemming te verkrijgen tussen het ondersteuningsaanbod van die instellingen en het samenwerkingsverband;
•samenwerking met partners als gemeenten en instellingen voor jeugdhulp;
•het samenwerkingsverband ondersteunt, stimuleert, helpt en faciliteert.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
15
16
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 2
De organisatie van het SWV Rivierenland
2.1Inleiding
In dit hoofdstuk geven wij een schets van de organisatie van het SWV Rivierenland. Ingegaan wordt op
de rechtsvorm van het samenwerkingsverband, de deelnemende bevoegde gezagen en scholen en de
werkwijze die wordt gevolgd4.
2.2
Visie op de organisatie
Het accent binnen het SWV Rivierenland wordt gelegd op een zich ontwikkelende netwerkstructuur.
Onderlinge verbondenheid, samenwerking en afstemming zijn belangrijke sleutelbegrippen in dit
samenwerkingsverband. Vandaar dat het samenwerkingsverband een voorstander is van korte lijnen
en directe contacten. Beseft wordt dat de komende jaren nog veel in ontwikkeling is en dat een aantal
zaken nog verder ingericht moet worden. Maar ook wordt beseft dat er voldoende garanties zijn dat de
basis van samenwerken en communicatie goed is.
In de zomer van 2013 passeerde de statutenwijziging van de stichting bij de notaris. Daarmee wordt
de stichtingsvorm van het nieuwe samenwerkingsverband passend onderwijs bekrachtigd. Belangrijk
argument is verder dat er zorg gedragen diende te worden voor de continuïteit van personeel en de daaraan verbonden verantwoordelijkheden. Het nieuwe samenwerkingsverband gaat verder onder de naam
Samenwerkingsverband Rivierenland.
Het bestuur benoemt een directeur die leiding geeft aan de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband, die belast is met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van
het samenwerkingsverband en die bevoegd is alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten.
4
In dit hoofdstuk is de tekst van de statutenwijziging gebruikt in de vorm van een samenvatting. Dat betekent dat aan de tekst in
dit hoofdstuk geen juridische consequenties verbonden mogen worden.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
17
De directeur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en verantwoordelijk is voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid.
Het bestuur oefent zijn taken uit op basis van een toeziend bestuursconcept en fungeert als intern toezichthouder. In dat kader ziet het bestuur toe op de uitvoering van de taken en de uitoefening van de
bevoegdheden welke door het bestuur aan de directeur zijn gemandateerd en staat zij de directeur met
raad terzijde. Het bestuur stelt voor de directeur een managementstatuut vast.
2.3
Doelstellingen conform stichtingsakte
In de stichtingsakte worden in aansluiting op de Wet passend onderwijs de volgende doelstellingen
geformuleerd:
a.het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 17a
lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b.het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen
alle scholen;
c.het realiseren dat zoveel mogelijk van de in voormelde regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
d.een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in voormelde regio woonachtige
leerlingen die extra ondersteuning behoeven.
2.4
Werkwijze conform stichtingsakte
Hieronder wordt aangegeven hoe het samenwerkingsverband het voornoemde doel wenst te bereiken
en wel door:
a.de gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b.het vaststellen van een ondersteuningsplan en (financieel) jaarverslag;
c.het beoordelen van de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d.het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag
van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e.het in standhouden van een permanente commissie leerlingenzorg;
f.andere middelen die aan het doel van de stichting dienstbaar kunnen zijn.
2.5Deelnemende bevoegde gezagen en scholen
Aangesloten kunnen slechts zijn het bevoegd gezag van de scholen die in de regio gevestigd zijn dan
wel het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal
en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de wet op de expertisecentra,
waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband
doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband.
Bovenstaand leidt tot twee groepen bevoegde gezagen. De eerste groep betreft de bevoegde gezagen
die gevestigd zijn in de regio. Het gaat dan om de volgende bevoegde gezagen:
a.Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs Wageningen
b.Stichting O.R.S. Lek en Linge Culemborg
c.Stichting Helicon Opleidingen
d.Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs voor Culemborg en omgeving
e.Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Tiel
f.Stichting MeTander
g.Stichting Oosterwijs
Naast deze 7 besturen participeert ook het bestuur van de Stichting (voortgezet) speciaal onderwijs De
Brouwerij. Dit bestuur maakt gebruik van de opting-inregeling. Deze regeling is bestemd voor besturen
van scholen voor speciaal onderwijs buiten het werkgebied, waar leerlingen staan ingeschreven die
18
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
wonen in een van de gemeenten van het samenwerkingsverband. Het staat vrij aan het bestuur van De
Brouwerij om te participeren aan alle activiteiten van het samenwerkingsverband. Bestuurlijk is afgesproken dat zij deelnemen aan alle bestuursvergaderingen; met dien verstande dat het SWV Rivierenland heeft
besloten aan de opting-inbesturen geen stemrecht toe te kennen.5
De deelnemende scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs:
1. Pantarijn SGM
2. ORS Lek en Linge
3. Helicon Opleidingen
4. Koningin Wilhelmina College
5. RSG Lingecollege
6. Cambier van Nootenschool
7. De Sonnewijser
2.6
Samenstelling bestuur
a.de stichting kent een bestuur en een directeur, die belast zijn met door het bestuur gemandateerde
bevoegdheden;
b.het bestuur bestaat uit zoveel leden als er aangeslotenen zijn;
c.de bestuurders worden benoemd door het bestuur met dien verstande dat slechts één afgevaardigde van een aangesloten bestuur tot bestuurslid kan worden benoemd;
d.het bestuur wijst uit zijn midden een secretaris aan. Het bestuur kent een onafhankelijke voorzitter.
De onafhankelijke voorzitter wordt door het bestuur in functie benoemd. Onder een onafhankelijke
voorzitter wordt verstaan: een afgevaardigde van een aangeslotene die, om onafhankelijk van de
(schoolbestuurlijke) belangen van die aangeslotene te kunnen fungeren, die aangeslotene op geen
enkele wijze ten aanzien van het samenwerkingsverband vertegenwoordigt of kan vertegenwoordigen. De voorzitter heeft geen stemrecht;
e.tot bestuurslid is niet benoembaar de directeur.
2.7Taken en bevoegdheden bestuur en directeur
In de statuten zijn de volgende taken en bevoegdheden vastgelegd:
a.het bestuur is belast met het besturen van de stichting;
b.het bestuur benoemt een directeur die leiding geeft aan de dagelijkse gang van zaken binnen het
samenwerkingsverband en die belast is met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de
activiteiten van het samenwerkingsverband en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te
verrichten;
c.de directeur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan het samenwerkingsverband en is
verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid;
d.het bestuur alsmede de voorzitter en de secretaris mandateren het bestuur en beheer over het
samenwerkingsverband aan na te melden directeur met binnen het managementstatuut nauwkeurig
omschreven grenzen en voor zover het niet betreft bevoegdheden die zijn voorbehouden aan het
bestuur;
e.
het bestuur stelt voor de directeur een managementstatuut vast waarbinnen hij zijn taken en
bevoegdheden dient uit te oefenen;
f.het bestuur oefent zijn taken uit op basis van een toeziend bestuursconcept en fungeert als intern
toezichthouder. In dat kader ziet het bestuur toe op de uitvoering van de taken en de uitoefening van
de bevoegdheden welke door hem aan de directeur zijn gemandateerd en staat hij de directeur met
raad terzijde.
5
In het werkgebied van SWV Rivierenland bevindt zich een school voor voortgezet onderwijs die behoort tot het Reformatorisch
Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs. Het gaat om het Lodenstein College te Kesteren. Op directieniveau is er in 20132014 overleg geweest en is afgesproken dat indien gewenst er overleg met het SWV Rivierenland plaatsvindt over bijvoorbeeld
de overdracht van gegevens van leerlingen en de continuïteit van de leer- en ondersteuningslijn. Verder maakt het Lodenstein
College gebruik van dezelfde instellingen voor jeugdhulp. Het Reformatorisch Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs
voert daartoe OOGO met de zes gemeenten. SWV Rivierenland neemt tijdens dat overleg deel als toehoorder.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
19
2.8
Besluitvorming door het bestuur
Het bestuur neemt in ieder geval beslissingen op de volgende terreinen:
a.goedkeuring en vaststelling van de strategische doelstellingen van de stichting (missie en visie);
b.goedkeuring en vaststelling van het ondersteuningsplan en de (meerjaren)begroting van het samenwerkingsverband;
c.vaststelling van het jaarverslag van de stichting;
d.vaststelling van het managementstatuut alsmede vaststelling van eventuele kaders voor de directeur;
e.de aanwijzing van de registeraccountant;
f.het toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen en op de naleving van de vigerende code
voor goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de
afwijkingen van die code;
g.het toezicht op de rechtmatige verwerving en doelmatige besteding en aanwending van de middelen
van het samenwerkingsverband verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs;
h.aanvraag van faillissement van de stichting en van surseance van betaling;
i.benoeming of ontslag en vaststelling of wijziging van de arbeidsvoorwaarden van de directeur van
het samenwerkingsverband;
j.wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de stichting en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
2.9Besluitvorming
In verband met de besluitvorming in het SWV Rivierenland zijn o.a. de volgende afspraken gemaakt:
a.om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat tweederde van het aantal in functie
zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is;
b.bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medebestuurder
laten vertegenwoordigen;
c.de oproep geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat een opgave van de onderwerpen, welke ter vergadering in
behandeling zullen komen. Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten
genomen worden, tenzij het voltallige bestuur aanwezig is en het besluit met algemene stemmen
wordt genomen;
d.de directeur woont de vergaderingen van het bestuur bij en heeft een adviserende stem;
e.ieder lid van het bestuur brengt één stem uit, zulks met uitzondering van de (onafhankelijk) voorzitter;
f.stemming geschiedt mondeling, tenzij een of meer leden een schriftelijke stemming wensen;
g.alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn
uitgebracht. Bij staking van stemmen vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom
staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
2.10Geschillenregeling en bezwaaradviescommissie
Het samenwerkingsverband is aangesloten bij een landelijke geschillencommissie ter beslechting van
besluitvormingsgeschillen en/of handelingen in het kader van het samenwerkingsverband.
Het samenwerkingsverband is tevens aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs (zie ook hoofdstuk 5 en 8).
2.11 Medezeggenschap medewerkers
In nauw overleg met de medewerkers wordt er vorm gegeven aan de medezeggenschap van medewerkers die in dienst zijn van het SWV Rivierenland. Bestuur van het SWV Rivierenland is zich bewust van
haar taak als werkgever om dit op een juiste wijze vorm te geven.
20
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
2.12 Het ondersteuningsplan
Het SWV Rivierenland volgt ten aanzien van de inhoud van het Ondersteuningsplan de Wet passend
onderwijs en naar aanleiding hiervan ontworpen formats en handreikingen. Verder zijn de volgende
afspraken van belang:
a.het bestuur stelt tenminste eenmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast;6
b.het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan aan de burgemeester en wethouders van
de gemeenten van de regio van het samenwerkingsverband en voert met hen een op overeenstemming gericht overleg. De betreffende burgemeesters en wethouders en het bestuur stellen hiertoe
gezamenlijk een overlegprocedure vast welke procedure in ieder geval een geschillenregeling dient
te bevatten (zie verder hoofdstuk 9);
c.het bestuur overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 16 van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarvan de
regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband;
d.het bestuur zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 2 en lid 3 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad;
e.het bestuur stelt, doch niet voordat instemming van de ondersteuningsplanraad is verkregen en niet
voordat het overleg bedoeld in b. en c. van dit artikel heeft plaatsgevonden, het definitieve ondersteuningsplan vast;
f.de directeur draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan tijdig wordt toegezonden aan
de onderwijsinspectie.
2.13Ondersteuningsplanraad
De wet passend onderwijs schrijft voor dat een samenwerkingsverband de beschikking heeft over een
ondersteuningsplanraad. Daarover gelden de volgende afspraken:
a.het samenwerkingsverband stelt tevens een ondersteuningsplanraad in. Het bestuur stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet Medezeggenschap op Scholen;
b.de ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd uit en door de leden van de
afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen
uit personeel en uit ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt;
c.de ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke
medezeggenschapsraden van de scholen;
d.het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad
met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan.
2.14Medezeggenschap en het schoolondersteuningsprofiel
De aangeslotenen van het samenwerkingsverband zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de
aangeslotenen te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het schoolondersteuningsprofiel.
2.15Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders
1.Het samenwerkingsverband stelt een privacyreglement vast waarin staat vermeld wie en op welke
wijze persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe de beveiliging van de gegevens plaats dient te vinden en welke rechten (inzage, correctie,
vernietiging) betrokkenen hebben. Het privacyreglement dient passende waarborgen te bieden ter
bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de
6
Dit ondersteuningsplan wordt vastgesteld voor een periode van twee schooljaren en heeft dus een looptijd tot en met 31 juli
2016.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
21
gegevens, tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens
worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2.Het samenwerkingsverband verstrekt van élk advies aan het bevoegd gezag van de school over
een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de
ouders.
2.16Overlegstructuur
Voor het goed functioneren van het samenwerkingsverband functioneren de volgende overlegorganen:
Overleggen direct in aansluiting met de wettelijke taakstelling:
•de bestuursvergadering;
•overleggen van de medezeggenschapsraad;
•de overleggen van de ondersteuningsplanraad;
•de overleggen van de medezeggenschapsraden over het schoolondersteuningsprofiel.
Overleggen in verband met beleidsvoorbereiding en uitvoering:
•netwerk van zorgcoöordinatoren;
•werkgroepen bestuur.
Overleggen ter versterking van de ondersteuningsstructuur van de scholen:
•netwerk van zorgcoördinatoren;
•netwerk van gedragsdeskundigen.
Overleggen met gemeente(n) en instellingen voor jeugdhulp:
•het op overeenstemming gerichte overleg met gemeente(n) en bestuur samenwerkingsverband;
•de voorbereidende overleggen met ambtenaren en directeur samenwerkingsverband.
Overleggen in verband met ondersteuningsbeslissingen leerlingen:
•toelaatbaarheidscommissie POVO-VSO;
•commissie passend onderwijs Rivierenland.
In de hiernavolgende hoofdstukken in dit ondersteuningsplan zal op deze overleggen nader worden
ingegaan en zal aangegeven worden welke taakstelling, functie en samenstelling deze kennen.
22
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 3
De regio in beeld
3.1Inleiding
Het SWV Rivierenland gaat in de komende jaren voor de inrichting van passend onderwijs een belangrijke regionale functie vervullen. Voor de toekomstige schoolloopbaan van leerlingen wordt een aantal
belangrijke beslissingen genomen en worden er maatregelen voorbereid die er voor moeten zorgen dat
er voor iedere leerling een passende plaats is in het onderwijs. Tegelijkertijd wil Rivierenland ook de
samenwerking met de gemeenten en de instellingen voor jeugdhulp verbeteren om op die manier te
zorgen voor een dekkend aanbod van onderwijs en jeugdhulp. Het is de bedoeling dat er dan geen leerling meer tussen de wal en het schip terecht komt.
Gezien deze regionale optiek is het van belang om in dit ondersteuningsplan aandacht te geven aan de
huidige kwantitatieve onderwijssituatie in de regio. Op basis van die gegevens komen we vervolgens tot
een aantal conclusies, die bruikbaar zijn bij de verdere inrichting van het ondersteuningsplan.
3.2
Kwantitatieve gegevens leerlingen
Gemeenten
De volgende zes gemeenten behoren tot het SWV Rivierenland:
1.Buren
2.Culemborg
3.Geldermalsen
4.Neder-Betuwe
5.Neerrijnen
6.Tiel
Aantallen leerlingen
Totaal aantal leerlingen voortgezet onderwijs dat in de regio woonachtig is: 9.283.
Totaal aantal leerlingen ingeschreven op de scholen voor voortgezet onderwijs van het SWV Rivierenland: 8.487.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
23
Deelname aan lwoo en pro
LWOO
% reg
% land
PrO
% reg
% land
1-10-2010
1.228
15,05%
10,13%
227
2,78%
2,75%
1-10-2011
1.239
14,96%
10,42%
231
2,79%
2,76%
1-10-2012
1.264
14,89%
10,69%
230
2,71%
2,85%
Constatering a.
Het aantal leerlingen dat in SWV Rivierenland het praktijkonderwijs bezoekt komt overeen met het
landelijk gemiddelde. Het aantal leerlingen dat deelneemt aan het lwoo is echter beduidend hoger dan
het landelijk gemiddelde. De afwijking van het landelijk gemiddelde bedraagt bijna 40%. In aantallen
leerlingen gaat het dan om ongeveer 350 leerlingen die boven het landelijk gemiddelde deelnemen aan
het lwoo.
Aantal leerlingen met een rugzak cluster 3 en 4
cluster 4
cluster 3
Totaal
% reg
% land
63
22
85
1,04%
1,64%
1-10-2010
1-10-2011
70
27
97
1,17%
1,84%
1-10-2012
77
28
105
1,24%
2,08%
Constatering b.
Het aantal leerlingen met een rugzak voor de clusters 3 en 4 bevindt zich onder het landelijk gemiddelde.
Over de afgelopen drie jaren is wel een lichte stijging waarneembaar, maar die is minder sterk dan landelijk. Als de regio op het landelijk gemiddelde gescoord zou hebben dan hadden er per 1 oktober 2012
176 leerlingen de beschikking moeten hebben over een rugzak en de regio heeft er per 1 oktober 2012:
105. Ook hier is sprake van een verschil van ruim 40% in vergelijking met het landelijke gemiddelde.
Spreiding van rugzakleerlingen op scholen/locaties
Naam school/locatie
Plaats
Aantal
Rugzak
%
De Sonnewijser VSO
Tiel
98
nvt
nvt
Cambier van Nootenschool VSO
Tiel
85
nvt
nvt
Roeland-Berk en Beukschool
Tiel
1
nvt
nvt
2,9%
Helicon Opleidingen
Neder-Betuwe
278
8
Pantarijn SGM
Neder-Betuwe
277
8
2,9%
Koningin Wilhelmina College
Culemborg
1667
21
1,3%
ORS Lek en Linge
Culemborg en Geldermalsen
3469
49
1,4%
RSG Lingecollege
Tiel
2796
20
0,7%
In bovenstaande tabel zien we de deelname van rugzakleerlingen op de onderscheiden scholen voor
voortgezet onderwijs.
Constatering c.
We stellen vast dat er een spreiding is in het gebruik van de rugzak over de scholen en dat in de plaatsen
Neder-Betuwe, Geldermalsen en Culemborg relatief meer leerlingen gebruik maken van de rugzak dan
in Tiel.
Deelname aan voortgezet speciaal onderwijs
1-10-2010
vso cat. 11
vso cat 2
vso cat 3
totaal
% reg
% land
281
7
40
328
4,02%
3,28%
1-10-2011
288
9
36
333
4,02%
3,39%
1-10-2012
294
10
39
343
4,04%
3,50%
1Deze categorieën verwijzen naar de drie bekostingingscategorieën en wel de volgende: vso-categorie 1 (cluster 4, ZMLK, langdurig zieke leerlingen), vso categorie 2 (lichamelijk gehandicapt), vso categorie 3 (meervoudig gehandicapt).
24
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Constatering d.
De deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs ligt aanmerkelijk boven het landelijk gemiddelde.
Indien het SWV Rivierenland een deelnamepercentage zou hebben conform het landelijk gemiddelde,
dan was de deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs per 1-10-2012: 297 leerlingen (3,50% van
8484 leerlingen. Er namen echter op 1-10-2012: 343 leerlingen deel aan het voortgezet speciaal onderwijs; een verschil van 46 leerlingen in vergelijking met het landelijk gemiddelde.
Spreiding van de leerlingen voortgezet speciaal onderwijs
In totaal namen per 1 oktober 2012 343 leerlingen, die wonen in de gemeenten van het samenwerkingsverband, deel aan het voortgezet speciaal onderwijs. In het samenwerkingsverband bezoeken 156
leerlingen de twee scholen voor voortgezet speciaal onderwijs in Tiel.
Dat betekent dat 187 leerlingen een school voor voortgezet speciaal onderwijs bezoeken buiten het
werkgebied. In totaal gaat het dan om 32 scholen buiten het gebied. Overigens gaat het hier uitsluitend
om leerlingen met categorieën1, 2 en 3 in de clusters 3 en 4. Wanneer we leerlingen uit cluster 1 en 2
daar bij betrekken dan gaat het om nog meer scholen.
Constatering e.
Geconstateerd wordt dat er een relatief grote groep leerlingen buiten het werkgebied van het samenwerkingsverband een school voor voortgezet speciaal onderwijs bezoekt.
Totaal aantal geïndiceerde leerlingen
Op basis van het voorgaande kunnen we ook een overzicht geven van het totaal aantal geïndiceerde
leerlingen in het werkgebied. We gaan daarbij uit van de teldatum 1 oktober 2012.
Indicatie
Aantal
lwoo
1236
pro
231
rugzak cluster 3 en 4
104
vso (cluster 3 en 4)
347
cluster 1 en 22
Totaal
57
1975
Het gaat dus in totaal om 1975 leerlingen met een indicatie. Op het totaal aantal leerlingen in voortgezet
onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (8484 + 347 = 8831) gaat het dan om: 22,4% van het totaal
aantal leerlingen. Dit percentage ligt aanmerkelijk hoger dat het landelijk percentage voor alle geïndiceerde leerlingen. Volgens het rapport Kengetallen Passend Onderwijs (Kohnstamm Instituut, 2013) ligt
dat percentage op 18,1%.
3.3Reflectie
In het schooljaar 2012-2013 heeft een werkgroep personeel/financiën gefunctioneerd. Deze groep werd
ondersteund door Bureau Infinite Financieel. De werkgroep heeft in mei 2013 gerapporteerd aan het
bestuur van het SWV Rivierenland. Het rapport van de werkgroep heeft een belangrijke functie bij de
samenstelling van dit ondersteuningsplan in het algemeen en bij de opstelling van de begroting in het
bijzonder. Die reflectieve opmerkingen sluiten aan bij de constateringen in dit hoofdstuk.
a.Het aantal rugzakleerlingen ligt lager dan landelijk gemiddeld en wel met ongeveer 30%. Het huidige systeem van rugzakfinanciering eindigt op 1 augustus 2014. SWV Rivierenland moet vanaf dat
moment de extra ondersteuning van dit type leerlingen zelf organiseren en bekostigen uit de extra
middelen die men gaat ontvangen. Doordat de deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs
relatief hoog is, blijven er, tenzij er hierin wijziging optreedt, relatief weinig middelen over om de
voormalige rugzakleerlingen te ondersteunen.
2Het samenwerkingsverband is niet financieel verantwoordelijk voor de leerlingen in cluster 1 en 2. Voor het totaalzicht op het
aantal geïndiceerde leerlingen is het interessant deze groep wel mee te nemen. Temeer daar dan ook de vergelijking mogelijk is
met de cijfers uit het rapport Kengetallen Passend Onderwijs (Kohnstamm Instituut).
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
25
b.Elk samenwerkingsverband ontvangt in de toekomst een zelfde bedrag per leerling om extra ondersteuning en deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs te bekostigen (verevening). SWV Rivierenland kent hieraan nu een bovengemiddelde deelname. Het negatieve financiële effect van de
verevening wordt geleidelijk merkbaar in de schooljaren vanaf 2016.
c.De lwoo- en pro-bekostiging van én indicering voor deze leerlingen komen per 1 augustus 2015
onder verantwoordelijkheid van het SWV Rivierenland. Volgens de huidige voorstellen voor een
wetswijzing inzake lwoo en pro is er per 1 januari 2016 sprake van een regiobudget per samenwerkingsverband voor voortgezet onderwijs op basis van een percentage lwoo-pro leerlingen ten
opzichte van alle leerlingen op 1 oktober 2012. In SWV Rivierland ligt de deelname aan lwoo bijna
50% hoger dan het landelijk gemiddelde. De deelname aan pro ligt op het landelijk gemiddelde.
d.De huidige deelname aan het vso en het lwoo vraagt om een nadere analyse van de leerlingstromen.
Hoe is de schoolloopbaan van deze leerlingen? Hoe zit het met de instroom in het vso en in lwoo
en van welke school voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en regulier
voortgezet onderwijs zijn ze afkomstig? Deze en andere vragen zijn van belang bij het op zoek gaan
naar een verklaring van het relatief hoge deelname aan vso en lwoo.
3.4
Kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen
In dit ondersteuningsplan worden een groot aantal ambities, doelstellingen en activiteiten beschreven
die er alle gericht zijn zoveel mogelijk leerlingen passend onderwijs te bieden.
Uit de missie komt naar voren dat de hulp in de toekomst zo tijdig mogelijk, in een zo licht mogelijke
vorm en zo dicht mogelijk bij de leerling moet plaatsvinden. Deze missie vraagt natuurlijk om een verdere concretisering naar meer kwantitatieve doelstellingen. In deze paragraaf wordt daartoe een aanzet
geformuleerd.
26
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Door het samenwerkingsverband gaat gewerkt worden met een jaarlijkse cyclus van activiteitenplan en
verslagen. In die documenten wordt uiteraard ook ingegaan op de geboekte kwantitatieve resultaten
op de beleidsterreinen van passend onderwijs. Indien daar aanleiding toe is worden de kwantitatieve
doelstellingen worden bijgesteld.
Voor de komende vier jaar worden de volgende kwantitatieve doelstellingen geformuleerd:
•
het aantal thuiszitters wordt met 50% verminderd.
Het gaat hier om leerplichtige jongeren in het VO tussen de elf en de zestien jaar of jongeren van
zestien of zeventien jaar met kwalificatieplicht die: vier weken verzuimen, zonder dat zij ontheffing hebben van de leerplicht respectievelijk vrijstelling van geregeld schoolbezoek of wegens het
volgen van ander onderwijs. Dankzij gerichte maatregelen en een intensieve samenwerking tussen
onderwijs, leerplicht en instellingen voor jeugdhulp wordt gericht gewerkt om het aantal thuiszitters
te verminderen. Aanvullend hierop wordt voor de bovenschoolse voorziening de criteria aangepast,
zodat leerlingen uit het VO hier terecht kunnen voor de eerste opvang, waarna een traject ingezet
wordt voor de voortzetting van het onderwijs passend bij de leerling.
•
het aantal leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs op landelijk gemiddelde.
Leerlingen vanuit dit samenwerkingsverband nemen boven het landelijk gemiddelde deel aan het
voortgezet speciaal onderwijs. De deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs ligt aanmerkelijk
boven het landelijk gemiddelde. Op 1-10-2012 namen 343 leerlingen(4,04%) deel aan het voortgezet
speciaal onderwijs. Het landelijk gemiddelde lag op 3,50%. Streven voor de komende vier jaar is in
ieder geval dat de deelname op dat landelijke gemiddelde komt te liggen. Dat betekent een kwantitatieve daling van ongeveer 40 leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Op dit te bereiken
worden o.a. de volgende instrumenten ingezet: een effectieve screening door de toelaatbaarheids-
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
27
commissies, middels terugplaatsing van leerlingen vanuit het voortgezet speciaal onderwijs naar het
regulier voortgezet onderwijs, de uitbreiding van de deelname aan middenarrangementen.
•
het aantal leerlingen in de bovenschoolse voorziening stabiliseert.
In de Bovenschoolse voorziening van het samenwerkingsverband worden tijdelijk leerlingen
geplaatst, omdat er sprake is van gedrag dat de schoolloopbaan niet bevordert en waarbij ook sprake
is van een risico voor de veiligheid van personeel en andere leerlingen.
Het is niet de bedoeling dat het aantal leerlingen dat in de voorziening groeit. Daarbij wordt uitgegaan
van het aantal leerlingen dat deelnam aan de voorziening in het schooljaar 2013-2014.
Daarnaast formuleren we nog een kwalitatieve doelstelling:
•
de versterking van de kwaliteit van de basisondersteuning.
Het samenwerkingsverband kiest nadrukkelijk voor een sterke basisondersteuning en verwacht dat
daarmee dat een groter aantal leerlingen met ondersteuningsbehoefte binnen het regulier onderwijs opgevangen kan worden. Professionalisering, versterking van preventie en samenwerking met
instellingen voor jeugdhulp zijn belangrijke instrumenten om dit te bereiken. Een kwalitatief goede
basisondersteuning staat garant dat minder leerlingen gebruik gaan maken van bovenschoolse voorzieningen of van het voorgezet speciaal onderwijs.
28
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 4
Basisondersteuning en de
schoolondersteuningsprofielen van de scholen
4.1Inleiding
De wet passend onderwijs geeft aan dat iedere school een schoolondersteuningsprofiel moet hebben.
Daarin geeft de school aan welke maatregelen genomen worden voor alle leerlingen en voor de leerlingen die extra ondersteuning behoeven (artikel 1, lid 2). Het profiel wordt voor een periode van maximaal
vier jaar vastgesteld door het bevoegd gezag. De medezeggenschapsraad van de school heeft een
adviesrecht bij de vaststelling.
In dit hoofdstuk geven we een beschrijving van de werkwijze die gevolgd is in dit samenwerkingsverband en welke ambities de scholen hebben voor de komende periode. Een van de kernvragen die daarbij
aan de orde is, is de vraag naar de mate waarin het SWV Rivierenland in staat is om alle leerlingen met
ondersteuningsvragen ook daadwerkelijk die ondersteuning te kunnen bieden. Met andere woorden; is
er sprake van een dekkende ondersteuningsstructuur?
4.2Basisondersteuning
Onder basisondersteuning verstaat het samenwerkingsverband het afgesproken geheel van preventieve en licht curatieve interventies die binnen de ondersteuningsstructuur van de school – eventueel
samen met ketenpartners – planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau worden uitgevoerd.
In de afgelopen twee schooljaren heeft het SWV Rivierenland gewerkt aan de ontwikkeling van het
basisniveau van het schoolondersteuningsprofiel. In hoofdstuk 1 bij het onderdeel de missie van het SWV
Rivierenland is al aangegeven dat gekozen wordt voor een algemene en gemeenschappelijke basis voor
alle scholen. Men kiest niet voor een vergaande vorm van specialisatie van het ondersteuningsaanbod.
Met ondersteuning van het AVS professionaliserings- en innovatiecentrum is gewerkt in het kader van
het project ‘Leerling bij de les’. Onderdeel daarvan was dat ieder team van de betrokken scholen heeft
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
29
deelgenomen aan een studiedag om zich te oriënteren en te bezinnen op de opvangmogelijkheden
voor leerlingen met ondersteuningsvragen. Tijdens die studiedagen stonden diverse orthobeelden van
leerlingen centraal. Steeds werden daarbij vragen gesteld of de school in staat is een dergelijk vraag aan
te kunnen. Deze vraag is van belang in verband met de invulling van de zorgplicht en de vaststelling van
het niveau van het schoolondersteuningsprofiel.
4.2.1 Basisniveau van het schoolondersteuningsprofiel
Het basisniveau van het schoolondersteuningsprofiel beschrijft de competenties die leraren zouden
moeten bezitten in het omgaan met verschillen tussen leerlingen. Scholen kunnen leerlingen met
verschillen op grond van dit basisniveau opnemen zonder daarvoor een beroep te hoeven doen op het
ondersteuningsbudget van het samenwerkingsverband.
Natuurlijk zal het in de school niet alleen aankomen op de competenties van de leraren, maar ook op een
basisniveau van een ondersteuningsstructuur van de school als geheel.
In het Referentiekader Passend Onderwijs is door de besturenorganisaties, in directe aansluiting op de
wet passend onderwijs, een aantal uitgangspunten en referenties omschreven. Deze referenties sluiten
ook aan op de uitspraken over de visie en de missie van dit samenwerkingsverband.
Deze referenties zijn een goede basis voor de inrichting van de basisondersteuning in het schoolondersteuningsprofiel.
Het gaat o.a. om de volgende referenties:
•de school heeft zicht op de ontwikkeling van alle leerlingen en werkt opbrengstgericht;
•de school werkt handelingsgericht en versterkt de handelingsbekwaamheid en competenties van
haar personeel in het licht van passend onderwijs;
•de school heeft een goed pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen en leraren;
•de school neemt leerlingen zorgvuldig aan en draagt leerlingen zorgvuldig over;
•de school werkt samen met kernpartners uit de jeugdhulp aan een effectieve ondersteuningsstructuur;
•de school heeft de verantwoordelijkheid van leerling, ouders, leraren en ondersteuners voor de ontwikkeling van de leerling vastgelegd;
•de school stelt jaarlijks de effectiviteit van de ondersteuning en begeleiding vast;
•de school heeft een ondersteuningsprofiel waarnaar verwezen wordt in het schoolplan;
•de school zorgt ervoor dat de ouders goed geïnformeerd zijn over de ondersteuningsmogelijkheden
van de leerlingen met hulpvragen.
Het is onmogelijk te veronderstellen dat alle competenties op goed of op excellent niveau in elke leraar
aanwezig zullen zijn of zelfs mogelijk zullen zijn. Elke leraar behoort een houding van permanente ontwikkeling en groei ten aanzien van de competenties te hebben. Het totaal aan competenties dient wel in
het team aanwezig te zijn, gekoppeld aan een cultuur binnen het team om elkaar daarin te ondersteunen
en verder te helpen. Er moet dus sprake zijn van een professioneel lerend team.
Als het gaat om de bekwaamheidseisen, conform de wet beroepen in het onderwijs die in algemene
zin aan de leraren in het voortgezet onderwijs worden gesteld, onderscheiden we een zevental competenties:
•interpersoonlijke competentie;
•pedagogische competentie;
•vakinhoudelijke en didactische competentie;
•organisatorische competentie;
•competentie in het samenwerken met collega’s;
•competentie in het samenwerken met de omgeving;
•competentie in reflectie en ontwikkeling.
Deze zeven competenties worden in dit ondersteuningsplan niet verder uitgewerkt, maar dienen wel als
referentiekader van handelen en voor de opbouw van een professionaliseringplan over de implementatie van passend onderwijs.
30
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
In aansluiting op de wet passend onderwijs is het SWV Rivierenland ervan overtuigd dat de leerling,
niet per se gelabeld en/of geïndiceerd hoeft te worden, maar dat op maat het juiste en meest passende
onderwijs en ondersteuningsaanbod geboden moet worden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er vooral
behoefte is aan de inzet van preventieve interventies.
4.2.2Basisvoorwaarden
Leraar zijn in het onderwijs van nu is een complex en veeleisend vak. Je moet daar als persoon geschikt
voor zijn en een natuurlijke aanleg hebben in het omgaan met jongeren. Bovenop die basis zijn het kunnen scheppen van betekenisvolle relaties in een stimulerend pedagogisch-didactisch klimaat en goed
klassenmanagement basale kwaliteiten, die een leraar moet bezitten. Daarnaast moet een leraar licht
curatieve interventies kunnen verkennen. Die basisvaardigheden en de interventies gaan wij hierna
nader verkennen.
I. Pedagogisch-didactische basisvaardigheden
Onder de pedagogisch didactische basisvaardigheden rangschikken wij de volgende competenties:
•Vaardig zijn in het vroegtijdig signaleren van mogelijke belemmeringen in de opvoeding en de
(leer)ontwikkeling.
•In staat zijn een pedagogisch klimaat te realiseren waarin verschillen herkend en erkend worden
en waaraan het onderwijsleerproces is afgestemd.
•Beschikken over didactische expertise en dus vaardig zijn in het toepassen van diverse instructiemodellen, planmatig werken, maar ook aanpassen van instructie en verwerking aan verschillen
in leerstijl en leertempo.
•Het groepsproces begrijpen en bewaken op basis van kennis van basisprincipes van groepsdynamica en positieve groepsvorming.
II. Licht curatieve interventies
Onder de licht curatieve interventies verstaat het SWV Rivierenland interventies als informatieverwerving, informatieverwerking en uitvoering, leer- en werkhouding en sociaal-emotioneel gedrag.
Ieder aspect komt hierna aan de orde.
1.Informatieverwerving
Leerlingen hebben moeite met het volgen en opnemen van informatie al dan niet door visuele en
auditieve beperkingen.
2. Informatieverwerking en uitvoering
Leerlingen hebben moeite met het organiseren van taken en activiteiten: uitstellen, ontwijken,
niet weten hoe een taak aan te pakken, moeite met het afmaken van werk. Er kan sprake zijn van
leerproblemen als dyslexie, dyscalculie, maar ook meer of minder verstandelijke mogelijkheden:
snelle of juist trage verwerking van informatie, makkelijk of met moeite aanleren van routines.
3. Leer- en werkhouding
Leerlingen hebben problemen in de studiehouding: concentratieproblemen, faalangst, moeite
om stil te blijven zitten. Ze vertonen aandachtsproblemen: hebben moeite om bij de les te blijven,
kunnen moeilijk aan het werk gaan. Er is sprake van motivatieproblemen: moeite met het kunnen
leveren van inzet en uitblijven van doorzettingsvermogen of volharding.
4. Sociaal-emotioneel en gedrag
Leerlingen hebben een zwak zelfbeeld of negatief zelfbeeld, zijn faalangstig, bang om fouten
te maken. Leerlingen vertonen internaliserend afwijkend gedrag. Ze vertonen onhandig en angstig gedrag, of zijn teruggetrokken, eenzaam, gesloten en durven geen vragen te stellen, angst
voor veranderingen, sombere stemming, ‘afwezige’ blik, vermijdingsgedrag. Of ze vertonen juist
externaliserend gedrag: druk, grensoverschrijdend, zelfbepalend. Leerlingen hebben moeite met
luisteren, zijn prikkelbaar, koppig, tonen weerstand en acceptatie van gezag blijft uit.
Bovenstaande basisvoorwaarden geven een goede inhoudelijke onderbouwing van de ondersteuningsstructuur van de scholen. Tegelijkertijd geven ze ook een richting aan voor de inhoudelijke ontwikkeling
van de schoolondersteuningsprofielen. Ook geven ze zicht op de terreinen die in de komende jaren
verder verkend moeten worden in verband met de ontwikkeling en professionalisering van leraren.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
31
4.2.3 Ondersteuningsstructuur SWV Rivierenland
In hoofdstuk 1 (paragraaf 1.3) hebben wij de piramide van de ondersteuningsstructuur van het SWV
Rivierenland weergegeven. Bij de opbouw van de piramide is de gelaagdheid van van de ondersteuning
binnen de scholen van het SWV Rivierenland vooral benadrukt. We leggen daarin een sterk accent op
het reguliere onderwijsaanbod in de basisondersteuning. Daarin wordt het merendeel van de ondersteuningsvragen van de leerlingen beantwoord. Via lichte, zware en middenarrangementen wordt de
ondersteuningsstructuur verder ingericht.
4.2.4 Welke orthobeelden vallen onder het basisprofiel?
5.1
5.
f
5.1 aalan
6.
gs
o
5.1 nru t
st/
7.
c
l
5.1 eerp once
rob
n
8.
dy
lem trati
ep
s
dy
rob
sca lexie en
lem
ho lculie
en
og
int
elli
ge
nt
PP
Dn
AD os
HD
3.
2.
4.1
4.1
ie
ps
pile
.e
3.8
25
2.4
.s
lec
hth
ore
nd
Na de studiedagen over de orthobeelden is tijdens een studiedag in april 2013 van bestuur, directie en
zorgcoöordinatoren van het SWV Rivierenland de vraag aan de orde gesteld welke ondersteuningsvragen van leerlingen cq. orthobeelden de scholen aankunnen. Deze vraag hangt direct samen met de
resultaten van de studiedagen met de teams.
Grafiek van de orthobeelden – vallend onder de lat – afgezet tegen kunde, ambitie, middengroep, grens
van de scholen, ziet er als volgt uit:
20
15
10
5
0
-5
-10
Grens
Middengrens
Ambitie
-15
Kunde
Grafiek 1: orthobeelden SWV Rivierenland
Tijdens die studiedag is vastgesteld dat de volgende orthobeelden passen in het basisprofiel:
•ADHD
•Faalangst
•Onrust en concentratie
•Leerproblemen
•Dyslexie
•Dyscalculie
•Hoogintelligent
•Slechthorend
•Epilepsie
•PDD nos.
Het gaat hier om een aantal aanduidingen van wat de scholen in hun basisondersteuning aan kunnen.
Uiteraard is een goed contact met de school van herkomst en de ouders noodzakelijk om een goed per-
32
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
spectief te kunnen bieden op de schoolloopbaan van de leerling. Tijdens die bespreking wordt nagegaan
wat de zwaarte is van het orthobeeld, de noodzakelijke ondersteuning en de groepskenmerken van de
klas, waar de leerling terecht komt.
Aangaande een vijftal orthobeelden is er een andere, situationeel bepaalde, afspraak gemaakt. Die kan
worden aangeduid met ‘ja, mits’. Aangaande deze problematieken willen de schoollocaties reageren op
wat zich aandient. Het betreft de volgende vijf orthobeelden:
•Lichamelijke handicap
•Somatische klachten
•Affectieve verwaarlozing
•Gilles de la Tourette
•Posttraumatische stressstoornis.
Het SWV Rivierenland heeft gekozen voor een uniforme invulling van de schoolondersteuningsprofielen.
Dit is passend bij de keuze om vooralsnog niet verder te differentiëren en te specialiseren. In het voorgaande is voldoende aangereikt voor de verdere ontwikkeling en versterking van de scholen en vooral
voor de professionalisering van de leraar.
4.2.5 Kunnen we iedereen opvangen?
Kernvraag voor ieder samenwerkingsverband is de vraag of we met de huidige structuur en afspraken
in staat zijn om alle leerlingen op te vangen en of de ondersteuningsstructuur dus dekkend is. Deze
vraag is urgent voor ieder verband omdat het de kern raakt van de doelstelling van passend onderwijs,
namelijk leveren we een bijdrage aan de reductie van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs
dan wel breiden we de opvangmogelijkheden in het regulier onderwijs voor leerlingen met ondersteuningsvragen uit?
De Brouwerij heeft zich door middel van een opting-inbesluit toegevoegd aan het bestuur van ons samenwerkingsverband. Samen met de Sonnewijser en de Cambier van Nootenschool beschikt het SWV Rivierenland over aantal arrangementen, maar het is vooralsnog niet dekkend te noemen. In het bijzonder kan
daarbij gewezen worden op het ontbreken van een voorziening cluster 4 voor de bovenbouw.
Het bestuur van het SWV Rivierenland besluit op korte termijn een initiatief te nemen om met partners
in overleg te treden en voorstellen te formuleren.
Het overzicht is van essentieel belang voor de werkzaamheden in de komende twee jaar. Een en ander
zal veel overleg vragen met scholen, maar vooral ook met instellingen voor jeugdhulp en gemeenten.
Bij de evaluatie van dit ondersteuningsplan en bij de planning van het plan na 1 augustus 2016 komt de
vraag naar ‘dekkendheid van het gebied’ opnieuw aan de orde.
4.2.6 Inzet middelen zware ondersteuning ambulante begeleiding
Continuïteit inzet rugzak
In verband met de continuïteit in ondersteuning en voor de inrichting van de begroting is het van belang
dat een besluit genomen wordt over de inzet van de (voormalige) middelen van de rugzak na 1 augustus
2014. De rugzak wordt dan opgeheven en de middelen worden ter beschikking gesteld aan het nieuwe
samenwerkingsverband (het schooldeel). De middelen voor de ambulante begeleiding wordt voor het
schooljaar 2014-2015 ter beschikking gesteld aan de besturen van de scholen voor voortgezet onderwijs.
Ten aanzien van het schooldeel en de inzet van ambulante begeleiding heeft het bestuur de volgende
besluiten genomen:
•een continuering van de financiële inzet van de rugzakmiddelen naar de scholen in 2014-2015;
•idem ten aanzien van de inzet van de AB-middelen;
•een analyse van de inzet van de AB-middelen.
Ten aanzien van 2015-2016 geldt ten aanzien van de AB-middelen dat er sprake is van een herbestedingsverplichting. Het bestuur formuleert de opdracht aan de Werkgroep Financiën zich te buigen over
de aanwending van de AB-middelen. Verder is de opdracht geformuleerd aan deze werkgroep om de
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
33
personele consequenties op de langere termijn te onderzoeken. Deze opdracht pas ook in het zogenaamde tripartiteakkoord over de inzet van personeel.
Verantwoording inzet middelen voormalige rugzak
Voor de inzet van de middelen uit de voormalige rugzak zijn nog de volgende opmerkingen relevant:
•de wet passend onderwijs schrijft voor dat er voor leerlingen die gebruik maken van middelen uit
de extra ondersteuning een ontwikkelingsperspectief opgesteld moet worden. Het bovenstaande
besluit impliceert dat de scholen ontwikkelingsperspectieven moeten opstellen. In overleg met de
zorgcoördinatoren worden daar nadere afspraken over gemaakt;
•de ouders van de leerlingen die momenteel een rugzak hebben worden door de school schriftelijk
geïnformeerd over de continuering van de inzet ervan. Daarin wordt ook aangegeven op welke wijze
de ondersteuningsvraag van de leerling beantwoord wordt, hoe de betrokkenheid van de ouders
daarbij is, de inzet van de ambulante begeleiding en wat de inhoud zal zijn van het ontwikkelingsperspectief;
•de inzet van middelen zal, conform een format, verantwoord moeten worden aan het SWV Rivierenland. Daarin zal ook aangegeven worden welke resultaten geboekt zijn.
4.2.7 Inzet middelen lichte ondersteuning
Hiervoor is geschetst op welke wijze de middelen vanuit de zware ondersteuning in het schooljaar
2014-2015 in gezet zullen worden. Het bestuur van het SWV Rivierenland heeft daarbij gekozen voor de
continuïteit van de ondersteuning aan leerlingen met een rugzak.
Daarnaast beschikt het SWV Rivierenlang per 2014-2015 over het budget lichte ondersteuning. Met
deze middelen worden in feite de werkzaamheden van het voormalige SWV VO Rivierenland voortgezet. Naast de bekende verplichtingen als organisatie, overlegstructuur, rebound en commissies wijzen
wij op de inzet van middelen voor de volgende begrotingsposten:
•ondersteuning bij leerlingen in crisissituaties;
•maatregelen voor onderzoek dan wel maatregelen om de ondersteuningsstructuur meer dekkend te
krijgen;
•overgang PO-VO;
•monitorsysteem voor de leerlingenstromen;
•opstellen en start uitvoering van het professionaliseringsplan: Passend Onderwijs op de werkvloer
van de scholen in het SWV Rivierenland;
•middelen voor stimulering van vernieuwingen en pilots direct aansluitend bij de doelstellingen van
passend onderwijs.
4.2.8 Vooruitblik 2015-2016
In het voorjaar van 2015 zal een evaluatie worden uitgevoerd over de inzet van de middelen in het jaar
2014-2015. Deze evaluatie is nodig om beslissingen te nemen over de inzet van middelen in het schooljaar 2015-2016. Naast de inzet van middelen gaat het dan ook om de inzet van ambulant begeleiders.
Dit ondersteuningsplan heeft een werkingsduur van 2 jaar, maar ten aanzien van de inzet van middelen
zal een aanpassing plaats moeten vinden. Parallel aan die aanpassing zal een en ander ook verwerkt
worden in de begroting voor het schooljaar 2015-2016.
4.3Taakstelling van het samenwerkingsverband en de
schoolondersteuningsprofielen
Het samenwerkingsverband hecht veel waarde aan kwalitatief goede schoolondersteuningsprofielen,
omdat deze een goed zicht geven op de mogelijkheden van de scholen en een bijdrage leveren aan
de dekkende ondersteuningsstructuur in de regio. Het SWV Rivierenland heeft daarbij een inventariserende, analyserende en stimulerende taak. Daarnaast heeft het samenwerkingsverband de taak om
maatwerk te leveren en ontwikkelingen te monitoren. Deze taken lichten wij hieronder nader toe.
Inventariseren
Het SWV Rivierenland wil een goed zicht hebben op de schoolondersteuningsprofielen van de scholen.
Dat is nodig om een goed zicht te hebben op het geheel van maatregelen van de scholen.
34
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Analyseren en stimuleren
Op basis van de schoolondersteuningsprofielen is een analyse gemaakt van het huidige ondersteuningsaanbod. Tijdens de samenstelling van die analyse is ook de vraag gesteld of we nu een dekkende
ondersteuningsstructuur hebben. Deze taak sluit aan bij een van de kerntaken van een samenwerkingsverband. In paragraaf 4.2.5. waren we reeds aan het werk met deze opdracht.
Vervolgens is het ook de taak van een samenwerkingsverband om ontwikkelingen te stimuleren, scholen te enthousiasmeren voor bepaalde activiteiten, vernieuwende pilots op te zetten e.d.
Maatwerk
Realisatie van het bovenstaande vraagt om de versterking van de onderlinge relatie van de scholen en
doet een beroep op de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het samenwerkingsverband wil betekenisvol
zijn voor de ontwikkeling van scholen en bijdragen aan het stimuleren ervan.
In de maand april voorafgaand aan het nieuwe schooljaar heeft de directeur van het samenwerkingsverband een gesprek met de directies van de afzonderlijke scholen van het SWV Rivierenland. Aan het
gesprek kunnen ook nog andere betrokkenen bij de ondersteuning van de school betrokken worden.
Aan de orde komen onder andere de volgende onderwerpen:
•de realisatie van het schoolondersteuningsprofiel voor het komend jaar;
•de evaluatie van de werkzaamheden in het afgelopen jaar en in het bijzonder de activiteiten voor
leerlingen met ondersteuningsvragen;
•de wederzijdse verwachtingen van de school en van het SWV Rivierenland.
Monitoring7
Om de werkzaamheden van de scholen en het samenwerkingsverband te kunnen verantwoorden is een
systeem van monitoring gewenst. De wet passend onderwijs en het Toezichtskader van de inspectie
verwacht dat er een jaarverslag wordt samengesteld.
Scholen leveren jaarlijks vóór 1 oktober basisgegevens aan het SWV Rivierenland volgens een vastgesteld format. Hierin is ook opgenomen: de verantwoording van de inzet van middelen vanuit het samenwerkingsverband, de bereikte resultaten en de gegevens over de leerlingstromen.
4.4
Noodzaak van een monitoringsysteem
Op 29 november 2013 heeft het bestuur van het SWV Rivierenland het besluit genomen over te gaan
tot de invoering van het managementinstrument L-DOS, dat die leerlingen in het SWV Rivierenland zal
gaan monitoren. Daardoor krijgt het SWV Rivierenland meer zicht op de in-, door, en uitstroom van de
leerlingen. Meer nog dan in het verleden is het gewenst dat een samenwerkingsverband systematisch
onderzoek doet naar de deelname aan scholen en aan voorzieningen. Daarnaast is het van belang inzicht
te hebben in de gegevens betreffende de in-, door- en uitstroom.
Voor een samenwerkingsverband is een monitor ook van belang om direct effecten te kunnen waarnemen van beleidsmaatregelen in verband met o.a. de reductie van de deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs en het gebruik maken van extra ondersteuning. Zicht op leerlingstromen is ook gewenst
omdat bij stijging van het aantal leerlingen dit tevens financiële consequenties kan hebben voor de
samenwerkende schoolbesturen.
De monitoring die door het SWV Rivierenland gebruikt wordt omvat de volgende onderdelen:
a.Hoe zit het met de leerlingstromen in het verband; welke leerling zit waar? Aantallen leerlingen? In-,
door- en uitstroom? Welke leerlingen gaan naar een school buiten de regio en waarom?
b.Hoe staat het met de ondersteuningsbehoefte van leerlingen en waar wordt gebruik van gemaakt?
(basisondersteuning, extra ondersteuning, voorzieningen e.d.)
c.Stand van zaken en verbeterpunten wat betreft het overleg over in-, door- en uitstroom; de overdracht van informatie; schriftelijk, mondeling, digitaal?
7
Afstemming in verband met het beleid voorkomen voortijdig schoolverlaten is uiteraard gewenst. Voorkomen moet worden dat
werkzaamheden dubbel worden uitgevoerd.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
35
In onderstaande figuur wordt aangegeven hoe op de verschillende niveaus geanalyseerd kan worden:
Macro
Meso
Micro
Zicht krijgen op trends en patronen binnen de regio
Zicht krijgen op ontwikkelpunten van de scholen
Bewaken doorlopende leerlijn voor leerling
Figuur 2: de verschillende analyseniveaus van het monitorsysteem
Het samenwerkingsverband verricht analyses op drie niveaus met de volgende doelen:
•microniveau: het bewaken van een doorlopende leerlijn voor de leerling;
•mesoniveau: zicht krijgen op ontwikkelpunten van scholen;
•macroniveau: zicht krijgen op trends en patronen binnen de regio.
Naast de hiervoor genoemde aspecten en onderwerpen is er nog een aantal onderwerpen dat in verband
met passend onderwijs en het zicht op de regio van belang zijn. Het gaat dan om de volgende zaken:
•aantal leerplichtige leerlingen met een ontheffing door leerplicht en die wellicht op een andere wijze
een dagbesteding hebben
•het aantal thuiszittende leerlingen (in overleg met de scholen en de afdelingen leerplicht);
•aantal leerlingen in residentiële en justitiële instellingen;
•kwantitatieve gegevens van andere instellingen en flankerend beleid zoals: gegevens voortijdig schoolverlaten, jongeren in de jeugdhulp, gerealiseerde en lopende onderwijs-zorgarrangementen e.d.
•leerlingen die staan ingeschreven op vso cluster 1 en 2 en leerlingen cluster 1 en 2 die staan ingeschreven op scholen van het samenwerkingsverband en die gebruik maken van de ondersteuning
van de landelijke instellingen.
4.5In continuïteit; de overgang van primair naar voortgezet onderwijs en naar
middelbaar beroepsonderwijs
Overgang van primair naar voortgezet onderwijs
In dit ondersteuningsplan wordt een aantal malen gewezen op het grote belang van de continuïteit in de
schoolloopbaan van leerlingen. De overgang van de ene school naar de volgende school moet zo soepel
mogelijk verlopen, maar in feite geldt dit ook voor de overgang van het ene leerjaar naar het volgende
leerjaar. Er moet sprake zijn van een naadloze aansluiting. In het bijzonder is dit van belang voor leerlingen waarbij sprake is van ondersteuningsvragen.
In het SWV Rivierenland wordt veel zorg besteed aan de overgang van leerlingen van het primair naar
het voorgezet onderwijs. Op basis van afspraken met het samenwerkingsverband Betuws Passend
Onderwijs is een stappenprocedure ontwikkeld. Deze procedure heeft tot doel zoveel mogelijk relevante gegevens te verzamelen over de leerling die benut worden om de leerling een passende plaats in
het voortgezet onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs aan te bieden.
Uiteraard is het ook de opdracht van de scholen om zorg te dragen voor de samenstelling van kwalitatief
goede onderwijskundige rapporten en een warme overdracht van leerlingen. Van essentieel belang is
het daarbij dat ouders in het gehele traject een goede plaats hebben en steeds op de hoogte zijn van
stappen die gezet worden.
In de vorige paragraaf is opgenomen welke afspraken gemaakt worden in het kader van de monitoring van
leerlingen en in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de taak van de Toelaatbaarheidscommissie POVO-VSO.
36
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Vier themalijnen
Het SWV Rivierenland streeft naar een goede samenwerking en naar het versterken van de doorlopende
lijnen en continuïteit in het onderwijsaanbod. Daartoe heeft zij vier themalijnen samengesteld.
•Thema 1: Doorgaande lijn voor leerlingen en ouders.
Beoogd resultaat: doeltreffende, doelmatige en flexibele werkprocessen op het raakvlak van primair
onderwijs en voortgezet onderwijs aansluitend op de subregionale contexten (informatieverstrekking, procedures, instrumenten).
•Thema 2: Doorgaande lijn in de toeleiding tot voortgezet onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.
Beoogd resultaat: doeltreffende, doelmatige en flexibele werkprocessen bij overgang van primair
naar voortgezet onderwijs voor de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (informatieverstrekking, procedures, instrumenten).
•Thema 3: Samenhangende aanpak bij de ondersteuning en begeleiding van leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften (o.a. meer- en hoogbegaafdheid, leerlingen met communicatieve & auditieve
belemmeringen).
Beoogd resultaat: doeltreffende, doelmatige en flexibele werkprocessen van toeleiding naar commissies en besluitvorming over inzet van middelen.
•Thema 4: Gezamenlijk optrekken richting gemeenten en regionale instellingen van jeugdhulp.
Beoogd resultaat: gezamenlijke belangenbehartiging van het onderwijs in het primair en het voortgezet onderwijs naar externe partners.
In het hiernavolgende worden de themalijnen meer geconcretiseerd en gericht op de overgang van het
primair naar het voortgezet onderwijs en van het voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs.
Overgang van het voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs
De overstap van vooral het vmbo naar het mbo is voor een aantal leerlingen niet gemakkelijk. Dit geldt
in het bijzonder ook voor leerlingen vanuit het pro en het vso.
Het is in het belang van het SWV Rivierenland om de afstemming tussen genoemde schooltypen te
bewerkstellingen en de overstap van leerlingen zoveel mogelijk te stroomlijnen. Hieronder worden een
aantal voorbeelden genoemd van activiteiten om de afstemming te verbeteren:
•gemeenschappelijke oriëntatiedagen over de inrichting van het mbo, overgang naar het mbo en de
procedures;
•in samenwerking met leerplicht zorgen dat alle leerlingen na het vmbo ook daadwerkelijk starten op
het mbo;
•de (digitale) overdracht van gegevens over de leerling als basis voor een doorstroomdossier in het mbo;
•de warme overdracht van leerlingen;
•gezamenlijke plusprojecten in het kader van voorkomen voortijdig schoolverlaten;
•een aantal leerlingen maakt gebruik van het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo). Het
voortgezet onderwijs houdt bemoeienis, omdat de leerlingen daar nog zijn ingeschreven. Er moet
dus stelselmatig contact zijn over verzuim en mogelijke voortijdige schooluitval;
•ontwikkelen van specifieke routes naar arbeid voor vso’ers en pro-leerlingen.
4.6
Scholing en professionalisering leraren
Het gehele terrein van passend onderwijs overziend moeten we beseffen dat er veel ambities worden
geformuleerd. Het gaat erom dat er een omslag gaat plaatsvinden in het omgaan met leerlingen met
ondersteuningsbehoeften. Kernvraag zal steeds zijn: wat kan ik als school en als leraar doen om deze
leerling zoveel mogelijk binnen de reguliere onderwijssetting te kunnen behouden?
Iedereen die met passend onderwijs de afgelopen jaren bezig is geweest, beseft dat de accenten in die
periode heel sterk hebben gelegen op de bestuurlijke, organisatorische en financiële invulling.
Nu de kaders gereed zijn en de nieuwe samenwerkingsverbanden in de startblokken staan kan het
accent meer en meer gelegd worden op de uitvoering in de klas. Het SWV Rivierenland en de scholen
zetten in op de professionalisering van de leraar en willen passend onderwijs tot op de klassenvloer
geïmplementeerd hebben.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
37
Uiteraard blijft het eigen schoolbestuur verantwoordelijkheid dragen voor de scholing en professionalisering van haar personeel. Het is echter een gemeenschappelijk belang van de samenwerkende besturen
om passend onderwijs tot op de werkvloer te realiseren. Vandaar dat bij de ontwikkeling van het scholingsplan alle besturen betrokken moeten worden en verantwoording moeten afleggen van inspanningen in het kader van professionalisering.
4.7Samenvattend
Alles overziend verwacht het samenwerkingsverband van de scholen dat wij in gezamenlijkheid een
bijdrage leveren aan:
•de versterking van de kwaliteit van de basisondersteuning van de scholen;
•de vergroting van de opvangmogelijkheden voor leerlingen met ondersteuningsvragen, met name
door de reguliere vo-scholen;
•de professionalisering van leraren in het omgaan met pedagogische en didactische verschillen;
•de inzet van een kwalitatief goed monitoringsysteem.
38
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 5
Toeleiding naar extra ondersteuning
5.1Inleiding
Binnen het stelsel van passend onderwijs heeft het SWV Rivierenland de opdracht de beschikbare
budgetten voor onderwijsondersteuning dusdanig te verdelen dat iedere leerling de ondersteuning en
begeleiding krijgt die hij of zij nodig heeft. Hierbij is het cruciaal dat op een zorgvuldige manier wordt
vastgesteld welke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften een leerling heeft (indiceren) en welke
onderwijsvoorziening hier het best aan kan beantwoorden (arrangeren).
In het voorgaande hoofdstuk hebben wij al aangegeven dat het schooljaar 2014-2015 vooral gezien kan
worden als een overbruggingsjaar. In dat jaar blijven de scholen de huidige middelen voor de leerlingen
met een rugzak ontvangen. Als het gaat om de inzet van die middelen wordt wel verwacht dat dit verloopt conform de in de wet passend onderwijs aangeven werkwijze van omgaan met middelen zware
ondersteuning. Dat wil dus zeggen dat er voor die leerlingen een ontwikkelingsperspectief moet zijn en
dat de ouders moeten instemmen met de wijze van inzet.
Aan het eind van het jaar verwacht het SWV Rivierenland aan de hand van een format een uitvoerige verantwoording van de ingezette middelen, waarbij ook aangegeven wordt welke resultaten geboekt zijn.
5.2 Wat is extra ondersteuning?
In algemene zin wordt binnen het samenwerkingsverband uitgegaan van de omschrijving dat extra
ondersteuning beschikbaar is voor leerlingen voor wie de basisondersteuning aantoonbaar niet voldoende is geweest.
Toelaatbaarheidscommissies
Het SWV Rivierenland gaat vanaf 1 augustus 2014 werken met de volgende twee commissies:
•Toelaatbaarheidscommissie POVO-VSO.
•Toelaatbaarheidscommissie Passend Onderwijs Rivierenland.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
39
Expertise beide commissies
De commissies hebben de beschikking over een diepgaande en brede expertise over de ondersteuningsbehoefte van leerlingen en zijn volledig op de hoogte van de schoolondersteuningsprofielen van
de scholen en hebben een compleet overzicht van beschikbare arrangementen. Ook hebben zij kennis
van de regionale kaart en het aanbod van instellingen voor jeugdhulp. Tevens zijn er garanties dat zij
onafhankelijk van de betrokken scholen kunnen functioneren.
Bij de samenstelling van de beide commissies heeft het SWV Rivierenland zich laten leiden door de
Algemene Maatregel van Bestuur Passend Onderwijs (februari 2013). Daarin is bepaald dat het samenwerkingsverband zich moet laten adviseren door deskundigen betreffende de vaststelling van de toelaatbaarheidsverklaring. “In dit besluit is bepaald dat voor de toelating tot het speciaal basisonderwijs
en voor toelating tot het (voortgezet) speciaal onderwijs het samenwerkingsverband zich moet laten
adviseren door een orthopedagoog en door een tweede deskundige, afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de leerling (zoals blijkt uit de gegevens van de ouders of de school), door een kinder- of
jeugdpsycholoog, een pedagoog, een maatschappelijk werker, een arts of een kinderpsychiater.“
Een orthopedagoog neemt permanent deel aan alle besprekingen. De tweede deskundige op basis van
het dossier van de leerling kan de huidige directeur zijn van het SWV Rivierenland, waarin zij haar expertise als kinder- en jeugdpsycholoog inzet. Wanneer een andere deskundige nodig is, kan een beroep
gedaan worden op instellingen als GGD, GGZ en schoolmaatschappelijk werk (SMW).
De besprekingen van de toelaatbaarheidscommissies worden geleid door een onafhankelijk voorzitter.
De vergaderingen worden door de voorzitter procesmatige en technisch geleid.
Voor de vergaderingen wordt gewerkt met een jaarrooster. Indien noodzakelijk in crisissituaties wordt er
per direct gehandeld. De voorzitter van de commissie neemt daartoe initiatief en neemt contact met een
of meerdere commissieleden. Verantwoording van genomen besluiten en vindt achteraf plaats.
In een huishoudelijk reglement worden de taken en verantwoordelijkheden van de commissie verder
uitgewerkt. Daarin worden ook de afspraken opgenomen over de communicatie met de scholen, de
ouders en de leerlingen.
Toelaatbaarheidscommissie POVO-VSO
Deze commissie heeft vooral taken die direct samenhangen met de overgang van het primair – en speciaal onderwijs naar het voortgezet – en voortgezet speciaal onderwijs. Dit overgangsgebied is voor de
invoering van passend onderwijs van essentieel belang. De wet passend onderwijs schrijft voor dat het
SWV Rivierenland een toelaatbaarheidsverklaring moet verstrekken voor de deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs. Dat betekent dat op basis van ondersteuningsvragen van leerlingen bij de overgang nagegaan moet worden hoe de schoolloopbaan gecontinueerd moet worden. Dat kan betekenen
dat voor leerlingen die tot hun 12e deelnamen aan het speciaal onderwijs geen automatische toelaatbaarheidsverklaring wordt verstrekt voor het voortgezet speciaal onderwijs. In dat geval wordt nagegaan
welke kansen deze leerling heeft in het regulier onderwijs. Andersom is uiteraard ook mogelijk.
Het is dan ook een zeer bewuste keuze om deze commissie zo breed mogelijk samen te stellen met
een betrokkenheid vanuit zowel het primair als het voortgezet onderwijs. Deze commissie komt tot
bindende besluiten waarin ook een handelingsadvies is opgenomen.
Bovenstaande leidt tot de volgende samenstelling van de Toelaatbaarheidscommissie POVO-VSO:
•een onafhankelijk voorzitter;
•een deelnemer namens het voortgezet onderwijs;
•een deelnemer namens het voortgezet speciaal onderwijs;
•een deelnemer namens het primair onderwijs;
•een deelnemer namens het speciaal onderwijs;
•de directeur van het samenwerkingsverband;
waarbij minimaal één van de deelnemers een orthopedagoog is.
40
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Voorzitter
SO
VSO
PO
VO
SWV Rivierenland
Figuur 3: Samenstelling Toelaatbaarheidscommissie POVO-VSO
Toelaatbaarheidscommissie Passend Onderwijs Rivierenland
De aanmelding van de leerling bij de toelaatbaarheidscommissie passend onderwijs Rivierenland wordt
verricht door de zorgcoöordinatoren van de scholen. De aanmelding van de leerling verloopt schriftelijk
via een aanmeldingsformulier. Dat formulier is per 1 augustus 2014 beschikbaar. Van belang is dat op
dit formulier de ondersteuningsbehoefte van de school en van de leerling wordt verwoord. Ook is van
belang dat aangegeven wordt welke activiteiten al uitgevoerd zijn met de leerling. De zorgcoördinator
wordt door de toelaatbaarheidscommissie uitgenodigd om bij de bespreking van de leerling aanwezig te
zijn voor een nadere toelichting van de ondersteuningsvraag.
De commissie Toelaatbaarheidscommissie Passend Onderwijs Rivierenland kent de volgende samenstelling:
•een onafhankelijk voorzitter;
•een deelnemer namens het voortgezet onderwijs;
•een deelnemer namens het voortgezet speciaal onderwijs;
•de directeur van het samenwerkingsverband.
waarbij minimaal één van de deelnemers een orthopedagoog is.
Voorzitter
SWV Rivierenland
VSO
VO
Figuur 4: Samenstelling Toelaatbaarheidscommissie Passend Onderwijs Rivierenland
Deze commissie toetst in hoeverre een bovenschools arrangement noodzakelijk is en geeft een bekostigingstype af. Daarvoor worden de volgende typen onderscheiden:
•Type 0: de ondersteuning die de leerling behoeft, valt onder de basisondersteuning (vo).
•Type 1: de ondersteuning die de leerling behoeft, valt onder de extra ondersteuning (vo).
•Type 2: de ondersteuning die de leerling behoeft, valt onder de bovenschoolse trajecten (vo).
•Type 3: de ondersteuning die de leerling behoeft, valt onder de samenwerkingstrajecten vo-vso (vovso).
•Type 4: de ondersteuning die de leerling behoeft, valt onder de zware ondersteuning (vso).
De commissie geeft indien nodig een toelaatbaarheidsverklaring af.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
41
5.3
Werken met een ontwikkelingsperspectief
De wet passend onderwijs geeft aan dat er voor leerlingen die extra ondersteuning ontvangen een ontwikkelingsperspectief moet zijn. De ouders moeten kunnen instemmen met de inhoud van dit ontwikkelingsperspectief.
5.3.1 Voor wie een verplicht ontwikkelingsperspectief en de inhoud ervan
Wanneer de ondersteuning van de school een onderdeel vormt van het reguliere (basis) ondersteuningsaanbod, zoals begeleiding bij dyslexie, dyscalculie, remedial teaching of een training sociale vaardigheden, dan is er geen ontwikkelingsperspectief nodig. De ondersteuning binnen het lwoo wordt ook
gezien als een onderdeel van de reguliere (basis) ondersteuning hetgeen betekent dat er voor leerlingen
in het lwoo geen ontwikkelingsperspectief verplicht is.
De wet passend onderwijs geeft aan in welke onderwijssituaties een ontwikkelingsperspectief verplicht is.
•Scholen moeten vanaf 1 augustus 2013 een ontwikkelingsperspectief vaststellen voor elke leerling in
het (voortgezet) speciaal onderwijs. Voor nieuwe leerlingen moeten ze dit binnen 6 weken na inschrijving doen. Voor zittende leerlingen moet dit voor het nieuwe schooljaar, dus voor 1 augustus 2013.
•Voor elke leerling in het regulier onderwijs die extra ondersteuning nodig heeft, stelt het bevoegd
gezag met ingang van 1 augustus 2014 een ontwikkelingsperspectief op. In het geval van het SWV
Rivierenland gaat het om de leerlingen voor wie vanaf 1 augustus 2014 de rugzak wordt gecontinueerd.
•Voor leerlingen in het praktijkonderwijs.
•Voor leerlingen die tijdelijk zijn geplaatst op een andere school of instelling stelt het bevoegd gezag
het ontwikkelingsperspectief vast binnen 6 weken na definitieve plaatsing van de leerling.
In aansluiting op de Algemene Maatregel van Bestuur Passend Onderwijs (concept februari 2013) moeten de volgende onderdelen in het ontwikkelingsperspectief zijn opgenomen:
•De te verwachten uitstroombestemming van de leerling.
In het voortgezet onderwijs heeft de uitstroombestemming betrekking op uitstroom naar middelbaar
of hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs, of in geval van het praktijkonderwijs, naar
welk soort functie op de arbeidsmarkt uitstroom wordt verwacht.
•De onderbouwing van de te verwachten uitstroombestemming van de leerling.
Hierbij wordt gewezen op de mogelijkheden van de leerling in relatie tot de voor de uitstroombestemming vereiste kennis en vaardigheden. Er moet rekening gehouden worden met belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling.
•Ondersteuning en begeleiding
In het ontwikkelingsperspectief moeten ook de ondersteuning en de begeleiding opgenomen worden en, indien aan de orde, de afwijkingen van het onderwijsprogramma.
5.3.2 Vaststelling, bijstelling en betrokkenheid van de ouders
Het bevoegd gezag van de school stelt formeel het ontwikkelingsperspectief vast, nadat hierover verplicht overleg met de ouders is gevoerd. In het voortgezet speciaal onderwijs krijgt het bestuur van
de school hiervoor advies van de Commissie voor Begeleiding (voor cluster 3 en 4) of de Commissie
voor Onderzoek (voor cluster 1 en 2). De school evalueert het ontwikkelingsperspectief jaarlijks met
de ouders en stelt het zo nodig bij. Het is van belang dat scholen over de juiste instrumenten beschikken om ouders zo volledig mogelijk te informeren over dit overleg en de mogelijkheden van beroep en
bezwaar wanneer ouders niet kunnen instemmen met het ontwikkelingsperspectief.
5.3.3 Het werken met en de duur van het ontwikkelingsperspectief
Voor het samenwerkingsverband is het van belang goed zicht te hebben op de samenstelling, de regievoering en de evaluatie van het werken met het ontwikkelingsperspectief. Het werken met de ontwikkelingsperspectieven biedt een goed zicht op de besteding van een belangrijk deel van de middelen van
de lichte én de zware ondersteuning.
42
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Deze constatering vraagt opnieuw om een kwalitatief hoogwaardig monitoringssysteem en een systeem van verantwoording door de scholen aan het samenwerkingsverband.
Ook vraagt het om een investering in scholing en professionalisering van leraren in het werken met ontwikkelingsperspectieven. Vooral de uitvoering ervan op klassenniveau vraagt om kwaliteiten als omgaan
met verschillen, differentiatie en planmatig handelen.
In de wet- en regelgeving is geen minimumperiode voor een ontwikkelingsperspectief vastgelegd. Dat
wordt overgelaten aan de eigen inzichten van het samenwerkingsverband. Het zal van de inzichten
van de leden van de Toelaatbaarheidscommissie POVO-VSO en Toelaatbaarheidscommissie Passend
Onderwijs Rivierenland en uiteraard van de vraag van school en leerling afhangen welke termijnen in
acht genomen gaan worden.
Het ontwikkelingsperspectief wordt tenminste een keer per jaar met de ouders geëvalueerd. Op basis
van de evaluatie kan ook worden besloten tot beëindiging van het ontwikkelingsperspectief, waarna de
leerling terugvalt op de basisondersteuning.
Op basis van het artikel 164 in de wet expertisecentra en artikel 103 in de wet voortgezet onderwijs is
de registratie ontwikkelingsperspectief (september 2013) vastgelegd. Daarin is bepaald dat de school in
BRON moet aangeven dat een leerling een ontwikkelingsperspectief heeft. Daarbij wordt een ingangsdatum opgegeven. Indien het werken met het ontwikkelingsperspectief vervalt, moet dat ook worden
aangegeven in BRON.
Het werken met het ontwikkelingsperspectief is onderwerp van evaluatie en monitoring door het
samenwerkingsverband. De overheid heeft slechts voorzien in een wettelijk evaluatief gesprek van de
school met de ouders. In het ontwikkelingsperspectief wordt beschreven welke extra en aanvullende
activiteiten door de school worden uitgevoerd. Deze zullen uitgebreid onderwerp zijn van evaluatie en
monitoring. Daarbij gaat het zowel om de kwantitatieve evaluatie (aantal, duur, middelen, e.d.) als om
een kwalitatieve evaluatie (aard van activiteiten en interventies, uitvoerders, effecten e.d.).
5.4
Toelaatbaarheidsverklaring voortgezet speciaal onderwijs
Het samenwerkingsverband heeft de taak om te beslissen of een leerling wordt toegelaten tot het
voortgezet speciaal onderwijs. Het bevoegd gezag van de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven staat, vraagt hiervoor een toelaatbaarheidsverklaring aan bij het samenwerkingsverband. Om
te beslissen over de toelating van een leerling tot het voortgezet speciaal onderwijs vraagt het samenwerkingsverband advies aan deskundigen. De benodigde deskundigheid en disciplines in de toelaatbaarheidscommissie zijn beschreven in de Algemene Maatregel van Bestuur.
De beide toelaatbaarheidscommissies van het SWV Rivierenland zijn samengesteld conform de richtlijnen van de Algemene Maatregel van Bestuur Passend Onderwijs, februari 2013.
Wanneer de ondersteuningsvraag van de leerling de extra ondersteuningsmogelijkheden binnen het
regulier onderwijs blijkt te overstijgen, geeft de wet passend onderwijs aan om – in overleg met de
ouders – op zoek te gaan naar een alternatief traject dat het antwoord wel kan bieden. Een van de mogelijkheden is dan het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring voor het voortgezet speciaal onderwijs.
De route naar het voortgezet speciaal onderwijs vraagt een zorgvuldig inhoudelijk te doorlopen traject in
het regulier onderwijs en een open en transparante procesgang. Betrokkenheid van de ouders is daarbij
van het grootste belang en ook zij moeten inzien dat het in het belang is van hun kind dat een voortgang
in het voortgezet speciaal onderwijs het beste is.
De toewijzing van een toelaatbaarheidsverklaring is een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Tegen die beslissing staat bezwaar en daarna beroep open. Bij een positief vso-advies geeft het
samenwerkingsverband een verklaring af met daarop vermeld het nummer van de toelaatbaarheidsverklaring, de start- en einddatum en het overeengekomen bekostigingsniveau van de ondersteuning
(bekostigingscategorie I, II of III).
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
43
De minimumtermijn van een toelaatbaarheidsverklaring is ten minste één schooljaar, met dien verstande
dat indien een verklaring voor één jaar wordt afgegeven, in bijvoorbeeld maart 2015, dan is deze geldig
tot 31 juli 2016. In overleg met ouders kan voor een korter traject worden gekozen. Doorgaans zal echter
na iedere twee jaar opnieuw bekeken worden welk arrangement past bij de betreffende leerling.
Het SWV Rivierenland heeft er voor gekozen om in principe voor maximaal 2 schooljaren een toelaatbaarheidsverklaring af te geven. De duur van de toelaatbaarheidsverklaring wordt bepaald door de toelaatbaarheidscommissie.
Als de beperking van de leerling dusdanig ernstig is dat inzet van en verblijf binnen het vso evident is,
kan een toelaatbaarheidsverklaring voor de gehele schoolloopbaan worden afgegeven.
Het bestuur van het SWV Rivierenland geeft een mandaat aan de directeur voor het verstrekken van de
toelaatbaarheidsverklaringen en de ondertekening daarvan.
5.4.1Procedure en het beleid over terug- en overplaatsing van leerlingen, bij wie de
toelaatbaarheidsverklaring is verstreken
Uit de voortgang met het werken met het ontwikkelingsperspectief in het voortgezet speciaal onderwijs
kan blijken dat de doelen naar boven bijgesteld kunnen worden. Het gevolg daarvan kan zijn dat een
reguliere vorm van onderwijs voor deze leerling weer tot de mogelijkheden gaat behoren.
De school voor voortgezet speciaal onderwijs zal in nauw overleg met de ouders een terugplaatsingsplan opstellen, waarbij de ouders / leerling hun voorkeur voor bepaalde scholen kunnen uitspreken. In
het algemeen zal de volgende procedure gehanteerd worden:
•binnen het samenwerkingsverband wordt vanuit de Toelaatbaarheidscommissie Passend Onderwijs
Rivierenland naar de meest geschikte onderwijssetting gezocht. Op basis van de behoefte van de
leerling in relatie tot de schoolondersteuningsprofielen van de scholen;
•vanuit de Toelaatbaarheidscommissie Passend Onderwijs Rivierenland zal contact worden gelegd
met de “gastschool” en wordt een plan opgesteld;
•een evaluatie met de betrokken partijen of een meer definitieve plaatsing succesvol kan zijn, waarna
besloten wordt de leerling definitief in het regulier onderwijs te plaatsen;
•er kan ook worden gekozen voor een arrangement, waarbij gedacht kan worden aan een symbiosetraject voor de leerling; daarbij gebruik makend van de mogelijkheden uit de eerder vermelde
brochure ‘Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs’ (ministerie OCW, december 2012) en/of een leerwerktraject.
5.4.2 Automatische Toelaatbaarheidsverklaring
Artikel 40 lid 16 van de wet op de expertisecentra biedt de mogelijkheid tot een automatische plaatsing
van een leerling, in het speciaal onderwijs maar, dan wel op basis van een samenwerkingsovereenkomst.
Voor deze leerlingen hoeft het samenwerkingsverband geen toelaatbaarheidsverklaring af te geven.
Een leerling die is geplaatst in een inrichting, accommodatie of residentiële instelling en die wordt toegelaten op basis van de bekostiging, bedoeld in artikel 117, zesde of zevende lid, wordt door die plaatsing en voor de duur daarvan aangemerkt als een leerling die toelaatbaar is verklaard tot de school voor
speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of tot de school voor speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs, behorend tot cluster 3 of cluster 4, die aan die inrichting of accommodatie is verbonden dan
wel waarmee die residentiële instelling een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten. Indien een
leerling is toegelaten tot een school die is verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 71c, eerste
lid, maakt die school afspraken met het samenwerkingsverband waartoe de leerling behoorde direct
voorafgaand aan de toelating tot de school, over de terugkeer van de leerling.
5.5.3 Leerlingen in Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en Gesloten Jeugdzorg Instelling (GJI)
De gesloten instellingen JJI en GJI vallen wat de bekostiging betreft buiten het kader van het samenwerkingsverband. Het rijk stelt een aantal plaatsen per instelling vast en die plaatsen worden rechtstreeks door het rijk bekostigd. Naast de regeling van de bekostiging die voor iedere cluster 4 leerling
geldt, geldt ook een bijzondere bekostiging en de regeling daarvan is momenteel terug te vinden in de
Regeling bekostiging personeel. Het samenwerkingsverband heeft alleen met deze leerlingen te maken
44
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
wanneer ze uit de gesloten residentiële instelling ontslagen worden en tot de zorgplicht van het samenwerkingsverband gaan behoren. Dan geldt in principe de benadering dat bezien wordt of deze leerling
ondersteuning nodig heeft en zo ja, de nadere invulling daarvan.
Voor de voortgang van de schoolloopbaan van de leerling is het van essentieel belang dat er in een zo
vroeg mogelijk stadium contact is tussen leerplicht en het SWV Rivierenland betreffende de plaatsing
van de leerling. Indien gewenst wordt de leerling besproken in de tweede Toelaatbaarheidscommissie
Passend Onderwijs Rivierenland. Om thuiszitten van deze leerlingen te voorkomen zijn goede afspraken
met de afdelingen leerplicht hierover zeer gewenst.
5.5.4 Afspraken met cluster 1 en 2
Met de besturen en scholen voor cluster 1 en 2 worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de
expertise van die scholen na 1 augustus 2014 ingezet wordt in de vorm van een concreet ondersteuningsaanbod aan de scholen. Ook voor de leerlingen met een rugzak voor die clusters geldt, dat deze
wordt afgeschaft. De instelling die de ondersteuning verzorgt, krijgt vervolgens de taak om een ondersteuningsaanbod te ontwikkelen passend bij de onderwijsbehoefte van de school. Daarvoor maken zij
gebruik van de voormalige rugzakmiddelen en de middelen ambulante begeleiding. Over de wijze van
indicatiestelling, het leveren van begeleidingsarrangementen en de ondersteuning van ouders worden
werkafspraken gemaakt.
Vanuit Visio Onderwijs (cluster 1) is er een contactpersoon verbonden aan het samenwerkingsverband
die benaderd kan worden bij vragen rondom het onderwijs aan visueel beperkte leerlingen.
Het streven van Visio Onderwijs is zoveel mogelijk kinderen met een visuele beperking op reguliere, of
andere vormen van speciale, scholen onderwijs te laten volgen. Op dit moment wordt bijna 75% van
de leerlingen door de Ambulant Onderwijskundige Dienst van Visio begeleid. Om dit te realiseren wordt
ondersteuning op maat geboden. Op basis van de onderwijsbehoeften van het kind en de ondersteuningsbehoeften van de leraar wordt een begeleidingsplan opgesteld. Ondersteuning aan leraren en leerlingen kan bestaan uit: ambulante onderwijskundige begeleiding, advies, coaching, instructie, collegiale
consultatie en cursussen. Naast ondersteuning door de ambulant onderwijskundig begeleider blijven er
financiële middelen beschikbaar ten behoeve van de visueel beperkte leerling.
Wanneer sprake is van (een vermoeden van) een visuele beperking, kunnen ouders, maar ook de school,
hun kind aanmelden bij Koninklijke Visio. Na onderzoek, beoordeelt de Commissie van Onderzoek of het
kind op basis van de landelijke toelatingscriteria recht heeft op een indicatie Cluster 1. Hierbij wordt ook
aangegeven of het kind recht heeft op ambulant onderwijskundige begeleiding of op onderwijs op één
van de scholen voor leerlingen met een visuele beperking van Visio.
Het onderwijs in cluster 2 is bestemd voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte vanwege een
auditieve beperking of ernstige spraak/taalmoeilijkheden. Voor cluster 2 geldt dat het SWV Rivierenland
bestuurlijke afspraken maakt met De Koninklijke Auris groep. Met deze organisatie worden vergelijkbare
afspraken gemaakt over de ondersteuning en inzet van de ambulante begeleiding.
Gezien het belang van die afspraken met de beide instellingen voor de schoolloopbaan van deze leerlingen verwacht het SWV Rivierenland dat er sprake is van een kwalitatief goede inzet van ondersteuning
en dat regelmatig verantwoording plaatsvindt van de inzet en de resultaten ervan.
Binnen het SWV Rivierenland wordt en werd op het Koningin Wilhelmina College momenteel goede
ervaringen opgedaan met de inrichting van het onderwijs aan leerlingen cluster 2. Er zijn samenwerkingsafspraken gemaakt met de deskundige van cluster 2 die 4 dagen in de week op dit college werkt. In
overleg met de school zijn afspraken gemaakt over de inzet van de uren en de aard van ondersteuning.
Het SWV Rivierenland streeft ernaar dergelijke afspraken ook te maken met andere scholen.
5.5.5 Onderwijs aan leerlingen met epilepsie
Aparte aandacht is gewenst voor de begeleiding van leerlingen met epilepsie. De verantwoordelijkheid
voor de ambulante begeleiding van leerlingen met epilepsie gaat – net als voor het cluster-1- en 2-onderwijs – niet naar de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Het Landelijk Werkverband
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
45
Onderwijs en Epilepsie blijft op landelijk niveau verantwoordelijk voor de ondersteuning van deze leerlingen. Het gaat om een relatief kleine groep leerlingen, die qua aantal niet of nauwelijks groeit. Het is
voor de samenwerkingsverbanden haast onmogelijk om hun expertise op dit gebied op peil te houden.
Beide epilepsiescholen zijn onderdeel van de 2 landelijke epilepsiecentra Kempenhaeghe en SEIN. Het
Landelijk Werkverband krijgt een eigen budget voor de begeleiding van leerlingen met epilepsie. Het is
de bedoeling dat de komende jaren meer maatwerk geboden kan worden zowel naar inhoud als naar
duur. Over die inzet worden samenwerkingsafspraken gemaakt met het samenwerkingsverband.
Deze afspraken zijn o.a. van belang in verband met de Cambier van Nootenschool. Op die school zitten
12 leerlingen die gediagnostiseerd epilepsie hebben.
5.6 Registratie en omgaan persoonsgegevens
In deze paragraaf worden de formele aspecten aangegeven inzake de registratie en het omgaan met
persoonsgegevens.
a.Registratie van leerlingen die extra ondersteuning krijgen en waarvoor een ontwikkelingsperspectief
wordt opgesteld. Deze gegevens moeten worden opgenomen in BRON; ook wordt aangegeven
wanneer deze extra ondersteuning beëindigd is.
b.Omgaan met persoonsgegevens; wet passend onderwijs (artikel 17a, lid 14)
Het samenwerkingsverband is bevoegd zonder toestemming van degene die het betreft persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid als bedoeld in artikel 16 van de wet bescherming persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot leerlingen, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van
de taken, bedoeld in het zesde lid, onderdelen b tot en met d (toewijzen van ondersteuningsmiddelen).
Het samenwerkingsverband verstrekt de gegevens, bedoeld in de eerste volzin, niet aan derden, met
uitzondering van het bevoegd gezag van de school waar de desbetreffende leerling is aangemeld of
ingeschreven. Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor het samenwerkingsverband en de deskundigen, bedoeld in het twaalfde lid (besluitvormers
over toelaatbaarheid). In het kader van de samenwerking tussen onderwijs en partners voor jeugdhulp is
het gewenst om goede afspraken te maken over het omgaan met persoonsgegevens. Daarin is al veel
ervaring opgedaan door het gebruik van de verwijsindex.
Bewaartermijnen gegevens leerlingen
Het samenwerkingsverband bewaart de gegevens tot drie jaar na afloop van:
a.de beoordeling van de toelaatbaarheid van de leerling tot het vso;
b.de advisering over de ondersteuningsbehoefte van de leerling aan het bevoegd gezag van de school
waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
c.de toewijzing van ondersteuningsmiddelen of ondersteuningsvoorzieningen aan de school, voor
zover het voor die toewijzing nodig was gegevens van de leerling als bedoeld in de eerste volzin te
verwerken.
5.7
Beroep en bezwaar
5.7.1 Kracht van dialoog en communicatie
Ouders worden met de invoering van passend onderwijs geconfronteerd met een aantal nieuwe regels,
afspraken en procedures over de toelating of verwijdering of de toekenning van ondersteuningsmiddelen aan leerlingen. Met de invoering van passend onderwijs vindt een verschuiving plaats van verantwoordelijkheden van de landelijke overheid naar de regionale samenwerkingsverbanden. Dat is de
reden waarom er in de aanloop naar de invoering van passend onderwijs veel aandacht gegeven is aan
het omgaan met conflicten en geschillen.
Er is echter alles aan gelegen om conflicten en geschillen zoveel mogelijk binnen de eigen school dan
wel het samenwerkingsverband op te lossen en de gang naar de rechter en de arbitragecommissies
zoveel mogelijk te beperken. Dat vraagt uiteraard een inzet van alle betrokkenen. We beseffen wel
degelijk dat het gaat om ingrijpende beslissingen die genomen moeten worden voor de schoolloopbaan
van leerlingen. We wijzen op de toelating en verwijdering van een school, het verstrekken van extra
ondersteuning en het ter beschikking stellen van een toelaatbaarheidsverklaring.
46
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Met nadruk wijzen wij op het belang van een goede en transparante dialoog tussen ouders en school.
Indien er sprake is van een conflict of geschil is het onze verwachting dat veel daarvan binnen de eigen
school en / of het samenwerkingsverband opgelost kan worden. Indien gewenst wordt daarbij gekozen
voor de rol van een bemiddelaar of mediator. In dat geval kan de school of de ouders ook een beroep
doen op de inzet van een onderwijsconsulent.
5.7.2 Overzicht van commissies voor beroep en bezwaar
Beroep en bezwaar binnen het samenwerkingsverband
De wet passend onderwijs regelt in artikel 17a, lid 13 dat een samenwerkingsverband een adviescommissie van deskundigen samenstelt. Deze commissie adviseert over bezwaarschriften betreffende
beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet
speciaal onderwijs. De adviescommissie sluit aan bij artikel 17a, lid 13 en is in overeenstemming met
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.
Landelijke Arbitragecommissie Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs
Op 4 april 2013 is de nieuwe Landelijke Arbitragecommissie Samenwerkingsverbanden passend onderwijs van start gegaan. De commissie is ondergebracht bij onderwijsgeschillen. De commissie is geïnstalleerd door de sectororganisaties.
De Arbitragecommissie beslecht geschillen binnen het samenwerkingsverband, die betrekking hebben
op: de statuten (in de oprichtingsfase), de onderlinge verhoudingen, het beleid ten aanzien van de extra
ondersteuning en de (verdeling van de) bekostiging daarvan.
Via deze link is meer informatie beschikbaar.
http://mobiel.onderwijsgeschillen.nl/themadossier-passend-onderwijs/arbitragecommissie/
Regeling landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief
Deze commissie sluit aan op artikel 45, vierde lid van de Wet op de Expertisecentra. De wet van 11
oktober 2012 tot wijziging van onder meer de wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit
van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Staatsblad. 2012, 545) heeft tot doel een kwaliteitsverbetering in het (voortgezet) speciaal onderwijs tot stand te brengen. Deze wet verplicht scholen met
ingang van 1 augustus 2013 tot het vaststellen van een ontwikkelingsperspectief voor alle leerlingen en
schrijft eveneens voor dat scholen hierover op overeenstemming gericht overleg met ouders dienen te
voeren en de voortgang van de ontwikkeling van de leerlingen moeten registreren. Als ouders het niet
eens zijn met het vastgestelde ontwikkelingsperspectief, dan kunnen zij hierover een oordeel vragen
aan de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief. Via deze link is meer informatie beschikbaar:
http://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-22041.html
Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering
Deze commissie sluit aan op Artikel 34.9. en is opgenomen in de AMvB Passend onderwijs. De leden
worden benoemd op gezamenlijke bindende voordracht van de landelijke ouderorganisaties, de landelijke patiënten- en gehandicaptenorganisaties en de sectororganisaties.
http://mobiel.onderwijsgeschillen.nl/themadossier-passend-onderwijs/geschillencommissies-passendonderwijs/geschillencommissie-passend-onderwijs/
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
47
48
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 6
Huidige en nieuwe positie
Leerwegondersteunend onderwijs en
Praktijkonderwijs
6.1Inleiding
Er is van oudsher een intensieve relatie tussen het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs en
het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs. Die is verankerd in wet- en regelgeving
o.a. in verband met de oorspronkelijke aanwending van middelen uit het regionaal zorgbudget. Juist het
lwoo en het pro waren en zijn de onderwijsvoorzieningen die het onderwijs bieden aan leerlingen met
orthopedagogische en didactische hulpvragen. Dit is vastgelegd in de afspraken over de advisering, het
onderzoek naar de capaciteiten en sociaal-emotionele ontwikkeling en de toeleiding van leerlingen naar
het lwoo en pro. In verband met een goede afstemming werd er regelmatig overleg gevoerd met de
regionale verwijzingscommissie (RVC).
In hoofdstuk 3 ‘De regio in beeld’ hebben we gezien dat het in het SWV Rivierenland gaat om bijna 1500
leerlingen die aangewezen zijn op lwoo en pro op 1 oktober 2012. Aan het praktijkonderwijs namen 230
leerlingen deel en aan het lwoo 1264 leerlingen. Daarbij ook de vaststelling dat het aantal leerlingen in
het lwoo aanmerkelijk hoger is dan het landelijk gemiddelde en dat er verhoudingsgewijs 350 leerlingen
boven het landelijk gemiddelde deelnemen aan het lwoo. Het aantal leerlingen in het pro is net onder
het landelijk gemiddelde.
De overheid streeft ernaar het lwoo en het pro te integreren in het passend onderwijs. Dat heeft uiteraard consequenties voor de inhoudelijke ontwikkeling van de scholen, voor de toelating van leerlingen
en voor de toekomstige financiering van de scholen. (Brieven: Ministerie OCW; 5 april 2013, 22 augustus 2013). Op 26 november 2013 is de internetconsultatie gestart over de wijziging van de wet op het
voortgezet onderwijs in verband met het onderbrengen van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
49
Samengevat gaat het er in de brieven en het nieuwe wetsvoorstel om dat de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs verantwoordelijk worden voor de toewijzing van lwoo en pro. Dat heeft tot
gevolg dat de 16 regionale verwijzingscommissies (RVC’s) worden opgeheven. Scholen die lwoo en pro
aanbieden, vragen straks een ondersteuningstoewijzing voor lwoo of pro aan bij het samenwerkingsverband. Voorlopig blijven de huidige landelijke criteria voor lwoo en pro gehandhaafd. Ook de lwoolicenties blijven voorlopig behouden. Medio 2014 wordt besloten wat er met de criteria en/of licenties
gaat gebeuren.
6.2
Inrichting van het lwoo en pro
Lwoo-afdelingen op de reguliere vmbo-locaties
Het lwoo betekent extra begeleidingsmogelijkheden voor een leerling, onafhankelijk van het niveau van
het vmbo waarop hij/zij instroomt (basis, kader, gemengd of theoretisch). Het is dus geen aparte opleiding. Lwoo wordt in het SWV Rivierenland aangeboden op alle vmbo-scholen.
De lwoo-leerlingen werken veelal in kleinere klassen, zodat er meer begeleiding mogelijk is per leerling.
De voortgang van de begeleiding wordt regelmatig besproken in het begeleidingsteam van het lwoo.
Praktijkonderwijs
Praktijkonderwijs is bedoeld voor die leerlingen voor wie een vmbo-diploma waarschijnlijk niet haalbaar
is. In ons samenwerkingsverband wordt het pro verzorgd op de volgende scholen: Koningin Wilhelmina
College en het RSG Lingecollege.
Het pro gaat uit van de mogelijkheden van de leerling. De leerling wordt voorbereid op de arbeidsmarkt en het zo zelfstandig mogelijk functioneren in de maatschappij. Het onderwijs is ingericht op
de vijf domeinen, leren, wonen, werken, burgerschap en vrije tijd. Daarnaast wordt er op eigen niveau
gewerkt aan rekenen en Nederlands. Naast theoretische vakken worden er praktijklessen gegeven in de
vakken verzorging consumptief, persoonlijke verzorging en huishoudkunde, bouwtechnieken en hout,
algemene technieken en groen. Naast de toeleiding naar arbeid kan een leerling uit het praktijkonderwijs
doorstromen naar het mbo waar een beroepskwalificatie te behalen is.
6.3
Schoolondersteuningsprofiel voor lwoo en pro
Bij de ontwikkeling van het schoolondersteuningsprofiel is gewerkt aan de hand van een format. Dat
format is zodanig opgesteld dat de scholen een schets geven van de ondersteuningswerkzaamheden
om zoveel mogelijk leerlingen passend onderwijs en gerichte ondersteuning te bieden om schooluitval
te voorkomen. Zoals eerder opgemerkt hebben het vmbo met leerwegondersteuning en het praktijkonderwijs in het verleden de nodige expertise op dit terrein opgebouwd. Vandaar dat in het schoolondersteuningsprofiel van deze scholen bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de volgende onderwerpen:
omgaan met leerachterstanden en het bevorderen van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Voor de
scholen voor praktijkonderwijs geldt dat er daarnaast bijzondere ervaring is opgedaan met arbeidsoriëntatie en arbeidstoeleiding.
Algemeen kan worden vastgesteld dat de middelen in hoofdzaak worden ingezet voor verkleining van de
klassen, het bieden van aanvullende activiteiten zoals trainingen en ondersteuning, zowel op didactisch
als op sociaal-emotioneel terrein, inzet van orthopedagoog en de mentor.
50
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 7
Bovenschoolse voorzieningen
7.1Inleiding
Al een aantal jaren functioneert binnen het SWV Rivierenland een reboundvoorziening. Vanaf 1 augustus
2014 vindt er een aantal wijzigingen plaats in de bekostiging en in het vervolg daarvan van de taakstelling. Vanaf het schooljaar 2005-2006 kennen wij drie bovenschoolse voorzieningen: Op de Rails, Herstart
en Rebound. De eerste twee werden veelal uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het REC en de
reboundvoorziening onder die van een samenwerkingsverband voortgezet onderwijs.
Met de invoering van passend onderwijs ontvangen de samenwerkingsverbanden een vast bedrag voor
de uitvoering van de lichte ondersteuning. Het bedrag komt naar een samenwerkingsverband als een
lumpsum-bedrag. Passend bij de verschuiving van verantwoordelijkheden is het aan het samenwerkingsverband om zelf beslissingen te nemen over de inzet van middelen en dus ook over de inrichting
van de voorziening. Het gaat hier dus om het maken van keuzes naar eigen inzichten. Uiteraard zijn dat
geen vrijblijvende keuzes en gaat het ook om een uitvoerige verantwoording van de inzet van middelen
op basis van resultaat.
In dit hoofdstuk gaan we in op de werkwijze Rebound die binnen het SWV Rivierenland gehanteerd
wordt. Overigens is deze werkwijze recent gewijzigd op basis van een evaluatie in het najaar van 2013.
Streven is om vanaf heden te spreken van een geïntegreerde voorziening waarin de oorspronkelijke doelen en doelgroepen van Op de Rails en Herstart worden meegenomen. Naast deze voorziening kent het
SWV Rivierenland ook een intensieve vorm van samenwerking van het voortgezet speciaal onderwijs en
het regulier voortgezet onderwijs. Deze voorziening is gericht op leerlingen met een cluster-4-indicatie.
Deze samenwerking is gericht op het toewerken naar een diploma van deze leerlingen.
Voor de bovenschoolse voorzieningen geldt dat deze bij de invoering van passend onderwijs gaan vallen
onder de regelgeving die is opgenomen in de brochure ‘Een passend onderwijsprogramma voor alle
leerlingen in het voortgezet onderwijs’(Ministerie OCW, december 2012) en de Algemene Maatregel
van Bestuur Passend Onderwijs (februari 2013).
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
51
7.2
Bovenschoolse voorziening SWV Rivierenland
Hieronder geven wij een schets van de huidige werkwijze van de Bovenschoolse Voorziening Rivierenland. Deze werkwijze wordt het komende schooljaar 2014-2015 uitgevoerd en zal daarna worden
geëvalueerd, waarna een aanpassing mogelijk is.
De meerwaarde van de Bovenschoolse voorziening SWV Rivierenland behelst:
•het verkleinen van het percentage drop-outs binnen de scholen;
•time out bieden voor leerlingen en scholen;
•oplossingsgericht meedenken aan casussen op het gebied van school en thuis;
•leerlingen bewust en verantwoordelijk maken van het eigen handelen door middel van Equip en
intensief spiegelen;
•afname van psychologische testen van de leerlingen met als doel inzage verkrijgen in de onderliggende problematiek van de leerling;
•door middel van succesgevoelens het plezier in school vergroten;
•meer tijd en aandacht voor leerlingen met gedrags-en leerproblematiek;
•consultaties voor multi-problematische leerlingen;
•een link tussen vo, vso en externe hulpverlening;
•het begeleiden van Equip trainingen aan leerlingen en leraren extern.
Aanmelding
De leerling wordt aangemeld door de zorgcoördinator van de school door middel van een gesprek met
de externe coördinator van de bovenschoolse instelling. In dit gesprek worden de hulpvragen van de
school duidelijk. Vervolgens wordt de leerling aangemeld door de school van inschrijving via het digitale
systeem van Onderwijs Transparant. De aanmelding is een voorwaarde voor een plaatsing op de Bovenschoolse voorziening Rivierenland te Geldermalsen.
52
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Op termijn streeft het SWV Rivierenland naar een aanmelding die verloopt via de Toelaatbaarheidscommissie Passend Onderwijs Rivierenland. Daarbij overigens de kanttekening dat in geval van crisis
de directeur van het SWV Rivierenland de mogelijkheid heeft een leerling per direct te plaatsen in de
voorziening. Indien gewenst heeft deze bilateraal overleg met andere commissieleden. De directeur legt
achteraf verantwoording af.
Intake
De interne coördinator gaat met de orthopedagoog op intake bij de leerling thuis. Er wordt een toezegging van ouder(s) en/of verzorger(s) verwacht om medewerking te verlenen voor inzage van dossiers bij
scholen en/of externe hulpverlening en indien nodig het afnemen van testen voor psychologisch onderzoek met daaraan mogelijk een traject vastgekoppeld. Hierna wordt de leerling besproken in het team
en wordt vastgesteld of de leerling geplaatst kan worden.
Eerste vier weken (beginperiode)
In deze periode wordt de leerling sociaal-emotioneel en didactisch geobserveerd. De hulpvraag van de
leerling wordt geformuleerd. Er wordt vastgesteld of er psychologische onderzoeken/testen moeten
worden afgenomen. Na vier weken is het verdere traject voor de leerling, school en Rebound duidelijk.
Eventuele externe hulpverlening in de thuissituatie wordt door de maatschappelijk werker georganiseerd. Deze periode wordt afgesloten met de evaluatie. Wanneer echter uit het gedrag van de leerling
blijkt dat de bovenschoolse onderwijstelling toch niet de juiste omgeving voor hem of haar blijkt te zijn,
is deze genoodzaakt de leerling terug te plaatsen op de school van inschrijving of gaat deze samen met
de school van herkomst zoeken naar de beste plek voor de leerling om zijn/haar onderwijscarrière te
vervolgen.
Tweede vier weken (tussenperiode)
In deze periode is er ruimte voor de individuele groei van de leerlingen. Eventueel worden er in deze periode nog testen afgenomen. Het traject voor terugplaatsing wordt ingezet. De bovenschoolse instelling
evalueert samen met school over de vormgeving. Met de school wordt een handelingsplan opgesteld.
Deze periode wordt afgesloten met de tussenevaluatie.
Laatste vier weken (eindperiode)
In deze periode is er meer ruimte voor de groepsgroei van de leerlingen. Wat betekent het gedrag van de
individuele leerlingen in een groep? Door middel van spiegelen willen we het zelf-reflecterend vermogen
van de leerlingen vergroten om hen beter bewust te maken van het eigen handelen. Er wordt verder
gewerkt met de school aan het traject van terugplaatsing. Per leerling wordt bekeken of ze bij terugkeer
een presentatie houden over hun periode in de bovenschoolse onderwijsinstelling en/of het bijhouden
van een gedragsschrift bij terugkeer. Bij de terugkeer kan gekeken worden, afhankelijk van het profiel
van de leerling, of hij of zij gefaseerd terug kan keren of in het geheel. Deze periode wordt afgesloten
met de eindevaluatie.
Nazorg
Na deze periode houdt de leerling recht op nazorg gedurende drie maanden. Dit kan zijn door een dag in
de week terug te komen op de bovenschoolse onderwijsinstelling of door gesprekken met een medewerker van de bovenschoolse onderwijsinstelling op de school van inschrijving.
Evaluaties
Elke periode wordt afgesloten met een evaluatie. Deze vindt plaats op de bovenschoolse onderwijsinstelling. Hierbij zijn de zorgcoördinator/mentor, ouders/verzorgers, medewerker bovenschoolse onderwijsinstelling en eventuele externe hulpverlening aanwezig.
De Bovenschoolse voorziening Rivierenland in het kader van passend onderwijs
Voor de leerlingen die na 1 augustus 2014 verblijven in de voorziening geldt dat er een ontwikkelingsperspectief moet worden vastgesteld. Conform de wet wordt dit perspectief opgesteld door het bestuur
van de school waar de leerling is ingeschreven. In het ontwikkelingsperspectief moet in ieder geval het
uitstroomniveau van de leerling worden vastgesteld, de onderbouwing daarvan en een overzicht van de
uit te voeren werkzaamheden.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
53
Tijdens het verblijf in de Bovenschoolse voorziening blijft de leerling ingeschreven op de reguliere school
voor voortgezet onderwijs. Het bestuur van het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de
kwaliteit van het onderwijs op deze instelling. Het samenwerkingsverband is door de inspectie hierop
aanspreekbaar. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs op de voorziening.
Samenwerking met de Jeugdhulpverlening
Vanaf schooljaar 2013-2014 is een pilot gestart waarbij de Jeugdhulpverlening GGZ wekelijks aanwezig
is op de Bovenschoolse voorziening Rivierenland en hier de consultaties verzorgt. Zowel leerlingen op
de Bovenschoolse voorziening als leerlingen van scholen voor vo en vso kunnen hieraan deelnemen.
De uitgangspunten bij deze pilot zijn:
•vroegtijdig schoolverlaten tegen gaan;
•laagdrempelige hulpverlening dichter bij de school;
•vroegsignalering;
•waar ligt de grens tussen school en hulpverlening;
•kennis delen over transitie jeugdzorg en passend onderwijs;
•preventieve interventies;
•(screenende) diagnostiek;
•toeleiding naar hulpverlening.
7.3
Samenwerking voortgezet speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs
Vanaf het schooljaar 2010-2011 kent het SWV Rivierenland een intensieve samenwerking tussen het
voortgezet speciaal onderwijs Sonnewijser en het voortgezet onderwijs Lingecollege Tiel. Deze samenwerking heeft geleid tot een voorziening die bedoeld is voor leerlingen met een cluster-4-indicatie die
een diplomagericht traject aan kunnen en willen. Deze leerlingen voldoen aan de didactische en pedagogische criteria die zijn samengesteld door de Sonnewijser. Het doel is dat deze leerlingen met een
cluster-4-indicatie op een begeleide manier een vmbo-diploma behalen.
De klas wordt begeleid door een mentor, die zelf zoveel mogelijk lessen aan deze klas geeft en alle lesuren aanwezig is als achterwacht. De leerlingen volgen ook lessen binnen het reguliere programma van
het Lingecollege. De mentor is ook dan aanwezig en treedt, indien nodig, op als achterwacht. Ondersteunend worden vanuit de Sonnewijser door de Commissie van Begeleiding observaties verricht en
leerlingen aanvullend ondersteund.
In het schooljaar 2014-2015 zal een onderzoek verricht worden naar de mogelijkheden die de wet passend onderwijs biedt om deze vorm van samenwerking uit te breiden op andere scholen.
54
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 8
Ouders en passend onderwijs
8.1Inleiding
Een van de belangrijkste uitgangspunten van passend onderwijs is de versterking van de samenwerking
tussen school en ouders. In het bijzonder gaat het dan om ouders van leerlingen met ondersteuningsvragen. Verwacht wordt dat dankzij de wet passend onderwijs, en dan in het bijzonder dankzij de zorgplicht,
ouders veel gerichter verwezen en geadviseerd kunnen worden.
Op tal van plaatsen wordt in de wet passend onderwijs aandacht besteed aan de rol en de positie van
ouders. Het gaat daarbij in ieder geval om de volgende artikelen:
•in het ondersteuningsplan moet worden opgenomen hoe ouders geïnformeerd worden over de
ondersteuningsmogelijkheden (artikel 17a, lid 8f);
•op overeenstemming gericht overleg voeren met ouders van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte en die in aanmerking komen voor een ontwikkelingsperspectief, en in aansluiting daarop een
jaarlijkse evaluatie met ouders (artikel 26, lid 1);
•aanmelding en toelating van leerlingen en de positie van ouders (artikel 27, lid 2a en verder). In het
bijzonder gaat het dan om de positie van ouders, wanneer de school niet in staat is de ondersteuningsvraag van de leerling te beantwoorden en er gezocht wordt naar een alternatieve school;
•tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering bij geschil tussen ouders en bevoegd gezag
(artikel 27c, lid 2);
•het samenwerkingsverband verstrekt van elk advies over de ondersteuningsbehoefte van een leerling als bedoeld in het veertiende lid, een afschrift aan de ouders (artikel 17 a, lid 15);
•medezeggenschap van ouders m.b.t. het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan.
8.2
Visie en uitgangspunten
In voorgaande hoofdstukken heeft Rivierenland haar visie gegeven op de verdere ontwikkeling van de
basisondersteuning en extra ondersteuning van de scholen. Daaruit kan worden afgeleid dat ouders een
cruciale rol spelen op de scholen van het samenwerkingsverband. Beseft wordt dat voor het boeken
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
55
van resultaten een sterke relatie met ouders van essentieel belang is. Dat geldt in het bijzonder voor de
relatie met ouders van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte.
In de wetgeving heeft de overheid veel geregeld om de positie van ouders in het proces van passend
onderwijs te versterken. Wij ondersteunen dat, maar benadrukken tegelijkertijd dat er in de contacten
tussen school en ouders ook sprake moet zijn van wederzijds respect en een open en transparante houding ten opzichte van elkaar. Het is de taak van alle scholen om ouders zo volledig mogelijk te informeren
over de voortgang van de vorderingen van de leerlingen en niet wanneer er pas problemen zijn.
Overigens zien wij een sterke parallel tussen de ontwikkelingen passend onderwijs en de invoering
van de nieuwe wet op de jeugdzorg in het kader van de transitie van de jeugdzorg. In beide trajecten
wordt uitgegaan van de versterking van de eigen kracht van ouders en jongeren en van het spreken met
in plaats van spreken over. In beide trajecten is ook een sterk vertrouwen in de zogenaamde één plan
gedachte als de basis van integraal werken.
8.3
Ouders en passend onderwijs
Hieronder komt een aantal onderwerpen aan de orde, die de positie van ouders aangeven. In dit ondersteuningsplan is gekozen voor enkele korte typeringen.
Informatiepunt Passend Onderwijs SWV Rivierenland
In de afgelopen jaren kwam het al regelmatig voor dat ouders van leerlingen van scholen van het SWV
Rivierenland of van toekomstige leerlingen contact zochten met het samenwerkingsverband. Veelal
ging het daarbij om vragen over de continuering van de schoolloopbaan van de leerling en in een aantal
gevallen was er ook behoefte aan verheldering of aan meer informatie. De verwachting is ook dat in de
komende jaren veel leraren, scholen, gemeenten en instellingen vragen zullen hebben over de invoering
van passend onderwijs.
Met nadruk wijzen wij hier op de primaire verantwoordelijkheid van de scholen zelf om ouders op een
zorgvuldige manier te informeren, maar het blijkt dat ouders ook behoefte hebben aan contact met
‘derden’ over deze vragen. Vandaar dat vanaf 1 augustus 2014 een begin gemaakt wordt met een Informatiepunt Passend Onderwijs SWV Rivierenland als een vraag- en een aanspreekpunt. Een belangrijk
onderdeel van dit punt zal een website zijn van het samenwerkingsverband. Van daaruit kunnen vragenstellers ook doorlinken naar de individuele scholen.
Voor de ontwikkeling van het informatiepunt wordt een plan van aanpak ontwikkeld waarin aandacht
wordt besteed aan de wijze waarop ouders op de hoogte worden gebracht van het meldpunt, de aard
van vragen, de relatie tussen het meldpunt en de scholen en de wijze van omgaan met vertrouwelijke
informatie.
Keuzevrijheid ouders
Het is een verworven recht in dit land dat er sprake is van een keuzevrijheid van ouders voor de aanmelding van leerlingen op een school naar keuze. Dit recht heeft tevens een plaats gekregen in de grondwet. Door de scholen wordt dit recht van ouders onderstreept. De besturen in deze regio zijn er dan ook
trots op dat het gelukt is om die keuzevrijheid ook te kunnen vertalen naar het aanbod van scholen voor
voortgezet onderwijs. Voor vrijwel ieder type onderwijs kan een ouder kiezen uit meerdere mogelijkheden. Zo kennen wij twee scholen voor praktijkonderwijs, meerdere mogelijkheden voor vmbo en lwoo
en meerdere mogelijkheden voor havo en vwo.
Zorgplicht
Met de invoering van passend onderwijs krijgen bevoegde gezagen een zorgplicht. Dat betekent dat
de scholen de verantwoordelijkheid krijgen om alle leerlingen een passende onderwijsplek te bieden.
Voorheen moesten ouders van een kind dat extra ondersteuning nodig heeft, zelf op zoek naar een
geschikte school. Vanaf 1 augustus 2014 melden ouders hun kind aan bij de school van hun keuze en
heeft de school de taak om de leerling passende ondersteuning te bieden. De school waar de leerling is
aangemeld, is verplicht om eerst te kijken of de leerling extra ondersteuning in de klas kan krijgen. Het
schoolondersteuningsprofiel vormt hiervoor het uitgangspunt. Kan de school zelf geen passende onderwijsplek bieden, dan wordt gekeken naar een plek op een andere reguliere school binnen het samen-
56
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
werkingsverband. Alleen als het echt niet haalbaar is om een leerling binnen het regulier onderwijs te
plaatsen, wordt plaatsing in het vso overwogen.
Aanmelding en toelating van leerlingen
De overstap van leerlingen uit het (speciaal)basisonderwijs en uit het speciaal onderwijs naar het voortgezet onderwijs wordt in het laatste jaar van verblijf op deze scholen nauwkeurig voorbereid. De ouders
zijn daar uiteraard nauw bij betrokken. De ouders en leerlingen worden goed geïnformeerd over de overgang naar het voortgezet onderwijs, over de advisering door het basis- en speciaal onderwijs en over de
afname van toetsen en/of testen bij leerlingen. Ook worden ouders geïnformeerd over de procedure van
aanmelding, toelating en plaatsing van leerlingen. In verband met de toepassing van de zorgplicht is het
mogelijk dat leerlingen niet toegelaten worden op de school waar zij zich aangemeld hebben, maar dat
zij naar een andere school zullen moeten. Op grond van de wet op het primair onderwijs (artikel 42, lid
1) hebben ouders recht op inzage in het onderwijskundig rapport en wordt hen een afschrift verstrekt.
Bijzondere aandacht wordt daarbij gevraagd voor leerlingen die in het primair of in het speciaal onderwijs
gebruik maken van een ontwikkelingsperspectief. De scholen voor primair, speciaal onderwijs dragen
zorg voor een adequate informatieoverdracht.
Schoolondersteuningsprofiel
Bij de overstap naar het voortgezet onderwijs willen de ouders uiteraard nadrukkelijk weten wat de
ondersteuningsmogelijkheden zijn van de school voor voortgezet onderwijs waar hun kind is aangemeld.
Deze mogelijkheden staan in het schoolondersteuningsprofiel van de school en in de schoolgids. In dit
schoolondersteuningsprofiel legt het schoolbestuur ten minste eenmaal per vier jaar vast welke ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. Het profiel wordt opgesteld door
leraren, schoolleiding en bestuur. De medezeggenschapsraad heeft een adviesrecht.
Ondersteuningsplan
Het samenwerkingsverband legt alle ondersteuningsprofielen bij elkaar om te beoordelen of het daarmee een dekkend aanbod kan realiseren. Doel is immers dat alle leerlingen een passende plek krijgen.
Het dekkende aanbod staat verwoord in het ondersteuningsplan.
In verband met de medezeggenschap is een ondersteuningsplanraad ingesteld. Per schoolbestuur vaardigen de medezeggenschapsraden een persoon af in de ondersteuningsplanraad: een lid namens het
personeel of een namens de ouders / leerlingen. De afgevaardigde personen hoeven geen lid te zijn van
de MR.
De ondersteuningsplanraad is een boven bestuurlijke medezeggenschap. Om het ondersteuningsplan
vast te stellen is, zoals eerder vermeld, instemming nodig van de ondersteuningsplanraad.
Ontwikkelingsperspectief
Wanneer een leerling in aanmerking komt voor extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband
wordt vanaf 1 augustus 2014 gewerkt met een ontwikkelingsperspectief. Door het samenwerkingsverband is vastgesteld welke ondersteuning geboden wordt (bijvoorbeeld in de vorm van aanvullende
middelen en personeel).
Het bevoegd gezag van een school stelt het ontwikkelingsperspectief vast, nadat het hierover op overeenstemming gericht overleg met de ouders heeft gevoerd. De school evalueert het ontwikkelingsperspectief jaarlijks met de ouders en stelt het zo nodig bij.
Als ouders het niet eens zijn met het ontwikkelingsperspectief, dan is de school het eerste aanspreekpunt. Komen ouders en school er samen niet uit, dan kan men een onderwijsconsulent om advies vragen of een klacht indienen bij het schoolbestuur.
In geval er een geschil ontstaat, kunnen de ouders dit ook voorleggen aan de tijdelijke, landelijke geschillencommissie passend onderwijs. Voor ouders van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs opereert een tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief speciaal onderwijs.
Betrokkenheid ouders bij leerlingbespreking, zorg- en adviesteam en de Toelaatbaarheidscommissie POVO - VSO en de Commissie Passend Onderwijs Rivierenland
In de ondersteuningsstructuur van scholen is ingebouwd dat er regelmatig overleg is over leerlingen tussen leraren. Dat overleg is gewenst om problemen te delen, aan te pakken, af te stemmen en te bezien
of aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit overleg is een professioneel overleg van direct betrokkenen
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
57
bij de school. In sommige gevallen is er bij een leerling sprake van extra ondersteuning omdat de aanpak
op klassenniveau geen of te weinig effect heeft.
In dat geval wordt een beslissing genomen de leerling te bespreken in een interne leerlingbespreking
of in het zorg- en adviesteam (ZAT). In het ZAT nemen ook externe deskundigen plaats. Voor een ZATbespreking is expliciete toestemming van de ouders nodig. In gevallen dat het ZAT nog verder advies wil
vragen of gaat adviseren dat er een intensief ondersteuningstraject van buiten de school nodig is, kan
men de Toelaatbaarheidscommissie POVO - VSO en de Commissie Passend Onderwijs Rivierenland van
het samenwerkingsverband inschakelen. Daar is eveneens de expliciete toestemming van de ouders
voor nodig.
In geval van conflict en geschil
In hoofdstuk 5 is uitgebreid aandacht besteed aan de procedures die gevolgd kunnen worden bij conflict
en geschil. Daar is al het grote belang van een dialoog en een goede communicatie tussen ouders en
school benadrukt. Met wederzijds respect voor ieders standpunt, een grote betrokkenheid en het besef
dat het gaat om de schoolloopbaan van de leerling verwachten wij dat veel problemen binnenschools
opgelost kunnen worden. Daarmee benadrukken wij ook de inzet van een bemiddelaar en ‘een derde
partij’. Er zijn natuurlijk meerdere personen die een dergelijke rol kunnen vervullen. Van groot belang is
deze persoon het vertrouwen heeft van alle ‘partijen’.
58
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 9
Relatie met gemeenten en instellingen jeugdhulp
9.1Inleiding
Al een aantal malen is in dit ondersteuningsplan van Rivierenland het belang onderstreept van een dekkende ondersteuningsstructuur. Het is de ambitie van dit samenwerkingsverband dat alle leerlingen
in beeld zijn en een passende onderwijsplaats hebben. Beseft wordt dat dit een gemeenschappelijke
opdracht is van het onderwijs, de gemeente en de instellingen voor jeugdhulp. Meer dan ooit is duidelijk
dat samenwerking tussen onderwijs en partners hard nodig is. Om dat te realiseren is in de wet passend
onderwijs (artikel 18a, lid 9) geregeld dat er een Op Overeenstemming Gericht Overleg (oogo) wordt
gevoerd met de gemeente(n) en met het bestuur van het samenwerkingsverband.
In dat wetsartikel wordt dit op de volgende wijze verwoord: het ondersteuningsplan wordt niet vastgesteld voordat over een concept van het plan overleg heeft plaatsgevonden met burgemeester en
wethouders van de desbetreffende gemeente of gemeenten en overleg heeft plaatsgevonden met het
samenwerkingsverband. Het overleg met burgemeester en wethouders vindt plaats in overeenstemming met een procedure, vastgesteld door het samenwerkingsverband en het college van burgemeester en wethouders van die gemeente of gemeenten. De procedure bevat een voorziening voor het
beslechten van geschillen.
9.2
Integrale samenwerking en overleg tussen gemeente, onderwijs en jeugdhulp
Een aantal ingrijpende veranderingen staat voor de deur. Gemeenten, schoolbesturen en hun samenwerkingspartners hebben of krijgen te maken met:
•de invoering van passend onderwijs;
•de invoering van de jeugdwet;
•de invoering van de participatiewet;
•de invoering van de wet arbeid naar vermogen;
•de veranderingen in de AWBZ.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
59
Het is de primaire taak van schoolbesturen om zorg te dragen voor kwalitatief goed onderwijs en een
goed functionerend samenwerkingsverband, waarin zorgplicht gerealiseerd kan worden. Ook is het van
belang om een dekkende ondersteuningsstructuur in te richten waardoor er geen leerling tussen de wal
en het schip terechtkomt.
De invoering van passend onderwijs biedt de wetgever een aantal mogelijkheden aan de regio’s om de
kwaliteit van de invoering van passend onderwijs te bevorderen.
In artikel 17a lid 9 wordt daarover aangegeven dat het om de volgende positieve effecten gaat:
•de versterking van de samenwerking tussen onderwijs en de gemeenten, waarbij de gemeenten
vooral tot taak hebben zorg te dragen voor een dekkende zorgstructuur in relatie tot de invoering van
de nieuwe jeugdwet;
•het bevorderen van regionale (bovengemeentelijke) afspraken over ondersteuning aan leerlingen,
omdat leerlingstromen zich veelal niet houden aan gemeentegrenzen;
•het bevorderen van de samenhang in het onderwijs en de ondersteuning aan (0) 4 - 18 jarigen en
de bijbehorende doorgaande lijnen, door voor te schrijven dat overleg heeft plaatsgevonden met de
samenwerkingsverbanden primair onderwijs.
Door het overleg tussen de gemeenten en het samenwerkingsverband worden de stelselwijzigingen
passend onderwijs en transitie jeugdzorg beter op elkaar afgestemd. Met deze wijzigingen wordt de
verantwoordelijkheid voor hulp aan jongeren en gezinnen die extra ondersteuning nodig hebben gelegd
bij schoolbesturen en gemeenten. Het is de bedoeling het werkveld van onderwijs en zorg met elkaar
te verbinden en het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en het jeugdplan van de
gemeente onderling af te stemmen. Rekening houdend met opgebouwde traditie en met de bereikte
verworvenheden.
9.3
Overlegorgaan scholen-gemeenten
Om het oogo te structureren is een modelprocedure ontwikkeld. De procedure is ontwikkeld door de
bestuursorganisaties en de VNG. Ook is een Landelijke Geschillencommissie in het leven geroepen. Het
oogo in dit samenwerkingsverband zal conform deze procedure gevoerd worden.
De gemeenten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Neder-Betuwe, Neerijnen en Tiel hebben te maken
met vier samenwerkingsverbanden:
•Coöperatie Betuws Primair Passend Onderwijs U.A;
•Reformatorisch Samenwerkingsverband Beraséda;
•Reformatorisch Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs;
•Samenwerkingsverband Rivierenland.
Door de gemeenten moeten in aansluiting op de wet vier overeenkomsten gesloten worden, waarin
de procedure oogo is vastgesteld. De gemeenten en de samenwerkingsverbanden willen verder gaan
en hebben ervoor gekozen om te komen tot één op overeenstemming gericht overleg tussen de zes
gemeenten en de vier samenwerkingsverbanden. Op die manier wordt verwacht dat de afstemming
van alle plannen nog beter en efficiënter kan verlopen; temeer daar de samenwerkingsverbanden allen
dezelfde doelstellingen nastreven voor wat betreft het realiseren van het recht van kinderen op passend
onderwijs dat aansluit op hun situatie en het recht van kinderen op een veilige, evenwichtige en ontwikkelingsstimulerende omgeving.
Het gaat in deze regio om vier samengevoegde oogo’s en er zijn vier ondersteuningsplannen. Bij het tot
overeenstemming komen over een ondersteuningsplan gaat het steeds om één samenwerkingsverband
en de gemeenten. De drie andere samenwerkingsverbanden verkeren dan in de rol van toehoorder.
De procedure is vastgesteld op 28 oktober 2013 en is door de betrokken gemeenten en samenwerkingsverbanden ondertekend. In de tekst o.a. aandacht voor de samenstelling van het overleg, de vergadering, het omgaan met geschillen, de geschillencommissie en dergelijke.
60
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Voor wat betreft de inhoud van het overleg gaat het om de volgende onderwerpen:
a. de jeugdzorg;
b. het leerlingenvervoer;
c. de leerplicht;
d. de onderwijshuisvesting;
e.onderwerpen in het kader van passend onderwijs die door een of meer van de partijen worden ingebracht.
Speciale aandacht vragen wij voor de gevolgen van de transitie van de jeugdzorg voor leerlingen van onze
scholen die gebruik maken van een combinatiearrangement van onderwijs, ondersteuning en zorg. Deze
veranderingen leiden tot een aantal nadelige consequenties voor een groep leerlingen die deelnemen aan
het onderwijs in de ZMLK Cambier van Nootschool van ons SWV Rivierenland. Het gaat dan om de leerlingen die gebruik van AWBZ, pgb of in natura zorg krijgen van een zorginstelling. Wanneer deze vorm van
ondersteuning ernstig vermindert of volledig verdwijnt is dat bijzonder nadelig voor de schoolloopbaan van
deze leerlingen. In een aantal dreigt dit tot voortijdig schoolverlaten dan wel thuiszitten te leiden.
9.4
De strategische samenwerkingsagenda Gemeenten-Onderwijs
In de preambule behorende bij de procedure oogo is door alle aanwezige partijen uitgesproken, dat zij een
stap verder willen gaan dan alleen uitvoering geven aan het formele oogo rondom het concept van het
ondersteuningsplan. Om deze stap te concretiseren is voorgesteld om, op basis van de onderwerpen die
opgenomen zijn in artikel 2 van de procedure oogo, een strategische samenwerkingsagenda op te stellen.
Vooralsnog zijn onderstaande onderwerpen genoemd:
1.de aansluiting (jeugd)zorg en de ondersteuning in het onderwijs;
2.communicatie en op welke wijze realiseer je een betere aansluiting bij elkaars trajecten (passend
onderwijs / jeugdzorg);
3.leerlingenvervoer;
4. leerplicht en kwalificatieplicht;
5.onderwijshuisvesting, het realiseren van thuisnabij onderwijs in relatie tot het verwijzen van leerlingen naar onderwijsinstellingen buiten de eigen regio van het samenwerkingsverband;
6.doorgaande lijn: voorschools - vroegschools, primair onderwijs- voortgezet onderwijs, voortgezet
onderwijs- middelbaar beroepsonderwijs en onderwijs - arbeidsmarkt;
7.onderwijsachterstandenbeleid (VVE);
8.relatie regionale oogo met de Lokaal Educatieve Agenda’s;
9.gemeenschappelijke innovaties waardoor samenwerking verbeterd wordt;
10.monitoring en evaluatie passend onderwijs met als kernvraag: worden de streefdoelen gehaald?
Alle partijen onderschrijven de noodzaak tot het opstellen van een strategische werkagenda en geven
prioriteit aan de volgende drie onderwerpen:
•de aansluiting (jeugd)zorg - ondersteuning in het onderwijs;
•leerlingenvervoer;
•communicatie.
Het SWV Rivierenland onderschrijft het belang van het overleg met de gemeenten en ziet de noodzaak
van een goede afstemming tussen onderwijs, gemeenten en partners van jeugdhulp.
Uit alles blijkt tot op heden dat partners elkaar in het belang van de schoolloopbaan van leerlingen nodig
hebben om een dekkende ondersteuningsstructuur te kunnen realiseren en de kwaliteit ervan te kunnen
waarborgen.
9.5
Samenwerking gemeenten, onderwijs en jeugdhulp
Hieronder volgt een eerste nadere uitwerking van de eerste twee agendapunten van de strategische
samenwerkingsagenda. Het gaat hier om de aansluiting van de jeugd(zorg) en de ondersteuning in het
onderwijs en communicatie hierover.
In de afgelopen jaren is het besef gegroeid dat het voor de oplossing van problemen van jeugdigen
noodzakelijk is dat er tussen het onderwijs, de gemeenten en de instellingen voor jeugdhulp intensief
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
61
wordt samengewerkt. Dat heeft geleid tot een gezamenlijke visie waarbij integraal werken centraal
staat. Het gaat daarbij om het bieden van een sluitend aanbod aan ondersteuning door een vroegtijdige,
zo licht mogelijke, integrale en afgestemde hulp in te zetten voor jeugdigen en hun ouders en gezinnen.
Deze visie wordt bereikt door:
•vroegtijdig ondersteunen van de eigen kracht van jeugdigen en ouders (in plaats van overnemen);
•kijken naar mogelijkheden, kansen en oplossingen (in plaats van problemen en beperkingen);
•importeren van ondersteuning (in plaats van verwijzen en exporteren van kind/gezin met een probleem);
•integraal beoordelen van meervoudige ondersteuningsbehoeften, dicht bij de signaleringsplaats (in
plaats van aparte, verre indicatiecommissies);
•vaststellen van ondersteuningsbehoeften samen met jongeren, ouders en opvoedprofessionals (één
kind, één gezin, één plan, één regisseur);
•het snel en nabij bieden van passende ondersteuning (in plaats van slagboomdiagnostiek);
•ondersteuningsbehoeften van kind/ouders zijn leidend (in plaats van hulpaanbod en instellingsbelangen).
Met deze integrale benadering zijn de betrokken partijen beter in staat om bij de analyse van problemen sterker de drie leefwerelden van jeugdigen te betrekken. Het gaat dan om de samenhang tussen
onderwijs, gezin en vrije tijd. Onderdeel van de visie is dat een bundeling van expertise noodzakelijk is
en samenwerking is vereist omdat de afzonderlijke disciplines het niet alleen kunnen. De problemen
van jeugdigen zijn vaak zo complex en ingewikkeld dat een meervoudige en integrale benadering noodzakelijk is. Tegelijkertijd hebben we ook een verregaande specialisatie en differentiatie gezien binnen
de jeugdhulp met de daaraan gekoppelde functionarissen. Het is daarom steeds moeilijker om een
transparant overzicht te krijgen van het totale aanbod. Vandaar dat samenhang en afstemming belangrijke sleutelbegrippen zijn geworden in het proces van de transities binnen de jeugdzorg, die uiteindelijk
leiden naar één laagdrempelige toegangspoort.
Het onderwijs wordt gezien als de vind- en werkplaats van jeugdigen die extra ondersteuning nodig
hebben, maar ook als de plek om aan de oplossing te werken. Streven is dat de samenwerking met
instellingen voor jeugdhulp een structureel onderdeel gaat worden van de schoolorganisatie. Hierbij
gaat de ondersteuning door een gebiedsteam8 een essentiële rol spelen. Het gebiedsteam is een team
van professionals met een verschillende deskundigheid, afkomstig van verschillende instellingen op het
gebied van welzijn en zorg.
Het gebiedsteam levert basishulp. Dat betekent dat ze beschikt over pedagogische en sociaal-maatschappelijke expertise en basiskennis heeft over psychiatrie en kinderen met een beperking. Het team
is actiegericht en versterkt de zelfredzaamheid van opvoeders: het geeft advies hoe het gezin zelf het
probleem kan aanpakken en het biedt zo nodig praktische ondersteuning vanuit de vereiste deskundigheid zoals opvoedhulp, talentcoaching, hulp bij jeugdoverlast, maar ook intensieve jeugdhulp. Voor het
gebiedsteam is het schoolmaatschappelijk werk de vooruitgeschoven post op de scholen.
De volgende punten over de samenwerking tussen onderwijs, gemeente en instellingen voor jeugdhulp
zullen nog nader uitgewerkt moeten worden:
•een schets van de huidige en van de gewenste regionale overlegstructuur van onderwijs en gemeenten, op beleids- en uitvoeringsniveau. De realisatie van de gewenste situatie;
•regionale afspraken tussen onderwijs en sociale teams ten bate van de basisondersteuning, de zorg
in en om de school en de inzet van extra ondersteuning;
•regionale afspraken over de inzet van leerplicht en jeugdgezondheidszorg;
•het onderscheid tussen preventie en interventie en het nadrukkelijk aangeven van de concrete bijdragen van de instellingen (bijdrage vroegsignalering, leerlingbespreking, multidisciplinair overleg,
voorlichting, uitvoering begeleidingstaken, scholing, professionalisering e.d.);
8
62
In verband met het bevorderen van gemeenschappelijk taalgebruik met het primair onderwijs kiezen wij hier voor de term
‘gebiedsteams’. Een school voor voortgezet onderwijs wordt daarbij opgevat als een gebiedsteam.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
•in het kader van de versterking van doorgaande zorglijnen:
–afspraken over overdracht voorschool, peuterspeelzaal, kinderdagverblijven naar het primair en
het speciaal onderwijs;
–afspraken over de overdracht van informatie van het primair en speciaal basisonderwijs naar het
voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs;
–afspraken over de overdracht van informatie naar het middelbaar beroepsonderwijs;
•de één kind, één gezin, één plan en één regisseuraanpak in relatie tot de transitie van de jeugdzorg
waarin de AWBZ mede participeert;9
•afspraken over evaluatie en kwaliteitszorg.
9.6
Afstemming passend onderwijs en leerlingenvervoer
Uitgangspunt
Het streven van SWV Rivierenland is om ieder kind een passende onderwijsplaats te verzorgen en waar
mogelijk thuisnabij. Het SWV Rivierenland kiest dus niet voor een vergaande specialisatie van de scholen op basis van ondersteuningsvragen van de leerlingen, maar voor een versterking van de capaciteit
van de scholen om leerlingen met ondersteuningsbehoeften zoveel mogelijk op te kunnen vangen in de
eigen vertrouwde omgeving. Echter, wij kunnen er niet omheen dat er soms behoefte is aan passende
plaats in het vso of in een bovenschoolse voorziening die relatief ver verwijderd is van de woonplaats
van de leerling. Vervoer moet dan beschikbaar zijn voor leerlingen die gezien hun ondersteuningsbehoeften niet in staat zijn thuisnabij passend onderwijs te volgen.
Overigens is in een dergelijke situatie sprake van een beslissing van de Toelaatbaarheidscommissie Passend Onderwijs Rivierenland en is er dus een toelaatbaarheidsverklaring in de zin van de wet passend
onderwijs. Uiteraard vindt een en ander plaats in nauw overleg met de ouders en wordt de leerling ook
daadwerkelijk ingeschreven op de school voor vso. In het geval van de bovenschoolse voorziening gaat
deze leerling ook daadwerkelijk de voorziening bezoeken.
Achtergronden
In de wetgeving is het leerlingenvervoer geregeld in artikel 4 van respectievelijk de wet op het primair
onderwijs, de wet op het voorgezet onderwijs en de wet op de expertisecentra. Artikel 4 is in deze
wetten niet identiek, maar alle drie de wetten beogen dat de gemeente een regeling vaststelt voor
bekostiging van voor het schoolbezoek noodzakelijke vervoerskosten. De wijze van vervoer moet voor
de leerling passend zijn. In de wet op het voortgezet onderwijs en in de wet op de expertisecentra staat
tevens dat B&W ter zake van passend vervoer advies van deskundigen inwinnen.
Afspraken10
Ouders van leerlingen die door SWV Rivierenland toelaatbaar verklaard zijn tot een school voor voortgezet speciaal onderwijs of de bovenschoolse voorziening, kunnen een aanvraag doen voor bekostiging
voor passend leerlingenvervoer. Onder passend vervoer wordt verstaan, vervoer dat past bij de afstand
tot de school, de leeftijd en bij de mate van zelfredzaamheid van de leerling, in aanmerking genomen
diens lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen.
Alvorens de gemeente besluit een aanvraag van ouders af te wijzen, of niet volledig toe te kennen,
wordt advies ingewonnen bij deskundigen van de school voor voortgezet speciaal onderwijs of de uitvoerende organisatie van het onderwijs- en ondersteuningsarrangement waartoe het samenwerkingsverband de leerling toelaatbaar heeft verklaard.
De zes gemeenten stellen op basis van de nieuwe modelverordening van de VNG in het voorjaar van
2014 een gewijzigde verordening leerlingenvervoer vast. Over deze verordening vindt vooraf overleg
plaats met het SWV Rivierenland. De gemaakte afspraken worden jaarlijks geëvalueerd.
9
De relatie met de AWBZ-bekostiging is een bijzondere, omdat vooral zorgondersteuningsuren voor de Cambier van Nootenschool
nu worden ingezet om te voorkomen dat leerlingen thuis komen te zitten. In verband met het streven van het SWV Rivierenland
het aantal thuiszitters zo laag mogelijk te laten zijn, is het van belang zorg te dragen voor continuering van deze ondersteuning.
10 In een van de komende overleggen zal ook het vervoersprobleem worden ingebracht van het leerlingvervoer in verband met een
stage buiten de gemeente.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
63
64
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 10
Communicatie
10.1Inleiding
In de wet passend onderwijs is geen artikel opgenomen waarin directe voorwaarden verbonden zijn aan
de inrichting van de communicatie. Uit een aantal artikelen in de wet kan wel worden afgeleid dat in het
nieuwe samenwerkingsverband passend onderwijs veel zorg en aandacht besteed moet worden aan
de kwaliteit van de communicatie. In het bijzonder zal de aandacht gericht moeten worden op de positie
van ouders en leraren.
Als het gaat om communicatie is dat niet alleen een verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband, maar ook van de schoolleiders van de scholen van het samenwerkingsverband. Zij hebben een
belangrijke taak bij de informatieoverdracht naar leraren en ouders.
10.2 Aandachtspunten communicatie
Het samenwerkingsverband positioneert zich in de komende jaren in een netwerk van scholen, instellingen en gemeenten. Vastgesteld kan worden dat door het samenwerkingsverband veel taken op meerdere terreinen uitgevoerd moeten worden en dat het samenwerkingsverband met veel onderscheiden
doelgroepen te maken heeft.
Om de communicatie met al deze groepen goed te laten verlopen, is een aantal beleidsuitspraken in
algemene zin over communicatie van groot belang. Daarbij spelen de volgende beleidsuitgangspunten
een rol:
•het samenwerkingsverband kenmerkt zich als een netwerkorganisatie, dat betekent dat er veelvuldig contact is tussen alle partners van het verband;
•
er wordt gestreefd naar korte, open en transparante communicatielijnen, waarbij ook gebruik
gemaakt wordt van de digitale en sociale media;
•de werkprincipes van good governance worden nagestreefd.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
65
Het werkprincipe van good governance betekent zowel een verticale als een horizontale verantwoording
naar alle partners. Bij verticale verantwoording is dat gericht op de overheid en bij horizontale verantwoording gaat dat in de richting van de bevoegde gezagen, de scholen, de ouders, leerlingen, de instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening.
10.3 Inzet van diverse communicatiemiddelen
De inzet van communicatiemiddelen is het gevolg van een vastgesteld communicatiebeleid. Dat beleid
is de vertaling van bovenstaande uitgangspunten naar o.a. de inzet van middelen. Hieronder de schets
van enkele van die middelen.
Onderhouden van een website
Het samenwerkingsverband onderhoudt een website. Deze site heeft een aantal functies:
•informeren: het geven van informatie over alle relevante ontwikkelingen inzake het samenwerkingsverband;
•communiceren: het uitwisselen van informaties, verslagen, meningen en ervaringen;
•ondersteuning bij administratieve processen: het gaat dan om het gebruik van de website voor aanmeldingen voor centrale toetsing, indienen van verzoeken, inschrijven e.d.;
Beleidsdocumenten, rapportages e.d.
Regelmatig draagt het samenwerkingsverband zorg voor de ontwikkeling en verspreiding van beleidsdocumenten, rapportages e.d. Door de wetgeving wordt verplicht om vierjaarlijks in ieder geval het ondersteuningsplan samen te stellen. De praktijk zal zijn dat er aanmerkelijk meer documenten samengesteld
en verspreid worden.
Het samenwerkingsverband hanteert voor de ontwikkeling van al deze documenten vooral de gerichtheid op de doelgroep, de leesbaarheid en de toegankelijkheid als de belangrijkste uitgangspunten.
Verslaglegging; jaarverslag
Het samenwerkingsverband verzorgt jaarlijks een jaarverslag. Daarin wordt teruggeblikt op de belangrijkste resultaten van dat jaar en wordt vanuit zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve blik gekeken
naar alle activiteiten. Denk daarbij aan: overzicht van diverse typen van vergaderingen, scholingsactiviteiten, deelname van leerlingen aan voorzieningen, inzet van ondersteuningsmiddelen en vastgestelde
effecten e.d.
Wanneer een samenwerkingsverband een monitoringbeleid voert en relevante data verzamelt, is het
jaarverslag de plek om daarin verslag te doen van die activiteiten. Denk daarbij aan gegevens als: in-,
door- en uitstroom, registratie van thuiszitters, deelname aan arrangementen, aantal leerlingen besproken in zorg- en adviesteam, e.d.
66
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Hoofdstuk 11
Kwaliteitszorg
11.1Inleiding
De doelen van passend onderwijs zijn duidelijk verankerd in de visie, het beleid en de acties van het
SWV Rivierenland. Op hoofdlijnen heeft het samenwerkingsverband de activiteiten voor de komende
periode gepland. Gekozen is voor een resultaatgerichte benadering waarbij op school en op bovenschools niveau in het belang van de schoolloopbaan van de leerling resultaten geboekt moeten worden.
Om zicht te krijgen op de effecten van de inspanningen van de scholen en van het samenwerkingsverband is een toegesneden systematiek voor monitoring en evaluatie noodzakelijk.
Het SWV Rivierenland gaat hierbij uit van de drie kwaliteitsaspecten die de Inspectie voor het onderwijs
voorlopig heeft geformuleerd voor passend onderwijs (Toezichtskader passend onderwijs, zomer 2013):
•Resultaten
een passende plek voor iedere leerling door een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen (analyse van het aantal voortijdig schoolverlaters en thuiszitters, zicht op leerlingen die tussen
wal en schip vallen, doorstroomgegevens, resultaten samenwerking jeugdzorg);
•Management en organisatie
een duidelijke missie en doelstellingen van het samenwerkingsverband voor passend onderwijs, een
slagvaardige aansturing, een sterke communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie;
•Kwaliteitszorg
zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie door het samenwerkingsverband, planmatige
kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording hierover en borging van verbeteringen
11.2 Toezichtskader Inspectie van het onderwijs
De onderwijsinspectie hanteert een invoeringstraject van een aantal jaren voor het toezicht, ervan uitgaand dat de meeste samenwerkingsverbanden op dit moment nog volop in ontwikkeling zijn.
Er is sprake van drie soorten toezicht:
•toezicht vanuit risicobepaling;
•de staat van het onderwijs in de vorm van een steekproefonderzoek;
•nalevingstoezicht.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
67
Het toezicht van de inspectie is risicogestuurd. Jaarlijks voert de inspectie een risicoanalyse uit op basis
van aanwezige kennis en informatie. Als deze analyse geen aanwijzing geeft dat de kwaliteit achterblijft,
vindt er geen verder onderzoek plaats. Indien er wel aanwijzingen in die richting zijn, dan kan de inspectie
in gesprek gaan met het bestuur van het samenwerkingsverband of een kwaliteitsonderzoek uitvoeren.
De inspectie bepaalt de risico’s in het functioneren van een samenwerkingsverband aan de hand van de
volgende parameters:
•Aantal thuiszitters (niet deelnemers aan onderwijs) waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen
zij die niet zijn ingeschreven bij een school (absoluut verzuim) en zij die wel zijn ingeschreven maar
zonder geldige reden of ontheffing geen lessen volgen (verzuim).
•Spreiding en doorstroom in het onderwijs. Hoe past het samenwerkingsverband passend onderwijs toe? Aan welke onderwijsinstellingen volgen de leerlingen die extra ondersteuning krijgen
onderwijs? De inspectie vergelijkt cijfers van doorstroom, uitstroom, afstroom en opstroom van het
samenwerkingsverband met het landelijk gemiddelde.
•Eerder gegeven oordelen op scholen en instellingen. Hoeveel scholen in het samenwerkingsverband
vallen onder aangepast toezicht, en hoe verhoudt zich dit tot het landelijk gemiddelde?
•Signalen. Zijn er signalen die wijzen op tekortkomingen in de uitvoering van passend onderwijs in het
samenwerkingsverband? Deze signalen verkrijgt de Inspectie door beroep- en bezwaarprocedures
en klachten (aantal, inhoud, uitspraken) te inventariseren. Ook signalen vanuit het veld neemt de
Inspectie mee.
•Het ondersteuningsplan, de jaarverslagen en de verdeling van de ondersteuningsmiddelen. De
inspectie kijkt naar de structuur van het samenwerkingsverband en de inzet van financiële en personele middelen. De vraag daarbij is of er een dekkend systeem voor passend onderwijs voor alle
leerlingen is geregeld en waar de verantwoordelijkheid is belegd.
•De deskundigheid op het gebied van ondersteuning van de leraar.
Is het onderwijspersoneel op de scholen voldoende deskundig en zijn leraren voldoende vakbekwaam ten aanzien van de leerling die extra ondersteuning nodig heeft?
Het samenwerkingsverband is op de hoogte van het waarderingskader van de inspectie en de wijze
van toetsing. Bij het ontwikkelen van het systeem van interne kwaliteitszorg wordt rekening gehouden
met de uitvoering van passend onderwijs en de wijze van toezicht van de inspectie. We richten ons hier
op een continu verbeterproces en werken door middel van planmatig en cyclische werkwijze Plan Do
Check Act (pdca-werkwijze) van de kwaliteitsverbetering.
11.3 Evaluatie implementatie passend onderwijs
In de afgelopen jaren is hard gewerkt aan de ontwikkeling van de schoolondersteuningsprofielen. Die
profielen geven een goed zicht op de huidige stand van zaken van ondersteuningsstructuur van de
scholen. Daarbij beseffen de scholen en het samenwerkingsverband dat nog een aantal onderwerpen
verder uitgewerkt moeten worden. Samen met dit ondersteuningsplan is een goede basis gelegd voor
het werken aan de implementatie van passend onderwijs in dit samenwerkingsverband.
Het geheel overziend zijn er bestuurlijke, financiële en inhoudelijke afspraken gemaakt. Aan het einde
van het tweede jaar van de invoering van passend onderwijs (voorjaar 2016) zullen deze afspraken worden geëvalueerd. In een doorlopend proces zal het bestuur de beschikbare informatie kritisch bezien
en deze indien nodig gebruiken om de uitvoering van passend onderwijs aan te passen. De Toelaatbaarheidscommissies van het SWV Rivierenland houden een monitor bij en evalueren de werkwijzen
regelmatig. Deze gegevens komen in de vorm van managementcijfers standaard op de agenda van het
bestuur van het samenwerkingsverband.
11.4 Monitoren van de resultaten
In voorgaande hoofdstukken en in het bijzonder in hoofdstuk 4 is het belang van een monitor al regelmatig aangegeven. De monitoring heeft betrekking op de leerlingstromen binnen het SWV Rivierenland
op meerdere niveaus. De gegevens moeten materiaal opleveren voor een analyse op het niveau van de
klas, de school en het samenwerkingsverband als geheel.
68
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Het is de overtuiging dat het verzamelen van gegevens uiteindelijk zal leiden tot een resultaatgerichte
houding bij alle betrokkenen binnen het samenwerkingsverband. We willen constant nagaan of we de
goede dingen doen, of we deze dingen goed doen en of we resultaten hebben geboekt. Juist omdat
we een netwerk zijn van scholen willen we deze resultaten delen met anderen en gebruik maken van
elkaars ervaringen.
Regelmatig vindt evaluatie plaats van het gevoerde beleid en, gezien de taakstelling van het samenwerkingsverband, specifiek over de toewijzing van de extra ondersteuning die leerlingen nodig hebben, de
plaatsing van deze leerlingen en de verantwoording van de inzet van de middelen, waaronder begrepen
de behaalde resultaten. Centraal hierbij staat het continu verbeteren van het cyclische proces volgens
de pdca-werkwijze. Het samenwerkingsverband toetst de verzamelde informatie aan de vastgestelde
doelen en normen en trekt daaruit conclusies voor de kwaliteitsverbetering op korte en langere termijn.
Daarbij worden de ervaringen van de belanghebbenden uiteraard meegenomen.
Vanuit de gezamenlijke opdracht voor passend onderwijs is het kwaliteitssysteem voor het werken in
de keten gericht op transparantie en het beheersen van risico’s. Het samenwerkingsverband toetst of
afspraken over wachttijden en doorstroomtijden worden nagekomen, maar ook of de afspraken over
doorverwijzingen naar het voortgezet speciaal onderwijs of andere arrangementen worden uitgevoerd.
11.5 Effecten investeringen in de basis- en extra ondersteuning
In dit ondersteuningsplan zijn tussen de bevoegde gezagen afspraken vastgesteld over de inzet van
de extra ondersteuning binnen de scholen en hieraan gekoppelde financiële middelen. Voor een adequate verantwoording van doelmatig ingezette middelen, rapporteert de school systematisch aan het
samenwerkingsverband over welke activiteiten ontplooid zijn en welke resultaten men geboekt heeft.
Onderdeel hiervan is ook het aantal leerlingen dat in de scholen is opgenomen met een ontwikkelingsperspectief. Het SWV Rivierenland stelt hiervoor een format samen om er voor te zorgen dat de informatie onderling vergelijkbaar is.
Het samenwerkingsverband moet op basis van deze rapportage kunnen vaststellen of de scholen onverkort uitvoering geven aan de schoolondersteuningsprofielen. Het doel van het monitoren is ook hier
gezamenlijk werken aan kwaliteitsverbetering.
11.6Resultaten
Het samenwerkingsverband staat met een gedegen kwaliteitszorgsysteem voor een continue verbetering van de kwaliteit. Voor het eerste jaar van passend onderwijs richt het samenwerkingsverband zich
voornamelijk op de inrichting van protocollen en effectieve werkprocessen. Ook gebruikt het samenwerkingsverband deze periode voor de implementatie van een aantal instrumenten en werkwijzen. Deze
instrumenten en werkwijzen worden tevens gebruikt om verticale verantwoording af te leggen over de
kwaliteit van de activiteiten van het samenwerkingsverband aan de inspectie en de overheid. Via dialoog
en goede communicatie met belanghebbenden zorgt het samenwerkingsverband voor horizontale verantwoording aan ouders, leerlingen en scholen. Dit alles met als doel een optimale implementatie van
alle facetten van passend onderwijs.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
69
Hoofdstuk 12
Financiën
70
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
12.1Inleiding
Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk aan de orde:
•het financieel meerjarenperspectief van het SWV (inkomsten en verplichte uitgaven); paragraaf
12.2.,
•de meerjarenbegroting; paragraaf 12.3.,
•financieel beleid: risicoanalyse en weerstandsvermogen; paragraaf 12.4.,
•de financiële functie van het SWV; paragraaf 12.5.
Het hoofdstuk sluit af met enkele financiële beslispunten.
12.2 Financieel perspectief
In deze paragraaf wordt de toekomstige bekostiging van het samenwerkingsverband toegelicht11. Ook
komen de verplichte uitgaven aan de orde.
Inkomsten
SWV VO 25-08 Rivierenland beschikt in het nieuwe stelsel passend onderwijs over twee hoofdbudgetten:
a.het budget voor lichte ondersteuning, 1 366 per leerling VMBO12, ongeveer 1 690.000.
b.het budget voor zware ondersteuning, 1 495 per leerling, ongeveer 1 4,2 miljoen.
De bekostiging is (grotendeels) op schooljaarbasis (T-1).
Omdat het samenwerkingsverband een negatieve verevening kent, krijgt men aanvankelijk een toeslag,
bovenop het budget voor zware ondersteuning. In de jaren 2015-2016 tot en met 2019-2020 wordt deze
tijdelijke toeslag afgebouwd. In 2020-2021 beschikt het SWV voor de eerste maal dan louter nog over de
1 495 per leerling als budget voor zware ondersteuning. Het vereveningsbedrag is vastgesteld op basis
van de teldatum 1 oktober 2011.
Per 1 januari 2016 wordt het budget voor lichte ondersteuning uitgebreid met:
c1. het budget voor LWOO, ongeveer 1 5.050.000 (indicatie),
c2. Het budget voor PrO, ongeveer 1 920.000 (indicatie).
Toelichting op het budget voor lichte ondersteuning
Het budget voor lichte ondersteuning bestaat (naast de budgetten voor LWOO en PrO die hier over 1,5
jaar aan worden toegevoegd) uit vier samengevoegde budgetten: het Regionaal Zorgbudget (hierop
wordt per 1 augustus 2014 1 48 bezuinigd13), de Rebound-middelen, middelen Herstart en middelen Op
de Rails. Dit budget wordt vanaf 1 augustus 2014 toegekend volgens de verdeelmaatstaf ‘totaal aantal
leerlingen SWV’. Nu is de verdeelmaatstaf nog het aantal VBMO 3/4 leerlingen, hierop is ook genoemd
bedrag van 1 366 per leerling gebaseerd.
Bij wijziging van de verdeelmaatstaf zal het bedrag dalen naar 1 75 à 1 80 per leerling VO. Aangezien
SWV Rivierenland een iets bovengemiddelde deelname aan VMBO 3/4 kent, zal de wijziging van verdeelmaatstaf een negatief financieel effect hebben (raming ongeveer 1 30.00014).
Toelichting op het budget voor zware ondersteuning
Het budget voor zware ondersteuning is in het overgangsjaar 2014-2015 beperkt, het bestaat dan slechts
11 Wie zich uitvoeriger hierin wil verdiepen kan de ‘Handreiking financieel perspectief en financieel management samenwerkingsverbanden passend onderwijs VO’ lezen. http://www.infinitebv.nl/site/infinite/assets/documents/Handreiking%20financieel%20
perspectief%20en%20financieel%20management%20SWV%20VO%204.1%20-%20oktober%202013.pdf
12 Dit zal nog wijzigen. Zie alinea op deze pagina.
13 Inmiddels lijkt het erop dat deze bezuiniging als gevolg van het Begrotingsakkoord 2014 weer zal worden teruggedraaid. Het
bedrag wordt dan weer 1 414.
14 Omdat concrete informatie van OCW nog ontbreekt, is deze wijziging wél in de tekst van dit hoofdstuk opgenomen, maar
nog niet in de meerjarenbegroting. In de meerjarenbegroting zijn aan de batenkant alleen reeds door OCW gecommuniceerde
bedragen opgenomen. Informatie over bovengenoemde 1 30.000 wordt in februari 2014 verwacht. Dan zal aanpassing van de
begroting plaatsvinden, samen met andere wijzigingen, bijvoorbeeld voetnoot 3. Zie ook pagina 8 over het nog aanpassen van de
begroting.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
71
uit het schooldeel van het LGF-geld (gebaseerd op 1-10-2013), plus 1 12,38 per leerling. In dit jaar betaalt
het verband ook nog niet de VSO Ondersteuningsbekostiging. Ook de eventuele tussentijdse groei
van het VSO komt dit schooljaar toch ook nog voor rekening van OCW (om dit te bekostigen werd het
bedrag per leerling verlaagd van 1 19,38 naar 1 12,38 per leerling).
Overige inkomsten
Naast bovenstaande budgetten, van de rijksoverheid, is het mogelijk dat SWV Rivierenland over overige
(additionele) inkomsten beschikt, bijvoorbeeld:
d. VSV-inkomsten
Op dit moment zijn er VSV gelden beschikbaar in de regio (in natura - inzet van menskracht- en in de
vorm van projectgelden). Hier staan projectactiviteiten en -uitgaven tegenover. Omdat nog duidelijk
moet worden of en hoe deze gelden in de toekomst beschikbaar zullen zijn, zijn ze vooralsnog niet
opgenomen in de meerjarenbegroting.
e.Gelden van gemeenten
Het SWV en de gemeenten zullen in het komend jaar bespreken hoe de gemeenten na de decentralisaties bij zullen kunnen dragen aan de doelstellingen van het SWV.
Er zijn in de meerjarenbegroting vooralsnog geen gemeentelijke subsidies opgenomen. Verwacht
wordt dat veel inzet vanuit gemeentelijke instanties in natura – inzet in menskracht – plaats zal gaan
vinden.
Verplichte uitgaven
Het samenwerkingsverband kent vanaf resp. augustus 2015 (a.) en januari 2016 (b.,c.) drie structurele
vormen van verplichte uitgaven:
a. Ondersteuningsbekostiging VSO (1 3.605.070, indicatie op basis van teldatum 1 oktober 2012),
b. Ondersteuningsbekostiging LWOO (1 5.050.000, indicatie op basis van teldatum 1 oktober 2012),
c. Ondersteuningsbekostiging PrO (1 920.000, indicatie op basis van teldatum 1 oktober 2012).
In het schooljaar 2015-2016 is er een tijdelijke verplichte uitgave: de verplichte inhuur van ambulante
begeleiding bij het VSO (1 349.232, indicatie op basis van teldatum 1 oktober 2012).
In 2014-2015 wordt de ambulante begeleiding nog rechtstreeks bekostigd door OCW. Het SWV gaat in
de jaren 2014-2015 en 2015-2016 over de inzet van de ambulant begeleiders. Omdat de rugzak dan niet
meer bestaat, is het geen must dat de AB-ers 1:1 werkzaamheden verrichten voor leerlingen die tot 31
juli 2014 een rugzak hadden. Zie voor de inzet van ambulant begeleiders de Programma’s 2.
Het na aftrek van de verplichte uitgaven resterende budget is “vrij” besteedbaar om de in het Ondersteuningsplan opgenomen Programma’s te realiseren.
Het SWV beschouwt haar budgetten voor lichte en zware ondersteuning als één lumpsum. In principe
kunnen alle middelen die resteren na aftrek van de verplichte uitgaven volledig vrij besteed worden.
Hierbij kunnen zich twee uitzonderingsituaties voordoen:
1.Indien het budget voor lichte ondersteuning ontoereikend is om alle deelname aan LWOO en PrO
te bekostigen, wordt het resterende deel gekort op de lumpsum van de in het SWV participerende
schoolbesturen, naar rato van het schoolbestuur.
2.Indien het budget voor zware ondersteuning ontoereikend is om alle deelname aan het VSO te
bekostigen, wordt het resterende deel gekort op de lumpsum van de in het SWV participerende
schoolbesturen, naar rato van het aantal leerlingen van het schoolbestuur.
Voor het samenwerkingsverband is het van essentieel belang de leerlingstromen te blijven volgen en de
doelstelling versterking van de kwaliteit van de basisondersteuning in het regulier onderwijs te bevorderen en minder leerlingen te laten deelnemen aan het voortgezet speciaal onderwijs.
De bovenlandelijk gemiddelde deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs, als ook de recente groei
die tussen oktober 2011 (teldatum verevening) en oktober 2012 in het voortgezet speciaal onderwijs
zichtbaar is (van 333 naar 343 leerlingen), zijn aandachtspunten voor het samenwerkingsverband. Met
name de groei van de VSO deelname van 2011 naar 2012 heeft een direct financieel effect. Het vereveningsbedrag is gebaseerd op de teldatum 1-10-2011. De aan het VSO te betalen Ondersteuningsbe-
72
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Meerjarenpespectief inkomsten en verplichte afdrachten
Inkomsten
2014-2015
2015-2016
2016-2017
2017-2018
2018-2019
2019-2020
2020-2021
1 689.194
1 689.194
1 689.194
1 689.194
1 689.194
1 689.194
1 689.194
Normbudget zware
ondersteuning
1 4.199.707
1 4.199.707
1 4.199.707
1 4.199.707
1 4.199.707
1 4.199.707
Budget voor LWOO
en PrO, indicatie
zonder verevening
1 5.976.000
1 5.976.000
1 5.976.000
1 5.976.000
1 5.976.000
1 5.976.000
1 233.060
1 209.754
1 174.795
1 139.836
1 69.918
10
1 1.091.377
1 11.097.961
1 11.074.655
1 11.039.696
1 11.004.737
1 10.934.819
1 10.864.901
10
– 1 3.605.307 – 1 3.605.307 – 1 3.605.307 – 1 3.605.307 – 1 3.605.307 – 1 3.605.307
Budget lichte
ondersteuning
Budget zware ondersteuning
overgangsjaar
1 402.183
Tijdelijke korting of
toelage verevening
Totaal ondersteuningsbudget
Afdracht
ondersteuningsbekostiging VSO lln.
Kosten LWOO
en PrO (indicatie)
– 1 5.976.000 – 1 5.976.000 – 1 5.976.000 – 1 5.976.000 – 1 5.976.000 – 1 5.976.000
Verplichte afname
ambulante
begeleiding VSO
– 1 349.232
Besteedbaar ondersteuningsbudget
1 1.091.377
1 1.167.422
1 1.493.348
1 1.458.389
1 1.423.430
1 1.353.512
1 1.283.594
kostiging op de meest recente teldatum. In de hierna gepresenteerde meerjarenbegroting zijn de VSO
kosten begroot op basis van teldatum
1-10-2012 (actualisatie naar 2013 moet nog plaatsvinden). De groei t.o.v. 2011 bedroeg 10 VSO leerlingen15. De kosten voor het SWV van deze groei (1-10-’11 > 1-10-’12) bedragen 1 130.000. Deze stijging
is reeds verwerkt in de meerjarenbegroting op de regel ‘afdracht VSO (via DUO) (zit in het bedrag
1 3.605.307). Deze middelen kunnen dus niet besteed worden aan andere Programma’s. Indien er ook
van 1-10-’12 > 1-10-’13 sprake is van groei in het VSO, daalt het voor de overige programma beschikbare
budget verder (of omgekeerd).
Samenvatting
Schematisch ziet het bovenstaande (inkomsten en verplichte uitgaven) er, bij volledig gelijk blijvende
leerlingenaantallen, op hoofdlijnen als volgt uit:
In het schema zijn de volgende drie fasen te onderscheiden:
•2014-2015: eerste jaar in het nieuwe stelsel van Passend Onderwijs (overgangsjaar - beperkte
inkomsten en nog geen verplichte uitgaven);
•2015-2020: periode van de verevening;
•2020-2021: de definitieve, structurele situatie voor het samenwerkingsverband.
15 Aanvankelijk rapporteerde OCW een groei van 18 leerlingen. Thans 10.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
73
12.3 Meerjarenbegroting
In deze paragraaf is een samenvattende meerjarenbegroting (hierna MJB) opgenomen.
Hierin komen samen:
•de informatie uit paragraaf 12.2 over de inkomsten en de verplichte uitgaven (VSO, LWOO en PrO),
•de uitgaven voor de in dit Ondersteuningsplan beschreven activiteiten (Programma’s).
De meerjarenbegroting is gebaseerd op de volgende aannames:
•ongewijzigde leerlingaantallen op de scholen (als berekeningsgrondslag voor de inkomsten),
•ongewijzigde deelname aan VSO, LWOO en PrO (dus ongewijzigde uitgaven voor Ondersteuningsbekostiging),
•de kosten per programma zoals beschreven in de voorgaande hoofdstukken van het Ondersteuningsplan,
•er wordt niet gekozen voor ‘opting out’. Dit betekent dat het stramien van de ‘Tripartiete Overeenkomst’ gevolgd zal worden.
De MJB is gebaseerd op de meest actuele cijfers van het SWV Rivierenland. Via deze link http://swv.passendonderwijs.nl/VO2508/ kan men een overzicht krijgen van deze cijfers. Deze betreffen echter thans
nog 1 oktober 2012. Naar verwachting volgen in januari 2014 de cijfers van teldatum 1 oktober 2013. De
MJB zal op basis van de cijfers geactualiseerd worden. Deze actualisatie heeft met name gevolgen voor:
•inkomsten lichte ondersteuning 2014-2015 (aantal leerlingen per 1-10-2013),
•inkomsten zware ondersteuning overgangsjaar 2014-2015 (grotendeels bepaald door aantal LGF
leerlingen per 1-10-2013),
•kosten Programma 10 (overgangsmaatregel LGF; aantal leerlingen 1-10-2013 bepalend),
•prognose Ondersteuningsbekostiging VSO vanaf schooljaar 2015-2016.
SWV Rivierenland hanteert als uitgangspunten voor het (financieel) beleid:
•het samenwerkingsverband werkt met een sluitende begroting;
•het SWV rubriceert in het Ondersteuningsplan haar activiteiten in Programma’s. Zo ontstaat er een
1:1 koppeling met de (meer)jarenbegroting;
•de algehele bekostiging door het rijk van het samenwerkingsverband;
•de principes die afgeleid moeten worden uit de wet- en regelgeving van het rijk;
•de deelnamecijfers aan het voortgezet speciaal onderwijs en de leerlinggebonden financiering (de
voormalige rugzak) en de consequenties voor de verevening;
•de eigen keuzen van dit samenwerkingsverband voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur
en de continuering van het beleid van de afgelopen jaren.
Programma’s
In de begroting van het SWV Rivierenland zal, naast de hiervoor reeds aangeven grote begrotingsposten, gewerkt worden met de volgende zeven programma’s. Hieronder een globaal overzicht van de
werkzaamheden die behoren bij de programma’s. Het gaat om voorlopige bedragen en hieraan kunnen
geen rechten ontleend worden.
Programma 1. Basisondersteuning door en binnen de scholen.
Het SWV Rivierenland formuleert haar definitie van basisondersteuning. De scholen brengen deze
in de praktijk. Het SWV Rivierenland stelt faciliteiten in geld of menskracht beschikbaar voor het ten
uitvoer brengen van de basisondersteuning. Hierbij geldt dat hoe hoger de lat wordt gelegd m.b.t.
basisondersteuning, hoe groter de bijdrage vanuit het SWV Rivierenland zal zijn (en hoe geringer de
mogelijkheden om leerlingen naar elders te verwijzen).
Het samenwerkingsverband ondersteunt de basisondersteuning door en binnen de scholen en geeft
de eerste jaren een impuls voor de scholen. In latere jaren gaat het SWV ervanuit dat de scholen
dermate ontwikkeld zijn dat deze middelen minder noodzakelijk zijn. Het langzaam afbouwen van
deze kosten is zichtbaar in de meerjaarbegroting.
Programma 2. Extra ondersteuning door en binnen de scholen (profielen en arrangementen).
Er zijn leerlingen die onderwijsondersteuningsbehoeften hebben die niet kunnen worden gehonoreerd met interventies die binnen de overeengekomen basisondersteuning vallen. Plaatsing op een
74
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
school voor speciaal onderwijs is niet aan de orde, omdat een dergelijke interventie veel te rigoureus
is. Deze groep leerlingen kan met een vorm van extra ondersteuning geholpen worden. Indien dit
aan de orde is, zal de school deze extra ondersteuning arrangeren. Leerlingen die extra ondersteuning ontvangen worden, zo bepaalt de wet, geregistreerd in BRON en beschikken over een zgn.
Ontwikkelingsperspectief.
Programma 3. Bovenschoolse voorziening en arrangementen.
Het samenwerkingsverband kent in de toekomst maximaal één bovenschoolse voorziening.
Daarnaast bekostigt het SWV vanaf 1-8-2014 de zgn. AWBZ arrangementen (taak overgenomen van
REC).
Onderzocht wordt óf en hoe symbiose arrangementen georganiseerd en bekostigd moeten worden.
Programma 4. Indicering VSO, LWOO en PrO.
Het SWV Rivierenland heeft in de toekomst de wettelijke plicht om in de regio woonachtige en in
het VSO schoolgaande leerlingen mee te bekostigen (ongeacht de plaats waar de school gevestigd
is). Voor de leerlingen die op teldatum het VSO bezoeken wordt de af te dragen ondersteuningsbekostiging door DUO in mindering gebracht op de inkomsten van het SWV Rivierenland. DUO maakt
de bedragen vervolgens over aan de VSO scholen. Deze kosten zijn in de meerjarenbegroting opgenomen op de regel “Afdracht vso via DUO”. Daarnaast moet het SWV Rivierenland de tussentijdse
groei in het vso (op peildatum) gaan bekostigen. Deze kosten zijn in de meerjarenbegroting opgenomen op de regel “Extra afdracht VSO op basis van peildatum” (raming).
Onder Programma 4. zijn de overige kosten opgenomen die het SWV Rivierenland maakt in het kader
van dit Programma. Deze kosten betreffen in ieder geval de werkzaamheden die het SWV Rivierenland uitvoert om de indicering voor het VSO en LWOO en PrO te organiseren en uit te voeren.
(NB Extra kosten in 2014-2016 als alle zittende vso leerlingen geherindiceerd moeten worden.)
Programma 5. Bestuur en organisatie.
Dit betreft de activiteiten die te maken hebben met bestuur, directie, toezicht, beheer en administratie en de monitoring leerlingstromen.
Programma 6. Doorlopende leerlijn PO-VO.
Hieronder worden kosten gerangschikt voor de digitale overgangsrapportage van PO naar VO en de
toetsing van leerlingen van de VMBO scholen.
Programma 7. Professionalisering medewerkers scholen.
Dit betreft activiteiten om de medewerkers van de scholen te professionaliseren. Voor dit Programma
zijn alleen de eerste twee schooljaren uitgaven opgenomen, zodat het SWV de invoering van het
nieuwe stelsel kan ondersteunen (impuls). Daadwerkelijke uitgaven binnen dit Programma zullen pas
worden gedaan, nadat het bestuur een door de directeur op te stellen Professionaliseringsplan heeft
goedgekeurd. Vanaf 2016-2017 is professionalisering van medewerkers volledig aan de scholen.
Een deel van de werkzaamheden die horen bij bovenstaande Programma’s (bijvoorbeeld in de Programma’s 2, 3,4 en 7) zullen de komende jaren worden uitgevoerd door medewerkers die thans werkzaam zijn voor het REC of als ambulant begeleider. Het Samenwerkingsverband zal in verband hiermee
driejaars-contracten afsluiten met enkele schoolbesturen voor (voortgezet) speciaal onderwijs (augustus
2014 - juli2017). Het niet voldoen aan het gewenste kwaliteitsniveau16 zal in de contracten als ontbindende voorwaarde worden opgenomen.
Dit betekent enerzijds dat het SWV voor een deel van het in de begroting beschikbare budget driejarige
verplichtingen aangaat (maximaal ongeveer 1 350.000 op schooljaarbasis) en anderzijds dat het SWV
zich verzekerd van noodzakelijke expertise. Bovendien wordt op deze manier concreet invulling gegeven
aan de Tripartiete Overeenkomst.
16 Deze kwaliteitscriteria zullen nader uitgewerkt worden.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
75
Programma 1 – Basisondersteuning door en binnen de scholen
1A
Bedrag naar de scholen
1 200.000
1B
Netwerkbijeenkomsten
1 10.000
Totaal
5 210.000
Programma 2 – Extra ondersteuning binnen de scholen (profielen en arrangementen)
2A
Binnenschoolse arrangementen
In de vorm van expertise of geld. Leerlingen met binnenschools arrangement
hebben Ontwikkelingsperspectief.
2014-2015: 1 50.000, plus:
- a mbulante begeleiding beschikbaar in
natura
-o
vergangsmaatregel voor schooldeel
LGF (Pr. 10)
2015-2016: 1 350.000, plus:
- a mbulante begeleiding beschikbaar in
natura
2016-2017: 1 700.000.
2B.
LWOO
Deze taak komt per 1-8-2015 naar het
samenwerkingsverband. Nadere invulling
volgt als meer bekend is over de feitelijke uitvoering.
Momenteel gaat er binnen het SWV ca.
1 5 miljoen om in de extra bekostiging
van het LWOO.
2C
Praktijkonderwijs
Deze taak komt per 1-8-2015 naar het
samenwerkingsverband. Nadere invulling
volgt als meer bekend is over de feitelijke uitvoering.
Momenteel gaat er binnen het SWV
1 920.000 om in de extra bekostiging
van het PrO.
Programma 3 – Bovenschoolse voorziening en arrangementen
3A
Bovenschoolse voorziening
1 170.000
3B
Symbiose (cluster 4)
In onderzoek
PM
3C
AWBZ-arrangementen
Taak verschuift per 1-8-2014 van REC
naar SWV
1 30.000
Totaal
5 200.000
Ter informatie:
3A: Thans bedragen de kosten van de bovenschoolse voorziening 1 230.000
3B: De symbiose beoogt een groep leerlingen die thans in het VSO cluster 4 naar schoolgaat, met extra
ondersteuning op te vangen in het regulier onderwijs (terugplaatsingen en/of minder nieuwe verwijzingen). Deze symbiose start schooljaar 2015-2016. Dit Programma wordt bekostigd met middelen die
vrijvallen, omdat er een lagere afdracht is i.v.m. verwijzingen naar het VSO.
Programma 4 – Toelaatbaarheidscommissies
4A
Commissie POVO-VSO en
Commissie Passend Onderwijs
Rivierenland
4B
Commissie Bezwaar
1 70.000
Leden en secretariaat
Raming aantal en inzet in uren
Totaal
1 10.000
5 80.000
Ter informatie:
De onder 4a twee genoemde commissies hebben grotendeels dezelfde bezetting. Genoemde bedragen
zijn inclusief de onafhankelijk voorzitter van beide commissies (zelfde persoon).
Programma 5 – Bestuur en organisatie
5A
Directeur & secretariaat
1 100.000
5B
Bestuurskosten
1 10.000
5C
Administratie, controlling en accountant
1 10.000
5D
Overige organisatielasten, onder meer OPR
1 30.000
Totaal
76
5 150.000
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Programma 6 – Doorlopende leerlijnen PO-VO, VO-VO en VO-MBO
6A
PO-VO
1 n.t.b.
6B
VO-MBO
1 n.t.b.
Totaal
5 50.000
Programma 7 – Professionalisering medewerkers scholen
7A
Uitvoering van de met de scholen afgestemde professionaliseringsagenda
Totaal
1 10.000
5 10.000
Programma 8 – Monitoring en indicatiecommissie LWOO/PrO
8A
Instrument L-DOS
1 n.t.b.
8B
Werkzaamheden monitoring
1 n.t.b.
Totaal
5 20.000
Programma 9 – Projecten, onderzoeken, pilots, onvoorziene kosten
9A
1–
Totaal
5 20.000
Programma 10 – Overgangsmaatregelen
10A
Continuering schooldeel LGF in 2014-2015
Totaal
1 297.000 (’14-’15)
5 297.000
Noodzaak financieel beleid en monitoring
Decentralisatie van bevoegdheden en middelen van de rijksoverheid naar lagere bestuursorganen draagt
een aantal risico’s met zich mee. Ervaringen op andere beleidsterreinen bevestigen deze veronderstelling alleen maar. Zeker wanneer er sprake is van vooraf afgesproken budgetten, is het noodzaak om
een strikt financieel beleid te voeren en in dit geval de leerlingstromen nadrukkelijk te volgen. Vanaf 1
augustus 2014 is het daarom gewenst een monitoringsysteem te hanteren dat alle ontwikkelingen in
de regio in kaart brengt en een overzicht houdt. Juist gezien het feit dat de regio een bovenlandelijke
deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs kent en de groei van het voortgezet speciaal onderwijs
nog steeds niet is omgebogen is dit systeem noodzakelijk.
De Wet passend onderwijs legt de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de schoolbesturen voor de
schoolloopbaan van de leerling en voor de leerlingstromen vast. Deze wordt benadrukt door de wet- en
regelgeving inzake de financiering. Immers wanneer ondersteuningsbekostiging het normbudget overschrijdt door een toename van de deelname aan het LWOO, PrO en VSO wordt dit naar rato van het
aantal schoolgaande leerlingen per schoolbestuur verrekend met de lumpsum van de scholen binnen
het samenwerkingsverband.
Financieel meerjarenperspectief
Op de volgende pagina is een financiële doorkijk bij ongewijzigd beleid opgenomen. Deze doorkijk is
informatief bedoeld. Er vindt in het kader van het Ondersteuningsplan geen besluitvorming over plaats
en er kunnen door schoolbesturen of anderen ook geen rechten aan ontleend worden.
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
77
78
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
689.194
4.199.707
689.194
402.183
Zware ondersteuning
2015-2016
2014-2015
Lasten
60.000
Resultaat
Vereveningstoeslag/(korting)
Totale lasten
Programma 10: Overgangsmaatregel (LGF 2014-2015)
34.377
11.050.539
1.057.000
47.422
233.060
20.000
Programma 9: Projecten, onderzoeken, pilots en onvoorzien
297.000
20.000
20.000
Programma 8: Monitoring (o.a. L-DOS)
20.000
10.000
10.000
Programma 7: Professionalisering medewerkers scholen
297.000
50.000
Programma 5: Bestuur en organisatie
Programma 4: Toelaatbaarheidcies. POVO-VSO en Pa. On. Rivierenland
50.000
200.000
200.000
Programma 6: Doorlopende leerlijn PO-VO en VO-MBO
320.000
20.000
80.000
210.000
210.000
150.000
349.232
80.000
1.409.232
1.057.00
AB in natura
5.056.000
920.000
150.000
Programma 3: Bovenschoolse voorziening en arrangementen
Programma 2: Extra ondersteuning (profielen en arrangementen)
Programma 1: Basisondersteuning door en binnen de scholen
Verplichte besteding AB bij VSO
Lasten ondersteuningsplan
LWOO (voorlopige, globale indicatie)
PrO (voorlopige, globale indicatie)
Extra afdracht VSO op basis peildatum
0
10.864.901
1.091.377
Totale baten
3.605.307
0
0
Afdracht VSO (via DUO)
0
0
Geoormerkte baten
5.056.000
Overige baten
LWOO (voorlopige, globale indicatie, zonder verevening)
PrO (voorlopige, globale indicatie, zonder verevening)
920.000
2015-2016
2014-2015
Baten
Lichte ondersteuning
Meerjarenbegroting schooljaar
73.348
209.754
11.001.307
0
20.000
20.000
0
50.000
150.000
80.000
200.000
670.000
170.000
0
1.360.000
5.056.000
920.000
60.000
3.605.307
2016-2017
10.864.901
0
0
5.056.000
920.000
4.199.707
689.194
2016-2017
38.389
174.795
11.001.307
0
20.000
20.000
0
50.000
150.000
80.000
200.000
670.000
170.000
0
1.360.000
5.056.000
920.000
60.000
3.605.307
2017-2018
10.864.901
0
0
5.056.000
920.000
4.199.707
689.194
2017-2018
23.430
139.836
10.981.307
0
20.000
20.000
0
50.000
150.000
80.000
200.000
670.000
150.000
0
1.340.000
5.056.000
920.000
60.000
3.605.307
2018-2019
10.864.901
0
0
5.056.000
920.000
4.199.707
689.194
2018-2019
13.512
69.918
10.921.307
0
20.000
20.000
0
50.000
150.000
80.000
200.000
670.000
90.000
0
1.280.000
5.056.000
920.000
60.000
3.605.307
2019-2020
10.864.901
0
0
5.056.000
920.000
4.199.707
689.194
2019-2020
18.594
0
10.846.307
0
20.000
20.000
0
50.000
150.000
80.000
200.000
670.000
15.000
0
1.205.000
5.056.000
920.000
60.000
3.605.307
2020-2021
10.864.901
0
0
5.056.000
920.000
4.199.707
689.194
2020-2021
18.594
0
10.846.307
0
20.000
20.000
0
50.000
150.000
80.000
200.000
670.000
15.000
0
1.205.000
5.056.000
920.000
60.000
3.605.307
2021-2022
10.864.901
0
0
5.056.000
920.000
4.199.707
689.194
2021-2022
12.4 Financieel beleid: beheersing van de risico’s
Algemeen
Het samenwerkingsverband werkt met een sluitende begroting en voorkomt dat scholen op hun lumpsum worden gekort, omdat er te veel leerlingen zijn in VSO en/of LWOO en/of PrO.
Om dit te bewerkstelligen zal het SWV:
• haar financiële functie kwalitatief goed inrichten (zie 12.5),
• een planning & controlcyclus opstellen en implementeren,
• werken met gedetailleerd onderbouwde en sluitende, taakstellende begrotingen,
• een bedrag onvoorzien opnemen in haar begroting,
• werken met financiële tussenrapportages die voorzien zijn van onderbouwde eindejaarsprognoses,
• de ontwikkeling van de leerlingenaantallen VSO, LWOO en PrO nauwgezet monitoren.
In control
Via uitwerking van bovenstaande voornemens wil het SWV financieel in control zijn. Desondanks kan
het een organisatie overkomen dat er onvoorziene gebeurtenissen met financiële effecten plaatsvinden.
Indien dit aan de orde is, zal binnen SWV Rivierenland altijd allereerst de lopende begroting zo snel
mogelijk aangepast worden (bepaalde begrote uitgaven schrappen om een verlies te vermijden). Niet
uitgesloten kan worden dat zich calamiteiten voordoen die van een dusdanige omvang zijn of zich op een
dusdanig moment voordoen, dat de hiervoor beschreven werkwijze ontoereikend is. Bijvoorbeeld als de
financiële strop zich zo laat in het jaar voordoet dat vrijwel alle begrote middelen al zijn uitgegeven, of dat
de strop zo groot is dat bezuinigen niet (geheel) mogelijk is (omdat er al verplichtingen zijn aangegaan).
Voor dergelijke situaties beschikken organisaties op hun balans over weerstandsvermogen. Uit de jaarrekening 2012 van het SWV blijkt dat de algemene reserve (weerstandsvermogen) van het SWV ultimo
2012 ongeveer 1 200.000 bedraagt.
Risico’s samenwerkingsverband
Per 1 augustus 2014 nemen de taken, het budget en de risico’s van het SWV geleidelijk toe. In onderstaand schema is een eerste poging gewaagd risico’s te inventariseren en te kwantificeren.
Onderwerp
Risico
Kwantificering
Inkomsten
Verdeelmaatstaf budget lichte ondersteuning wordt aangepast (‘VMBO ¾’
naar ‘alle leerlingen’)
Risico 1 30.000
VSO
Hogere kosten i.v.m. verwijzingen op
tel- of peildatum (o.m. vanuit primair
onderwijs)
Risico 1 100.000 (bijv. 10 leerlingen prijscategorie
1 extra)
LWOO en PrO
Hogere kosten i.v.m. verwijzingen op telof peildatum
Risico n.t.b.
Personeel
(3,5 fte in dienst; 5 à 6 medewerkers)
Kosten i.v.m. verlof, verzuim, conflicten
personeel in dienst of gedetacheerd
(nader uit te werken).
Risico 1 100.000
Overschrijding budgetten Programma’s
Budgetten (bijvoorbeeld Extra ondersteuning of Bovenschoolse voorzieningen)
zijn uitgeput voordat het begrotingsjaar
voorbij is.
Risico 1 75.000 (bijv. 10 arrangementen van
gemiddeld 1 7.500)
Juridische kosten
Rechtszaken i.v.m. conflicten over toewijzing extra ondersteuning
Risico 1 25.000
Totaal
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
5 330.000
79
Hieronder worden nog enkele risicofactoren voor de kortere en de langere termijn op een rij gezet:
•mogelijk nieuwe bezuinigingen OCW;
•verwijzingen vanuit het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs naar de scholen
voor voortgezet speciaal onderwijs;
•verwijzingen vanuit het voortgezet onderwijs naar het voortgezet speciaal onderwijs;
•import van leerlingen met toelaatbaarheidsverklaring voortgezet speciaal onderwijs door verhuizing
vanuit ander samenwerkingsverbanden (voorzover deze voor rekening van het SWV komen).
Niet alle risico’s zullen zich tegelijkertijd en/of in volledige omvang voordoen. Zodat geconcludeerd wordt
dat het eind 2012 aanwezige weerstandsvermogen voor het schooljaar 2014-2015 in elk geval voldoende wordt gedacht. Mochten zich op korte termijn toch grote financiële incidenten voordoen, zodanig dat het weerstandsvermogen en/of de liquiditeit van het SWV onvoldoende blijken te zijn, dan zullen
de schoolbesturen het SWV een lening verstrekken tegen marktconforme rente.
Het bestuur van het SWV zal zich in de komende tijd richten op:
•De inrichting van financiële functie en de uitwerking van de planning&controlcyclus (fasen, onderdelen en verantwoordelijkheden).
•Een plan voor de monitoring en verantwoording van de per Programma begrote budgetten.
•Een plan van aanpak voor de monitoring van de deelname aan VSO, LWOO en PrO.
•De nadere uitwerking van de risicoanalyse, gekoppeld aan een nadere onderbouwing van het toekomstig gewenste weerstandsvermogen.
Risico’s schoolbesturen
Bovenstaand zijn de risico’s op niveau van het samenwerkingsverband in kaart gebracht. Het stelsel
passend onderwijs bevat ook risico’s voor de schoolbesturen.
Het bestuur van het SWV draagt de verantwoordelijkheid voor de eigen begroting. De tekorten op
de ene programma zullen dus invloed hebben op een ander programma van de begroting van het
SWV. Daarnaast, en dat is wettelijk geregeld, kunnen er - in extreme situaties- automatische kortingen
plaatsvinden op de lumpsum van de schoolbesturen (zie pagina 2). Indien het totale budget voor zware
ondersteuning (incl. de vereveningstoelage) ontoereikend is om alle aan het VSO verschuldigde Ondersteuningsbekostiging te betalen, wordt het ontoereikende deel naar rato gekort op de lumpsum van de
aangesloten schoolbesturen.
Indien het totale budget voor lichte ondersteuning ontoereikend is om alle deelname aan LWOO en
PrO te bekostigen, wordt het resterende deel gekort op de lumpsum van de in het SWV participerende
schoolbesturen, naar rato van het schoolbestuur.
12.5 Administratie en controlling
Het budget van het samenwerkingsverband loopt (ook na aftrek van de verplicht af te dragen ondersteuningsbekostiging) in de miljoenen. Aan het beheer en de verantwoording van het geld worden eisen
gesteld. Het samenwerkingsverband moet dus werk maken van de inrichting van haar financiële functie
De financiële functie (de zgn. planning- en controlcyclus) is het financieel beleid en beheer van een
organisatie. Het gaat enerzijds om de opzet, namelijk het geformuleerde beleid en de structuur van
de financiële ‘poot’ binnen de organisatie en anderzijds om de uitvoering, namelijk het verloop van de
processen en de personele bezetting. de directeur van het SWV Rivierenland beheert de portefeuille
financiën. Het administratiebureau Dyade onderhoudt voor het SWV Rivierenland de financiële en personele administratie. Het bestuur van het SWV buigt zich in het voorjaar 2014 over de vraag of Dyade in de
toekomst zal blijven doen en zo ja, welke aanpassingen in het contract dan nodig zijn. Het bestuur vindt
het van belang dat bij de totstandkoming van de begroting en de uitvoering van de control-cyclus een
onafhankelijke partij meekijkt. Dit zou of een aanvullende opdracht voor de accountant kunnen worden
of er kan worden afgesproken dat één van de scholen dit voor zijn rekening neemt.
80
Ondersteuningsplan Passend Onderwijs SWV Rivierenland
Lopik
Ede
Doorn
Nieuwegein
Vianen
Rhenen
Culemborg
Kesteren
A15
A27
Geldermalsen
Elst
Tiel
Beuningen
Gorinchem
Nijmegen
A2
Oss
A50
SWV Rivierenland
www.swvrivierenland.nl
vormgeving: gaertner grafisch werk, tiel
www.gaertner-grafischwerk.nl