gerecht in eerste aanleg van de nederlandse antillen

Download Report

Transcript gerecht in eerste aanleg van de nederlandse antillen

Strafzaken over: 2014 Datum uitspraak: 29 december 2014 Tegenspraak Parketnummer: 500.00395/14

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S SC in de zaak tegen de verdachte:

C. A. G. A.,

geboren op xx te Curaçao, wonende in Curaçao, xx, thans alhier gedetineerd.

1. Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2014. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Prevo. De officier van justitie, mr. M. Dennaoui-Simon, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de primair impliciet tenlastegelegde poging tot moord te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest. De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een beroep gedaan op noodweer. Meer subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:

FEIT 1: PRIMAIR: POGING MOORD CQ DOODSLAG

dat hij op of omstreeks 16 maart 2014, althans in of omstreeks de maand maart 2014 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade W.W. M. van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, voornoemde M. één maal of meerdere malen (met kracht) met een kapmes, althans een hard en/of scherp voorwerp op/tegen zijn (achter)hoofd en/of zijn schedel heeft geslagen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:262, 2:259 j

o

1:119 Wetboek van Strafrecht van Curaçao)

althans, indien het voorstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,

SUBSIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING MET EEN WAPEN

1

Strafzaken over: 2014 Datum uitspraak: 29 december 2014 Tegenspraak Parketnummer: 500.00395/14 SC dat hij op of omstreeks 16 maart 2014, althans in of omstreeks de maand maart 2014 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, en/of met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een kapmes, althans een hard en/of scherp voorwerp, aan een persoon, te weten W.W. M., opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg voornoemde M. één maal of meerdere malen (met kracht) met bovengenoemd voorwerp op zijn (achter)hoofd, en/of zijn schedel heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(artikel 2:273: 2:275,2:276 j

o

1:119 Wetboek van Strafrecht van Curaçao)

althans, indien het voorstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,

MEER SUBSIDIAIR: MISHANDELING MET EEN WAPEN

dat hij op of omstreeks 16 maart 2014, althans in of omstreeks de maand maart 2014 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend en/of met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een kapmes, althans een hard en/of scherp voorwerp, en al dan niet met voorbedachten rade ,W.W. M. opzettelijk, M. één maal of meerdere malen (met kracht) met bovengenoemd voorwerp op zijn (achter)hoofd, en/of zijn schedel heeft geslagen, tengevolge waarvan die M. lichamelijk letsel, te weten een (kap)wond (van ongeveer 12 cm lang) op zijn achterhoofd, althans op zijn schedel heeft gekregen, in elk geval letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

(artikel 2:273, 2:274 Wetboek van Strafrecht van Curaçao) 3. Voorvragen

3.1 Geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is. 3.2 Bevoegdheid van het Gerecht Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 3.3 Ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 3.4 Redenen voor schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken. 2

Strafzaken over: 2014 Datum uitspraak: 29 december 2014 Tegenspraak Parketnummer: 500.00395/14

4. Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak ten aanzien van feit 1 impliciet primair (poging tot moord) SC Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, heeft geprobeerd het slachtoffer W.W. M. met voorbedachte rade van het leven te beroven. Vast staat dat de verdachte het slachtoffer op diens achterhoofd met een kapmes heeft geslagen. Niet is komen vast te staan dat de verdachte zich daarbij gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dat de verdachte heeft gehandeld met “voorbedachte raad” is derhalve niet boven redelijke twijfel komen vast te staan, zodat de (impliciet) primair tenlastegelegde poging tot moord niet is bewezen. De verdachte zal derhalve daarvan worden vrijgesproken. 4B. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 impliciet subsidiair (poging tot doodslag) Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag op grond van het volgende. 1. Proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt op 12 april 2014 door E.E. Lourens en D.V. Dunker, brigadiers bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever W.W. M.: Op zondag 16 maart (het Gerecht leest: 2014) te Koraal Tabak in Curaçao kreeg ik plotseling een harde dreun met een hard voorwerp op mijn achterhoofd. Ik voelde veel pijn. Ik tuimelde naar voren, draaide mij om en zag Clayvon met een kapmes in zijn hand. Ik was helemaal onder het bloed. Ik liep een gapende wond op ter hoogte van mijn achterhoofd. Clayvon hees het kapmes naar boven om mij nogmaals te mishandelen met dit wapen. 2. Proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt op 8 april 2014 door E.E. Lourens, brigadier bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever R.R.A.: Plotseling zag ik dat Clayvon ons kwam aanvallen. Hij hield een kapmes in zijn hand in de slaghouding. Ik zag dat hij in de richting van Wilson keek. Ik stootte Wilson om te voorkomen dat hij door Clayvon met het kapmes mishandeld kon worden. Ik was een beetje laat, want Clayvon heeft het kapmes toch met kracht en opzettelijk op het hoofd van Wilson gezwaaid. Hierdoor liep Wilson een grote kapwond op op zijn achterhoofd en viel hij op de grond. Ik zag dat Clayvon weer in de richting van Wilson ging. 3. Proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt op 4 april 2014 door J.G.I. Joseph, brigadier bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige V.A.C.: Ik zag dat twee mannen achter elkaar liepen. De man die voorin liep ken ik als de man bijgenaamd “Two”. Ik zag dat Clayvon de twee mannen benaderde, terwijl hij een korte, roestige machete in zijn rechterhand hield. Ik zag dat Clayvon de machete 3

Strafzaken over: 2014 Datum uitspraak: 29 december 2014 Tegenspraak Parketnummer: 500.00395/14 SC achter zijn rechterbeen schuil hield. Clayvon was deze mannen aan het sluipen, ik zag dat Clayvon de machete in de richting v an “Two” (Gerecht: “Two” is de bijnaam van het slachtoffer W.W. M.) zwaaide. Ik zag dat de man die achter “Two” liep, “Two” in de rug duwde om te voorkomen dat hij door de machete die Clayvon in zijn richting zwaaide werd geraakt. Maar hij was te laat, daar de machete “Two” ter hoogte van zijn achterhoofd raakte. Ik zag dat het hoofd van “Two” heel erg aan het bloeden was. Ik zag dat “Two” hurkte, terwijl hij zijn hoofd vasthield. Clayvon ging wederom op “Two” af. Op dat moment was “Two” nog steeds gehurkt, terwijl hij zijn hoofd vasthield. 4. Proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt op 22 maart 2014 door E.E. Lourens, brigadier bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van C.D.G. A.: Ik haalde mijn kapmes met mijn rechterhand tevoorschijn en zwaaide dit met kracht en opzettelijk in de richting van het hoofd van “Toe”. Hierdor raakte hij gewond aan zijn hoofd. 5. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring dr. R.C.J. Landaeta d.d. 16 maart 2014, met betrekking tot Wilson M., inhoudende - zakelijk weergegeven -: Bij lichamelijk onderzoek zijn er meerdere klachten en letsels te constateren, namelijk: • hoofdpijn • forse kapwond schedel van +/- 12 cm 4C. Bewijsoverweging Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het slachtoffer van achteren met een kapmes heeft aangevallen, en daarbij het slachtoffer eenmaal op het achterhoofd geraakt met het kapmes en een verwonding veroorzaakt als in bewijsmiddel 4 omschreven. Het verweer van de verdediging dat de verdachte niet de bedoeling had het slachtoffer op het hoofd te slaan met het kapmes en dat hij dat dus niet opzettelijk heeft gedaan, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Ook overigens is dit verweer niet aannemelijk geworden. In het hoofd bevinden zich, naar een feit van algemene bekendheid is, vitale onderdelen van het lichaam, zoals de hersenen. Door op korte afstand een persoon met een kapmes op het (achter)hoofd te slaan, is de kans dat deze persoon komt te overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk. Door zijn handelen heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer M. dodelijk zou worden getroffen. Op het moment dat de verdachte het slachtoffer op het achterhoofd sloeg met een kapmes, moet de verdachte zich bewust zijn geweest van de mogelijke gevolgen. De verdachte heeft genoemde kans aanvaard. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht het Gerecht voorwaardelijk opzet op de dood aanwezig. 4D. Bewezenverklaring Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het als feit 1 impliciet tenlastegelegde poging tot doodslag heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht: 4

Strafzaken over: 2014 Datum uitspraak: 29 december 2014 Tegenspraak Parketnummer: 500.00395/14 SC dat hij op of omstreeks 16 maart 2014, althans in of omstreeks de maand maart 2014 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade W.W. M. van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, voornoemde M. één maal of meerdere malen (met kracht) met een kapmes, althans een hard en/of scherp voorwerp op/tegen zijn (achter)hoofd en/of zijn schedel heeft geslagen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid; Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring

cursief weergegeven

verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op: feit 1, impliciet subsidiair: poging tot doodslag.

Beroep op een rechtvaardigingsgrond (noodweer)

De raadsman van de verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer. Volgens de verdachte werd hij eerst bedreigd en uitgescholden door het slachtoffer M.; vervolgens werd zijn autospiegel door de groep van het slachtoffer kapot gemaakt. Bovendien weet de verdachte, naar hij heeft verklaard, dat het slachtoffer een vuurwapen draagt. Dat alles heeft er toe geleid dat de verdachte een kapmes heeft meegenomen toen hij zijn vriend ging zoeken. De verdachte was immers bang voor een confrontatie met het slachtoffer. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer samen met twee mannen in zijn richting zag komen aanlopen, waarbij het slachtoffer wederom een dreigende houding aannam. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte zich in het nauw gedreven voelde, wat voor de verdachte voldoende was om als eerste een klap uit te delen om zich op die manier van zijn dreigende belagers te ontdoen. De feiten en omstandigheden die de raadsman aan het beroep op noodweer ten grondslag heeft gelegd vinden weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en zijn ook overigens niet aannemelijk geworden. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de door het slachtoffer op het achterhoofd opgelopen verwonding niet past binnen de verklaring van de verdachte dat het slachtoffer hem tegemoet liep en dat hij vanuit die positie het kapmes zwaaide in de richting van het slachtoffer. Het Gerecht acht derhalve niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een noodweersituatie, dat wil zeggen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht tegen het lijf van de verdachte, waartegen hij genoodzaakt was zich te verdedigen. De omstandigheid dat het slachtoffer, naar de verdachte vreesde, een vuurwapen bij zich bleek te hebben, leidt niet tot een ander oordeel, nu het slachtoffer op de verdachte heeft geschoten na door de verdachte op het achterhoofd te zijn verwond met een kapmes. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen. 5

Strafzaken over: 2014 Datum uitspraak: 29 december 2014 Tegenspraak Parketnummer: 500.00395/14

6. Strafbaarheid van de verdachte

SC De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

7. Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en het slachtoffer hadden al enige tijd onenigheid in verband met een mislukte deal over de aankoop van een motor, waarbij het slachtoffer zou hebben nagelaten het betaalde geld terug te geven aan de verdachte. Op 16 maart 2014 is het tot een confrontatie gekomen te Koraal Tabak. De verdachte heeft zich gewapend met een kapmes en is het slachtoffer willens en wetens van achteren te lijf gegaan. Daarbij heeft de verdachte het slachtoffer met het kapmes een forse kapwond toegebracht op diens achterhoofd. De omstandigheden dat het slachtoffer niet is overleden dan wel ernstiger gewond is geraakt, zijn niet aan de verdachte te danken. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het slachtoffer grote angst aangejaagd, maar hij heeft ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde gemaakt. Het handelen van de verdachte veroorzaakt sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Het Gerecht rekent dit de verdachte zwaar aan. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd. Ten voordele van verdachte geldt dat niet is gebleken dat hij eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur. Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Artikel 1:19, 1:20, 1:21, 1:119 en 2:259 van het Wetboek van Strafrecht.

9. Beslissing

Het Gerecht: verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek

4A

omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; 6

Strafzaken over: 2014 Datum uitspraak: 29 december 2014 Tegenspraak Parketnummer: 500.00395/14 SC verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek

4D

omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek

5

genoemde strafbare feit oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot een

gevangenisstraf

voor de duur van

achtenveertig (48) maanden

; bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht; beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot

twaalf (12) maanden

, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op drie (3) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S.A. Carmelia en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 29 december 2014, in tegenwoordigheid van de griffier. 7