Toespraak door de militairattaché van de Duitse ambassade

Download Report

Transcript Toespraak door de militairattaché van de Duitse ambassade

Dames en heren,
Geachte dr. Doedens,
Dank u voor uw uitnodiging om vandaag hier in Huis Doorn aanwezig te zijn voor uw
boekpresentatie “de verstoorde vrede”.
Toen u mij verzocht of ik zou kunnen deelnemen vroeg ik mij af wat de reden
hiervoor was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hebben Duitsers en Nederlanders niet
tegen elkaar gevochten, Nederland was neutraal. En dat met de Duitse capitulatie
aan 11 november de oorlog werd beëindigd is zeker niet voldoende voor de
aanwezigheid van een Duitse vertegenwoordiger. Dus moeten er andere redenen
achter zitten, die te vinden zijn in de geschiedenis. Ik ben daarom blij dat ik mag
spreken over de Nederlandse neutraliteit vanuit Duits perspectief.
Als wij kijken naar het eind van de 19e eeuw kon de politieke ontwikkeling van
Duitsland en Nederland niet uiteenlopender zijn. Nederland had en heeft een lange
traditie als handelsnatie. Dus was men tegen protectionisme en voor vrije handel. De
economische interesses van Nederland waren de belangrijkste factor voor de
buitenlandse politiek. Om handel te kunnen drijven waren vrede en het behoud van
de internationale orde van essentieel belang. Dus een politiek die gebaseerd was op
het internationale recht, behoud van de status quo en gelijkheid tegenover andere
mogendheden was van belang om conflicten te voorkomen en een klimaat te creëren
dat geschikt was om handel te drijven en te bevorderen.
Aan de andere kant van de grens in Duitsland was de politieke ontwikkeling volledig
anders. Tijdens de regeringstijd van Bismarck begon Duitsland op te bloeien als
continentale macht. Bismarck was in staat Duitsland in evenwicht te houden met de
traditionele grootmachten en conflicten diplomatiek op te lossen.
Maar Duitsland en in het bijzonder de Duitse keizer droomden van Duitse koloniën.
Men was ervan overtuigd dat deze noodzakelijk waren, enerzijds als leverancier van
grondstoffen en anderzijds als afzetmarkten voor de in Duitsland geproduceerde
producten. Vele Duitse beleidsmakers meenden dat de toekomst van de Duitse
economie, maar ook de opbloeiende welstand, afhing van de Duitse expansie naar
onder andere Afrika. Men vond dat Duitsland ook een plaats onder de zon verdiende
en dus trad Duitsland toenemend op als imperialistische staat met de wens een
wereldmacht te worden. Helaas was de wereld min of meer verdeeld tussen de al
bestaande koloniale machten, zodat de Duitse ambities om bij voorbeeld in NoordAfrika koloniën te vestigen tegen Franse belangen ingingen en het Duitse Azië-beleid
in Engeland vrees deed ontstaan. Omdat Bismarcks opvolgers het diplomatieke spel
met de Europese machten minder goed beheersten, isoleerde Duitsland zich door
zijn imperiale beleid steeds meer.
Als resultaat namen de spanningen tussen de grootmachten vanaf 1886 toe en de
Duitse politici waren er steeds meer van overtuigd dat een oorlog niet te voorkomen
was.
Vanuit deze zienswijze begon de militaire leiding vanaf 1890 een twee-fronten-oorlog
te plannen, omdat men van mening was dat de strijd tegelijk tegen Frankrijk en
Engeland en tegen Rusland moest worden gevoerd. De toenmalige commandant van
de strijdkrachten, generaal Schlieffen, ontwierp een plan waarmee eerst Frankrijk en
daarna Rusland zou worden verslagen. Volgens dit plan zou het Duitse leger met de
meeste eenheden door het neutrale Nederland en België diep in de rug van Frankrijk
doorbreken, terwijl een kleiner aantal eenheden een Russische aanval in het oosten
zou tegenhouden.
Omdat de Fransen langs de grens tussen Duitsland en Frankrijk bunkers hadden
gebouwd, was het idee het Franse leger van het zuiden uit daar naartoe te laten
opschuiven en in een dal te vernietigen. Daarna zouden de troepen naar de
Russische grens vertrekken. Het plan was onder andere gebaseerd op het idee dat
het Franse leger binnen enkele dagen zou zijn gemobiliseerd, terwijl de Russen
daarvoor 6 weken nodig zouden hebben. Dus Frankrijk zou binnen zes weken
moeten zijn verslagen.
Ook Schlieffens opvolger hield principieel aan dit plan vast. Maar met betrekking tot
Nederland bracht hij een belangrijke verandering aan. De Duitse aanval zou alleen
nog door België lopen. Door het respecteren van de Nederlandse neutraliteit had
men een tegenstander minder en de mogelijkheid om Nederland als “luchtpijp” te
behouden.
Hoezo?
Om deze gedachte beter te begrijpen moet ik even op de economische ontwikkeling
in Europa in de tweede helft van de 19 eeuw ingaan. Deze verliep totaal anders dan
de politieke ontwikkeling.
Omtrent 1870 beleefden beide naties een constante economische bloei. Vele
Duitsers emigreerden naar Nederland waar zij als bankier, technicus, entrepreneur,
reder en docent de economie hebben beïnvloed. In groten getale oriënteerden
Nederlandse bedrijven zich technologisch op de grote buurman in het oosten en
introduceerden zij Duitse productieprocessen. Tussen 1890 en 1913 steeg de Duitse
export naar en via Nederland van 27% naar 34%. Tegelijkertijd nam de Duitse import
uit of via Nederland van 14% naar bijna 30% toe. Op zijn weg naar de grootste
industriële natie in Europa zijn Nederland en de Nederlandse havens voor Duitsland
dus van groot belang gewest.
Vanuit Duits perspectief was de gedachte om de Nederlandse neutraliteit te
respecteren dus volkomen logisch. Men was zich bewust van het feit dat Engeland
zou willen ingrijpen zodra de aanval tegen Frankrijk en de schending van de
Belgische neutraliteit was ingezet. Dat betekende ook een Engelse blokkade van de
zeewegen voor de Duitse handelsschepen. De mogelijkheid om nog handel te
kunnen drijven door gebruik te maken van Nederlandse handelsschepen met
Nederland als doorgangsland was essentieel voor Duitsland. Deze verwachting van
de militaire leiding werd aan het begin van de oorlog ook bewaarheid.
Nadat Duitsland op 1 augustus mobiliseerde en op 2 augustus Nederland verzekerde
de neutraliteit te respecteren begon op 4 augustus de Eerste Wereldoorlog met de
Duitse aanval op België.
Al in dezelfde maand werd Nederland met een Engelse blokkade geconfronteerd.
Tientallen Nederlandse schepen konden niet meer of met vertraging naar Nederland
komen. De Britten eisten dat Nederland zou garanderen dat alle goederen op
Nederlandse schepen uitsluitend voor binnenlands gebruik waren bestemd. De
Nederlandse regering kon hiermee onmogelijk akkoord gaan, omdat dit door
Duitsland terecht beschouwd kon worden als een schending door Nederland van zijn
neutraliteit. Daarom werd de Nederlandse Overzee Trust Maatschappij de NOT
opgericht, die de taak had dit tegenover de oorlogvoerende mogendheden te
garanderen.
Omdat de Nederlandse regering daar officieel niet bij betrokken was, kon Duitsland
zich moeilijk tegen deze constructie verzetten. NOT bestond uit banken, rederijen en
handelshuizen die in feite tot en met het einde van de oorlog het Nederlandse
economische beleid bepaalden.
Het gevolg was wel dat, via het NOT, de Britten nu de Nederlandse overzeese
handel onder controle hadden. Dit was in feite een onverdraaglijke zaak, aangezien
het land voor graan, veevoer en andere grondstoffen volstrekt afhankelijk was van
overzeese aanvoer. Anderzijds was men voor steenkoolaanvoer afhankelijk van
Duitsland. Dus de Britten konden de Nederlandse en Duitse buitenlandse handel
controleren, maar niet de handel tussen beide landen.
Omdat in Nederland de internationale concurrentie verdween, konden Nederlandse
bedrijven tijdens de eerste oorlogsjaren economisch profiteren. Tussen 1913 en
1915 groeide bijvoorbeeld de export van landbouwproducten naar Duitsland met
bijna 100%.
Een ander voorbeeld is het transport van bouwmateriaal. Om in België bunkers te
kunnen bouwen was Duitsland gedwongen dit via de rivieren door Nederland naar
België te brengen. Nederlandse bedrijven stelden bijna de helft van de benodigde
schepen ter beschikking.
Volgens een contract van 1868 was het Nederland verboden in te grijpen bij het
transport van civiele goederen op Nederlandse rivieren. Dus beweerde de rijksleiding
dat het bouwmateriaal nodig was voor de wederopbouw van Belgische wegen.
Natuurlijk heeft Engeland moeite gedaan dat de Nederlandse regering daartegen zou
optreden. Maar zoals de constructie met NOT tegenover Duitsland werkte, zo
werkten de oude contracten hier tegenover de Engelsen. Als protest hiertegen
onderbraken de Britten ten slotte in 1917 alle Nederlandse telegrafiekabels die door
Engeland liepen.
Ten gevolge van de Duitse onderzeeërsoorlog mengden de VS zich in 1917 in de
oorlog en legden zij Nederlandse schepen in Amerikaanse havens aan de ketting.
Daarmee werd de overzeese handel bijna totaal ontwricht wat een voedselschaarste
in Nederland veroorzaakte. In ruil voor graan accepteerde Nederland 1918 dat alle
Nederlandse schepen werden geconfisqueerd.
Hoe langer de oorlog duurde hoe meer de aanvankelijk voordelige economische
situatie begon te verdwijnen. Brandstof en voedsel moesten worden gerantsoeneerd.
Ook al werd in Nederland niet gevochten en waren de economische en culturele
relaties met Duitsland traditioneel zeer nauw en ondanks de kritiek op het Britse
blokkadebeleid kwam de bevolking toch steeds kritischer tegenover Duitsland te
staan. De sympathieën bij regering en bevolking ten opzichte van Duitsland en
Engeland waren verdeeld. Tegen het Duitse beleid ten aanzien van België kwam de
Nederlandse bevolking in opstand en tijdelijk werden enkele honderdduizenden
Belgische vluchtelingen in Nederland opgevangen.
Een laatste buitenlandse crisis werd veroorzaakt toen onbewapende Duitse militairen
zich door Limburg heen naar Duitsland terugtrokken en de Duitse keizer hier in
Doorn asiel accepteerde. Na diplomatieke onderhandelingen hebben de geallieerden
ervan afgezien dat de Keizer moest worden uitgeleverd.
Ik kom aan het einde van mijn toespraak. Het is altijd een uitdaging om vele
verschillende feiten samen te vatten en tot een afsluitende evaluatie te komen. Was
de Nederlandse neutraliteit kenmerk van soevereine beslissingen en slimme
diplomatie? Of was Nederland toch niet meer dan een object in het machtsspel van
de grote buurlanden? De ruimte voor de Nederlandse regering was naar mijn mening
maar beperkt en werd in de loop van de oorlog steeds minder. Vanuit Duits
perspectief ziet het er eerder naar uit dat de Nederlandse neutraliteit in het belang
van de oorlogvoerende partijen was. Algemeen gesproken denk ik dat
neutraliteitsbeleid altijd is gebaseerd op erkenning door de oorlogvoerende partijen.