Professor, bestaat God? - KatholiekAmersfoort.nl

Download Report

Transcript Professor, bestaat God? - KatholiekAmersfoort.nl

Professor, bestaat God?
Trouw, 31 mei 2014
Peter Barthel
Als een jongen van 7 aan een universiteit vraagt of God bestaat, wie moet er dan antwoord geven?
De vraag van Anco belandde niet bij een theoloog maar op het bureau van Peter Barthel, hoogleraar
sterrenkunde. Want een astronoom staat dicht bij de hemel. Hij schreef een brief aan Anco, en
daarbij ook een uitwerking van zijn brief aan volwassenen.
Beste Anco
Wat een bijzondere vraag heb je gesteld. (1) Enkele maanden geleden mocht ik ook al zo’n mooie
vraag beantwoorden, van de 6-jarige Sam. Die vraag ging over de maan. Als je nou had gevraagd
‘bestaat de maan?’ dan hadden we samen naar buiten gekeken, we hadden er een sterrenkijker bij
gehaald, en ik had je wat mooie foto’s van ruimtevaarders op de maan laten zien. Bij God werkt het
anders. Zelfs met een sterrenkijker kun je die niet zien. Vraag je aan een ruimtevaarder ‘zijn jullie God
tegengekomen?’ dan zeggen ze ‘nee, niemand gezien’. Ze zeggen trouwens wel vaak ‘wat is die aarde
vanuit de verte mooi en bijzonder!’ (2)
Zolang er mensen bestaan – zo’n tweehonderdduizend jaar – hebben ze geloofd in goden die in de
hemel woonden en die alles op aarden bestuurden. De zon, de maan, de regen waardoor alles op
aarde gaat groeien. Nog niet zo lang geleden, maar toch wel meer dan drieduizend jaar terug,
verscheen er een volk, de Joden. Die zijn het anders gaan zien. (3) Die zeiden: er is maar één God, en
die heeft die andere goden gemaakt. Die ene God wil samen met de mens van de aarde iets moois
maken. Zo ervoeren ze dat. En dat verhaal gaven ze door aan hun kinderen. Het was een verhaal met
een opdracht erbij: wees goed voor elkaar! Want, zeiden ze: God is daar waar mensen in vrede met
elkaar leven.
Ook de Joodse man Jezus, die tweeduizend jaar geleden leefde, heeft dat verhaal en die opdracht
verteld. Het allerbelangrijkste, zei Jezus, is dat je tegen andere mensen net zo doet als je wilt dat ze
tegen jou doen. (4)
Ik vertelde je net dat ruimtevaarders de wereld zo mooi en zo bijzonder vinden. Ik vind dat ook, net als
jij misschien. Dat is het belangrijkste. Want het mooiste van deze wereld, vriendschap en liefde, dat is
wat ik God noem. God is overal waar mensen naar elkaar omzien en voor elkaar zorgen. Als we
proberen elkaar een beetje gelukkig te maken, op school, of thuis. Of als we iets willen doen voor
kinderen in de wereld die in armoede of honger leven. Als mensen voor elkaar willen zorgen, dan zie
je dáár iets van God. Als iemand jou erg blij maakt dan is die iemand een beetje God. (5)
Mijn antwoord op jouw vraag is dus nee. God bestaat niet als een persoon die ver weg in de hemel
woont. Hij bestaat in hoe jij en ik leven. (6)
Het ga je goed!
Peter Barthel
1
Uitwerkingen van zijn brief, Peter Barthel
1
"Waarom een astronoom deze vraag voorleggen? Hij staat natuurlijk dicht bij de hemel, maar dat is
niet de reden. Ik ben een hardcore wetenschapper die zich bezighoudt met de studie van het heelal.
Maar ik meng ik me ook wel eens in het publieke debat over de relatie tussen geloof en wetenschap,
al gebruik ik voor geloof liever het woord religie of spiritualiteit. Daaraan dank ik de eervolle
uitnodiging om Anco's vraag te beantwoorden. Dat is niet eenvoudig wanneer niet duidelijk is wat of
wie met God bedoeld wordt. Mensen denken heel verschillend over het godsbegrip; er zijn veel
verschillende godsbeelden. Dit wordt geen welles-nietesdiscussie."
2
"De man met een baard die alles kan, alles weet en ziet, de eindverantwoordelijke die alle touwtjes
in handen heeft - die figuur komen astronauten niet tegen. Misschien is er een Schepper-God die
achter deze wereld en het heelal zit - we kunnen dat noch bewijzen noch uitsluiten. Maar we kunnen
wel wetenschappelijk vaststellen dat er weinig of niets van de bemoeienis van die God te merken
valt.
Ik houd me als astronoom bezig met sterren en planeten, en de vraag hoe het heelal in al zijn
uitgestrektheid in elkaar zit. Er zijn ook mensen die menen allerlei aardse gebeurtenissen te kunnen
voorspellen uit de stand van de planeten: dat zijn astrologen. We kunnen vaststellen dat astrologie
niet werkt, want dan zouden astrologen rijker zijn doordat ze de beurs konden voorspellen.
Evenzo werkt God niet, want dan zouden zijn volgelingen wel beter af zijn dan niet-gelovigen. Dat is
niet zo. Mensen ervaren misschien steun aan hun geloof in een helpende of zorgende God, maar
meer dan een persoonlijk gevoel is het niet. .
Ondertussen komen ruimtevaarders vaak wel heel 'spiritueel geladen' terug. Zoals ook Wubbo Ockels
en André Kuipers vertelden, doet een verblijf in de ruimte veel met je. Er zijn gevallen bekend van
ruimtevaarders die een tijdje het klooster in gaan, ter bezinning. Hun verwondering over de plaats
van de mens in het heelal is sterk toegenomen. Het heelal is in de ruimte niet meer louter boven je,
maar ook onder je. Plotseling is de aarde geen stevige basis meer, maar een klein deel van een veel
groter geheel.
Het heelal bestaat 13,8 miljard jaar. Als we die leeftijd voorstellen als een periode van 24 uur, te
beginnen om middernacht, dan ontstaat de aarde om ongeveer 2 uur in de middag, lopen de eerste
dinosauriërs rond om half twaalf in de avond, verschijnen de eerste mensen om 30 seconden voor
middernacht, en begint de geschreven geschiedenis met de eerste kleitabletten om 13 seconden
voor middernacht. Was God daar als fysische werkelijkheid altijd bij? Heeft-ie een rol in dat alles
gehad? We kunnen God als gepensioneerd ingenieur niet uitsluiten, maar ik denk van niet. Harry
Kuitert stelt het zo: 'Eerst was er niets, dan komen er mensen, dan mensen met meningen, dan
religieuze meningen, dan goden en toen God'."
3
"Het gaat in het jodendom om een ervaring van God. De Joden stelden dat er maar één God was, die
hen bevrijdde uit de Egyptische slavernij. Uit zulke verhalen putte dit volk voortdurend moed voor
hun bestaan. Zij leefden en leven bij verhalen. Die moet je niet letterlijk nemen. Neem het
scheppingsepos uit Genesis. Een prachtig loflied. Dat het, als je het letterlijk neemt, niet klopt, is niet
moeilijk in te zien. Hoe kunnen de dagen en nachten één tot en met drie nu verlopen als de zon pas
op dag vier geschapen wordt?
"Het gaat om een ervaring van God waar later een verhaal bij is gemaakt. Overigens is dat letterlijk
nemen van de Bijbel de laatste tijd weer in de mode; we zien het ook weer in het SCP-onderzoek van
vorige maand. Sommige mensen willen zekerheden en houvast in hun leven. Maar het gaat in de
Bijbel om zinnige, of liever diepzinnige verhalen die je niet letterlijk moet nemen, maar wel, zoals de
theoloog Willem Barnard eens zei, 'woordelijk': wat er staat, staat er niet voor niets." .
2
4
"Als God als almachtige bovenbaas niet bestaat, is alle religie of spiritualiteit dan ook meteen
achterlijk? Moeten we de ratio tot norm verheffen? Dat doen atheïsten als Herman Philipse,
Christopher Hitchens en Richard Dawkins. Volgens mij leveren zij een achterhoedegevecht tegen
orthodoxe gelovigen van allerlei snit, die - toegegeven - soms weigeren hun verstand te gebruiken en
daarmee in de Middeleeuwen zijn blijven steken.
Wijze mensen weten dat je niet alles weten kunt. Daar hoort zeker Einstein bij, die niet in een
persoonlijke, almachtige God geloofde, maar wel stelde: 'religie zonder wetenschap is blind,
wetenschap zonder religie is lam'. Onderzoek onder professoren aan Amerikaanse eliteuniversiteiten liet zien dat hooguit een kwart zich als atheïst omschrijft. Ruim driekwart denkt dat er
meer is tussen hemel en aarde. Logisch, want de ratio tot norm uitroepen is kortzichtig en arrogant.
Wetenschap gaat over de feiten, spiritualiteit voegt daar betekenis aan toe. Die ontstaat uit
verwondering. Kijk naar de sterrenhemel tijdens een donkere nacht, naar een zonsondergang over
de Grand Canyon of de Waddenzee, of naar de glimlach van je kind of partner: de verwondering die
je dan overvalt, laat zich niet uitdrukken in de taal van de wetenschap. De wetenschap bestudeert de
letter, niet de 'geest' van het heelal en deze wereld. Deze 'geest' hebben wij gedurende duizenden
jaren met vallen en opstaan ontdekt, zegt Carel ter Linden. De bijdrage van de Joden en de
volgelingen van Jezus aan die ontdekking was essentieel.
Er is het verhaal van de ichtyoloog die zijn hele leven alle zeeën van de wereld beviste. Hij
catalogiseerde alle vissen die hij ving. Zijn boek werd het standaardwerk. Maar niemand had in de
gaten dat er geen vissen kleiner dan twee centimeter in het boek stonden: de maaswijdte van 's
mans netten was twee centimeter. Zo glipt ook de Geest van het heelal gewoonlijk door de mazen
van onze hersenen. Maar af en toe hebben wij er iets van te pakken - bij het lezen van de books of
Nature and Scripture."
5
"Dit is ongeveer wat Klaas Hendrikse bedoelt als hij zegt dat 'God niet bestaat maar gebeurt'. Met
alleen de ratio ('louter atomen en moleculen') doen we de wereld en het heelal, het mysterie, te
kort. God kan niets en doet niets, maar hij bezielt mensen en houdt hen de vraag voor: wat is wijs,
wat is goed voor mij, voor de ander, voor de wereld? Het doel van deze wereld is mijns inziens dat
haar bewoners tot hun recht komen. En wij zijn daarbij de handen van God.
Gelovig zijn, of liever spiritueel zijn, is dus antwoord geven op het heelal, erdoor geraakt worden,
snappen dat je geen foute kleding uit Bangladesh moet kopen, af en toe geld in een collectebus moet
stoppen en je eenzame overbuurman moet bezoeken. Over kerkgangers heeft de Duitse theoloog
Albert Schweitzer eens gezegd: 'Alles wat in een garage staat is nog geen auto'. Je hoeft niet naar de
kerk te gaan om spiritueel te zijn. En als je naar een kerk gaat, ben je nog niet automatisch spiritueel.
De kernboodschap van het christendom is dat je anderen net zo behandelt als je zelf behandeld wilt
worden. Ook in andere religies vinden we die boodschap terug.
Een atheïst die het goede doet, niet alleen voor zichzelf maar ook voor anderen, handelt ook 'in de
geest' van God. Over die geest zou het in de kerk moeten gaan. Carel ter Linden omschrijft de ideale
kerk als de plek waar men elkaar 'de spiegel voorhoudt die eerst de Joodse profeten en later de man
uit Nazareth het volk voorhield'."
6
"Al in de vroege christelijke gemeenschappen werd het 'Ubi Caritas' gezongen: 'waar vriendschap is
en liefde, daar is God'. Eens vroeg een Russische rabbijn uit de negentiende eeuw, ene rabbi Mendel,
aan zijn medegeleerden: 'Waar woont God?' Die lachten hem uit en zeiden: 'Overal toch?' Mendel
schudde zijn hoofd. 'Nee', zei hij. 'God woont alleen daar waar men hem binnenlaat'." .
3
God is een persoon die naar ons omziet
Trouw 5 juni 2014
Kees van der Kooi
Een sterrenkundige die zich uitlaat over het bestaan van God? Dat kon VU-theoloog Kees van der
Kooi niet laten passeren. Ook hij schrijft een brief aan Anco die wil weten of God bestaat.
Zijn antwoord verschilt nogal. Daarna een uitwerking van zijn brief aan Anco aan volwassenen
Beste Anco,
Je vraagt je af of God bestaat. Ik denk van wel. En hij is een persoon. Niet één die je aan kunt raken,
of die maar op een plek tegelijk kan zijn. God gaat daar ver bovenuit. Toch lijkt Hij wel wat op jou en
mij, want Hij doet dingen en je kunt hem aanspreken. Meneer Barthel, van wie je vorige week een
brief kreeg, denkt van niet. Hij bedoelt iets anders als hij het over ‘God’ heeft. (1)
Als je naar de sterren kijkt, kom je God niet tegen, schrijft hij. Geen ruimtevaarder heeft hem ooit de
hand geschud. Dat klopt natuurlijk! Maar waar komen die sterren vandaan? Die zijn door God
gemaakt. Als je naar de lucht kijkt, zie je dus niet God zelf, maar wel wat Hij gemaakt heeft. Dat geldt
voor alles wat bestaat.
God was er eerder dan jij en ik, eerder zelfs dan het heelal. Hier zit het grootste verschil tussen mij en
meneer Barthel. Want hij draait het om. Hij zegt: wij mensen zijn er het eerst. (2) En als wij aardig zijn
voor elkaar, dan is dat ‘God’. God is bij hem een ander woord voor ‘goede dingen doen’. Nu wil God
zeker dat we aardig zijn voor elkaar. In elke goede daad zie je iets van God. (3) Maar dat is niet het
hele verhaal. Tegen een goede daad kun je niet praten, laat staan dat ie zelf iets zegt. Bij God is dat
anders. (4)
God laat vaak merken dat Hij bestaat. De Bijbel vertelt hoe mensen iets van God ontdekken. Oude
verhalen, waarvan we niet precies weten hoe ze zijn ontstaan. Maar ze leren ons wel iets belangrijks:
God wilde dat wij mensen er zijn. Daarvoor heeft Hij de aarde gemaakt, met een dunne dampkring
eromheen. In dat enorme heelal met al zijn geheimen is dit precies een plek waar wij kunnen leven. Jij
bent hier niet per ongeluk. Je bent hier met een bedoeling.
Daar wil ik nog wat over zeggen. Mensen doen niet alleen maar aardig tegen elkaar. Ze doen ook
heel nare dingen. Dat is niet zoals God het bedoeld heeft. (5)
Vergelijk het met voetbal. God trapt de bal en verwacht dat we die terugschieten. Je kunt er ook een
potje van maken of aan de kant blijven staan. Dat is niet wat God wil. Helaas is dat wel wat er vaak
gebeurt. Op een gegeven moment, toen de wedstrijd bijna verloren was, heeft God voor een oplossing
gezorgd. Hij stuurde een speler het veld in die de wedstrijd voorgoed de goede kant op trapte. Dat is
Jezus. Als je vraagt naar God, wijs ik het liefst naar Jezus, Gods beste speler.
God is meer dan een mooi woord voor ‘aardig zijn’. Hij bestaat en ziet naar ons om.
Het allerbeste,
Kees van der Kooi'
4
Uitwerking van zijn brief, Kees van der Kooi
1
"Sterrenkundige Peter Barthel is in zijn brief aan Anco vriendelijk en beslist: 'God bestaat niet als een
persoon die ver weg in de hemel woont. Hij bestaat in hoe jij en ik leven.' Daarmee is God verklaard
als een geestelijke realiteit die zich voltrekt tussen mensen. God bestaat niet buiten deze wereld,
maar is iets dat wij op sommige ervaringen plakken.
In 1992 gingen wij met ons gezin naar de VS. Het was de eerste keer dat onze kinderen vlogen. Onze
tweede dochter, toen vijf, zei terwijl haar gordel werd vastgemaakt: 'Nu ga ik kijken of ik God zie'.
Mensen moeten bij het ouder worden bijleren, voorstellingen bijstellen, zoals de voorstelling dat
God een oude man met een baard is op een wolk, of alleen maar heel ver weg woont, als een
ruimteschip dat we kunnen tegenkomen in de ruimte, onmetelijk ver boven ons.
Maar hoe zit het dan wel? Barthel trekt zijn conclusies wel erg snel. Wetenschappelijk gezien valt er
weinig of niets van de bemoeienis van God te merken, stelt hij in de toelichting bij zijn brief. Hij trekt
de grens precies: 'Of er een Schepper-God achter deze wereld zit kunnen we bewijzen noch
uitsluiten'. Om die gedachte in het vervolg met kracht uit te sluiten. Zo stelt hij dat geloof in een
helpende of zorgende God niets meer is dan een persoonlijk gevoel. 'Niets meer'? Waar komt die
beperkende kwalificatie vandaan? Dat is toch zeker niet gebaseerd op de wetenschap? Wat is de
bron van een dergelijke bewering?
Nog zo'n stevige uitspraak: 'Wetenschap gaat over de feiten, spiritualiteit voegt daar betekenis aan
toe. Die ontstaat uit de verwondering.' Wat bedoelt hij precies? Is onze verwondering bron van
betekenis, of hebben de dingen betekenis? Inderdaad een lastig filosofisch probleem, maar hier
wordt wel heel snel positie betrokken."
2
"Barthel citeert de theoloog Harry Kuitert: 'Eerst was er niets, dan komen er mensen, dan mensen
met meningen, dan religieuze meningen, dan goden en toen God'. Godsdiensthistorisch mag dat
waar zijn. Maar om van een dergelijke historische uitspraak een normatieve theologische uitspraak
te maken is een categoriefout. Als student leerde ik dit - van Kuitert. Het is hetzelfde als zeggen:
eerst was er niets, toen waren er mensen, toen was er wiskunde, toen gold p is ongelijk aan -p.
De discussie komt natuurlijk neer op de vraag of wij als mensen zelf betekenisverleners zijn, of dat
wij betekenis verlenen omdat we betekenis vernemen. Zijn we constructeurs van betekenis en zin of
zijn we ontvangers, recipiënten? Barthel laveert tussen beide. Soms heeft hij het over geest met een
kleine letter, later over de Geest van het heelal."
3
"In de toelichting bij zijn brief zegt Barthel: 'Het doel van deze wereld is dat haar bewoners tot hun
recht komen. En wij zijn daarbij de handen van God.' Dat is binnen de christelijke geloofsleer geen
nieuwe gedachte. Het is een heel oude overtuiging van de christelijke kerk dat het doel van God is
dat mensen tot hun recht komen. In de Middeleeuwen hadden ze het er zelfs over dat Gods doel met
de mens niets minder is dan zijn geluk. Het hoogste geluk werd beschreven als de nabijheid tot God.
En die nabijheid was niet alleen een kwestie van later, maar ook van hier. Het geheim van alle ware
humaniteit is God. God is de bron van al het ware en goede. Niets nieuws onder de zon dus wanneer
de jonge Anco wordt verteld dat als we iets willen doen voor kinderen die in armoede of honger
leven of naar elkaar willen omzien, dit met God te maken heeft. God wil deze wereld en mensen
bewonen als een huis. Dat vieren we in de kerk met Pinksteren."
5
4
"De zegslieden die Barthel opvoert hebben zich zonder uitzondering gevoegd in het koor van hen die
God zien als een immanente kracht of drijfveer in de geschiedenis van de kosmos. Het betekent dat
God niet meer een ander of de Ander is, die aangesproken kan worden, een U of Gij die eerst spreekt
en uitdaagt. Gebed is geworden tot zelfgesprek, tot innerlijke meditatie. Dat kan natuurlijk, het is een
spiritueel pad dat door velen gegaan wordt en het is al veel meer dan een sterrenkundige op grond
van zijn vak kan zeggen. Chapeau!
Maar hoe komt het dan toch dat in de geschiedenis van het Joodse volk, de christelijke kerk en de
islam sprake is van een hardnekkig geloof in God als de Ander die aan te spreken valt? Wat is de
bron? Moeten de mensen die dat geloven nodig eens bijgepraat worden? Of zou het kunnen zijn dat
zich in de loop van de menselijke geschiedenis, in die paar laatste seconden van de kosmologische
tijd, bronnen hebben geopend die zich niet enkel laten herleiden tot een immanente kracht, maar tot
een Stem, een Woord, dat werkelijk van een andere kant komt? Een pijl van de andere oever? Het
zou tevens betekenen dat die stem ten diepste niet afhankelijk is van mijn horen. Die pijl komt in
eigen kracht en verwondt me."
5
"Ja, Gods doel is dat mensen naar elkaar omzien. Dus je kunt hem zien in daden van goedheid. Maar
dat is niet het hele verhaal. De Bijbel vertelt ons ook dat God het lastig heeft om dit doel te halen.
Om dat te zien hoef je trouwens de Bijbel niet te lezen; een blik op de kranten is genoeg. Mensen
werken vaak niet mee, houden de deur dicht. Ook al zijn ze bedoeld als de handen van God, zoals
Barthel bij Klaas Hendrikse heeft gelezen. God doet verder niks, zegt Hendrikse, en Barthel zegt het
hem na.
Dat lijkt mij een tamelijk deprimerende boodschap. God staat dus met lamme handjes wanneer die
mens niet meewerkt. Ik heb moeite met moderne theologen die beweren dat 'God' een kwalificatie
is die wíj verlenen en enkel zijn bestaan heeft in ons. Nogmaals, godsdiensthistorisch mag dat
aannemelijk zijn, maar theologisch valt daar nog wat anders over te zeggen. God valt niet samen met
mij of ons. Goddank niet."
6