Transcript 1. NAN 2.0

Concept 11 februari 2014
NAN 2.0
Dit document is als concept gepubliceerd op de KNMP-website en staat tot 1 juni 2014 open voor
commentaar van de leden van de KNMP. Commentaar kan per mail gestuurd worden
naar [email protected]
Inleiding
De Nederlandse Apotheek Norm (NAN) en de daarbij behorende richtlijnen bevatten de beschrijving van
de farmaceutische zorg van de apotheker en zijn praktijkvoering. De NAN 2.0 behoort tot de ‘professionele
standaard’ van de beroepsgroep en definieert wat ‘goede zorg’ is. De NAN 2.0 is aanvullend op de
Beroepscode van de KNMP (Koninklijke Nederlandse maatschappij ter bevordering der Pharmacie). Zowel de
NAN 2.0 als de Beroepscode zijn gefundeerd in het Handvest van de apotheker.
Het doel van de NAN 2.0 en de bijbehorende richtlijnen is duidelijkheid verschaffen aan de patiënt en de
maatschappij over wat de beroepsgroep van apothekers zelf als kwalitatief goede farmaceutische zorg
definieert en wat in het kader daarvan van de apotheker mag worden verwacht. De uitwerkingen van de
NAN 2.0 en de richtlijnen zijn gericht op verbetering van de farmaceutische zorg en vermindering van de
praktijkvariatie De juridische status van de NAN en richtlijnen is beschreven in het document “Juridische
betekenis van professionele standaarden voor farmaceutische zorg”.
In de NAN 2.0 geeft de spanwijdte aan van de farmaceutische zorg van de apotheker. Deze spanwijdte is
uitgewerkt in de generieke en categorale richtlijnen farmaceutische zorg waar telkens naar verwezen
wordt. De aanbevelingen in deze richtlijnen zijn gebaseerd op de stand van de wetenschap en de praktijk en
worden evidence based ontwikkeld.
De apotheker kan de farmaceutische zorg alleen verlenen indien de praktijkvoering van goede kwaliteit
is. Onlosmakelijk en in samenhang met de farmaceutische zorg zijn daarom in de NAN 2.0 ook richtlijnen
voor de praktijkvoering opgenomen. De aanbevelingen in de richtlijnen hebben soms (deels) een
implementatieproces nodig. Daarom gebruikt de beroepsgroep instrumenten om de implementatie
te meten, te evalueren en te verbeteren. Deze kwaliteitsinstrumenten, alsmede het beleid waarmee de
kwaliteit van de farmaceutische zorg transparant gemaakt wordt, zijn onlosmakelijk verbonden met
de richtlijnen. Daarom zijn de instrumenten voor de kwaliteitsverbetering eveneens als professionele
standaarden opgenomen in de NAN 2.0.
1
Concept 11 februari 2014
0. Definities
Apotheek
De plaats waar de apotheker zijn patiënten farmaceutische zorg verleent, is een samenhangend geheel
van ruimten waarin geneesmiddelen worden bereid, ter hand gesteld en ten behoeve van terhandstelling
worden opgeslagen, dan wel alleen ter hand worden gesteld en daartoe opgeslagen. In een openbare
apotheek worden gewoonlijk geen geneesmiddelen ter hand gesteld ten behoeve van in een ziekenhuis
opgenomen patiënten; dat gebeurt in een ziekenhuisapotheek. Voor de NAN geldt dat onderdelen van de
farmaceutische zorg kunnen worden verleend op andere plaatsen dan de apotheek, zoals bij de patiënt
thuis of in een verzorgingshuis.
Apotheker
Academisch opgeleide professional, deskundige op het gebied van geneesmiddelen en werkzaam binnen
het kennisgebied van de farmacie. De basisapotheker is in het bezit van het apothekersdiploma en heeft
de (academische) titel Master of Science of drs. Alleen de BIG-geregistreerde apotheker is bevoegd om het
beroep van apotheker uit te oefenen in een apotheek.
Farmaceutisch product
Met farmaceutische producten wordt naast geneesmiddelen op producten in ruimere zin gedoeld zijnde
alle producten waarvoor de patiënt of cliënt zich tot de apotheker wendt.
Farmaceutische zorg
De volledige zorg van de apotheker voor de patiënt rond het geneesmiddel: van ontwerp, beschikbaarheid,
bereiding, terhandstelling en de begeleiding gericht op goed, effectief en veilig geneesmiddelgebruik.
Gebruik strekt zich uit van kortdurend gebruik bij acute zorgvragen, chronisch gebruik bij een chronische
aandoening tot en met de zorg voor de patiënt in het kader van zijn levenseinde.
Geneesmiddel
De Geneesmiddelenwet definieert een geneesmiddel als een substantie of een samenstel van substanties die
bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als
zijnde geschikt voor:
• het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens
• het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens, of
• het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functies bij de mens door een
farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen.
In de NAN wordt met geneesmiddel ook gedoeld op farmaceutische producten.
Ketenzorg
Ketenzorg is een onderling op onderdelen afgestemd geheel van processen en activiteiten, elkaar opvolgend
in de tijd, met omschrijving van rollen, taken en verantwoordelijkheden van de betrokken disciplines bij
een aandoening (CVRM, COPD) of zorgproces (palliatieve zorg), met als doel optimale zorg te leveren aan de
patiënt. Kenmerkend voor ketenzorg is dat het een samenwerkingsverband van partijen betreft die zowel
zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren, omdat ze samenhangende handelingen uitvoeren,
gericht op een gemeenschappelijk doel dat de afzonderlijke actoren niet op eigen kracht en bevoegdheden
kunnen bereiken.
Openbaar apotheker
Apotheker opgenomen in het beroepsregister van openbaar apotheker specialist.
Patiënt
Een persoon die medische, farmaceutische, paramedische en/of verpleegkundige zorg krijgt. De patiënt kan
een ziekte, een aandoening of letsel hebben.
2
Concept 11 februari 2014
Praktijkvoering
De inrichting van de randvoorwaardelijke praktijkaspecten zodat de farmaceutische zorg als goede zorg kan
plaatsvinden.
Richtlijn
Een richtlijn is een document met aanbevelingen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg.
Deze aanbevelingen berusten op systematische samenvattingen van wetenschappelijk onderzoek en
afwegingen van voor- en nadelen van verschillende zorgopties, aangevuld met expertise en ervaringen van
zorgprofessionals en zorggebruikers.
1. Farmaceutische zorg
In hoofdstuk 1 staat de farmaceutische zorg die de apotheker aan de patiënt verleent.
1.1 Patiëntendossier
De apotheker legt voor het verlenen van goede farmaceutische zorg voor de patiënt een patiëntendossier
aan. De apotheker legt daarbij de zorgvragen van de patiënt en de daaruit voortgekomen behandelingen
vast in diens patiëntendossier. Indien noodzakelijk voor de behandeling legt de apotheker gegevens van
andere zorgverleners vast in het dossier of verstrekt hij patiëntengegevens uit het dossier aan andere
zorgverleners. De apotheker gaat uit van de aanbevelingen van de Richtlijn Patiëntendossier bij de aanleg,
toepassing, vorming en beheer van het patiëntendossier en bij de uitwisseling van patiëntengegevens uit dit
dossier.
1.2 Behandeling met geneesmiddelen en andere farmaceutische producten
1.2.1 Ter hand stellen (algemeen)
De apotheker stelt aan de patiënt UR- UA- UAD- en AV-geneesmiddelen en andere farmaceutische producten
ter hand. Het ter hand stellen voert de apotheker uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Ter hand
stellen.
1.2.2 Medicatiebewaking
Als integraal onderdeel van het ter hand stellen van geneesmiddelen en andere farmaceutische producten
voert de apotheker medicatiebewaking uit ter voorkoming van geïndiceerde farmacotherapiegerelateerde
problemen. De apotheker voert de medicatiebewaking uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn
Medicatiebewaking.
1.2.3 Farmaceutisch consult
Als integraal onderdeel van het ter hand stellen van geneesmiddelen en andere farmaceutische producten
begeleidt de apotheker de patiënt zodat deze in staat is de uitgegeven geneesmiddelen en producten goed
te gebruiken. De apotheker begeleidt de patiënt volgens de aanbevelingen van de richtlijn Farmaceutisch
consult.
1.2.4 Zelfzorg
Indien de zorgvraag van de patiënt een zelfzorgvraag is, begeleidt de apotheker de patiënt om te komen tot
een verantwoord advies. De apotheker voert de advisering van zelfzorgvragen uit volgens de aanbevelingen
van de richtlijn Zelfzorg.
1.2.5 Geïndividualiseerde distributievormen
Bij behandeling met geneesmiddelen kan voor de patiënt terhandstelling in een geïndividualiseerde
distributievorm noodzakelijk zijn. De apotheker voert deze terhandstelling uit volgens de aanbevelingen
van de richtlijn Zorg voor patiënten met geneesmiddelen in geïndividualiseerde distributievormen.
3
Concept 11 februari 2014
1.2.6 Apotheekbereiding
Na beoordeling van de zorgvraag van de patiënt door de apotheker kan terhandstelling van een
apotheekbereiding noodzakelijk zijn. De apotheker draagt in dat geval zorg voor de beschikbaarheid van
deze apotheekbereiding. De apotheker maakt deze apotheekbereiding zelf of besteedt deze uit bij een
andere apotheker. De apotheker die de apotheekbereiding maakt, gaat te werk volgens de aanbevelingen
van de richtlijn Bereiden uit grondstoffen en aanpassen handelspreparaten.
1.2.7 Medicatiebeoordeling
Tijdens de behandeling is voor bepaalde categorieën patiënten een periodieke medicatiebeoordeling
noodzakelijk ter voorkoming van farmacotherapiegerelateerde problemen. De apotheker voert voor deze
patiënten de medicatiebeoordeling uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Medicatiebeoordeling.
1.2.8 Ontslag uit zorginstelling
Voor bepaalde categorieën patiënten is na ontslag uit een zorginstelling begeleiding bij ontslag
noodzakelijk ter voorkoming van farmacotherapiegerelateerde problemen. De apotheker voert voor de
patiënten deze begeleiding uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Farmaceutische zorg bij ontslag uit
een zorginstelling.
1.2.9 Categorale zorg
De farmaceutische zorg voor de patiënt kan een geïntegreerd onderdeel zijn van een met andere disciplines
afgestemd of afgesproken en georganiseerd aandoeningspecifiek zorgprogramma (ketenzorg). De apotheker
voert in dat geval deze geïntegreerde aandoeningspecifieke zorg uit volgens de aanbevelingen van de
categorale richtlijnen.
1.2.10 Palliatieve zorg
De farmaceutische zorg voor de patiënt kan een geïntegreerd onderdeel zijn van een met andere disciplines
afgestemd of afgesproken traject voor palliatieve zorg (ketenzorg). De apotheker voert in dat geval deze
palliatieve zorg uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Palliatieve farmaceutische zorg..
1.2.11 Euthanasie en hulp bij zelfdoding
De apotheker voert een beleid rondom euthanasie en hulp bij zelfdoding. De apotheker past hierbij
de aanbevelingen van de richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding toe alsmede de
Zorgvuldigheidscriteria voor apothekers behorende bij deze richtlijn.
2. Praktijkvoering
In hoofdstuk 2 staat de praktijkvoering beschreven. De apotheker organiseert de praktijkvoering in de
apotheek of in daarvoor geëigende locaties zodanig dat kwalitatief goede zorg verleend kan worden.
2.1 Apotheker en apotheekteam
De apotheker verleent de farmaceutische zorg. Hij wordt daarbij ondersteund door een apotheekteam. Voor
het functioneren van de apotheker en het apotheekteam werkt de apotheker volgens de aanbevelingen van
de richtlijn Apotheekteam.
2.2 Beleid, organisatie en ontwikkeling
De apotheker voert een beleid voor de farmaceutische zorg. Vanuit dit beleid richt hij de organisatie van de
apotheek in en past deze organisatie aan op ontwikkelingen uit de praktijk en wetenschap. De apotheker
gebruikt daarbij een kwaliteitmanagementsysteem. Voor de inrichting en uitvoering van beleid, organisatie
en ontwikkeling volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Beleid, organisatie en ontwikkeling
4
Concept 11 februari 2014
2.3 Apotheekinrichting
2.3.1 Ruimten en faciliteiten
De apotheker verleent farmaceutische zorg in een apotheek of in daarvoor geëigende locaties met ruimten
en voorzieningen die dusdanig zijn ingericht dat de kwaliteit van de farmaceutische zorg adequaat
geborgd is. Voor deze praktijkinrichting volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Ruimten en
faciliteiten.
2.3.2 Goederen en diensten van derden
De apotheker betrekt goederen en diensten van leveranciers (derden). De kwaliteit van deze leveranciers, en
daarmee van de betrokken goederen en diensten, is medebepalend voor de kwaliteit van de farmaceutische
zorg. Voor deze leveranciers volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Goederen en diensten van
derden.
2.3.3 Privacy
De apotheker verleent de farmaceutische zorg met inachtneming van de privacywetgeving. Voor het borgen
van de privacy van de patiënt volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Privacy.
2.3.4 Informatiebeveiliging
De apotheker beveiligt de informatie in zijn apotheek volgens eisen van de NEN 7510. Hiervoor volgt de
apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Informatiebeveiliging. Deze zijn een vertaling van de NEN 7510.
2.3.5 Internet
De apotheker kan een aantal onderdelen van de farmaceutische zorg verlenen met gebruikmaking van
het internet. De apotheker volgt voor farmaceutische zorg via het internet de aanbevelingen van richtlijn
Online farmaceutische zorg en dienstverlening
3. Kwaliteitsverbetering
In hoofdstuk 3 staan de instrumenten beschreven die de beroepsgroep gebruikt om de kwaliteit van de
farmaceutische zorg en van de praktijkvoering te meten, te evalueren, zo nodig te verbeteren en transparant
te maken.
3.1 Specialistenregister
De apotheker toont aan dat hij voldoet aan de eisen van de beroepscompetenties voor de openbaar
apotheker door (her)registratie in het register van openbaar apotheker specialist.
3.2 Certificatieschema
De apotheker toont de implementatie van het kwaliteitssysteem aan door een certificaat dat voldoet aan
een door de beroepsgroep gedragen certificatieschema.
3.3 Meetinstrumenten
De apotheker verbetert de farmaceutische zorg door het meten en evalueren van de kwaliteit daarvan
met instrumenten die aansluiten op de aanbevelingen in de richtlijnen farmaceutische zorg, zoals
kwaliteitsindicatoren en patiëntervaringsvragen. De apotheker past daarvoor door de beroepsgroep
gedragen meetinstrumenten toe.
3.4 Transparantie
De apotheker maakt de uitkomsten van de gemeten farmaceutische zorg transparant richting
patiënt en andere partijen. De apotheker doet dit op basis van een door de beroepsgroep gedragen
transparantiestandaard.
5
Concept 11 februari 2014
Toelichting
1. NAN 2.0
De NAN is als Nederlandse Apotheek Norm sinds 1996 een van de kerndocumenten voor de openbaar
apotheker. De laatste versie dateerde uit 2006. Belangrijke ontwikkelingen in de periode 2006-2014 maakten
een herziening van de NAN en de systematiek rondom de NAN noodzakelijk.
Professionele en inhoudelijke zorgvernieuwingen en het behandelaarschap van de apotheker hebben geleid
tot belangrijke wijziging van de NAN. De voornaamste wijziging is het opnemen van de KNMP-richtlijnen in
de NAN en de daarbij behorende kwaliteitsverbeteringinstrumenten. Anders dan bij de NAN uit 2006 staan
de normen voor de zorg nu in de richtlijnen.
Aanleidingen voor richtlijnen
De farmaceutische zorg van de apotheker heeft sinds 2006 aanzienlijke veranderingen en vernieuwingen
ondergaan. Het inhoudelijke zwaartepunt van de farmaceutische zorg is verlegd van bereiden en uitgeven
van geneesmiddelen naar een farmacotherapeutische behandelrelatie tussen de patiënt en de apotheker.
Daarbij verleent de apotheker een steeds groter wordend palet aan farmaceutische zorg. Nieuwe zorg zoals
medicatiebeoordelingen of zorg voor geïndividualiseerde distributievormen is ontstaan. Ook bestaande
zorgterreinen zijn verder ontwikkeld door wetenschappelijke innovaties of praktijkvernieuwing. Zo is
medicatiebewaking verder ontwikkeld met bewaking op klinische parameters en met bewaking door
medisch-farmaceutische beslisregels.
Andere parallelle ontwikkelingen hebben de richtlijnontwikkeling bevorderd. Zo valt sinds 2007
de farmaceutische zorg van de openbaar apotheker onder de bepalingen van de geneeskundig
behandelingovereenkomst (WGBO). Dit onderstreepte expliciet de noodzaak voor behandelrichtlijnen
voor de apotheker. Ook gaf de oprichting van de Wetenschappelijk Sectie openbaar apothekers (WSO),
met functie om als wetenschappelijk platform voor de openbaar apotheker binnen de vereniging KNMP te
dienen, de richtlijnen een eenduidige en inhoudelijk verantwoordelijke eigenaar.
Tenslotte was richtlijnontwikkeling cruciaal na de inrichting van het register van het specialisme
openbare farmacie in 2012 en de vernieuwde vervolgopleiding voor de openbaar apotheker specialist.
Beroepsrichtlijnen zijn een belangrijke basis voor de opleiding tot en de toetsing van dit specialisme.
Richtlijnontwikkeling
De KNMP heeft in 2010 besloten de farmaceutische zorg uit te werken in generieke behandelrichtlijnen.
In deze richtlijnen staat de zorg beschreven welke de apotheker verleent aan patiënten, ongeacht de
aandoeningen en ongeacht de gebruikte geneesmiddelen.
Naast de generieke richtlijnen zijn sinds 2010 ook categorale richtlijnen ontwikkeld. In Nederland werden
door multidisciplinaire samenwerkingsplatforms algemene categorale zorgstandaarden gepubliceerd.
Op basis van deze zorgstandaarden kunnen zorggroepen geïntegreerde eerstelijnszorg organiseren
(zorgprogramma’s) en die als zorgprestaties aanbieden. In het verlengde daarvan zijn voor patiënten met
specifieke aandoeningen categorale KNMP-richtlijnen ontwikkeld bijvoorbeeld op het gebied van diabetes,
CVRM en COPD. Deze bevatten aanbevelingen die invulling geven aan de farmaceutische zorg van de
apotheker zoals opgenomen in de algemene categorale zorgstandaarden.
De aanbevelingen in de richtlijnen farmaceutische zorg worden ontwikkeld naar stand van wetenschap
en praktijk. Ze komen zoveel mogelijk op basis van evidence tot stand. Hiervoor wordt gewerkt volgens
de door de WSO opgesteld procedure `Ontwikkeling van KNMP richtlijnen voor de openbaar apotheker´.
Bij de ontwikkeling van behandelrichtlijnen wordt zoveel gebruik gemaakt van of afgestemd op zowel
multidisciplinaire Nederlandse en internationale richtlijnen als monodisciplinaire behandelrichtlijnen van
met name voorschrijvers.
De kwaliteit van de richtlijnen en wordt voorafgaand aan autorisatie getoetst aan de internationale
richtlijnstandaard AGREE (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation).
6
Concept 11 februari 2014
De KNMP-richtlijnen worden gepubliceerd op de KNMP-website. Daar staat per richtlijn de status van de
richtlijn aangegeven. Dit kan zijn geautoriseerd, open voor commentaar of in ontwikkeling.
NAN 2.0 als professionele standaard voor goede zorg
Op grond van de WGBO, de Wet BIG en de Kwaliteitswet zorginstellingen is de apotheker als zorgaanbieder
verplicht om verantwoorde, goede zorg te verlenen. Ook het ontwerp voor de Wet kwaliteit, klachten en
geschillen zorg (WKKGZ) gaat uit van ‘goede zorg’, en geeft daarbij aan dat bepalend daarvoor is wat in
professionele standaarden – onder welke benaming dan ook – is vastgelegd en noodzakelijk is om vanuit het
perspectief van de cliënt goede zorg te verlenen. De NAN 2.0 en de bijbehorende richtlijnen definiëren deze
‘goede zorg’ en zijn dus daarmee onderdeel van de professionele standaard van de beroepsgroep.
Goede zorg is iets anders dan zorg op het niveau van staande praktijk zoals in de NAN 2006. De definitie van
staande praktijk bestond uit het niveau van zorg welke in 2006 in de Nederlandse apotheek daadwerkelijk
geïmplementeerd was. Verdergaande onderbouwing van ‘goede zorg’ en de relatie van goede zorg tot
aansprakelijkheden is uitgewerkt in het document ‘Juridische betekenis van professionele standaarden voor
farmaceutische zorg’.
De NAN 2.0 en de bijbehorende richtlijnen zijn opgesteld teneinde duidelijk te maken aan welke eisen
farmaceutische zorg dient te voldoen. Het uitgangspunt van de WSO is dat deze normen gelden voor iedere
apotheker die deze farmaceutische zorg verleent.
Kwaliteitsinstrumenten
Om de patiënt en de maatschappij vertrouwen te geven dat een apotheker goede zorg levert, is
kwaliteitsevaluatie nodig. De daarvoor benodigde kwaliteitsinstrumenten zijn daarom opgenomen als een
integraal onderdeel van de NAN 2.0. Deze instrumenten zijn in lijn met de aanbevelingen in de richtlijnen.
Farmaceutische zorg wordt sinds 2011 via prestatiebekostiging in de vorm van zorgprestaties verkocht en
ingekocht. Bij het ontwerp van de NAN 2.0 en de richtlijnen is gekeken of de aanbevelingen bruikbaar zijn
voor de samenstelling en onderbouwing van (toekomstige) zorgprestaties.
Een belangrijke functie van de NAN 2006 was de invulling van het HKZ-certificatieschema voor apotheken.
Het HKZ-certificatieschema stelt eisen aan het kwaliteitsysteem van de apotheek. Dit zijn eisen voor het
primaire zorgproces, de praktijkorganisatie en de zorguitkomsten. Ook de NAN 2.0 bevat deze eisen door
telkens daarvoor te verwijzen naar de betreffende richtlijnen en meetinstrumenten. De NAN 2.0 dient als
basisdocument voor het HKZ-certificeringschema.
2. Kaders voor de NAN
1. Kaders beroepsgroep
De NAN en de bijbehorende richtlijnen hebben een relatie met andere documenten geldend voor de
openbaar apotheker specialist: het Handvest van de apotheker, de Beroepscode, het Besluit opleidingseisen
openbare farmacie en het Professioneel Statuut voor apothekers en ziekenhuisapothekers in
loondienstverband.
1.1 Handvest van de apotheker.
In het Handvest van de apotheker, geldend voor alle Nederlandse apothekers, staat de grondslag voor
het professioneel en ethisch handelen. Deze grondslag geeft richting aan het waarden- en normenkader
van de professie, de maatschappelijk rol van de apotheker, de positie van de professie in het zorgveld en
de verantwoordelijkheden van de apotheker waarop hij mag worden aangesproken. Het Handvest is de
grondslag voor het professioneel handelen in het bijzonder de farmaceutische zorgverlening welke zich
afspeelt in de behandelrelatie tussen de patiënt en de apotheker. Het Handvest geldt als basis voor de NAN
2.0. De NAN en de richtlijnen zijn getoetst aan de grondslagen zoals opgenomen in het Handvest.
7
Concept 11 februari 2014
1.2 Beroepscode
De Beroepscode is eveneens een uitwerking van de grondslagen uit het Handvest van de apotheker.
De Beroepscode bevat normen voor ethiek en gedrag van de beroepsgroep en dient als instrument voor het
handelen bij ethische dilemma’s in de beroepsbeoefening.
De huidige beroepscode geldt voor apothekers werkzaam in de ziekenhuisfarmacie en de openbare
farmacie. De beroepscode staat naast de NAN, maar voor beiden geldt het Handvest van de apotheker als
basis.
1.3 Besluit Opleidingseisen Openbare Farmacie
Het Centraal College Specialisten Farmacie (CC) heeft per 1 januari 2012 het register voor de openbaar
apotheker specialist ingesteld. De regels voor de opleiding tot openbaar apotheker specialist en de
erkenning van opleidingsapotheken en opleiders zijn daarbij eveneens vastgesteld door het CC in Besluit
NO.7 - 2011 Opleidingseisen Openbare Farmacie. In dit besluit zijn de beroepscompetenties van de openbaar
apotheker vastgelegd. Deze competenties zijn gebaseerd op het CanMeds-systeem en zijn verder uitgewerkt
in subcompetenties van het landelijk opleidingsplan. Het besluit opleidingseisen is dus een belangrijk
implementatiestandaard voor het Handvest de Beroepscode en de NAN. De reikwijdte van de competenties
van het specialisme openbare farmacie en de reikwijdte van de NAN zijn met elkaar congruent.
1.4 Professioneel Statuut voor apothekers en ziekenhuisapothekers in loondienstverband
Het Professioneel Statuut is een onderdeel van de arbeidsovereenkomst tussen werkgevers en apothekers
in loondienst. Het is een belangrijk implementatiestandaard voor de NAN 2.0 en de beroepscode. Het
Professioneel Statuut geeft het kader aan van de professionele verantwoordelijkheid en de daaruit volgende
grenzen van de professionele autonomie. In het Statuut staan verwijzingen naar de codes, normen,
standaarden en richtlijnen van de beroepsgroep. Het Statuut waarborgt dat de apotheker ongeacht de
werkverhouding de in de NAN en de bijbehorende richtlijnen verwoorde kwaliteit kan realiseren.
2. Publiekrechtelijke wetgeving
De NAN en de richtlijnen dienen verenigbaar te zijn met de bestaande wetgeving. De KNMP heeft voor de
relatie tussen richtlijnen en wetgeving het document ‘Juridische betekenis van professionele standaarden
voor farmaceutische zorg’ opgesteld.
De belangrijkste wetgeving voor het professioneel handelen van de apotheker omvat:
• de bepalingen aangaande de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) in het Burgerlijk Wetboek
• de Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)
• de Kwaliteitswet zorginstellingen
• de Geneesmiddelenwet (incl. het Besluit Geneesmiddelenwet en de Regeling Geneesmiddelenwet)
• de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP)
• de Mededingingswet
• de Opiumwet
• de Warenwet
• de Wet dieren
• de Wet op de medische hulpmiddelen (incl. Besluit In vitro diagnostica en Besluit Actieve implantaten)
• Arbo- en milieuwetgeving
• het ontwerp voor de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ)
3. Totstandkoming
De NAN 2.0 is een van de kerndocumenten voor de openbare farmacie.
Het Hoofdbestuur van de KNMP heeft in 2013 op advies van de WSO de WSO opdracht gegeven de NAN en de
systematiek rondom de NAN te ontwikkelen.
De NAN is van commentaar voorzien van ………
De NAN is door de Algemene Vergadering van de KNMP vastgesteld op ……….
8