Klik hier om HC2 (supplement 2) van Accounting te

Download Report

Transcript Klik hier om HC2 (supplement 2) van Accounting te

Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Voorwoord
Dit is het tweede supplement voor het vak Accounting. Hierin vind je de hoorcolleges van
week 7.
Dit overzicht is geschreven naar eigen inzicht van de auteur. Bij het maken van deze
overzichten wordt geprobeerd de kwaliteit zo veel mogelijk te waarborgen.
SlimStuderen.nl kan echter geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor het gebruik
ervan. Dit overzicht dient als aanvulling/hulpmiddel en niet ter vervanging van de
verplichte leerstof.
Facebook.com/SlimStuderen
1
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Inhoudsopgave
VOORWOORD .......................................................................................... 1 INHOUDSOPGAVE ................................................................................... 2 WEEK 7: ROI, ANALYSES EN CAPITAL BUDGETING ................................. 3 Facebook.com/SlimStuderen
2
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Week 7: ROI, Analyses en capital budgeting
Deze week bestaat uit twee hoorcolleges.
Hoorcollege 1:
Return on investment
De Return on Investment (ROI) wordt als volgt berekend:
πΆπ‘œπ‘›π‘‘π‘Ÿπ‘œπ‘™π‘™π‘Žπ‘π‘™π‘’ π‘šπ‘Žπ‘Ÿπ‘”π‘–π‘› (π‘π‘œπ‘›π‘Ÿπ‘‘π‘–π‘π‘’π‘‘π‘–π‘’π‘šπ‘Žπ‘Ÿπ‘”π‘’) – π‘£π‘Žπ‘ π‘‘π‘’ π‘˜π‘œπ‘ π‘‘π‘’π‘› ÷ π‘Žπ‘£π‘’π‘Ÿπ‘Žπ‘”π‘’ π‘œπ‘π‘’π‘Ÿπ‘Žπ‘‘π‘–π‘›π‘” π‘Žπ‘ π‘ π‘’π‘‘π‘ 
De ROI kan op drie manieren verhoogd worden. De verkopen kunnen verhoogd worden,
de vaste en variabele kosten kunnen verlaagd worden of de operating assets kunnen
verlaagd worden.
Bij directe materiaalkosten kijkt men niet alleen naar de inkoopprijs van een product,
maar ook naar transport- en opslagkosten (behandelkosten). Bij de arbeidskosten
worden niet alleen de arbeidskosten per uur meegenomen, maar ook de costs of living
adjustments (COLA), fringe benefits en belastingen.
Als men kijkt naar overheadkosten is dit niet anders. Belangrijk om te onthouden is dat
de overheadkosten worden berekend op grond van welke productiefactor voor men
belangrijk is (bijvoorbeeld arbeid).
Indien alle standaardkosten zijn bepaald, kan de standaard kostprijs worden berekend.
Voorbeeld
Indien de average operating assets $4.000.000 bedragen, de sales $2.000.000, en de
controllable margin $500.000, wat is dan de return on investment?
500.000 ÷ 4.000.000 = 12,5%
Voorbeeld
Een bedrijf gebruikt £8.400 materiaal en overtreft hiermee de standaard met £300. The
quantity variance is onvoordelig en bedraagt £1.800. Wat is de standaardprijs?
1800 ÷ 300 = $6 Incremental analysis and capital budgeting
Met een incrementele analyse bekijkt men of men een oude machine moet vervangen,
of je een productielijn die niet rendabel is moet stoppen, of bekijkt men of er een order
onder de normale verkoopprijs moet worden aangenomen. Hier kijkt men naar het
gehele productieproces.
Bij capital budgeting kijkt men naar investeringen. Er wordt gekeken of het rendabel is
om een bepaalde investering te doen. Het zijn beide methoden om besluiten te nemen
Incremental analysis
Bij een incrementele analyse volgt men de volgende stappen:
β€’ Probleem identificeren;
β€’ Verschillende scenario’s naast elkaar zetten;
β€’ Beslissing maken;
β€’ Na implementatie kijkt men of de beslissing de juiste was.
Welke informatie is er nodig om zo’n beslissing mogelijk te maken? Ten eerste financiële
informatie, maar ook niet-financiële informatie. Bij incrementele analyse worden
verschillende alternatieven naast elkaar gelegd. Men vraagt zich af of de verandering een
goede of een slechte verandering is.
Facebook.com/SlimStuderen
3
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Er wordt hierbij altijd gekeken naar kosten en opbrengsten. Beide kunnen door het
besluit veranderen. Dit wordt bekeken aan de hand van een paar voorbeelden.
Voorbeeld
Alternatief A: beginsituatie.
Alternatief B: nieuwe situatie.
Stel dat de opbrengsten dalen bij alternatief B, maar de kosten nog sterker dalen, is het
toch slim om voor alternatief B te gaan.
Kosten die belangrijk zijn, zijn relevante kosten (standaardkosten), opportunity costs
(kosten die horen bij winst die men onverwacht maakt) en sunk costs. Deze laatste
kosten zijn kosten die men sowieso moet maken. Bijvoorbeeld een jaarcontract van een
werknemer, de salariskosten van een werknemer zullen bij vroegtijdige beëindiging van
het contract sowieso voor een jaar moeten worden gedragen.
Incrementele analyse wordt gebruikt om antwoord te geven op de volgende vragen:
β€’ Moet men een nieuwe order aannemen?
β€’ Moet men onderdelen maken of inkopen?
β€’ Moet men een eindproduct of een halffabrikaat verkopen?
β€’ Moet een machine die aan vervanging toe is worden vervangen? Of toch nog
aanhouden en laten repareren?
β€’ Is het beter om een niet- rendabele productielijn te laten stoppen of te verkopen?
Of toch door te gaan?
Een order accepteren voor een speciale verkoopprijs.
In deze situatie moet men aannemen dat nog niet gebruik is gemaakt van de volle
productiecapaciteit. Het is alleen de vraag of de extra order rendabel is. Er moet worden
aangenomen dat er niks wordt veranderd aan de normale productiesituatie/
verkoopsituatie.
Voorbeeld
Een bedrijf maakt blenders en draait op 80% van de capaciteit. Vaste kosten bedragen
$400.000 en variabele kosten $8 per blender. De blenders worden normaal gesproken
aan retailers verkocht voor $20 per stuk. Nu wil iemand 2.000 blenders kopen voor $11
per stuk. Is dit slim?
Eerst moet er gekeken worden naar de huidige situatie. Opbrengsten en kosten blijven
hetzelfde in de situatie dat de order niet wordt aangenomen. Op het moment dat men de
order wel aanneemt, verdient men: 11 × 2.000 = $22.000 extra.
De extra kosten die de order met zich meebrengt, zijn $16.000 (2.000 × 8). De winst op
deze transactie is dan $6.000 (22.000 βˆ’ 16.000). De order moet dus worden aangenomen.
Indien het niet past in de productiecapaciteit, is een extra order aannemen bijna nooit
rendabel. Zeker niet wanneer het product tegen een lagere prijs moet worden
aangeboden.
Zelf produceren of inkopen?
Een deel van de vaste kosten die in de productiekosten zitten worden behouden, of de
producten nu zelf worden gemaakt of worden ingekocht. Dit zijn de sunk costs. Het kan
wel zo zijn dat doordat men stopt met het produceren van het ene product,
productiecapaciteit vrijkomt zodat men een ander product kan gaan maken. Hoe ziet dit
er nu uit?
Facebook.com/SlimStuderen
4
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Op het moment dat een bedrijf stopt met maken van een product, kunnen ze een ander
product maken met opbrengsten van $38.000. De kosten die met de extra opbrengsten
gemoeid zijn, heten oppurtunity costs. Deze worden meegenomen in de initiële
situatie. Men verliest deze opbrengsten door geen keuze te maken.
Halffabrikaten verkopen of verder afmaken
Dit is rendabel om te doen indien de extra opbrengsten hoger zijn dan de extra kosten.
Voorbeeld
Het kost $35 om een halffabrikaat tafel te maken. Deze worden verkocht voor $50. Een
eindproduct levert $60 op. Dit gaat gepaard met extra arbeidskosten van $4,
materiaalkosten van $2, vaste overheadkosten met $2,40. In totaal zijn de extra kosten
per tafel $8,40 Dit levert een winst op van $1,60 (10 βˆ’ 8,40) per product. In dit geval is
het dus slim om een eindproduct te produceren.
Machine vervangen ja of nee?
De boekwaarde beïnvloedt deze berekening niet. Het is een papieren werkelijkheid. Het is
ook een voorbeeld van een sunk cost. De verkoopprijs van een oude machine moet wel
worden meegenomen.
Stoppen met een onrendabele productielijn?
Indien een productielijn wordt gestopt, moeten de vaste kosten van deze lijn worden
gedragen door de resterende productielijnen.
Capital budgeting
Is er geld beschikbaar voor een investering? Is het de juiste investering om geld aan te
besteden. Hoe zorgt men dat de investering wordt gekozen met de hoogste return on
investment?
Er zijn drie verschillende manieren om management relevante data te geven om een
beslissing te nemen:
Annual Rate of Return
𝐸π‘₯𝑝𝑒𝑐𝑑𝑒𝑑 π‘Žπ‘›π‘›π‘’π‘Žπ‘™ 𝑛𝑒𝑑 π‘–π‘›π‘π‘œπ‘šπ‘’
= π‘Žπ‘›π‘›π‘’π‘Žπ‘™ π‘Ÿπ‘Žπ‘‘π‘’ π‘œπ‘“ π‘Ÿπ‘’π‘‘π‘’π‘Ÿπ‘› π‘Žπ‘£π‘’π‘Ÿπ‘Žπ‘”π‘’ π‘–π‘›π‘£π‘’π‘ π‘‘π‘šπ‘’π‘›π‘‘ Voorbeeld
Een bedrijf wil $130.000 investeren in nieuwe apparatuur. Verwacht wordt dat dit vijf
jaar meegaat. Afschrijving is een kostenpost die bij de investering wordt meegenomen.
De machine wordt afgeschreven in vijf jaar en aangenomen wordt dat er geen
eindwaarde meer is. De machine wordt lineair afgeschreven. Wat is nu de annual rate of
return?
Eerst zet men alle informatie op een rij. Men kijkt naar de opbrengsten van verkoop en
alle kosten die gemaakt moeten worden.
π΄π‘£π‘Žπ‘Ÿπ‘Žπ‘”π‘’ π‘–π‘›π‘£π‘’π‘ π‘‘π‘’π‘šπ‘’π‘›π‘‘ = π‘œπ‘Ÿπ‘–π‘”π‘–π‘›π‘Žπ‘™ π‘–π‘›π‘£π‘’π‘ π‘‘π‘šπ‘’π‘›π‘‘ + π‘£π‘Žπ‘™π‘’π‘’ π‘Žπ‘‘ 𝑒𝑛𝑑 π‘œπ‘“ 𝑒𝑠𝑒𝑓𝑒𝑙 𝑙𝑖𝑓𝑒
2
In het voorbeeld is dit 130.000 βˆ’ 0 ÷ 2 = 65.000
De sales opbrengsten zijn in dit geval 13.000
13.000 ÷ 65.000 = 20% Een investering is haalbaar als de ARR groter is dan verwacht. Bij deze berekening wordt
geen depreciatie van geldwaarding meegenomen. In realiteit gebeurt dit wel en is dit dus
een tekortkoming van deze methode.
Facebook.com/SlimStuderen
5
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Vrijwel alle bedrijven gebruiken twee aanpakken om investeringsbeslissingen te nemen.
Deze leggen ze naast elkaar en indien uit beide een positief beeld komt, gaan ze
investeren.
Cash payback
De cash payback techniek bekijkt hoe lang het duurt voordat het geïnvesteerde geld
weer terug is verdiend. Hier telt men de afschrijvingsuitgaven op bij het netto
inkomen(net annual cash flow).
πΆπ‘œπ‘ π‘‘ π‘œπ‘“ π‘π‘Žπ‘π‘–π‘‘π‘Žπ‘™ π‘–π‘›π‘£π‘’π‘ π‘‘π‘šπ‘’π‘›π‘‘ = π‘π‘Žπ‘ β„Ž π‘π‘Žπ‘¦π‘π‘Žπ‘π‘˜ π‘π‘’π‘Ÿπ‘–π‘œπ‘‘
𝑛𝑒𝑑 π‘Žπ‘›π‘›π‘’π‘Žπ‘™ π‘π‘Žπ‘ β„Ž π‘“π‘™π‘œπ‘€
Hoe korter de terugverdienperiode is, hoe interessanter de investering. Stel dat er een
fluctuatie tussen de jaarlijkse cashflows is. Dan telt men de cashflows jaar voor jaar bij
elkaar op totdat men bij het jaar komt waarin men de investering heeft terugverdiend.
Een nadeel van deze berekening is dat er niet gekeken wordt naar de verwachte winst.
Voorbeeld
Machine van 900.000. levensduur zes jaar, geen eindwaarde
Cash inflows 400.000
Cash outflows 190.000
Netto cash flow 210.000
900.000
πΆπ‘Žπ‘ β„Ž π‘π‘Žπ‘¦π‘π‘Žπ‘π‘˜ π‘π‘’π‘Ÿπ‘–π‘œπ‘‘ = = 4,3 π‘—π‘Žπ‘Žπ‘Ÿ
210.000
Stel een $100.000 investering met geen eindwaarde wordt afgeschreven over acht jaar.
Wat is de payback periode als het netto inkomen 20.000 per jaar is?
100.000
= 3,08 π‘—π‘Žπ‘Žπ‘Ÿ
(20.000 + 100.000 ÷ 8)
Discounted cash flow
De discounted cash flow methode wordt gezien als de beste conceptuele manier om te
zien of een investering nuttig is. De depreciatie van geld wordt meegenomen net als de
totale netto cash flows.
Indien de discounted cash flow (netto cash flow) positief is, dan gaat men investeren. Er
wordt gekeken naar de huidige waarde van de netto cash flows. Hoe hoger de NPV (netto
present value) hoe aantrekkelijker de investering.
Voorbeeld
Een investering wordt afgeschreven over een periode van vijf jaar. Vijf jaar lang wordt er
$39.000 verdiend.
β€’ Discount factor for 5 periods = 3,60478 (wordt altijd gegeven, geen eigen
berekening nodig)
β€’ Present value of net annual cash flows = 39.000 × 3.60478 = 140.586
Bereken de net present value van de investering:
Capital investment = $130.000
Er wordt door de investering dus verdiend: $10.586 (140.586 – 130.000)
Facebook.com/SlimStuderen
6
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Internal rate of return method
Eerst gaat men kijken naar de IRR:
πΆπ‘Žπ‘π‘–π‘‘π‘Žπ‘™ π‘–π‘›π‘£π‘’π‘ π‘‘π‘šπ‘’π‘›π‘‘ = 𝐼𝑅𝑅 π‘“π‘Žπ‘π‘‘π‘œπ‘Ÿ 𝑛𝑒𝑑 π‘Žπ‘›π‘›π‘’π‘Žπ‘™ π‘π‘Žπ‘ β„Ž π‘“π‘™π‘œπ‘€ Nu kan men in de tabel kijken om de bijbehorende internal rate of return te vinden.
Facebook.com/SlimStuderen
7
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Hoorcollege 2:
Dit college is een herhaling van eerder behandelde stof. Er is een aantal sommen dat
behandeld zal worden.
Het gebruik van een annuïteitentabel zal niet behoren tot de examenstof.
Vraag 1
Een bedrijf heeft $40.000 aan goederen in de voorraad aan het eind van het jaar 2014.
Indien de inventaris aan het begin van het jaar $25.000 dollar bedroeg en de kosten van
de verkochte goederen $75.000 bedroegen, hoeveel bedragen de cost of goods
manufactured?
25.000 + π‘π‘œπ‘ π‘‘ π‘œπ‘“ π‘”π‘œπ‘œπ‘‘π‘  π‘šπ‘Žπ‘›π‘’π‘“π‘Žπ‘π‘‘π‘’π‘Ÿπ‘’π‘‘ – 40.000 = $75.000 π‘π‘œπ‘ π‘‘ π‘œπ‘“ π‘”π‘œπ‘œπ‘‘π‘  π‘šπ‘Žπ‘›π‘’π‘“π‘Žπ‘π‘‘π‘’π‘Ÿπ‘’π‘‘ = $90.000 Vraag 2. Job order costing
Een bedrijf beschikt over de volgende gegevens:
Materiaalkosten
Direct labor
Manufacturing overhead applied
Units produced
Units sold
$55.000
$30.000
$27.000
$4.000
$1.500
Hoeveel bedragen de kosten van de finished goods on hand from this job?
(55.000 + 30.000 + 27.000) ÷ 4.000 × 2.500 = $70.000 De kosten van de producten worden gedeeld door het aantal geproduceerde producten
en dit vermenigvuldig je met het aantal producten wat nog in huis is maar wel al klaar is.
Vraag 3. Costs of goods sold
Cost of goods sold is als item opgenomen in de finished goods inventory records.
Vraag 4
Een bedrijf had geen producten in de startbalans staan. In een jaar werden 12.000
producten voltooid en er waren 1.200 producten work in process. Met hoeveel stuks is de
productie begonnen?
(π‘Žπ‘Žπ‘›π‘‘π‘Žπ‘™ π‘Žπ‘“π‘”π‘’π‘Ÿπ‘œπ‘›π‘‘π‘’ π‘π‘Ÿπ‘œπ‘‘π‘’π‘π‘‘π‘’π‘› + π‘π‘Ÿπ‘œπ‘‘π‘’π‘π‘‘π‘’π‘› π‘€π‘Žπ‘Žπ‘Ÿ π‘šπ‘’π‘› π‘›π‘œπ‘” π‘šπ‘’π‘’ 𝑏𝑒𝑧𝑖𝑔 𝑖𝑠) = π‘π‘Ÿπ‘œπ‘‘π‘’π‘π‘‘π‘’π‘› π‘€π‘Žπ‘Žπ‘Ÿπ‘šπ‘’π‘’ 𝑖𝑠 π‘”π‘’π‘ π‘‘π‘Žπ‘Ÿπ‘‘ π‘Žπ‘Žπ‘› β„Žπ‘’π‘‘ 𝑏𝑒𝑔𝑖𝑛 π‘£π‘Žπ‘› β„Žπ‘’π‘‘ π‘—π‘Žπ‘Žπ‘Ÿ (12.000 + 1.200) = 13.200
Vraag 5
Een bedrijf wil zijn productie verbeteren. Er is met 18.000 producten gestart en ending
work in process producten bedragen 1.200. Hoeveel bedragen de materiaalkosten per
unit als work in process 25% van de totale producten bedroeg en de totale
materiaalkosten $90.000 bedroegen?
π‘‡π‘œπ‘‘π‘Žπ‘™π‘’ π‘šπ‘Žπ‘‘π‘’π‘Ÿπ‘–π‘Žπ‘Žπ‘™π‘˜π‘œπ‘ π‘‘π‘’π‘› ÷ ((π‘“π‘–π‘›π‘–π‘ β„Žπ‘’π‘‘ π‘”π‘œπ‘œπ‘‘π‘  – π‘€π‘œπ‘Ÿπ‘˜ 𝑖𝑛 π‘π‘Ÿπ‘œπ‘π‘’π‘ π‘ ) + π‘€π‘œπ‘Ÿπ‘˜ 𝑖𝑛 π‘π‘Ÿπ‘œπ‘π‘’π‘ π‘ ) = $5,00 Facebook.com/SlimStuderen
8
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Vraag 6
Wat is het verschil tussen een statisch budget en een flexibel budget?
Een statisch budget bereken je voor een hoogte van een activiteit en een flexibel
budget varieert naarmate er meer wordt geproduceerd.
Vraag 7. Controllable margin
Een bedrijf beschikt over de volgende data over een betreffend jaar:
Sales revenue
Contribution margin
Controllable fixed costs
Average total operating assets
$1.500.000
$300.000
$160.000
$600.000
Hoeveel is de controllable margin voor dit jaar?
πΆπ‘œπ‘›π‘‘π‘Ÿπ‘–π‘π‘’π‘‘π‘–π‘’π‘šπ‘Žπ‘Ÿπ‘”π‘’ – π‘π‘œπ‘›π‘‘π‘Ÿπ‘œπ‘™π‘’π‘’π‘Ÿπ‘π‘Žπ‘Ÿπ‘’ π‘£π‘Žπ‘ π‘‘π‘’ π‘˜π‘œπ‘ π‘‘π‘’π‘› = π‘π‘œπ‘›π‘‘π‘Ÿπ‘œπ‘™π‘’π‘’π‘Ÿπ‘π‘Žπ‘Ÿπ‘’ π‘šπ‘Žπ‘Ÿπ‘”π‘’ 300.000 βˆ’ 160.000 = $140.000
Vraag 8
Wat is een profit center?
Een profit center is een center at verantwoordelijk is voor zowel kosten en opbrengsten.
Vraag 9. Return on investment
Een bedrijf heeft de keuze om in twee projecten te investeren
Project A
Investment
Controllable margin
Return on Investment
240.000
60.000
25%
Project B
Investment
Controllable margin
Return on Investment
1.080.000
100.000
9,25%
Het bedrijf heeft op dit moment $4.000.000 geïnvesteerd in kapitaal en een controllable
margin van $500.000. Welke van de bovenstaande projecten zal de return on investment
van het bedrijf vergroten?
𝐷𝑒 π‘π‘œπ‘›π‘‘π‘Ÿπ‘œπ‘™π‘’π‘’π‘Ÿπ‘π‘Žπ‘Ÿπ‘’ π‘šπ‘Žπ‘Ÿπ‘”π‘’ ÷ π‘”π‘’π‘šπ‘–π‘‘π‘‘π‘’π‘™π‘‘π‘’ π‘π‘Ÿπ‘œπ‘‘π‘’π‘π‘‘π‘–π‘’ π‘”π‘œπ‘’π‘‘π‘’π‘Ÿπ‘’π‘› = π‘Ÿπ‘’π‘‘π‘’π‘Ÿπ‘› π‘œπ‘› π‘–π‘›π‘£π‘’π‘ π‘‘π‘šπ‘’π‘›π‘‘ 500.000 ÷ 4.000.000 = 12,5 %; π‘π‘Ÿπ‘œπ‘—π‘’π‘π‘‘π‘’π‘› > 12,5% = π‘ƒπ‘Ÿπ‘œπ‘—π‘’π‘π‘‘ 𝐴 Aangezien project A een return on investment heeft van 25% en deze de huidige return
on investment van 12,5% overtreft, moet gekozen worden om te investeren in project A.
Vraag 10
Waar hoort allowance for spoilage bij?
Bij de direct materials quantity standard. Bij de prijs horen kostenverhogende factoren,
zoals transport- en administratiekosten. Als je het hebt over hoeveelheden heb je het
over afval of verspilling van materiaal.
Facebook.com/SlimStuderen
9
Overzicht studiestof Accounting (Supplement 2) 2014-2015
Vraag 11. Standaardkosten en standaardhoeveelheden
De verwachte arbeidsuren zijn 10.000. Het daadwerkelijke verbruik van arbeidsuren is
10.500. De standaard rate per arbeidsuur is $13. Wat zijn nu de werkelijke kosten per
arbeidsuur?
π΄π‘π‘‘π‘’π‘Žπ‘™ π»π‘œπ‘’π‘Ÿπ‘  × π΄π‘π‘‘π‘’π‘Žπ‘™ π‘…π‘Žπ‘‘π‘’ – π΄π‘π‘‘π‘’π‘Žπ‘™ π»π‘œπ‘’π‘Ÿπ‘  × π‘†π‘‘π‘Žπ‘›π‘‘π‘Žπ‘Ÿπ‘‘ π‘…π‘Žπ‘‘π‘’ = πΏπ‘Žπ‘π‘œπ‘Ÿ π‘ƒπ‘Ÿπ‘–π‘π‘’ π‘‰π‘Žπ‘Ÿπ‘–π‘Žπ‘›π‘π‘’ 10.500 × π‘‹ – 136.500 (10.500 × $13) = 10.500 10.500 × π‘‹ = 10.500 + 136.500 𝑋 = 147.500/10.500 = $14 Financial accounting
Basic equation
Expanded equation
𝐴𝑠𝑠𝑒𝑑𝑠 = π‘™π‘–π‘Žπ‘π‘–π‘™π‘–π‘‘π‘–π‘’π‘  + π‘œπ‘€π‘›π‘’π‘Ÿβ€™π‘  π‘’π‘žπ‘’π‘–π‘‘π‘¦
𝐴𝑠𝑠𝑒𝑑𝑠 = π‘™π‘–π‘Žπ‘π‘–π‘™π‘–π‘‘π‘–π‘’π‘  + π‘œπ‘€π‘›π‘’π‘Ÿβ€™π‘  π‘π‘Žπ‘π‘–π‘‘π‘Žπ‘™ – π‘œπ‘€π‘›π‘’π‘Ÿβ€™π‘  π‘‘π‘Ÿπ‘Žπ‘€π‘–π‘›π‘”π‘  + π‘Ÿπ‘’π‘£π‘’π‘›π‘’π‘’π‘  – 𝑒π‘₯𝑝𝑒𝑛𝑠𝑒𝑠
Facebook.com/SlimStuderen
10