Woordenschat thema 11

Download Report

Transcript Woordenschat thema 11

Thema 11: Groter, beter, sterker Woordcluster 1 Bevelen: iemand die beveelt, zegt tegen anderen wat ze moeten doen. Ze moeten gehoorzamen, of ze willen of niet. Het bevel: een bevel is een opdracht die je moet uitvoeren. Je mag niet zeggen dat je er geen zin in hebt. Gehoorzamen: Als je gehoorzaamt, doe je wat iemand je opdraagt. Woordcluster 2: Kletsnat: kletsnat betekent: zo nat de druppels eraf vallen. Vochtig: vochtig is: een beetje nat. Klam: Klam is: vochtig en een beetje plakkerig. Woordcluster 3: Opscheppen: Als je over iets opschept, ben je er heel trots op. Maar je praat er zo veel over, dat andere mensen het vervelend gaan vinden. De opschepper: Een opschepper is heel trots op iets en praat daar steeds maar over. Trots: Iemand is trots op iets als hij graag wil laten zien wat hij heeft. Of hoe goed hij iets kan. Bescheiden: Iemand die bescheiden is, verbeeldt zich niets, schept niet over zichzelf op en houdt zich graag op de achtergrond. Woordcluster 4: Het talent: Als je ergens talent voor hebt, kun je daar zonder veel moeite erg goed in worden. Met een talent wordt je geboren. De aanleg: Als je aanleg voor iets hebt, kun je het goed en snel leren. Als je aanleg hebt voor tekenen, dan kun je snel en goed leren tekenen. Begaafd: Als je begaafd bent, ben je knap. Je kunt iets erg goed. Als je goed kunt rekenen, ben je begaafd in rekenen. De gave: Een gave is een talent. Als je de gave hebt om piano te spelen, kun je dat zonder veel moeite leren. Woordcluster 5: De rivier: Een rivier is een waterstroom. De meeste rivieren beginnen in de bergen en komen uit in de zee, of in een andere rivier. Stromen: een vloeistof die stroomt, beweegt met kracht één richting uit. Water stroomt bijvoorbeeld uit de kraan. De oever: Een oever is een rand van een rivier of een meer. Bij de oever begint het land. Woordcluster 6: De kleermaker: Een kleermaker is iemand die kleren maakt voor zijn beroep. De stof: Stof, dat zijn lappen van geweven draden. Kleren zijn gemaakt van stof. Naaien: Kleren naaien is: ze maken van stof, met naald en draad of met de naaimachine. Borduren: Borduren betekent: met naald en draad figuren maken op een lap stof.

De stof

Lappen van geweven draden. Kleren zijn hier van gemaakt.

Naaien

Kleren maken van stof, met naald en draad of met de naaimachine.

Borduren

Met naald en draad figuren maken op een lap stof.

Stromen

Een vloeistof, die met kracht één richting uit beweegt. Bijvoorbeeld water uit de kraan.

De oever

Een rand van een rivier of een meer. Daar begint het land.

De kleer maker

Iemand die kleren maakt voor zijn beroep.

Begaafd

Je bent knap. Je kunt iets erg goed.

De gave

Dit is een ander woord voor talent.

De rivier

Een waterstroom. De meeste beginnen in de bergen en komen uit in de zee of in een andere.

Bescheiden

Iemand verbeeldt zich niets, schept niet op over zichzelf en houdt zich graag op de achtergrond.

Het talent

Je kunt iets, zonder veel moeite er goed. Je wordt hiermee geboren.

De aanleg

Je kunt iets goed en snel leren.

Opscheppen

Je bent ergens heel trots op. Maar je praat er zo veel over, dat andere mensen het vervelend gaan vinden.

De opschepper

Iemand die heel trots is op iets en daar steeds maar over praat.

Trots

Je wil graag laten zien wat je hebt, of hoe goed je iets kan.

Kletsnat

Zo nat, dat de druppels eraf vallen.

Vochtig

Een beetje nat.

Klam

Vochtig en een beetje plakkerig.

Bevelen

Iemand zegt tegen anderen wat ze moeten doen. Ze moeten gehoorzamen, of ze nu willen of niet.

Het bevel

Een opdracht, die je moet uitvoeren. Je mag niet zeggen, dat je er geen zin in hebt.

Gehoor zamen

Je doet, wat iemand je opdraagt.