Voor ebola hebben we tropenartsen nodig

Download Report

Transcript Voor ebola hebben we tropenartsen nodig

Trouw
23
MAANDAG 20 OKTOBER 2014
opinie
Voor ebola hebben we
tropenartsen nodig
Vroeger of later
duikt ook hier een
ebolapatiënt op,
voorspelt Roeland
Voorhoeve. Er is
daarom dringend
behoefte aan artsen
met ervaring in het
beteugelen van een
epidemie.
2
Roeland Voorhoeve
chirurg en voorzitter van het Concilium
Internationale Gezondheidszorg en
Tropengeneeskunde
D
e ebola-epidemie is
in korte tijd voorpaginanieuws geworden. Enigszins
wrang is het dat
die anderhalve patiënt in de VS en
Spanje evenveel aandacht krijgt als
duizenden slachtoffers in Liberia en
Sierra Leone.
Minister Schippers van volksgezondheid dacht met haar oproep een
blik ebola-artsen open te trekken en
daarmee het probleem op te lossen.
Maar in een land met naar schatting
zestigduizend artsen blijken er maar
dertien te zijn die én bekwaam én
bereid zijn dit werk te gaan doen.
Nu betreft het nog een epidemie
die zich ogenschijnlijk ver van ons
bed afspeelt. Bedenk echter dat het
maar zes en een half uur vliegen is
naar Monrovia, en dat de incubatietijd twee weken bedraagt. Vroeger of
later zal er dus een ebolapatiënt in
Nederland opduiken en anderen
gaan besmetten.
Wanneer, en niet indien, de epidemie naar Nederland overslaat, redden we het dan met die dertien artsen die nu voor de ebola-epidemie
gemobiliseerd kunnen worden?
We hebben in Nederland behoefte
aan een poel van artsen met ervaring
in het behandelen van groepen mensen met een besmettelijke ziekte, in
het beteugelen van een epidemie,
artsen die hebben geleerd te werken
onder moeilijke en onverwachte omstandigheden, artsen met inventiviteit. Kortom, we hebben dan behoefte aan de ouderwetse tropenarts en
aan mensen die in het verleden als
zodanig gewerkt hebben.
Liefdewerk
Het is daarom jammer is dat de Nederlandse overheid niet wil investeren in de opleiding van deze tropenartsen. Vanaf het ontstaan van deze
opleiding, in 1960, is dit liefdewerk
oud papier geweest. Officieel bestond deze tropenarts niet eens. In-
Ziekenhuis in de Centraal Afrikaanse Repuliek. Ebolabestrijding in Afrika zou prioriteit moeten hebben. FOTO TON KOENE, HH
middels is deze opleiding, sinds september 2012, wel erkend. En in januari van dit jaar zijn de eerste cursisten begonnen met de gemoderniseerde opleiding tot Arts Internationale Gezondheidszorg en Tropische
Geneeskunde (AIGT).
Het aanpakken van een moderne
plaag is deze AIGT op het lijf geschreven. Maar ondanks de erkenning is
de financiering van de opleiding nog
steeds niet rond.
Wat nu moet gebeuren, is dat de bestrijding van de ebola-epidemie wereldwijd voortvarend wordt aangepakt. Het is een illusie dat er een glazen stolp over West-Afrika geplaatst
zou kunnen worden om daarmee de
ziekte buiten de westerse deur te
houden.
Import beperken
Het beste wat we kunnen doen is het
aantal importgevallen minimaliseren door het behandelen van de zieken in het brongebied. Voorwaarde
hiervoor is dat de gezondheidswerkers die hiertoe bereid zijn optimaal
getraind en beschermd worden. En
zij moeten volledige compensatie
krijgen voor het werk dat zij in Nederland moeten onderbreken.
Bijkomend voordeel van deze aanpak is dat wij collectief ervaring op-
doen met de behandeling van deze
patiënten en de beheersing van het
aantal ziektegevallen.
Wat er op iets langere termijn moet
gebeuren, is dat we de ervaring die
we opdoen bij dit soort werk gaan
borgen in het Nederlandse kennissysteem. Hiervoor is het nodig dat in
alle geledingen van de medische wereld een AIGT ingebed moet zijn. We
bouwen zo latente kennis en ervaring in, die ons op een goede dag van
pas zullen komen.
De opleiding tot AIGT is inmiddels
erkend, ik roep de overheid op visie
te tonen en deze opleiding nu ook te
financieren.
De mening van de krant, verwoord door leden van de hoofdredactie en senior redacteuren.
commentaar
Kritische analyse van dierproevenpraktijk kan niet uitblijven
Universiteiten
wuiven kritiek
weg vanuit een
genoegzame
opstelling
H
et is een schokkende
beschuldiging die
hoogleraar proefdierkunde Merel RitskesHoitinga vorige week
deed in deze krant: tachtig procent van alle dierproeven is niet
goed opgezet en de uitkomsten
van het onderzoek deugen niet.
Conclusie: de betrokken proefdieren zijn helemaal voor niets gestorven.
Het gaat niet om kleine aantallen.
Alleen al in Nederland waren er
in 2012 580.000 proefdieren. Tel
daarbij op de net zo grote groep
die al in het voorstadium van de
proeven stierf of werd gedood, en
dan zit ook Nederland op mogelijk honderdduizenden dieren die
een zinloze dood zijn gestorven.
Ritskes-Hotinga baseert haar vaststelling op wereldwijd onderzoek,
waarmee de cijfers alleen maar
onvoorstelbaar veel groter worden. Een overtuigender aanzet
voor een kritische analyse van de
dierproevenpraktijk kan haast
niet gegeven worden.
In wetenschappelijke kring zijn
haar conclusies omstreden. De
Vereniging van Nederlandse universiteiten wijst alle kritiek van
de hand. Ze roemt het ‘robuuste’
beleid, gericht op vermindering
van het aantal proefdieren en op
alternatieven. Ook voert ze aan
dat de toetsing vooraf van de experimenten zeer zorgvuldig is.
Deze zelfgenoegzame houding is
moeilijk te rijmen met het bericht dat Brussel Nederland voor
de rechter sleept, omdat Den
Haag de Europese richtlijnen niet
verwerkt heeft in de nationale
wetgeving. De Europese Commissie dreigt zelfs met een dwangsom van 50.000 euro per dag.
Staatssecretaris Dijksma zal haar
verontwaardiging over deze Brusselse waarschuwing om moeten
zetten in een klinkend verhaal
om die dwangsom af te wenden.
Brussel is erop uit het gebruik
van proefdieren te verminderen.
Uitgerekend het team van Ritskes-Hoitinga in Nijmegen is het
gelukt met minder dieren te werken dan voorheen. Dat zou
nieuwsgierig moeten maken, in
plaats van dat deze hoogleraar nu
wordt verweten, de nuance uit
het oog te verliezen. Met die reactie van een collega valt elk debat
bij voorbaat dood.
Maatschappelijke druk is nodig
om een einde te maken aan het
onnodig gebruik van proefdieren.
Ruim 125.000 mensen tekenden
een petitie tegen het met opzet laten sterven van 39 labradors, voor
onderzoek naar pacemakers.
Maar er zijn ook onderzoekers bedreigd, en er is brandstichting
aangekondigd. Dat is onaanvaardbaar. Dit soort persoonsgerichte,
gewelddadige acties ontnemen
het zicht op het doel: alleen dierproeven waarvan nut en noodzaak onomstotelijk vaststaan.