Download PDF - Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde

Download Report

Transcript Download PDF - Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde

Prenataal vastgestelde orofaciale schisis
Niek Exalto, Titia E. Cohen-Overbeek, Leon N.A. van Adrichem, Gretel G. Oudesluijs, A.J.M. (Jeannette) Hoogeboom en Hajo I.J. Wildschut
• In toenemende mate zouden zwangerschappen worden afgebroken na prenatale detectie van orofaciale schisis
tijdens het structureel echoscopisch onderzoek.
• Na analyse van de getallen en literatuuronderzoek blijkt het hier om incidenten te gaan.
• Bij de interpretatie van prenatale detectiecijfers moet men onderscheid maken tussen de geïsoleerde en de veelvoorkomende geassocieerde vorm, waarbij andere, bijkomende, veelal ernstige structurele of chromosomale
afwijkingen worden gezien. De echoscopische detectiekans van de geïsoleerde vorm is laag en varieert in de
literatuur van 18-56%.
• In samenspraak met alle centra voor prenatale geneeskunde is met betrekking tot orofaciale schisis een zorgplan
opgesteld voor diagnostiek (aan de hand van geavanceerd echoscopisch onderzoek en karyotypering), begeleiding (door klinisch-genetische consulten, plastische chirurgie en psychosociale hulpverlening) en behandeling
(aan de hand van een perinataal beleidsplan). Wanneer er bijkomende ernstige aangeboren afwijkingen zijn, kan
afbreking vóór de 24e week van de zwangerschap worden overwogen.
Erasmus MC-Centrum, Rotterdam.
Afd. Verloskunde en Vrouwenziekten,
subafd. Verloskunde en Prenatale Geneeskunde:
dr. N. Exalto en dr. H.I.J. Wildschut,
gynaecologen;
dr. T.E. Cohen-Overbeek, arts.
Afd. Klinische Genetica:
drs. G.G. Oudesluijs en drs. A.J.M. Hoogeboom,
klinisch genetici.
Afd. Plastische Chirurgie:
dr. L.N.A. van Adrichem, plastisch chirurg.
Contactpersoon: dr. N. Exalto ([email protected]).
Prenatale detectie van een orofaciale schisis tijdens het
structureel echoscopisch onderzoek zou aanleiding kunnen zijn tot een zwangerschapsafbreking. Die suggestie
leidde tot vragen in de Tweede Kamer (www.minvws.nl/
kamerstukken/pg//antwoorden-op-kamervragenvan-ormel-en-schermers-over-zwangerschapsafbrekingbij-lichte-afwijkingen.asp) en tot discussies in de medische
literatuur.- De bron van deze commotie was de Nederlandse Vereniging voor Schisis en Craniofaciale Afwijkingen (NVSCA). De jaarverslagen van de NVSCA laten
namelijk in de periode - een afname zien van het
aantal meldingen bij regionale schisisteams van kinderen
met een orofaciale schisis. Het aantal aanmeldingen van
kinderen met alleen een gehemeltespleet – die is prenataal
niet vast te stellen – daalde namelijk niet (tabel ).
Op het eerste gezicht lijkt het er dus op dat er zwangerschappen vroegtijdig, dat wil zeggen vóór de e week
zijn afgebroken, na het vaststellen van een orofaciale schisis. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat dat het geval is.
De prenatale detectiekans van orofaciale schisis is immers
nog zo laag dat een eventuele zwangerschapsafbreking op
grond daarvan geen tot nauwelijks invloed heeft op de
geboorteprevalentie van kinderen met deze aandoening.
In de periode - werd in de Nederlandse centra
voor prenatale geneeskunde slechts  keer een geïsoleerde orofaciale schisis prenataal gediagnosticeerd. Als
men uitgaat van de  kinderen met een lipspleet of een
gecombineerde lip- en gehemeltespleet die in deze periode zijn geboren en bij de NVSCA zijn gemeld, betekent
dat een prenatale detectiekans van ,. Hierbij past de
aantekening dat deze gegevens onvolledig zijn, omdat 
van de  centra geen informatie konden leveren over het
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B316

K L I NI SCH E PR AK TI JK
STAND VAN ZAKEN
K L I NI SCH E PR AK TI JK
TABEL 1 Aantal bij de Nederlandse Vereniging voor Schisis en
Craniofaciale Afwijkingen gerapporteerde patiënten met een
orofaciale schisis in de periode 1997-20055
jaar
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
orofaciale schisis
totaal
cheilo(gnatho)- cheilo(gnatho)- palatoschisis
schisis
palatoschisis
328
375
362
364
378
372
395
335
315
97
88
104
89
101
109
128
100
78
124
165
155
158
144
144
142
114
115
107
122
103
117
133
119
125
121
122
aantal prenataal gediagnosticeerde kinderen met orofaciale schisis. Uit de  genoemde zwangerschappen zijn
 kinderen geboren; de andere  zwangerschappen werden afgebroken in abortusklinieken.
In ons centrum werd in deze -jaarsperiode  maal een
geïsoleerde orofaciale schisis prenataal gediagnosticeerd,
waarvan  vóór de e week van de zwangerschap. Eén
vrouw met een ongeplande en onbedoelde zwangerschap
liet deze elders afbreken nadat een orofaciale schisis prenataal was vastgesteld.
In de jaaroverzichten van de EUROCAT-registratie is
overigens geen daling te zien in de prevalentie van orofaciale schisis (www.rug.nl/umcg/faculteit/disciplinegroe
pen/medischegenetica/eurocat/professionals/tabellen).
Op basis van deze bevindingen komt dus in de praktijk
geen groot aantal gevallen voor van zwangerschapsafbreking vanwege deze aandoening. Ook andere – psychosociale – afwegingen spelen een rol bij de keuze die
de patiënt maakt. Toch lijkt verbetering van zorg op dit
punt mogelijk.
Mede naar aanleiding van alle ophef is in samenspraak
met alle centra voor prenatale geneeskunde een zorgplan
opgesteld. Hiermee kunnen de bij de verloskundige zorg
betrokken beroepsbeoefenaren worden geïnformeerd
over de aard, de kenmerken, de achtergronden en de
beleidsopties bij prenataal gedetecteerde orofaciale schisis. Deze informatie kan worden gebruikt voor de counseling van aanstaande ouders die met deze problematiek
te maken krijgen. In dit artikel bespreken wij deze informatie.
DEFINITIE
Een lip- of gehemeltespleet is een aangeboren afwijking
die bekend staat als een orofaciale schisis. De onvolledige

sluiting kan beperkt zijn tot de bovenlip of doorlopen tot
in de bovenkaak, het gehemelte en de neus. Hierbij
onderscheidt men twee verschillende typen: de lip-kaakspleet met of zonder gehemeltespleet, ook wel ‘cleft lip’
dan wel ‘cleft palatum’ genoemd (CL±P), en de gehemeltespleet (CP). Daarnaast is er een belangrijk onderscheid
tussen een op zichzelf staande, geïsoleerde orofaciale
schisis en een orofaciale schisis als onderdeel van een
complex van andere aangeboren afwijkingen.
De lipspleet komt zowel links of rechts (unilateraal) als
dubbelzijdig (bilateraal) voor. Als bij een dubbelzijdige
lipspleet het fi ltrum onderontwikkeld is of ontbreekt, is
de spleet mediaan aanwezig. De gehemeltespleet bevindt
zich altijd mediaan.
Vóór de geboorte kan men vanaf een zwangerschapsduur
van  weken aan de hand van echoscopisch onderzoek
onderscheid maken in een gespleten lip zonder gehemeltespleet (type -afwijking volgens de classificatie in figuur ),
een unilaterale lip- en gehemeltespleet (type ), een bilaterale lip- en gehemeltespleet (type ), een mediane lip- en
gehemeltespleet (type ) en een gespleten lip in combinatie
met amnionstrengen (‘amniotic bands’) (type ).
De prognose van een kind met orofaciale schisis is afhankelijk van de oorzaak en van eventuele bijkomende afwijkingen. Er zijn meer dan  verschillende syndromen of
chromosoomafwijkingen bekend waarmee de orofaciale
schisis kan samengaan. Levendgeborenen met een geïso-
normaal
type 1
type 2
type 3
type 4
type 5
FIGUUR 1 Echoscopische classificatie van orofaciale schisis (naar een eerder
gepubliceerde figuur):8 gespleten lip zonder gehemeltespleet (type 1), een
unilaterale lip- en gehemeltespleet (type 2), een bilaterale lip- en
gehemeltespleet (type 3), een mediane lip- en gehemeltespleet (type 4) en een
gespleten lip in combinatie met amnionstrengen (‘amniotic bands’) (type 5).
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B316
K L I NI SCH E PR AK TI JK
leerde orofaciale schisis hebben een gunstige prognose.
Met prenataal -dimensionaal echoscopisch onderzoek
kan men een goede indruk krijgen van de lokalisatie en
de grootte van het sluitingsdefect (figuur ).
EPIDEMIOLOGIE
De prevalentie van een orofaciale schisis is vóór de
geboorte hoger dan daarna vanwege de relatief hoge frequentie van de aandoening bij foetussen met ernstige en
niet met het leven verenigbare chromosoomafwijkingen.
De verdeling van de verschillende categorieën orofaciale
schisis is prenataal dan ook anders dan postnataal. In een
Engelse populatie zwangere vrouwen in een e-lijnscentrum werden prenataal  gevallen van orofaciale schisis
gedetecteerd,  als een geïsoleerde bevinding en 
in samenhang met andere aangeboren afwijkingen,
waarvan ruim de helft () met een chromosoomafwijking, in het bijzonder trisomie  en .
Bij de pasgeborene komt, met een geboorteprevalentie
van  à  per , de combinatie van een CL±P iets vaker
voor dan een CP, met een geboorteprevalentie van , per
. Bij de pasgeborenen met een CL±P bestaan er in
circa  van de gevallen bijkomende afwijkingen (
chromosomale afwijkingen en  syndromale afwijkingen), tegenover circa  bij de pasgeborenen met een CP
( chromosomale afwijkingen en  syndromale
afwijkingen).
OORZAKEN: GENETISCH EN NIETGENETISCH
De oorzaken van een CL±P en een CP zijn verschillend.
Voor beide aandoeningen geldt dat de geïsoleerde orofaciale schisis een multifactorieel overervingspatroon kent,
waarbij zowel genetische als niet-genetische factoren een
rol spelen. Vaak komt een geïsoleerde orofaciale schisis
familiair voor. Bij een CL±P is er in ongeveer  van de
gevallen een positieve familiegeschiedenis tegenover  à
 bij een CP. Een aantal kandidaatgenen is geïdentificeerd, waaronder recent ‘interferon regulatory factor ’
(IRF).
Bij geïsoleerde orofaciale schisis wordt uitgegaan van
empirische herhalingskansen. Het herhalingsrisico van
een syndromale orofaciale schisis hangt af van de overerving van het betreffende syndroom of de aandoening.
De incidentie van een orofaciale schisis is hoger onder
nakomelingen van vrouwen die bepaalde medicijnen
gebruiken of die bepaalde ziekten hebben. Men heeft
verbanden beschreven met alcoholgebruik, roken,,
hyperhomocysteïnemie, bepaalde voedingspatronen,
en het gebruik van geneesmiddelen, waaronder sommige
anti-epileptica zoals fenytoïne of hydantoïne.
FIGUUR 2 Een intra-uteriene 3-dimensionale echoscopische afbeelding van een
foetus met een geïsoleerde gespleten lip bij een zwangerschapsduur van 30
weken.
BIJKOMENDE PRENATALE AFWIJKINGEN
Bij ongeveer - van de prenataal vastgestelde orofaciale schisisgevallen worden bijkomende afwijkingen
vastgesteld zonder dat er sprake is van een afwijkend
chromosomenpatroon.,, Het gaat hierbij om cardiale,
intracraniële en andere gebreken. Bij een zwangerschapsduur van  weken is de prevalentie van chromosoomafwijkingen bij foetussen met een orofaciale schisis
,-.,
Naarmate de diagnose vroeger wordt gesteld, is de kans
dat een chromosoomafwijking wordt gevonden groter.
Veel van de vruchten met deze afwijkingen gaan immers
door intra-uteriene sterfte verloren. Bij de echoscopisch
ontdekte mediane orofaciale schisis – dit is eigenlijk een
dubbelzijdige orofaciale schisis met hypoplasie of aplasie
van fi ltrum en premaxilla – worden vaak geassocieerde
afwijkingen gezien, namelijk bij . Het gaat dan voornamelijk om chromosomale en ernstige intracraniële
afwijkingen, onder andere holoprosencefalie. Bij de bilaterale en unilaterale orofaciale schisis is dit percentage
kleiner, namelijk respectievelijk  en .
PRENATALE SCREENING
Bij slechts een kleine minderheid van de pasgeborenen
met een orofaciale schisis detecteert men de afwijking
prenataal met echoscopisch onderzoek. De betreffende
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B316

K L I NI SCH E PR AK TI JK
percentages in de algemene populatie variëren tussen de
 (-BI: -) en . In een recente prospectieve
Noorse studie (-) van  geregistreerde casussen met een orofaciale schisis (foetussen en pasgeborenen) in een grote, open populatie (n = .) bleek na de
invoering van routinematig echoscopisch onderzoek de
detectiekans van geïsoleerde orofaciale schisis te zijn
toegenomen van  in de eerste helft van de studieperiode naar  in de tweede helft.
Een geïsoleerde CP is met behulp van -dimensionaal
echoscopisch onderzoek moeilijk vast te stellen en wordt
dus vaak gemist., In een grote retrospectieve studie,
met behulp van databanken voor aangeboren afwijkingen
uit  Europese landen, bleek daarentegen de detectiekans van de met andere afwijkingen geassocieerde orofaciale schisis aanmerkelijk hoger () dan de detectiekans van de geïsoleerde vorm ().
Bij prenatale vaststelling van een orofaciale schisis moet
rekening worden gehouden met een hoge sterfte en morbiditeit veroorzaakt door geassocieerde afwijkingen,
waardoor slechts een gering aantal van deze foetussen
(/; ) kandidaat is voor een chirurgische correctie
na de geboorte. Bij ongeveer  van de foetussen met
een ogenschijnlijk geïsoleerd voorkomende orofaciale
schisis worden naderhand toch bijkomende afwijkingen
vastgesteld.,
COUNSELING
Voor de verdere diagnostiek en behandeling van een
zwangere met prenataal vastgestelde orofaciale schisis is
in samenspraak met alle centra voor prenatale geneeskunde een zorgplan opgesteld (tabel ), dat rekening
houdt met bovengenoemde aspecten. Als men een orofaciale schisis vermoedt, is verwijzing naar een centrum
voor geavanceerd ultrageluidsonderzoek aangewezen.
Na het vaststellen van de lokalisatie (mediaan, unilateraal of bilateraal) en van bijkomende andere structurele
afwijkingen (geïsoleerde of geassocieerde vorm) wordt de
zwangere een vruchtwaterpunctie voor karyotypering
aangeboden; ook kan zij gesprekken met deskundigen
aangeboden krijgen, zoals een klinisch geneticus, een
plastisch chirurg en psychosociale of levensbeschouwelijke zorgverleners.
Als een vrouw bij een geassocieerde orofaciale schisis
besluit de zwangerschap af te breken, is gedetailleerde
diagnostiek post partum van essentieel belang voor het
stellen van een precieze diagnose, zodat een herhalingskans kan worden ingeschat. Als zij besluit de zwangerschap te continueren, zal een perinataal beleidsplan
worden opgesteld dat is toegespitst op de betreffende
afwijking. Zwangerschapscontroles en bevalling zullen
dan bij voorkeur in de e lijn plaatsvinden.

TABEL 2 Prenataal zorgplan bij orofaciale schisis (OS)
beleid bij vermoeden van een OS
counseling door de verloskundig hulpverlener die de OS ontdekt
verwijzing naar een centrum voor prenatale geneeskunde
geavanceerd ultrageluidsonderzoek type II*
opstellen van een differentiaaldiagnose
geïsoleerde of geassocieerde OS
mediane, unilaterale of bilaterale OS
aanvullend onderzoek
aanbieden van vruchtwaterpunctie voor karyotypering
counseling van ouders door een klinisch geneticus
bespreking van eventuele beleidsopties met de ouders
counseling van de ouders door een plastisch chirurg
aanbieden van psychosociale of levensbeschouwelijke begeleiding
beleid bij geassocieerde OS
counseling door betrokken zorgverleners
wanneer besloten wordt de zwangerschap af te breken
afbreken bij voorkeur in het centrum voor prenatale geneeskunde of
satellietziekenhuis
na de afbreking: algehele lichaams-MRI, een babygram‡ en verzoeken om
obductie en het veiligstellen van fibroblasten, tenzij er sprake is van trisomie
13, 18 of 21
na afloop wordt het echtpaar verwezen naar een klinisch-genetisch centrum
voor nadere erfelijkheidsvoorlichting en advisering, waaronder de bepaling
van het herhalingsrisico
wanneer besloten wordt de zwangerschap te continueren
zwangerschapscontrole in de 3e lijn
herhaling van het echoscopisch onderzoek
bespreking in multidisciplinair overleg en
opstellen van het perinataal beleid, afhankelijk van de diagnose
beleid bij een geïsoleerde OS
counseling door betrokken zorgverleners
controle en bevalling kunnen in de 2e lijn plaatsvinden
bespreking in multidisciplinair overleg
voorbereiding van de ouders op het behandeltraject na de geboorte
beleid na de geboorte
opvang door kinderarts of neonatoloog
zorgvuldige medische en verpleegkundige behandeling van de OS
verwijzing naar een regionaal schisisteam voor consult door specialisten en
nurse-practitioner
voedingsadviezen door nurse-practitioner
consult door klinisch geneticus ter beoordeling van het syndroom en voor
diagnostiek en erfelijke aspecten
bepalen van de prognose aan de hand van lichamelijk onderzoek en informatie
uit aanvullende diagnostiek
bespreking behandelingsopties en behandelingsprotocol met de ouders
chirurgische behandeling: lipsluiting op de leeftijd van 3-4 maanden en
gehemeltesluiting op de leeftijd van 9-12 maanden
psychosociale begeleiding
*Ultrageluidsonderzoek type II wordt uitgevoerd bij vermoeden van of al
vastgestelde echoscopische afwijkingen.
‡Babygram = frontale en laterale röntgenfoto van het gehele kind.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B316
• In de praktijk worden in Nederland weinig zwangerschappen afgebroken vanwege orofaciale schisis.
• Maar door de invoering van het structureel echoscopisch onderzoek zal naar verwachting het aantal prenataal gediagnosticeerde
gevallen van orofaciale schisis stijgen. Door de vroege detectie
kan het ouderpaar zich goed voorbereiden op de geboorte van een
kind met deze aandoening.
• In een vroeg stadium moet men de ouders voorlichten over behandelingsopties en prognose.
• Wanneer ernstige bijkomende afwijkingen worden vastgesteld,
kan men de mogelijkheid van afbreking van de zwangerschap vóór
de e week met het ouderpaar bespreken.
• Bij continuering van de zwangerschap wordt gezorgd voor optimale opvang van het kind in een kliniek met expertise op het
gebied van neonatale zorg en orofaciale schisis.
Bij een geïsoleerde orofaciale schisis kunnen controle en
bevalling in de e lijn plaatsvinden en kunnen de ouders
optimaal worden voorbereid op het behandeltraject na
de geboorte.
CONCLUSIE
Met de invoering van het structureel echoscopisch
onderzoek zal naar verwachting het aantal prenataal
gediagnosticeerde gevallen van orofaciale schisis stijgen.
Deze prenatale detectie geeft ouders de mogelijkheid een
keuze te bepalen over het te volgen beleid in de zwangerschap. Zij worden in een vroeg stadium van de zwangerschap voorgelicht over behandelingsopties en prognose.
Wanneer ernstige bijkomende afwijkingen worden vastgesteld, kan men de mogelijkheid van afbreking van de
zwangerschap vóór de e week met het ouderpaar
bespreken. Bij continuering van de zwangerschap wordt
gezorgd voor optimale opvang van het kind in een kliniek
met expertise op het gebied van neonatale zorg en orofaciale schisis. Met een tijdige detectie van de orofaciale
schisis kan het ouderpaar zich goed voorbereiden op de
geboorte van hun kind met deze aandoening.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op  februari 
Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. ;:B
> Meer op www.ntvg.nl/klinischepraktijk
●
LITERATUUR

Van der Molen AB. Een kleine imperfectie. Med Contact. ;:-.

Breuning MH, den Hollander NS, Bijlsma EK, Hilhorst-Hofstee Y. Een

Maternal periconceptional alcohol consumption and risk of orofacial
clefts. Am J Epidemiol. ;:-.
kleine imperfectie [ingezonden]. Med Contact. ;:.

Van der Horst C, Bilardo K. Een kleine imperfectie [ingezonden]. Med


risk of orofacial clefts. Epidemiology. ;:-.
Oepkes D, Wieringa J. Recht op prenatale kennis. Medisch Contact.

;:-.

Steegers-Theunissen RP. The I,V polymorphism in glutathione
Nederlandse Vereniging voor Schisis en Craniofaciale Afwijkingen.
S-transferase P, parental smoking and the risk for nonsyndromic cleft lip
Nyberg DA, Sickler GK, Hegge FN, Kramer D. Fetal cleft lip with and
with or without cleft palate. Eurocran Gene-Environment Interaction
Group. Eur J Human Genet. ;:-.

Radiology. ;:-.
Steegers-Theunissen RP. Maternal Western dietary patterns and the risk
adults who had undergone standardised treatment of complete cleft lip
of developing a cleft lip with or without a cleft palate. Obstet Gynecol.
;:-.

Reconstr Surg Hand Surg. ;:-.
maternal hyperhomocysteinemia. Teratology. ;:-.

Gynecol. ;:-.
Zucchero TM, Cooper ME, Maher BS, Daack-Hirsch S, Nepomuceno B,
Webster WS, Howe AM, Abela D, Oakes DJ. The relationship between
cleft lip, maxillary hypoplasia, hypoxia and phenytoin. Curr Pharm Des.
Stoll C, Alembik Y, Dott B, Roth M-P. Associated malformations in
;:-.
patients with oral clefts. Am J Med Genet Part A. ;A:-.

Wong WY, Eskes TK, Kuijpers-Jagtman AM, Spauwen PH, Steegers EA,
Thomas CM, et al. Nonsyndromic orofacial clefts: association with
Snijders RJ, Sebire NJ, Psara N, Souka A, Nicolaides KH. Prevalence of
fetal facial cleft at different stages of pregnancy. Ultrasound Obstet

Vujkovic M, Ocke MC, van der Spek PJ, Yazdanpanah N, Steegers EA,
Ramstad T, Ottem E, Shaw WC. Psychosocial adjustment in Norwegian
and palate. I. Education, employment and marriage. Scand J Plast

Krapels IP, Raijmakers-Eichhorn J, Peters WH, Roelofs HM, Ras F,
NVSCA-registraties Schisis. Jaarverslagen -. Mijdrecht:
without cleft palate: US classification and correlation with outcome.

Honein MA, Rasmussen SA, Reefhuis J, Romitti PA, Lammer EJ, Sun L.
Maternal smoking and environmental tobacco smoke exposure and the
Contact. ;:.

Romitti PA, Sun L, Honein MA, Reefhuis J, Correa A, Rasmussen SA.

Offerdal K, Jebens N, Syvertsen T, Blaas HGK, Johansen OJ, Eik-Nes SH.
Ribeiro L, et al. Interferon regulatory factor  (IRF) gene variants and
Prenatal ultrasound detection of facial clefts: a prospective study of 
the risk of isolated cleft lip and palate. N Engl J Med. ;:-.
deliveries in a non-selected population in Norway. Ultrasound Obstet
Gynaecol. ;:-.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B316

K L I NI SCH E PR AK TI JK
▼ LEERPUNTEN ▼
K L I NI SCH E PR AK TI JK

Bergé SJ, Plat H, van den Vondel PT, Appel T, Niederhagen B, von

diagnosis of cleft lip with or without cleft palate and cleft palate by
choromosomal abnormalities, associated anomalies and postnatal
ultrasound: experience from  European registries. EUROSCAN study
group. Prenat Diagn. ;:-.
outcome in  fetuses. Ultrasound Obstet Gynecol. ;:-.

Nikkilä A, Rydhstroem H, Källén B, Jörgensen C. Ultrasound screening

Bergé SJ, Plat H, von Lindern JJ, Appel T, Niederhagen B, van de Vondel
PT, et al. Natural history of  fetuses with prenatally diagnosed orofacial
for fetal anomalies in southern Sweden: a population-based study. Acta
cleft. Fetal Diagn Ther. ;:-.
Obstet Gynecol Scand. ;:-.
 Grandjean H, Larroque D, Levi S. Sensitivity of routine ultrasound

Jones MC. Prenatal diagnosis of cleft lip and palate: detection rates,
accuracy of ultrasonography, associated anomalies, and strategies for
screening of pregnancies in the Eurofetus database. The Eurofetus Team.
counseling. Cleft Palate Craniofac J. ;:-.
Ann N Y Acad Sci. ;:-.

Clementi M, Tenconi R, Bianchi F, Stoll C. Evaluation of prenatal
Lindern JJ, et al. Fetal cleft lip and palate: sonographic diagnosis,
Davalbhakta A, Hall PN. The impact of antenatal diagnosis on the

Chmait R, Pretorius D, Moore T, Hull A, James G, Nelson T, et al.
effectiveness and timing of counselling for cleft lip and palate. Br J Plast
Prenatal detection of associated anomalies in fetuses diagnosed with cleft
Surg. ;:-.
lip with or without cleft palate in utero. Ultrasound Obstet Gynecol.
;:-.

NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B316