Download de samenvatting (PDF)

Download Report

Transcript Download de samenvatting (PDF)

Information Structure in Russian Sign Language and Sign Language of the Netherlands

V. Kimmelman

Information Structure in Russian Sign Language and Sign Language of the Netherlands: Samenvatting

Vadim Kimmelman

Nederlandse Gebarentaal (NGT) en Russische Gebarentaal (Russian Sign Language, RSL). verschillen tussen beide gebarentalen zijn, en we bespreken de verzamelde data binnen een omdat de door ons gecontrasteerde gebarentalen tot nog toe nooit vergeleken zijn op hoe ze IS uitdrukken. Dit is bovendien het eerste diepgaande onderzoek naar mogelijke universele en kwantitatieve en kwalitatieve analyses in dit proefschrift zijn gebaseerd op corpora. Het

eerste hoofdstuk

gebarentalen: het gebruik van cross-linguïstische data -inclusief gebarentalen- is onmisbaar om het menselijke taalvermogen te begrijpen, om typologische generalisaties te kunnen gebarentalen. Bovendien bespreken wij het feit dat gebarentalen bestaan binnen de visueel ruimtelijke modaliteit, hetgeen de grammatica en het gebruik van gebarentalen beïnvloedt in vergelijking met gesproken talen. Mogelijke modaliteitseffecten binnen het IS-domein worden hier geanalyseerd. wordt door ongeveer 16.000 doven en slechthorenden in Nederland gebruikt en is onstaan aan het eind van de 18 de eeuw toen de eerste dovenschool werd opgericht in Groningen. NGT worden toegeschreven aan de vijf dovenscholen. RSL wordt door meer dan 120.000 doven en slechthorenden in Rusland gebruikt en is ontstaan aan het begin van de 19 de eerste dovenschool werd opgericht in Pavlovsk. De keuze om RSL en NGT te vergelijken is deels pragmatisch gemotiveerd: wij hadden toegang tot corpora en gebaarders van beide talen. Niettemin zijn er theoretische factoren die zo’n vergelijking zinvol maken. Onderzoek heeft aangetoond dat een vergelijking tussen twee Europese gebarentalen interessante uitkomsten tussen de door ons bestudeerde gebarentalen, wat het mogelijk maakt om deinvloed van deze verschillen op de linguïstische kenmerken van de talen te onderzoeken. Het eerste hoofdstuk introduceert tevens de belangrijkste begrippen van IS. IS betreft de signalen die sprekers aan elkaar geven om de informatiestroom te controleren en te beheren, zoals het markeren van gegeven informatie en het benadrukken van nieuwe en belangrijke analyses. Het is bekend dat de meeste talen focus kunnen uitdrukken, en dat veel talen topic echter aanzienlijk tussen talen waardoor het descriptieve onderzoek naar IS in RSL en NGT belangrijk wordt. Dit proefschrift beschrijft de Informatiestructuur (IS) in twee ongerelateerde gebarentalen: We onderzoeken hoe IS in RSL en NGT tot uitdrukking komt, wat de overeenkomsten en typologisch kader. Daarnaast bespreken en beoordelen we de modaliteitseffecten binnen het domein van IS. Dit onderzoek is een nieuwe bijdrage aan de typologie van gebarentalen modaliteits-specifieke aspecten in IS-gerelateerde vormen en functies in NGT en RSL. De van dit proefschrift introduceert de belangrijkste begrippen en onderzoeksvragen. Ten eerste benadrukken wij het belang van het bestuderen van maken, en om theoretische modellen te ontwikkelen. Eerder onderzoek naar gebarentalen wordt besproken met daarbij aandacht voor comparatief onderzoek en typologie van Dit hoofdstuk bevat tevens relevante achtergrondinformatie over RSL en NGT. NGT wordt gekenmerkt door een hoge mate van regionale lexicale variatie: de vijf dialecten eeuw toen de kan opleveren. Bovendien zijn RSL en NGT niet gerelateerd, waardoor wij de modaliteitseffecten kunnen bespreken. Tenslotte zijn er sociolinguïstische verschillen zijn informatie. Deze twee functies zijn verbonden met de begrippen van topic en focus. Wij bespreken deze begrippen inclusief de definities, typologische variatie en theoretische markeerders gebruiken. De middelen en de precieze condities van markering verschillen

Het

tweede hoofdstuk

is een samenvatting van eerder onderzoek naar IS in gebarentalen. Wij hebben besloten om IS in RSL en NGT vanuit twee perspectieven te bestuderen: we zoeken naar markeerders van topic en focus, en analyseren ook de mogelijke IS functies van sommige gebarentaal-specifieke constructies die in andere gebarentalen IS-gerelateerd zijn, namelijk verdubbeling (

doubling

) en spreiding van de zwakke hand ( Voorts is het zinvol om een onderscheid te maken tussen

weak hand holds

verdubbeling, spreiding) en hoe zij bestudeerd werden in anderen gebarentalen.

aboutness

en ). Daarom bespreken wij in het tweede hoofdstuk deze vier domeinen (topic, focus,

scene-setting

topics: het eerste vertegenwoordigt waar de zin over gaat, en het tweede specificeert de ruimtelijke of temporele context van de zin. Onderzoek heeft aangetoond dat verschillende typen topics in gebarentalen op gelijksoortige manieren gemarkeerd worden: de topics worden naar het begin van de zin verplaatst, gemarkeerd door opgetrokken wenkbrauwen en gevolgd door een prosodische onderbreking. Soms worden topics ook gemarkeerd door een voornaamwoord aan het einde van de zin dat refereert met het topic. Het is interessant dat veel gebarentalen worden beschreven als en modaliteit.

topic-prominent,

hetgeen betekent dat het begrip van topic cruciaal is voor de zinsstructuur. Wij hebben daarom besloten de potentiële markeerders van aboutness en scene-setting topics in RSL en NGT te identificeren, en aan de hand daarvan te bestuderen of deze talen topic-prominent zijn. In focus kan onderscheid worden gemaakt tussen informatieve focus (niet contrastief) en contrastieve focus: het eerste drukt nieuwe informatie in het algemeen uit, en het tweede wordt gebruikt om alternatieven te contrasteren. Gebarentalen gebruiken verplaatsingen en niet-manuele markeerders om focus te markeren. De meest gebruikelijke markeerder van focus is echter manuele prosodie: de articulatie van gebaren in focus wordt groter, langer etc. Bovendien gebruiken gebarentalen een modaliteits-specifieke manier om focus te markeren, zoals contrastieve ruimtelijke lokalisatie en zijwaartse lichaamsbewegingen. Wij hebben besloten om syntactische, niet-manuele, en manuele prosodische markeerders van informatieve en contrastieve focus in RSL en NGT te beschrijven alsmede de modaliteitseffecten binnen het IS-domein. Een andere markeerder die we aantreffen in IS is verdubbeling. Verdubbeling is een proces waardoor een woordgroep twee keer binnen een zin wordt gebruikt (maar verwijst naar hetzelfde object/activiteit/kenmerk). Verdubbelingen bestaan zowel in gesproken als in gebarentalen, maar lijken gebruikelijker te zijn in de visuele dan in de gesproken modaliteit. Omdat verdubbeling niet economisch is proberen taalwetenschappers een andere motivatie voor dit verschijnsel te vinden. Voor gebarentalen bestaan er verschillende analyses die verdubbeling in verband brengen met focus in het algemeen, met nadrukkelijke (

emphatic

) focus, of met andere grammaticale processen. Om die reden analyseren we de formele en functionele kenmerken van verdubbeling in RSL en NGT, met speciale aandacht voor de relatie tussen verdubbeling en IS. Bovendien bespreken we de verbinding tussen verdubbeling Een ander formeel middel dat verband houdt met IS is de spreiding van de zwakke hand, waarbij een gebaar eerst wordt gearticuleerd (met één of beide handen), waarna één hand (de sterke) doorgaat met gebaren, terwijl de andere (zwakke) hand in de eindpositie van het eerste gebaar blijft. Volgens sommige onderzoekers heeft de spreiding van de zwakke hand in verschillende gebarentalen IS-gerelateerde functies, zoals markering van topics, hoge relevantie, contrast of achtergrondinformatie. De vormen en functies van spreidingen in RSL en NGT worden dus bestudeerd om te achterhalen of ze verbonden zijn met IS. Het

derde hoofdstuk

onderzoekt topics in RSL en NGT aan de hand van twee corpora: het RSL corpus dat speciaal verzameld is voor dit project, en het NGT corpus dat geselecteerd is uit een groter reeds bestaand corpus.

De formele markeerders van topics in RSL en NGT zijn (i) een zinsinitiële positie, (ii) een prosodische onderbreking na de topic, en (iii) niet-manuele markeerders, inclusief het optrekken van wenkbrauwen en het naar achter buigen van het hoofd. Deze markeerders worden gebruikt in beide talen. In NGT worden topics bovendien soms gemarkeerd door een voornaamwoord aan het einde van de zin dat refereert met de topic; deze strategie werd niet gevonden in RSL. met Topics worden in RSL en NGT niet verplicht gemarkeerd. Sommige potentiële topics worden zelfs niet prosodisch gemarkeerd. Verder worden de niet-manuele markeerders alleen

shifted

topics gebruikt. Bovendien wordt de VS-woordvolgorde gebruikt in thetische zinnen. Niettemin is deze strategie ook niet verplicht aangezien de SV-woordvolgorde in thetische zinnen ook acceptabel is. Gebaseerd op de criteria van topic prominence die vaak gebruikt worden in de literatuur zijn RSL en NGT niet topic-prominent. Hoewel de talen over strategieën beschikken om topics en thetische zinnen te markeren, zijn de markeerders optioneel. Tevens zorgen andere grammaticale kenmerken van RSL en NGT ervoor dat deze talen zich niet als topic-prominent laten karakteriseren. In

het vierde hoofdstuk

beschrijven we hoe focus gemarkeerd wordt in RSL en NGT. De analyse in dit hoofdstuk is gebaseerd op experimentele data en niet op een corpus. Om focus te bestuderen hebben we vraag-antwoord paren verzameld, gebaseerd op plaatjes van 10 NGT gebaarders en 10 RSL gebaarders. Wij hebben verschillende syntactische en prosodische markeerders van focus in beide talen gevonden. Ellipsis van gebaren die niet in focus zijn, en verdubbeling worden bijvoorbeeld gebruikt om focus te markeren. Verder worden manuele prosodische markeerders gebruikt, zoals herhaling, modificatie van grootte, snelheid, en lengte van de beweging, en modificatie van de hoogte van het gebaar. Deze markeerders zijn in interactie met het type van beweging van het gebaar. Niet-manuele markeerders van focus zoals het optrekken van wenkbrauwen, het naar achter buigen van het hoofd, knikken met het hoofd, en andere lichaamsbewegingen worden in NGT gebruikt. RSL gebruikt echter alleen het hoofdknikken en lichaamsbewegingen, in mindere mate dan NGT. Bovendien gebruiken beide talen een modaliteits-specifieke strategie om contrast te markeren. Een ander interessant resultaat betreft het begrip focusprojectie ( In het

vijfde hoofdstuk

focus projection

algemeen een sterke neiging hebben om te spreiden door meerdere zinsdelen. ). In het Engels kan bijvoorbeeld het accent op het object een markeerder zijn van focus op het object, van VP-focus, of van focus op de hele zin. Het is te verwachten dat de manuele prosodische markering van focus in gebarentalen op dezelfde manier zal werken. Wat wij hebben gevonden is in lijn met die verwachting: manuele prosodische markeerders van focus in RSL en NGT projecteren, zodat de VP en zinsfocus worden gemarkeerd door prosodische markering van het werkwoord. Verrassend genoeg hebben wij focusprojectie ook voor niet manuele markeerders gevonden: zo wordt VP-focus in NGT alleen op het object gemarkeerd door het omhoog trekken van wenkbrauwen, hoewel de niet-manuele markeerders in het bespreken we verdubbeling als een potentiële IS-markeerder in RSL en NGT. Om verdubbeling te bestuderen hebben we corpusdata gebruikt die grotendeels overlapt met de data uit het derde hoofdstuk. Verdubbeling bleek heel gebruikelijk te zijn in beide gebarentalen. Het kan een gevolg zijn van aarzeling of gebruikt worden voor verduidelijking, maar verdubbeling volgens een X Y X patroon is een grammaticaal middel dat regelmatig in beide talen wordt gebruikt. In principe kunnen dezelfde soorten woordgroepen worden verdubbeld in beide talen, NGT beschikt daarnaast over een apart mechanisme van topic dat RSL niet heeft. De algemene frequentie van verdubbeling is bijna gelijk in de twee talen. In RSL is verdubbeling van werkwoorden echter gebruikelijker, terwijl in NGT verdubbeling van zinnen overheersend is.

Het blijkt dat verdubbeling volgens het X Y X patroon wordt gebruikt om

foregrounding

van het verdubbelde gebaar uit de drukken (dat betekent meestal dat een deel van de nieuwe informatie is gemarkeerd als meer betekenisvol) of voor nadruk ( grammaticalisatiepad ontwikkeld heeft.

emphasis

). Onze analyse kan de verdubbeling van verschillende soorten woordgroepen verklaren, inclusief topic verdubbeling in NGT. Eerdere analyses van verdubbeling in andere talen zijn niet toe te passen op de RSL- en NGT-data. Eén van de theoretische conclusies van dit hoofdstuk is dat we naast topic en focus extra IS-gerelateerde begrippen nodig hebben om de data te verklaren: er moet een onderscheid gemaakt worden tussen foregrounding vs. backgrounding. Wij stellen een mogelijk grammaticalisatiepad voor, waardoor verdubbeling van woordgroepen binnen een zin voortkomt vanuit verdubbeling van zinnen. Dit grammaticalisatiepad verklaart het ontstaan van formele en functionele kenmerken van verdubbeling in RSL en NGT. Hoewel het niet mogelijk is om direct diachronisch bewijs te vinden voor deze ontwikkeling, is de synchronische data compatibel met deze hypothese. Daarnaast suggereren wij dat emfatische verdubbeling een verdere ontwikkeling kan zijn van verdubbeling door foregrounding. Het is dus aannemelijk om te veronderstellen dat verdubbeling gebruikt voor nadruk, zich ook in andere gebarentalen via een gelijksoortig Wij bespreken daarnaast de vraag waarom verdubbeling zo vaak voorkomt in gebarentalen. Binnen sommige verklaringen wordt verdubbeling geanalyseerd als een compensatiestrategie van niet-moedertaalgebruikers, die een groot aandeel vormen binnen het totale aantal gebaarders. Andere verklaringen leggen een verband tussen verdubbeling en beperkingen in het visuele kortetermijngeheugen. Verder typologisch en theoretisch onderzoek naar verdubbeling in beide modaliteiten is nodig om deze vraag te beantwoorden. De spreiding van de zwakke hand wordt in het

zesde hoofdstuk

geanalyseerd op basis van dezelfde data als in hoofdstuk 3, met toevoeging van extra NGT data. Zowel NGT als RSL gebruiken deze spreiding vaak, en de spreiding heeft verschillende functies waarvan slechts enkele IS-gerelateerd zijn. Deze functies kunnen worden verdeeld in vier categorieën: fonetische functies ('de spreiding heeft een articulatorische oorzaak), syntactische functies (de spreiding markeert de grenzen van syntactische entiteiten), iconische functies (de spreiding geeft ruimtelijke en temporele relaties op een iconische wijze weer), en functies gerelateerd aan discourse (de spreiding drukt de infromatiestatus van referenten uit). Het is interessant dat dezelfde functies aanwezig zijn in beide talen. Niettemin zijn er kwantitatieve verschillen tussen RSL en NGT wat betreft de spreiding van de zwakke hand: het komt significant vaker voor in RSL dan in NGT. Er zijn meerdere mogelijke verklaringen voor dit verschil. Het verschil in kwantiteit kan te maken hebben met verschillende invloeden van de desbetreffende gesproken talen, verschillen in regionale variatie, of verschillen in de gesticulatie van de desbetreffende horende gemeenschappen. Paragraaf 6.6 kan beschouwd worden als een afwijking van de hoofdlijn van dit proefschrift, omdat het een formele syntactische analyse van de spreiding van de zwakke hand bevat. Binnen een formeel syntactisch framework moet men de regels van linearizatie (

linearization

) formuleren die nodig zijn om de hiërarchische syntactische structuur te veranderen in een lineaire rij van woorden/gebaren. Gebarentalen zijn echter zeer uitdagend wat betreft linearizatie, omdat ze over twee deels onafhankelijke articulatoren beschikken, en er dus meer mogelijkheden zijn voor linearizatie dan voor gesproken talen het geval is. Daarom is het noodzakelijk om de regels van linearizatie voor gebarentalen te formuleren om vervolgens de mogelijke modaliteitseffecten te kunnen achterhalen. Wij suggereren dat het formalisme van multidimensionale bomen, hetgeen onafhankelijk ontwikkeld is voor een aantal gesproken talen, kan worden toegepast om de spreiding van de zwakke hand te beschrijven, maar dat de regels van linearizatie modaliteits-specifiek moeten zijn.

In het

laatste hoofdstuk

worden de resultaten samengevat en worden typologische en theoretische implicaties van de data en de modaliteitseffecten besproken. We bespreken hoe verschillend RSL en NGT zijn op het gebied van IS en hoe “normaal” ze zijn vanuit een typologische invalshoek. De RSL- en NGT-data zijn heel relevant voor het beantwoorden van theoretische vragen omtrent de status van scene-setting topics, de definitie van topic prominence, focusprojectie, focus vs. contrast en verklaringen voor verdubbeling. Wat betreft de modaliteitseffecten in het domein van IS hebben we gevonden dat RSL en NGT vaak strategieën gebruiken die ook in gesproken talen voorkomen. Daarnaast wordt er een aantal modaliteits-specifieke middelen, zoals niet-manuele markeerders en de spreiding van de zwakke hand, gebruikt. Bovendien bespreken wij de belangrijke parallellen tussen zulke markeerders en gesticulatie. Tenslotte worden ideeën voor verder onderzoek geformuleerd. Wij suggereren dat de methodologie verbeterd kan worden om de betrouwbaarheid van de corpusanalyses en van experimentele data de optimaliseren. Bovendien vragen enkele onderwerpen, zoals

wh-clefts

, focus in complexe contexten en

dominance reversal

om verder diepgaand onderzoek. Een meer systematische vergelijking tussen gebarentalen en gesticulatie zou ook wenselijk zijn.