Wil ik het? Kan ik het? Helpen bij ebola

Download Report

Transcript Wil ik het? Kan ik het? Helpen bij ebola

Helpen bij ebola
‘Wil ik het?
Kan ik het?’
Er is een schrijnend tekort aan hulpverleners om in
Afrika ebola te bestrijden, de doodzieken te verzorgen en
de doden te begraven. Wie durft te gaan? ‘Ik worstel met
mezelf, het risico is echt groot.’
door Margreet Fogteloo
‘BIJ ELKE MISSIE overweeg je van tevoren de
risico’s, en die zijn voor het ebola-gebied hoog.
Hoe verhoudt zich dat tot mijn verantwoordelijkheid bij het ziekenhuis waar ik werk? En het
thuisfront, mijn vrouw en vier kinderen, die weliswaar allemaal het huis uit zijn? Maar ik voel
ook verantwoordelijkheid als tropenarts, en als
mens. Ik zoek naar een balans tussen die verschillende verantwoordelijkheden.’
Kinderarts Dirk Jan Pot (56) denkt er sinds
een week serieus over na zich aan te melden
bij Artsen zonder Grenzen om te helpen bij de
strijd tegen ebola. Hij heeft als tropenarts, aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor
Tropengeneeskunde (nvtg), ruime ervaring in
noodgebieden. Dat begon in 1989, vlak na het
halen van zijn kinderartsenbul in Zuid-Afrika,
waar hij samen met zijn echtgenote ruim drie
Monrovia, Liberia, 20 oktober, desinfectie van hulpverlener in beschermende kleding – ‘Dáár kan de temperatuur in een pak oplopen tot 45 graden’
12
30.10.2014
JAMES GIAHYUE / REUTERS
jaar woonde en werkte in een voormalige zendingskliniek. ‘Het pad was niet geplaveid, je
moest je eigen weg zoeken. In Nederland kun
je terugvallen op andere specialisten, daar was
je opeens de enige specialist. Heel leerzaam, een
gouden tijd.’
Toen hij opgroeiende kinderen had, ging
hij vanuit standplaats Nederland telkens voor
periodes naar gebieden waar armoede, honger,
ziekte en oorlog heersten, onder meer Pakistan,
Ghana, Zimbabwe, Georgië, de Antillen en
Kosovo. En nog steeds legt hij zijn werk bij Gelre
ziekenhuizen in Apeldoorn regelmatig neer voor
humanitaire missies, waarvoor hij twee weken
verlof van zijn werkgever krijgt en twee weken
eigen tijd neemt. ‘Ooit heb ik gekozen om dit te
willen, omdat ik graag helpend en dienend wil
zijn. Geldt dezelfde motivatie nu ook? Ik wil
voor die vraag niet
weglopen. Ik vraag
me altijd drie dingen
af: is het nodig, wil ik
het en kan ik het? Ik
worstel ermee.’
Al in de zomer
riep de World Health
Organization (who)
dat de epidemie
schromelijk
werd
onderschat, ook door
zichzelf. ‘Bijna iedereen heeft gefaald’,
stond in een uitgelekt
intern rapport met
zware
zelfkritiek.
Sinds enkele weken
is de urgentie van
een massale inzet van
artsen en verpleegkundigen wereldwijd
flink doorgedrongen.
Op de Europese top
vorige week stond
ebola hoog op de
agenda. De epidemie
is in de afgelopen
maanden uitgegroeid
tot een ontembare
humanitaire ramp.
Aan de virusinfectie,
die begon in maart
in Guinee en zich
rap verspreidde naar
Sierra Leone, Liberia, Nigeria en Senegal, zijn volgens de
who naar schatting
bijna
vijfduizend
mensen overleden,
hoewel veel sterfgevallen niet officieel worden geregistreerd. Het virus is
bij bijna tienduizend
mensen vastgesteld.
Naast het onmete-
In Amerika brak grote paniek
uit toen twee verpleegsters
besmet raakten na contact
met een Liberiaanse patiënt
lijke leed eist ebola zodanig de lokale capaciteit
op dat de reguliere gezondheidszorg in sommige
landen is ingestort, waardoor de kans op andere
infectieziekten groot is. Voor de ontwrichtende
gevolgen zullen eveneens extra hulpverleners
vanuit andere landen moeten komen.
De noodzaak daarvan wordt ook ingegeven door een ander belang: de epidemie is niet
alleen een probleem ver van huis, ze raakt ook
de westerse wereld. De angst voor een pandemie buiten het focusgebied is niet onterecht. De
epidemie verspreidt zich via het luchtverkeer
en teruggekeerde hulpverleners. Vorige week is
een arts van Artsen zonder Grenzen, net terug
uit Guinee, in New York positief getest op ebola
en onmiddellijk in quarantaine gesteld. Eerder
brak in Amerika grote paniek uit toen twee verpleegsters in Texas besmet raakten na contact
met een Liberiaanse patiënt. Zij zijn nu geïsoleerd, maar pas nadat beiden uitgebreid onder
de mensen waren geweest; een van hen had het
vliegtuig genomen om een bruiloft te bezoeken. Een laborante die met labmonsters van de
Liberiaan had gewerkt, maakte een tocht op een
cruiseschip. De paniek was compleet, wat leidde
tot een discussie over een algeheel reisverbod
tussen Amerika en West-Afrika. Er zijn landen
die de luchthavens sluiten voor vluchten uit het
ebola-gebied. In Europa klinken deze geluiden
ook: hek eromheen en laten uitwoeden. ‘Dat is
uit het oogpunt van humaniteit geen optie én
geen oplossing. Uiteindelijk wordt het ook ons
probleem’, zegt Pot.
De sterftekans is hoog – volgens de who
ongeveer zeventig procent – net als de kans
op besmetting. Het virus wordt overgedragen
via zweet, traanvocht, poep, urine, snot, bloed,
braaksel, sperma en vaginaal vocht. Voor hulpverleners is de kans op besmetting laag door
de beschermende maatregelen, maar ook al
worden protocollen nog zo nauwgezet gevolgd,
de chaos kan leiden tot levensgevaarlijke situaties. Er breken regelmatig rellen uit rondom
de behandeling van de zieken of na het overlijden van een patiënt. Het wantrouwen tegen
hulpverleners is soms groot, wat onder meer te
maken heeft met argwaan jegens autoriteiten
en weerstand tegen westerse inmenging. Er zijn
inmiddels 240 lokale en enkele buitenlandse
medische hulpverleners overleden.
‘We kunnen de epidemie niet
beheersen, de veiligheid van
onze hulpverleners en onze
lokale staf staat voorop’
Dat maakt het werk voor hulpverleners kwetsbaar en is onder meer de reden dat de hulpverlening langzaam op gang komt. Want wie durft
te gaan, wie legt zijn leven in de waagschaal en
neemt bovendien het risico om bij terugkeer in
eigen land anderen te besmetten?
VOOR DIRK JAN POT kwam het verzoek medio
oktober. De nvtg vroeg zich af welke dokters
in aanmerking zouden komen. En ja, Pot is zo
iemand vanwege zijn ruime en recente ervaring.
Minister Edith Schippers verzocht per brief
alle ziekenhuisdirecties gehoor te geven aan de
oproep van Artsen zonder Grenzen om Nederlandse artsen en verpleegkundigen te sturen.
Op dat moment, begin oktober, waren er vier
Nederlandse artsen in het getroffen gebied.
Gelre ziekenhuizen Apeldoorn, waar Pot werkt,
gaf aan de brief ‘van harte te ondersteunen’, in
tegenstelling tot enkele andere ziekenhuizen,
zoals in Zwolle en Meppel, die het risico te groot
vonden, ook voor hun patiënten. Op dit moment
werken er dertien Nederlanders in het crisisgebied.
‘Maar de oproep betekent niet dat we nu busladingen vol hulpverleners gaan leveren’, zegt
Floor de Roos van Artsen Zonder Grenzen. ‘We
kunnen de epidemie niet beheersen, de veiligheid van onze hulpverleners en onze lokale staf
staat voorop.’
De Roos is verantwoordelijk voor de externe
rekrutering. Normaal gesproken is ze dat voor
verpleegkundigen en verloskundigen voor alle
missies, nu zit ze in het ebolateam en steekt ze
alle tijd in het rekruteren voor uitzending naar
het managementcentrum van Artsen zonder
Grenzen in Sierra Leone. De duur is slechts
vijf weken, omdat het werk zowel fysiek als
mentaal zwaar is, alleen al vanwege de kleding
waar iemand zich drie keer per dag in hijst. ‘Dat
houdt niemand een uur vol. Je verliest liters
vocht en moet er van tevoren en na afloop flink
bij drinken. Vandaag hebben we geoefend in ons
trainingscentrum. In de Nederlandse herfst zit
iemand na een half uur al te zweten, dáár kan de
temperatuur in een pak oplopen tot 45 graden.
Het vergt grote discipline. Je werkt volgens een
strak protocol. Je moet je anders bewegen, op
een speciale manier aan- en uitkleden. Bij het
uitkleden is er het grootste gevaar op besmetting. De omgang met afval, het scheiden van
zieke mensen, het begraven van de doden – bij
alles moet je scherp zijn.’
En, zegt De Roos, het is emotioneel belastend. ‘Er kloppen doodzieke mensen aan die je
niet kunt behandelen. Je ziet mensen sterven,
kinderen die wees worden. Je kunt maar zeer
beperkt helpen, ook dat is zwaar. We bieden
basic healthcare en palliatieve zorg. Ook doen
we aan health promotion, uitleggen aan de
bevolking waarom we zo werken.’
Dat geldt bijvoorbeeld bij het overlijden van
een patiënt. Juist de dagen daarna is iemand,
anders dan bij andere infectieziekten, zeer
besmettelijk en mogen familieleden hem of
haar niet aanraken of meenemen naar huis. De
30.10.2014
13
doden worden weggehaald door hulpverleners.
De emoties die loskomen kunnen omslaan in
boosheid en woede die zich richten op de hulpverleners. ‘Maar over het algemeen is er veel
begrip als we duidelijk zeggen dat veilig begraven in hun belang is’, zegt De Roos.
Op de oproep van de minister kwamen veel
mensen af, ruim vierhonderd, maar minder
dan tien procent daarvan komt in aanmerking om naar Afrika te gaan. Dat wekte verbazing in de pers: waarom zo weinig? ‘Soms zijn
mensen door de afwijzing teleurgesteld, ze willen graag helpen’, zegt De Roos. ‘Het aanbod
van enthousiaste en meelevende mensen komt
uit een goed hart, toch moeten wij sorry tegen
hen zeggen. Het gaat om een specifiek profiel.
We zoeken mensen met de juiste werkervaring,
ervaring met infectieziekten en met isolatie. En
die ervaring moet recent zijn. We kijken ook
naar iemands persoonlijkheid: stressbestendig
en fysiek fit, een goede teamspirit, en je moet
accepteren dat je werkt volgens ons protocol.
We doen uitgebreid aan briefing en debriefing
bij terugkomst. Onze mensen kunnen 24 uur
per dag bellen met een hulplijn voor psychologische bijstand. Ter plaatse wordt er goed op
elkaar gelet, of iemand het aankan, of iemand
behoefte heeft even van zich af te praten.’
Wat beweegt mensen om zich aan te melden?
Het getuigt van bijna bijbelse naastenliefde.
Zijn zij een moderne barmhartige Samaritaan?
De Roos, nuchter: ‘In het algemeen kiezen verpleegkundigen en artsen voor dit vak omdat zij
anderen willen helpen, dat zit in de aard van
het beestje. Wat nu speelt is het gevoel: het is
zo afschuwelijk wat daar gebeurt, het is gemakkelijk om te zeggen dat anderen het wel oplossen. Zij willen graag een steentje bijdragen. Voor
tropenartsen geldt, zowel vroeger als nu: ze hebben het humanitaire aspect van hun werk hoog
in het vaandel, dat beweegt hen naar landen te
gaan waar mensen minder kansen hebben. En
zij bezitten een gezonde dosis nieuwsgierigheid
naar andere culturen, ze verlaten niet zomaar
huis en haard.’
DE KLASSIEKE TROPENARTS ontstond ten tijde
van het kolonialisme. Hij of zij werd gedreven
door het geloof en vertrok naar overzeese gebieden via de protestantse zending of katholieke
missie. Er lag vaak ook puur avontuurzin aan
ten grondslag, zoals bij Slauerhoff, die in 1923
als scheepsarts aanmonsterde bij een rederij
die op Nederlands-Indië voer, hoewel zijn eigen
gezondheid voor dit werk te wensen overliet
en de geneeskunde het spoedig aflegde tegen
zijn passie voor de letteren. Vanaf de jaren zestig kwam er een ideologische variant bij: hulp
geven aan de kansarmen in de Derde Wereld.
In Nederland volgden de artsen eerst de tropencursus in Amsterdam, die neerkwam op extra
vakken verloskunde en chirurgie – verder moest
je het vak vooral ter plaatse leren.
Dirk Jan Pot, die in de jaren tachtig de tropenopleiding begon in Amersfoort, vertelt: ‘Ik
had ook dertig jaar op één plek kunnen gaan
‘Het is zo afschuwelijk
wat daar gebeurt, het is
gemakkelijk om te zeggen dat
anderen het wel oplossen’
zitten, maar ik houd van uitdagingen en nieuwe
dilemma’s. Dat hoort nou eenmaal bij mij, ook
hier. In 1994 zei ik in het ziekenhuis in Rotterdam waar ik toen werkte dat we een speciaal
spreekuur voor dikke kinderen moesten opzetten. Er werd toen gezegd: ze eten gewoon te veel,
het is onwil. Maar ik zag dat het ook onmacht en
onkunde was. Ik zoek nooit naar de makkelijkste weg.’
Het contrast met noodgebieden is natuurlijk groot. ‘Hier kan een patiënt bijna niet
doodgaan, er wordt van alles geprobeerd aan
behandelingen. Onze gezondheidszorg is logistiek goed georganiseerd. Daar sterven mensen
door een gebrek aan heel simpele dingen, zoals
antibiotica of een maagsonde. Het is als met een
kwast een spijker in de muur slaan. Je moet kiezen voor second of third best, uitgaan van inefficiënte gezondheidszorg. De eerste keer ben je
daar niet op voorbereid. Je leert dat accepteren,
anders kun je dit werk niet doen.’
En dat betekent andere medische keuzes maken, zegt Pot. ‘Als iemand bijvoorbeeld
een beenmergtransplantatie nodig heeft, dan
kan dat in de bush niet, die mogelijkheid is er
gewoon niet. Je moet gepaste hulp bieden met
de beperkte middelen die er zijn, geen valse
hoop geven. Je moet niet vertrekken met de verkeerde illusie – dat je iedereen kunt helpen.’
Hij is niet naïef, wel idealistisch. En, zegt hij,
mogelijk speelt zijn christelijke achtergrond een
rol. ‘Ik word niet gedreven door het geloof, wel
zit het dienende er bij mij in. Ik wil ten diepste
hulp bieden aan mensen in zware omstandigheden. Niet messiaans, dat wordt er in de praktijk
wel uitgefilterd. Heb je naaste lief, maar ook
jezelf.’
Vooral zijn tijd in Kosovo noemt hij een
‘vormende ervaring’. Hij werkte daar in 1999
voor Dokters van de Wereld in een vluchtelingenkamp, aan het einde van de oorlog. Wat hij
bedoelt met vormend? Hij valt even stil. ‘Het
heeft een relativerend effect gehad op mijn vak.
Het liet zien dat je ook op een andere manier
nodig kunt zijn.’ Een voorbeeld. Na de vrede
waren ze in een gebied vol mijnen. Van een
jongetje was het onderbeen eraf gerukt en het
andere been hing los aan zijn lichaam. Zonder
hulp zou hij doodbloeden. Pot begeleidde hem
in de ambulance naar een ziekenhuis. ‘Je kunt
‘Ik wil ten diepste hulp
bieden aan mensen in zware
omstandigheden. Heb je
naaste lief, maar ook jezelf’
niet zo veel, behalve pijnstillers en vocht toedienen en er voor iemand zijn. Je houdt zijn hand
vast. Ik heb ervaren dat het belangrijk is, op
microniveau, dat iemand zich gesteund voelt.
Na Kosovo had ik het zwaar. Als mensen me
vroegen hoe het met me ging, begon ik te huilen. Dat heeft drie dagen geduurd. Ik zit in een
experimentele toneelgroep, daar leer je focussen
zoals je dat ook doet bij een reanimatie, maar
dan puur op de feiten. Pas na afloop komen de
emoties los. Zware, stressvolle ervaringen keren
altijd terug, dat heb ik geleerd in Kosovo.’
Acuut weggaan kan niet. Pot wilde vorig
jaar bijvoorbeeld naar de Filippijnen waar een
tyfoon grote ravage had aangericht. Maar hij
was al naar Ghana en Zambia geweest. Uiteindelijk werd de hele missie afgeblazen omdat de
veiligheid niet gegarandeerd was. Wel wordt hij
dan onrustig door de beelden op tv, zoals nu ook.
‘Mijn vrouw kent me en laat me. Ja, ze heeft wel
eens met me te stellen.’
Eigenlijk wil hij weg, zegt hij na een dik half
uur praten. ‘Er is bij mij een proces gaande. Mijn
dochter appte me onlangs: “Ik wil liever dat je
hier blijft, ik wil je langer hier houden.” Maar je
moet niet alleen je emotie volgen, het is ook rationeel. In dit vak is het altijd overwegen, afwegen
en doen – dat geldt nu ook.’
Hij denkt hardop na. Hij heeft nog te weinig
kennis van de veiligheidsaspecten. Het verzekeren, dat is geen probleem. Hij kan rekenen op
steun van zijn werkgever en zijn collega’s. ‘Maar
vijf weken weg en vanwege eventuele quarantaine nog drie na afloop, dus twee maanden,
trekt hier ook een zware logistieke wissel.’
Voorbereiding en ervaring zijn cruciaal
en daarom ergert Pot zich eraan dat de overheid de nieuwe opleiding tot tropenarts niet
wil financieren. Deze gemoderniseerde opleiding tot Arts Internationale Gezondheidszorg
en Tropengeneeskunde, erkend in 2012, is een
uitbreiding van de oude opleiding. Er is onder
meer betere overdracht van kennis over tropische ziekten en culturele aspecten en een half
jaar begeleide stage. Artsen betalen het bedrag,
zo’n zesduizend euro, uit eigen zak. ‘Dat is nu net
het punt: er wordt gevraagd naar ervaren tropenartsen, de opleiding is wel erkend, maar de
overheid investeert niet in deze opleiding voor
nieuwe, goed voorbereide tropenartsen. Dus
wordt er een appèl gedaan op mensen zoals ik,
maar daarvan zijn er niet genoeg.’
Pot wikt en weegt. ‘Het is goed’, zegt hij, ‘dat
je eerst kunt oefenen in een loods. Maar het is
hier buiten geen veertig graden. Ik vraag me af
of ik het wel in die temperaturen kan uithouden. Je krijgt een buddy, als borging. Maar er
zijn niet-vermijdbare risico’s. Misschien is het
een kwestie van tijd, moet ik wennen aan het
idee dat ik een groot risico neem. Ik ben aan het
bewegen.’
Floor de Roos van Artsen zonder Grenzen
meldt later dat zij een e-mail heeft ontvangen
van Pot. Hij vraagt een oriënterend gesprek
aan. Dat kan het begin zijn van zijn vertrek naar
Sierra Leone.
30.10.2014
15