7. Onderzoek - Erasmus MC

Download Report

Transcript 7. Onderzoek - Erasmus MC

Onderzoek
Waarom onderzoek? Lopend onderzoek bij syndromale craniosynostose. Lopend onderzoek bij
niet syndromale craniosynostose. Onderzoek bij aangezichtsspleten. Promotieonderzoeken.
Publicatielijst
Waarom onderzoek?
Het Erasmus Medisch Centrum heeft samen met de Erasmus Universiteit een naam hoog te
houden op het gebied van onderzoek. Op internationaal niveau staat de medische faculteit in de
top 20 van meest toonaangevende medische universiteiten. Deze trend is ook zichtbaar binnen het
Nationaal Craniofaciaal Centrum. Doordat de zorg voor craniofaciale afwijkingen in dit deel van
Europa zich concentreert in dit centrum is het aantal kinderen dat wij behandelen groter dan
gemiddeld. Daarnaast heeft de zorg zich over de afgelopen 40 jaar steeds meer uitgekristalliseerd
en verfijnd, waardoor we kunnen bogen op een lange ervaring met een goed uitgedacht en door
onderzocht bewezen concept van behandeling van deze complexe afwijkingen.
De verschillende onderzoekslijnen binnen ons centrum worden hieronder op een rij gezet.
Lopend onderzoek bij syndromale craniosynostose
I. Obstructive sleep apnea (OSA)
Promovendi: Natalja Bannink, Caroline Driessen en Bart Spruijt
Supervisoren: Irene Mathijssen, Koen Joosten
Sinds 2006 worden alle kinderen met een syndromale craniosynostose uitgenodigd om aan dit
onderzoek mee te doen. In deze studie wordt gekeken hoe vaak ademhalingsproblemen tijdens de
slaap (obstructieve slaap apeus, OSA) voorkomen, wat de exacte oorzaak is, hoe dit samenhangt
met het krijgen van verhoogde hersendruk en wat de beste behandeling is.
Al meer dan 200 patienten doen inmiddels mee. Jaarlijks wordt een slaapstudie thuis verricht om
problemen met de ademhaling tijdens de slaap vast te stellen. Als deze meting afwijkingen laat
zien wordt aanvullend onderzoek gedaan, zoals kijken naar de grootte van de amandelen en
onderzoek naar anatomische afwijkingen van de bovense luchtwegen (endoscopie). Afhankelijk
van de ernst van de klachten wordt een behandeling voorgesteld en worden de resultaten ervan
op de ademhaling opnieuw gemeten.
Binnen dit project wordt ook gezocht naar alternatieve methoden om de hersendruk te bepalen. Nu
wordt dat voornamelijk gedaan door een fundoscopie, waarbij de oogarts via de pupil naar de
oogzenuw kijkt om aanwezigheid van vocht (papiloedeem) op te sporen. Dit is een betrouwbare
manier om verhoogde hersendruk op te sporen maar is een methode die erg afhankelijk is van de
ervaring van de uitvoerend oogarts. Alternatieven die we onderzoeken zijn metingen van de dikte
van de oogzenuw met echo en diktemetingen van het netvlies. Deze methoden geven een
objectieve maat die voor vervolgen van de afwijking zeer betrouwbaar is.
II. Hersenafwijkingen
Promovendi: Tim de Jong, Joyce Florisson, Bianca
Supervisoren: Irene Mathijssen, Maarten Lequin en Marie-Lise van Veelen
Patienten met een syndromale craniosynostose hebben een zeer hoog risico op het hebben van
hersenafwijkingen en het ontwikkelen van verhoogde hersendruk. Hersenafwijkingen die gezien
worden op een MRI betreffen vrijwel alle gebieden van de hersenen en hebben een nog
onduidelijk gevolg voor de mentale functies van het kind. Er is ook nog maar weinig bekend
waarom de hersendruk verhoogd kan raken en hoe dit samenhangt met bijvoorbeeld de locale
doorbloeding van de hersenen.
Binnen dit onderzoek wordt gekeken wanneer welke afwijkingen aan de hersenen optreden en
welke functionele gevolgen ze hebben.
III. Neuropsychological development
Promovendus: Marianne Maliepaard
Supervisoren: Jolanda Okkerse en Irene Mathijssen
Van 2008 tot 2011 zijn patienten met een syndromale craniosynostose die tussen de leeftijd van 6
en 12 jaar waren benaderd voor uitgebreide neuropsychologische tests. Deze resultaten worden
momenteel uitgewerkt en gematched aan de bevindingen op de MRI scan van de hersenen.
IV. Genetic background
PhD student: Jacqueline Goos
Supervisoren: Peter van der Spek, Jeannette Hoogeboom, Ans van den Ouweland en Irene
Mathijssen
Syndroamel craniosynostose kan veroorzaakt worden door genetische afwijkingen in de fibroblast
groeifactor receptor 1, 2 en 3 genen en in het TWIST1 gen. Meer zeldzame oorzaken die ons
onderzoek heeft opgeleverd zijn gelegen in de genen IL11RA, EFNB1 en RAB23. Een voortijdige
sluiting van 1 of beiden kroonnaden is vrijwel zeker genetisch bepaald maar nog maar zelden
kunnen we daarvoor de oorzaak vinden in het erfelijk materiaal. In dit project zoeken we samen
met professor Wilkie uit Oxford naar de veroorzakende verandering in het DNA. Recent zijn daar
weer 2 nieuwe oorzaken door gevonden waarvan de resultaten binnenkort bekend gemaakt
worden.
Lopend onderzoek bij niet syndromale craniosynostose
I. Trigonocephalie
Promovendus: Joris van der Vlugt
Supervisoren: Jolanda Okkers, Jacques van der Meulen
Deze studie richt zich op Trigonocephalie in de breedte van het onderwerp (etiologie, genetica,
radiologie en psychologie). Met een multicenter studie werd aangetoond dat de incidentie van
trigonocephalie in Europa stijgend is. Evaluatie van de chirurgische resultaten bracht een
verminderde groei potentie in de slaapregio aan het licht, alhoewel de afstand tussen de ogen (in
het begin te kleine) in de loop der jaren bij bleek te trekken. 72% van de kinderen had aantoonbare
hersenafwijkingen op de CT scan die voor de operatie gemaakt wordt. Alhoewel er ook een
verhoogde incidentie van ontwikkelingsstoornissen bleek voor te komen (ADHD, autisme) was niet
zozeer de ernst van de schedelafwijkend hierin van belang, maar het IQ van de kinderen.
In het laatste deel van de studie wordt gezocht naar een voorspellende waarde van de uiterlijke en
innerlijke kenmerken op jonge leeftijd op het functioneren op latere leeftijd.
II. Etiologie van geisoleerde craniosynostose
Promovendus: Martijn Cornelissen
Supervisoren: Jacques van der Meulen, Peter van der Spek, Jeannette Hoogeboom, Irene
Mathijssen
Het doel van deze studie is de mogelijke oorzaken van craniosynostose in kaart te brengen.
Hierover is nog weinig bekend, maar op verschillende vlakken hopen we meer duidelijkheid te
krijgen.
De schedel: deze vertoont ook na een operatieve correctie vaak nog een locale groeivertraging in
het gebied van de slapen. De invloed van het bot ter plaatse of de volume behoefte van de voorste
helft van de hersenen werd onderzocht in een groep van kinderen met trigonocephalie.
Het brein: lange tijd is geloofd dat craniosynostose slechts een probleem van de schedel is.
Steeds meer lijkt het er echter op dat ook het onderliggende brein aan is gedaan. Op latere leeftijd
openbaren zich vaak ontwikkelingsstoornissen die in deze groep kinderen vaker voorkomt dan bij
niet aangedane kinderen. Met behulp van functionele MRI onderzoeken proberen we inzicht te
krijgen in de functie van het brein bij kinderen met craniosynostose.
DNA: Bovenstaande ontwikkelingen wijzen op een gezamelijke oorzaak van zowel de schedel als
de hersenafwijkingen die in deze groep kinderen gezien wordt. Door het linken van intensief en
uitgebreid genetisch onderzoek aan een toonaangevende internationale database kan er hopelijk
een antwoord geven worden op deze vraag.
III. Scaphocephaly
Promovendus: Marie-Lise van Veelen
Supervisor: Irene Mathijssen
Bij een voortijdige sluiting van de sagittaal naad ontstaat een langgerekte,smalle schedel
(bootschedel of scaphocephalie). Er zijn vele verschillende technieken beschreven voor de
correctie hiervan maar van slechts weinigen zijn lange termijn resultaten beschreven. In dit project
worden de verschillende technieken vergeleken, waarbij gelet wordt op functionele resultaten zoals
schedelvolume en verhoogde hersendruk en op esthetische resultaten.
IV. Bloedstolling tijdens craniofaciale operaties
Supervisor: Andreas Machotta
In samenwerking met de afdeling anesthesie en kinderhematologie wordt een studie verricht naar
de deatils van bloedstolling tijdend de craniofaciale operaties.
Onderzoek bij aangezichtsspleten
I. Zeldzame aangezichtsspleten
Promovendi: Sarah Versnel, Marijke van den Elzen, Raul Plomp
Supervisoren: Irene Mathijssen en Rene Poublon
De groep van zeldzame aangezichtsspleten is zeer divers van samenstelling en omvat
bijvoorbeeld het Treacher-Collins syndroom. Bij de volwassen patienten is de tevredenheid over
het uiterlijk en functioneren van hungezicht van de patienten zelf gemeten, alsook het
psychosociaal functioneren. Hieruit bleek bijvoorbeeld dat patienten met Treacher-Collins
syndroom veel hinder ondervinden van een mindere doorgankelijkheid van de neus. De exacte
verklaring hiervoor wordt momenteel onderzocht.
Daarnaast proberen we binnen deze groep de afwijkende genen te vinden die de aandoening
veroorzaakt. Ook dit gebeurt in samenwerking met professor Wilkie uit Oxford. Deze
samenwerking heeft onder andere de identificatie van het ALX3 gen opgeleverd.
II. Research project OSA bij Pierre-Robin en hemifacial microsomia
PhD studenten: Manouk van Lieshout en Linda Caron
Supervisoren: Koen Joosten, Eppo Wolvius, Maarten Koudstaal, Hans Hoeve, Marc van der
Schroeff, Irene Mathijssen
Bij Pierre-Robin sequentie is sprake van een onderontwikkelde onderkaak aan beide zijden. in het
geval van hemifaciale microsomie is de onderkaak aan 1 kant onderontwikkeld. Bij beide
aandoeningen is er een risico op het ontstaan van ademhalingsproblemen tijdens het slapen
(obstructief slaap apeus, OSA). Welke kinderen met name dit risico lopen is onduidelijk, net als het
natuurlijk beloop ervan. Het lijkt erop dat de klachten van OSA afnemen gedurende de eerste
levensjaren en dat een operatie aan de onderkaak niet altijd nodig is. In deze studie worst
uitgezocht hoe groot het risico is op OSA, of de ernst van OSA verandert in de loop der tijd en wat
de beste behandelingsstrategie is.
Sponsoring
De financiering van deze onderzoeksprojecten is mogelijk gemaakt door sponsoring van stichting
Hoofdzaak (voorheen Carolien Bijl Stichting), Stichting Nuts-Ohra, Stichting Achmea, Stichting CZ,
Erasmus MC Fellowship beurs voor Irene Mathijssen en Vereniging Trustfond Erasmus Universiteit
Rotterdam.
Promotieonderzoeken
Binnen het craniofaciaal centrum zijn de volgende promotieonderzoeken succesvol afgerond:
2000 - Craniosynostosis: clinical and fundamental aspects
Irene Mathijssen
2003 - Psychologische problemen bij kinderen met craniosynostose
Jolanda Okkerse
2003 - Invloed van distractie van de onderkaak op de kauwspieren
Carla Huizinga-Fischer
2004 - De genetische achtergrond van het syndroom van Saethre Chotzen
Marieke de Heer
2008 - Craniofaciale distractie
Urville Djasim
2008 - Bovenkaaks verbreding
Maarten Koudstaal
2009 - Over Trigonocephalie
Jacques van der Meulen
2010 - Obstructief Slaap Apneu Syndroom
Natalja Bannink
2010 - Gevolgen van het verplaatsing van het aangezicht
Eric Nout
2010 - Zeldzame aangezichtsspleten
Sarah Versnel
2012 - Balans in de behandeling van aangezichtsspleten
Marijke van den Elzen
2013 - Obstructief Slaap Apneu Syndroom
Carolien Driessen
Scientific publications
Bannink N, Mathijssen IMJ, Joosten KF. Use of ambulatory polysomnography in children with
syndromic craniosynostosis. J. Craniofac. Surg. 21: 1365-8, 2010.
Bannink N, Maliepaard M, Raat H, Joosten KF, Mathijssen IMJ. Health-related quality of life in
children and adolescents with syndromic craniosynostosis. J. Plast. Reconstr. Aesth. Surg. 63:
1972-81, 2010.
Bannink N, Nout E, Wolvius EB, Hoeve LJ, Joosten KFM, Mathijssen IMJ. Obstructive sleep apnea
in children with syndromic craniosynostosis: long-term respiratory outcome of midface
advancement. Int. J. Oral Maxillofac. Surg. 39: 115-21, 2010.
Bannink N, Mathijssen IMJ, Joosten KFM. Can parents predict the presence of obstructive sleep
apnea in children with syndromic or complex craniosynostosis? Int. J. Oral Maxillofac. Surg. 39:
421-3, 2010.
De Jong T, Bannink N, Bredero-Boelhouwer HH, Van Veelen, MLL, Bartels MC, Hoeve LJ,
Hoogeboom JA, Wolvius EB, Lequin MH, Van der Meulen JC, Van Adrichem LNA, Vaandrager
MJ, Ongkosuwito E, Joosten KF, Mathijssen IMJ. Long-term functional outcome in 171 patients
with syndromic craniosynostosis: defining a syndrome-specific risk profile. J. Plast. Reconstr.
Aesthet. Surg. 83: 1635-41, 2010.
Florisson JMG, Van Veelen MLC, Bannink N, Van Adrichem LNA, Van der Meulen JJNM, Bartels
MC, Mathijssen IMJ. Papilledema in isolated single-suture craniosynostosis. J. Craniofac. Surg.
21: 20-24, 2010.
Koudstaal MJ. Functieherstel bij een patiënt met het syndroom van Moebius: een kwestie van
vallen en opstaan 2010, Prelude uitgeverij, Houten, Hoofdstuk boek 'Als mondzorg een puzzel
is'. ISBN 9789085620969.
Mathijssen IMJ, Van der Meulen JC. Guidelines for reconstruction of the eyelids and canthal
regions. Accepted J. Plast. Reconstr. Aesthet. Surg. 63: 1420-33, 2010.
Nout E, Mathijssen IM, van der Meulen JJ, van Veelen ML, Koning AH, Lequin MH, Wolvius EB.
Internal carotid dissection after Le Fort III distraction in Apert syndrome: A case report. J.
Cranio-Maxillofac. Surg. 38: 529-33, 2010.
Nout E, Bouw FP, Veenland JF, Hop WCJ, Van der Wal KGH, Mathijssen IMJ, Wolvius EB. Three
dimensional airway changes after Le Fort III advancement in syndromic craniosynostosis
patients. Plast. Reconstr. Surg. 26: 564-71, 2010.
Ongkosuwito EM, De Gijt P, Wattel E, Carels CE, Kuijpers-Jagtman AM. Dental development in
hemifacial microsomia. J. Dent. Res. 89: 1368-72, 2010.
Schuitema O, Mathijssen IMJ, Mureau MAM. Reconstruction of a traumatic hemipelvectomy with a
free lower leg fillet flap. J. Plast. Reconstr. Aesth. Surg. 63: e116-7, 2010.
Twigg S, Wilkie A, Versnel S, Mathijssen I. Another family with frontorhiny. Cleft Palate-Craniofac.
J. 47: 430, 2010.
Versnel SL, Duivenvoorden HJ, Passchier J, Mathijssen IMJ. Satisfaction with facial appearance
and its determinants in adults with severe congenital facial disfigurement: a comparative study
with adults with acquired facial disfigurement and without disfigurement. J. Plast. Reconstr.
Aesthet. Surg. 63: 1642-9, 2010.