Onderzoek Inventarisatie Gierzwaluwen in stadsdeel Centrum (PDF

Download Report

Transcript Onderzoek Inventarisatie Gierzwaluwen in stadsdeel Centrum (PDF

Inventarisatie van gierzwaluwen in stadsdeel Centrum
en evaluatie van plaatsing van nestvoorzieningen
Gert de Jong
in opdracht van stadsdeel Centrum, gemeente Amsterdam
Titel: Inventarisatie van gierzwaluwen in stadsdeel Centrum en evaluatie van plaatsing van nestvoorzieningen.
In opdracht van: stadsdeel Centrum, gemeente Amsterdam
Auteur: Gert de Jong
februari 2014, definitief (het betreft hier een aangepaste versie van het rapport dat in januari in beperkte oplage
verspreid is)
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau
Vierwindenstraat 28 – 1013LB Amsterdam
[email protected]
Afbeelding voorpagina: snap shots van een video van een groep niet-broeders die urenlang aanvlogen op gaten in de
gootbekisting en in hijsbalken van de Kromme Waal 19 t/m 36 (10:30, 6 juli 2013).
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
2
Inhoudsopgave
Samenvatting .................................................................................................................................................. 4
Hoofdstuk 1 Inleiding en doelstelling............................................................................................................... 5
Hoofdstuk 2 Methodiek .................................................................................................................................. 9
2.1 Onderzoeksgebied ................................................................................................................................. 9
2.2 Werkwijze inventarisatie ....................................................................................................................... 9
2.3 Tijdschema van waarnemen en het weer ............................................................................................. 11
2.4 Evaluatie plaatsing van nestvoorzieningen ........................................................................................... 12
2.5 Fotoregistratie ..................................................................................................................................... 12
Hoofdstuk 3 Resultaten ................................................................................................................................. 13
3.1 Aantal verblijfsplaatsen en dichtheid ................................................................................................... 13
3.2 Resultaten per buurtcombinatie .......................................................................................................... 14
3.2.1 De Haarlemmerbuurt (A05) ........................................................................................................... 14
3.2.2 De Jordaan (A06)........................................................................................................................... 15
3.2.3 De Grachtengordel West (A02) ...................................................................................................... 16
3.2.4 Burgwallen Oude Zijde (A02) ......................................................................................................... 17
3.2.5 Burgwallen Nieuwe Zijde (A01)...................................................................................................... 18
3.2.6 Nieuwmarkt en Lastage (A04) ....................................................................................................... 19
3.2.7 Weesperbuurt en Plantage (A08) .................................................................................................. 19
3.2.8 Oostelijke Eilanden en Kadijken (A09) ........................................................................................... 19
3.2.9 Grachtengordel Zuid (A03) ............................................................................................................ 20
3.2.10 De Weteringschans (A07) ............................................................................................................ 20
3.3 Type verblijfplaatsen ........................................................................................................................... 20
4.1 Aantallen verblijfplaatsen en werkwijze ............................................................................................... 23
4.2 Typen verblijfplaatsen en nestvoorzieningen ....................................................................................... 24
Hoofdstuk 5 Aanbevelingen .......................................................................................................................... 26
5.1 Bescherming ........................................................................................................................................ 26
5.2 Inventarisatie en monitoring ................................................................................................................ 26
5.3 Nestvoorzieningen en subsidie ............................................................................................................ 26
5.4 Voorlichting Flora- en faunawet ........................................................................................................... 27
Literatuur...................................................................................................................................................... 28
Bijlage I Adressen met verblijfplaatsen .......................................................................................................... 29
Bijlage II Kaarten per gebied.......................................................................................................................... 32
Bijlage III Korte geschiedenis Gierzwaluwwerkgroep Amsterdam .................................................................. 37
Bijlage IV Wettelijke bescherming van de gierzwaluw in Amsterdam ............................................................. 39
Colofon ......................................................................................................................................................... 40
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
3
Samenvatting
De gierzwaluw is een gebouwbewonende broedvogel van de binnenstad, die nagenoeg geen overlast geeft, veel
insecten eet en bijdraagt aan de leefbaarheid van de stad. De gierzwaluw heeft een beschermde status met jaarrond
beschermde nesten, maar de bescherming werkt slecht in Amsterdam omdat niet goed bekend is waar de
broedplaatsen zijn. De gemeente Amsterdam heeft de plicht om de bestaande populatie in stand te houden, maar
het is niet bekend hoe groot de populatie is. In opdracht van stadsdeel Centrum is deze inventarisatie uitgevoerd om
de verblijfplaatsen beter in kaart te brengen.
Door de consequente toepassing van dakschilden met dakpannen bij platte daken in de eind 19e eeuwse
stadsuitbreidingen had Amsterdam waarschijnlijk tot de jaren zeventig de grootste populatie gierzwaluwen van
Nederland (Soortenstandaard Gierzwaluw 2011). De broedholte in deze daken bevind zich achter het boeideel van
het dakschild, achter de bovenste dakpan. Door stadsvernieuwing (sloop en renovatie) van vooral de 19e eeuwse
gordel, is er vanaf de jaren zestig een grote achteruitgang geweest in de populatie van Amsterdam. Bij de renovatie
van de overgebleven panden met dakschilden is in de laatste veertig jaar het grootste deel van de pannendaken
vervangen voor bitumen dakbedekking, ook in het centrum. De gierzwaluwen hebben zonder de dakpannen geen
broedholte en hierdoor is er steeds minder broedgelegenheid en dit is de belangrijkste oorzaak voor de
achteruitgang in Amsterdam.
Er zijn in stadsdeel Centrum 294 verblijfplaatsen vastgesteld in ongeveer 150 panden. De Jordaan heeft het grootste
aantal verblijfplaatsen (96) en de grootste dichtheid van alle buurten van het centrum, met de grootste kolonie rond
de Goudsbloemstraat. Er zijn vier grote kolonies met meer dan 10 verblijfplaatsen, en die verblijven alle vier in een
lang/breed dakschild met dakpannen. Van het totaal van de verblijfplaatsen in stadsdeel Centrum zit 46% in een
dakschild met dakpannen.
Het voorjaar van 2013 was koud en droog en er waren weinig insecten, waardoor tot half juni weinig verblijfplaatsen
werden gevonden. In juli en augustus was het lang stabiel zomerweer waardoor gierzwaluwen dagelijks
waargenomen konden worden. Er werd gebroed tot minstens 20 augustus. De grote groepen met niet-broedende
vogels verdwenen wel zoals ieder jaar eind juli.
Met de adressenlijst (bijlage I) van de verblijfplaatsen kan stadsdeel Centrum meer gericht gierzwaluwen
beschermen, bijvoorbeeld door de adressenlijst voortaan te gebruiken bij vergunningverlening. In de adressenlijst is
aangegeven welke kolonies acuut bedreigd worden en waar onmiddelijke actie wenselijk is.
Er wordt in dit rapport geen uitspraak gedaan over het aantal broedparen en de populatiegrootte, aangezien
sommige buurten voor het eerst verkend werden. Voor een schatting van de gierzwaluwpopulatie van Amsterdam
en voor het bepalen van een trend, moet er meerdere jaren gemonitord worden, in verschillende stadsdelen. Vooral
de ring om het centrum heen heeft nog aanzienlijke hoeveelheden broedende gierzwaluwen. Zonder dergelijke
monitoring blijft het onduidelijk of de populaties verder afnemen of zich stabiliseren op een lager nivo dan
voorheen. De ontwikkeling van een meetnet kan ook de basis zijn voor een nader onderzoek naar het effect van
nestkasten en andere voorzieningen. Stimuleren van herstel of vernieuwing van dakschilden met dakpannen, bij
renovaties van deze daken, kan leiden tot grootschalig herstel van de populatie gierzwaluwen.
De Gierzwaluwwerkgroep Amsterdam zet zich sinds 1993 in voor de bescherming van gierzwaluwen in Amsterdam.
Stadsdeel Centrum ondersteunt deze werkgroep met een subsidie waarmee nestkasten worden geplaatst bij
bewoners. Van de 294 gevonden verblijfplaatsen zit 6% in een nestkast of neststeen, en nog eens 6% in andere
gecreëerde voorzieningen, zoals speciale gaten gemaakt in dakgootbekistingen. De vrijwilligers van GWA hebben in
twintig jaar veel voorlichting en educatie gegeven in buurtcentra en scholen en hebben bijgedragen aan het
inburgeren van voorzieningen voor stadsvogels zoals het inmetselen van neststenen bij nieuwbouw. Nog
belangrijker dan nestkasten ophangen en andere voorzieningen creëren is het ´advies´ dat mensen van de GWA
hebben gegeven als ze zagen dat er een pand met dakschilden gerenoveerd werd. De grote kolonies aan de
Goudsbloemstraat, het Marnixplein, het Molenpad en aan de Plantage Muidergracht waren waarschijnlijk
grotendeels verdwenen, als de mensen van de GWA niet aan de bel hadden getrokken en eigenaren (waaronder de
Gemeente), architecten en bouwbedrijven hadden verteld dat er gierzwaluwen broeden, dat ze beschermd zijn en
dat er gemakkelijk iets aan gedaan kan worden om ze te behouden.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
4
Hoofdstuk 1 Inleiding en doelstelling
Gierzwaluwen zijn populaire stadsvogels: duizenden stadsbewoners kijken in april uit naar de eerste gierzwaluw. Ze
verschijnen rond eind april in Amsterdam en worden daarom wel de Koninginnedag vogels genoemd. Rond eind juli
trekken grote groepen weer naar het zuiden, maar late broeders kunnen zeker tot eind augustus in de stad blijven
(dit onderzoek). Tijdens de maanden dat ze hier zijn kan iedereen ze gemakkelijk zien en horen en hun aanwezigheid
hoort bij het zomergevoel in de stad. Het is één van de meest voorkomende vogels van binnensteden maar er is
geen duidelijkheid over de omvang van de broedpopulaties. Ze eten duizenden insecten per dag, zijn daarmee een
belangrijke ecologische factor en dragen bij aan de leefbaarheid van de stad.
Amsterdam had waarschijnlijk de grootste populatie gierzwaluwen van Nederland, omdat ze vooral in oude huizen
broeden. In de Soortenstandaard Gierzwaluw (2011) staat dat nog maar 20% van de populatie van Amsterdam over
is gebleven, na de grote stadsvernieuwingen in de jaren zestig en zeventig. Echter, dit is gebaseerd op een
inventarisatie van een relatief klein gebied in 1973 (Van der Weijden, 1974), en op de aanname van een afname van
80% in de motie van Auke Bijlsma in 1996. Sinds 1973 is er niet goed geinventariseerd in Amsterdam. Er zijn geen
goed vergelijkbare getallen voor meerdere jaren van specifieke stadsdelen, laat staan voor heel Amsterdam. Van der
Weijden (pers. med.) schat de teruggang in Amsterdam Zuid sinds 1973 op ten minste 75%.
De gierzwaluw is een notoir moeilijke soort om aantallen van te bepalen. Waar ze precies broeden is niet altijd
gemakkelijk te ontdekken, want ze broeden in kieren en gaten in gevels en daken van huizen. Veel broedplaatsen
zijn niet te zien vanaf smalle straten en waarnemers hebben meestal geen toegang tot binnentuinen en binnenkanten van gesloten bouwblokken. Daarnaast gaan vogelliefhebbers die vogels tellen liever de stad uit, dan dat ze
uren doorbrengen in de binnenstad. Gierzwaluwen zijn holenbroeders die bestaande holtes opzoeken, waar ze een
klein nest bouwen. Ze geven nagenoeg geen overlast en bewoners weten vaak niet dat er gierzwaluwen in hun dak
broeden. Het weinige nestmateriaal wordt uit de lucht geplukt: haren, veertjes, draadjes en zaadpluis worden met
speeksel aan elkaar geplakt. Volwassen vogels zijn zeer plaats trouw en keren ieder jaar naar hetzelfde nest terug.
De hoofdoorzaak van de achteruitgang van gierzwaluwen in Amsterdam is al bekend sinds 1973, toen Wouter van
der Weijden een inventarisatie uitvoerde van gierzwaluwen in een deel van Amsterdam Zuid. De gierzwaluwen
bleken voornamelijk te broedden in de schuine, met pannen gedekte dakschilden van platte daken (zie figuur 1 en
2). Dit daktype werd bij de stadsuitbreiding van eind 19e eeuw massaal toegepast. Van der Weijden noemde dit
daktype abusievelijk mansardedak, en dit is overgenomen door gierzwaluwbeschermers en politici (zie bijlage III). De
gierzwaluwen broeden in de holte achter het boeideel en vliegen in langs het steile dak door een kier tussen dakpan
en boeideel. Voor huismussen en spreeuwen is de invliegweg waarschijnlijk te steil of de holte ongeschikt want deze
worden hier zelden broedend aangetroffen.
Figuur 1. De broedruimte voor gierzwaluwen achter het boeideel van het dakschild (links). De invliegopening wordt de laatste decennia vaak afgedicht
(midden) of de dakpannen worden vervangen door bitumen dakbedekking, waardoor de broedgelegenheid verdwijnt (naar Van der Weijden, 1974).
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
5
Figuur 2. Het pand Marnixplein 2 t/m 8 heeft een plat dak met dakschilden, met originele dakpannen (linker pand in de foto). Hier broedt één van de
laatste vier grotere kolonies (>10 verblijfplaatsen) van stadsdeel Centrum.
Figuur 3. In de Eerste Helmerstraat, een deel van de 19e eeuwse gordel, zijn op het merendeel van de dakschilden de dakpannen vervangen door bitumen
(foto links). Shingles van bitumen gemaakt in de Brederodestraat (foto rechts).
Juist veel van deze huizen waren afbraakrijp in de jaren zestig en zeventig toen de stadsvernieuwing begon: grote
delen van de negentiende eeuwse gordel werden gesloopt in Oost, de Pijp, Oud-West, de Staatsliedenbuurt en de
Spaarndammerbuurt. Daarnaast werden bij de renovaties de ´natuurlijke´ ingangen naar de broedplek afgesloten
door specie of een zogenaamde loodslab (een band van lood of zink), die de invliegopening tussen dakpan en
boeideel afdicht. Het grootste probleem was volgens Van der Weijden: ´bij tal van huizen wordt de oude bedekking
van dakpannen vervangen door teervilt, zink of shingles´ (zie figuur 1 en 3).
In de oorspronkelijke plannen van de stadsvernieuwing zouden nog veel meer huizen gesloopt worden. Door acties
van bewoners werd de sloop in veel buurten tijdelijk uitgesteld en er kwam nog één subsidieronde voor renovaties,
alvorens ook deze buurten gesloopt zouden worden. Het slopen is niet meer gebeurd, maar ondertussen waren
bijna alle pannendaken vervangen door bitumen-shingles, een goedkope voor de korte termijn geschikte oplossing.
Het betekende wel het einde van het grootste deel van de grote gierzwaluwpopulatie van Amsterdam.
In het deel van Amsterdam-Zuid waar Van der Weijden onderzoek deed broedde meer dan 90% van de
gierzwaluwen in een met pannen gedekt dakschild. Hij constateerde dat juist dit type broedgelegenheid in een snel
tempo aan het verdwijnen was. Thea Dammen van het Natuur & Milieuteam de Pijp, constateerde begin jaren
negentig dat in de Pijp op 80% van de dakschilden de dakpannen al waren vervangen voor bitumen dakbedekking. In
het centrum komt van origine het type plat dak met een enkel dakschild aan de straatzijde minder voor, maar vanaf
het einde van de 19e eeuw wordt het type ook hier vaker toegepast. Voor de start van dit onderzoek bestond het
vermoeden dat ook in het centrum het merendeel van de gierzwaluwen in dit daktype broedt.
Sinds het onderzoek van Van der Weijden is meerdere malen geprobeerd bescherming van gierzwaluwen op te
nemen in het beleid van de gemeente Amsterdam. Zo zijn er in de Gemeenteraad meerdere moties aangenomen
over gierzwaluwbescherming, zoals de motie-Dienaar in 1974 waarin vanwege dampremming (ventilatie) het
behoud van dakpannen beoogd werd en die van Auke Bijlsma in 1996 (zie bijlage III). Hierin werd advies gegeven om
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
6
bij de vergunningverlening bij renovatie van dakschilden met dakpannen bestaande nestgelegenheid zoveel mogelijk
te behouden, en bij nieuwbouw en renovatie speciale dakpannen en neststenen te bevorderen.
De Gierzwaluwwerkgroep Amsterdam
De Gierzwaluwwerkgroep Amsterdam (GWA) is in 1993 opgericht door enkele vrijwilligers die zich wilden inzetten
voor de bescherming van gierzwaluwen. Het was Gerard Schuitemaker in 1992 opgevallen dat het steeds stiller werd
in de lucht boven Oud-West. Hij vroeg zich af wat er gedaan kon worden tegen de achteruitgang en vond
medestanders in andere buurten. Hij begon met het maken en ophangen van nestkasten en als er kolonies bedreigd
werden door renovatie stapte hij af op de bouwplaats. In tientallen renovatie- en nieuwbouwprojecten heeft de
GWA sinds die tijd advies gegeven; er zijn banden opgebouwd met architecten, talloze bouwvergaderingen bezocht
en honderden neststenen en nestkasten geplaatst in stadsdeel Centrum en in de andere stadsdelen. Ook zijn er
voorlichtingsboekjes uitgegeven en is er voorlichting gegeven in buurtcentra en op scholen. GWA heeft daarmee
veel kennis opgebouwd over de natuurlijke broedlocaties van gierzwaluwen en ze hebben bijgedragen aan het
inburgeren van voorzieningen voor stadsvogels zoals het inmetselen van neststenen bij nieuwbouw.
Subsidie voor nestgelegenheden in stadsdeel Centrum
Stadsdeel Centrum stelt sinds de oprichting in 2002 4000 euro beschikbaar voor het treffen van nestvoorzieningen.
Deze subsidie was overgenomen van de centrale stad, die de GWA heeft gesteund vanaf 1993. Met dit budget heeft
de GWA de mogelijkheid om voorzieningen voor gierzwaluwen te plaatsen daar waar zij dat nodig achten. Dit
gebeurt vaak op verzoek van bewoners of na constatering van een bedreiging van gierzwaluwen door
werkzaamheden. De effectiviteit van de nestvoorzieningen die geplaatst zijn met de subsidie is onbekend. Dit is niet
typisch, landelijk is er ook weinig bekend over de werking van ‘kunstmatige’ nestvoorzieningen.
Uit ervaringen van de GWA blijkt dat de wettelijke bescherming van gierzwaluwen niet functioneert in Amsterdam.
Dit komt doordat locaties van het merendeel van de gierzwaluwnesten niet bekend zijn. Als ze wel bekend zijn,
werkt wettelijke bescherming vaak niet afdoende; soms door onwil, maar ook door onwetendheid bij bewoners,
huiseigenaren, woningcorporaties en overheidsinstanties. De bescherming van gierzwaluwen is vastgelegd in de
Flora- en faunawet en is door de gemeente uitgewerkt in de Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Amsterdam.
Om gierzwaluwen optimaal te kunnen beschermen is het echter allereerst belangrijk om te weten waar zij in de
bebouwde omgeving verblijven en broeden.
Doelstelling
De gemeente Amsterdam heeft de plicht om de bestaande gierzwaluwenpopulatie in stand te houden (Flora- en
faunawet, zie Soortenstandaard 2011), maar het is niet bekend hoe groot de populatie is. Ook om het effect van
beheersmaatregelen te bestuderen moet eerst duidelijker worden hoe groot de populatie is. Daarnaast is het niet
bekend waar de gierzwaluwen precies broeden en daardoor kunnen ze niet beschermd worden.
Op verzoek van stadsdeel Centrum is dit verkennende onderzoek gedaan naar de verblijfsplaatsen van gierzwaluwen
binnen de grenzen van het stadsdeel. Het doel van dit onderzoek is drieledig:
• Ontsluiten bestaande kennis over gierzwaluwverspreiding bij de mensen van GWA en bewoners
stadsdeel Centrum
• Inventariseren van verblijfplaatsen van gierzwaluwen in de zomer van 2013
• Het bestuderen van het effect van plaatsing nestvoorzieningen voor gierzwaluwen in stadsdeel centrum
Het inventariseren van gierzwaluwen is om verschillende redenen van belang. Door de inventarisatie worden
bekende en nieuw ontdekte verblijfplaatsen in kaart gebracht, maar er ontstaat ook meer inzicht waardoor
verblijfplaatsen in het verleden zijn verdwenen. Een overzicht van adressen waar gierzwaluwen broeden biedt een
handvat voor verschillende partijen, waaronder het stadsdeel, om bijvoorbeeld de bescherming van de
gierzwaluwen binnen het proces van vergunningverlening bij renovatie, verbouwingen en nieuwbouw, pro-actiever
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
7
ter hand te nemen. Daarnaast is dit een evaluerend onderzoek naar de werking van aangebrachte nestvoorzieningen
in het stadsdeel.
Alle vastgestelde verblijfplaatsen zijn ingevoerd in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF), zodat ze gebruikt
kunnen worden voor onderzoek, beleid en rechtsgang. Stadsdeel Centrum en andere toezichthoudende en
handhavende instanties zoals Dienst Regelingen van Ministerie van Economische Zaken, Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit (NVWA), Regionale Milieuteams van de politie, kunnen de adressenlijst gebruiken. De nieuwe data
kunnen ook worden gebruikt voor monitoring van verblijfplaatsen, zowel in nestkasten en andere voorzieningen als
in ´natuurlijke´ verblijfplaatsen.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
8
Hoofdstuk 2 Methodiek
2.1 Onderzoeksgebied
Het onderzoeksgebied is het grondgebied van stadsdeel Centrum; de binnenstad
van Amsterdam. Het stadsdeel heeft een oppervlakte van 809 hectare, waarvan
179 hectare water.
In het onderzoek zijn de grenzen van de tien buurtcombinaties gebruikt, zoals het
stadsdeel die heeft vastgesteld. Waarnemingen zijn voornamelijk gedaan vanuit
de openbare ruimte, maar waar mogelijk zijn ook binnentuinen bezocht en er is
ook geregeld vanuit woningen geobserveerd. Veel bewoners werken graag mee
als uitgelegd wordt dat het om inventarisatie van stadsvogels gaat. Op meerdere
locaties is ook vanuit een hoog punt geobserveerd, om een overzicht te
verkrijgen van een buurt.
2.2 Werkwijze inventarisatie
Bij het inventariseren in het veld is de methode aangehouden die door andere onderzoekers de laatste jaren is
gebruikt (Verkade 2005, 2009, Moerland & Bakker 2011). Bij succesvolle inventarisaties bestaat er steeds voorkennis
over de verspreiding van de verblijfplaatsen. Verkade observeert een jaar voor de telling het hele gebied om te
bepalen waar de kolonies zich ongeveer bevinden. Het jaar daarna observeert hij met een team vrijwilligers per
gebouw (waar gierzwaluwen worden vermoed) een hele avond, om het aantal invliegplaatsen extact te bepalen. In
Leiden was voor inventarisatie van 2011 ook al iets bekend over de verspreiding van gierzwaluwen dankzij het
Stadsnatuurmeetnet Leiden (Moerland et al 2010). In de genoemde onderzoeken zijn invliegplaatsen en poepsporen
geregistreerd als verblijfplaatsen en dat is in dit onderzoek ook zo uitgevoerd.
Voor dit onderzoek was voor slechts een deel van de buurtcombinaties ongeveer bekend in welke panden
gierzwaluwen broeden. In de Jordaan bijvoorbeeld observeert Evert Pellenkoft al 20 jaar broedende gierzwaluwen
en deze voorkennis is gebruikt. Voorkennis over de verspreiding in het centrum was verder anekdotisch. De grote
kolonies worden al tientallen jaren in de gaten gehouden door vogelliefhebbers en omwonenden. Deze informatie
wordt mondeling doorgegeven in onder andere de Vogelwerkgroep Amsterdam (VWGA). Guido Keijl heeft in 1994
geinventariseerd waar gierzwaluwen ongeveer broeden, en daar is een adressenlijst van overgebleven (Keijl, 2004).
Deze adressenlijst kwam pas gedurende de zomer in beeld en is niet gebruikt voor dit onderzoek.
De inventarisatie in het veld is aangevuld met een oproep in de Stadsdeelkrant van 6 juni 2013 om nesten en
invliegende gierzwaluwen te melden, onder de titel: Hoeveel gierzwaluwen zijn er eigenlijk? Dit heeft geleid tot 25
reacties met concrete broedgevallen en meerdere foto´s en video´s van uitvliegende gierzwaluwen (zie figuur 5). De
meeste van de adressen zijn bezocht en de waarnemingen hebben geleid tot de registratie van 42 verblijfplaatsen.
Verblijfplaatsen vinden
Het vinden van verblijfplaatsen gebeurt in de praktijk voornamelijk door het waarnemen van geluid. De eerste
gierzwaluwen die aankomen vanaf half april zijn naar algemeen wordt aangenomen allemaal broedvogels en die
vliegen waarschijnlijk regelrecht naar hun nestlocatie. Ze hangen rond boven de locatie en laten zich horen. Met
geduld en meestal pas na meerdere bezoeken, zie je ze in en uit de opening vliegen van hun nestholte.
Ergens in de tweede helft van mei (in 2013 op 18 mei) zijn er ineens grotere groepen te zien, die zeer luidruchtig
vocaal gedrag vertonen. Dit zijn de niet-broeders, waarschijnlijk voornamelijk jonge vogels die nog nooit gebroed
hebben. Deze vogels weten ook waar ze willen zijn, want ze duiken precies op bij de kolonies, daar waar de
broedvogels al bezig zijn met nestbouw of al eieren gelegd hebben. Gemiddeld wordt rond half mei het eerste ei
gelegd (Wortelboer & Andriessen 2013). De niet-broeders voeren hun luidruchtige vluchten uit langs bekende
nesten waarbij ze luid gierend roepen, en waarbij vaak vanuit een nest terug geroepen wordt door aanwezige
broedvogels. Gebouwen waar consequent laag over de daken en langs de gevels wordt gegierd, blijken vrijwel altijd
verblijfplaatsen te herbergen (Moerland & Bakker 2011).
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
9
Individuen uit de groepen niet-broeders haken ook aan de openingen, waar al nesten bezet zijn en er zijn soms flinke
gevechten met reeds aanwezige vogels op een nest. Op sommige dagen in juni en juli met mooi weer voeren de
groepen niet-broeders urenlange giervluchten uit in de buurt van bestaande kolonies, waarbij ze veelvuldig
aanvliegen op openingen, waarschijnlijk om nieuwe nestmogelijkheden te zoeken. Ze knallen vaak zo hard op gevels
en daken dat het op straat te horen is. Zo´n groep heeft dan ook de toepasselijke naam ´bangers´.
Broedende vogels op een nest laten zich ook vaak gierend horen, vooral als één van de ouders op het nest aankomt
om de jongen te voeden. Ook de jongen kun je horen met een piepend geluid (Bakker & Hagemeijer 1996), vooral
als ze gevoerd worden. Dit geluid neemt duidelijk toe als ze groter worden. In dit onderzoek zijn in de Jordaan
piepende jongen gehoord van 1 juli (Derde Egelantierdwarsstraat 4) tot 20 augustus (Goudsbloemstraat 139).
Verblijfplaatsen registreren
Het doel van dit onderzoek is het ontdekken van verblijfplaatsen van gierzwaluwen, zodat in de nabije toekomst
beschermingsmaatregelen daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. Er wordt over het algemeen aangenomen dat
gierzwaluwen alleen in een gebouw verblijven om te nestelen (Chantler 1999). Jonge onervaren vogels kunnen in
een nestholte verblijven zonder te nestelen, en volwassen broedvogels kunnen falen op een nestplek (bijvoorbeeld
door slecht weer) maar deze wel bezet houden. Ook deze locaties dienen beschermd te worden.
Het aantal verblijfplaatsen wordt in dit rapport niet automatisch geteld als het aantal nesten (of het aantal
broedparen), omdat meerdere broedparen gebruik kunnen maken van één invliegopening, en één broedpaar kan
meerdere in en uitgangen hebben.
Een verblijfplaats wordt vastgesteld als wordt waargenomen dat
een gierzwaluw in of uit een opening in een gebouw vliegt. Dit is
conform de ideeën van SOVON en de Soortenstandaard
Gierzwaluw (2011). Ook kun je bij verblijfplaatsen duidelijke
verse poepsporen zien, wat aantoont dat er gierzwaluwen
verblijven. Vaak zie je bij een succesvol nest poepsporen flink
toenemen, als de jongen groter worden (zie figuur 4).
Poepsporen spoelen grotendeels weer weg bij flinke regenbuien.
In 2013 was er vanaf half juni tot half augustus zo weinig regen,
dat poepsporen goed gevolgd konden worden bij het meest
voorkomende type verblijfplaats (boeidelen boven de
dakschilden, zie 3.3). Waarnemingen van gierende groepen zijn
wel genoteerd tijdens het veldwerk, maar niet geregistreerd als
verblijfplaats.
Figuur 4. Een duidelijke poepstreep met toenemende verse poep
in juli toont aan dat er gebroed wordt (Haarlemmerplein 11, 22
juli 2013).
Gedragsindeling
Voor het protocolleren in het veld zijn de waarnemingen ingedeeld in de volgende categorieën:
1.
Laag overvliegende vogels, regelmatig aanwezig, tot tientallen meters boven de kolonie (´rondhangen´)
2.
Laag vliegende gierende vogels, gierend vlak langs verblijfplaatsen in gevels en daken
3a.
Gierende volwassen vogels in een verblijfplaats
3b.
Piepende jongen in een nest
4.
Aantikken, aanklampen, maar niet invliegen
5.
In/uitvliegen (verblijfplaats)
6.
Poepsporen (verblijfplaats)
7.
Verzameling in de avond
In het veld is een logboek bijgehouden in plaats van standaardformulieren. Gierzwaluwen vliegen erg snel en bij een
grotere kolonie volgen de gebeurtenissen elkaar zo snel op, dat soms alleen het opschrijven van codes haalbaar is.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
10
Type verblijfplaats en architectuur
Buurten of delen van buurten kunnen zich kenmerken door een bepaalde bouwstijl en bij een type bouwstijl hoort
meestal een bepaald daktype. Bij de bouwstijl met een bepaald daktype hoort een bepaald type verblijfplaats. In de
typerende platte daken met dakschild van de 19e eeuwse gordel broeden gierzwaluwen vaak in de holte achter het
bovenste boeideel (zie figuur 1). Andere voorbeelden zijn grachtenpanden met een hijsbalk met invliegopeningen,
en panden met dakgootbekistingen met kieren naar de holte tussen dakgoot en bekisting. Zo ontstaat een
verwachtingsmodel, wat helpt bij het zoeken naar nesten van gierzwaluwen.
´Natuurlijke´ verblijfplaatsen zijn de verblijfplaatsen in gebouwen waar gierzwaluwen broeden zonder speciale
voorzieningen gemaakt voor gierzwaluwen. Kunstmatige verblijfplaatsen zijn speciaal gemaakt voor gierzwaluwen
en worden ´voorziening´ genoemd (zie tabel 2). Nestkasten zijn dus voorzieningen voor gierzwaluwen, maar ook de
speciaal gemaakte openingen in dakgootbekistingen vallen onder voorzieningen.
Tijdens het veldwerk zijn de verschillende typen verblijfplaats genoteerd en als mogelijk ook het daktype. Met
behulp van onder andere Google Earth zijn achteraf nog veel van de daktypen bepaald, want vanaf de straat is het
daktype en de dakbedekking vaak niet goed te zien. Voor dit rapport zijn de typen verblijfplaatsen geanalyseerd en
weergegeven, maar niet de daktypen.
2.3 Tijdschema van waarnemen en het weer
Gierzwaluwen kunnen het best geïnventariseerd worden van half juni tot half juli (Bakker & Hagemeijer 1996,
Soortenstandaard Gierzwaluw 2011). Rond half juni zijn de meeste eieren uitgekomen en moet er veel voer worden
aangevoerd naar de jongen. Dus rond begin juli is de grootste kans om verblijfplaatsen te vinden.
Echter, broedvogels kun je al veel eerder vanaf half april, en zeker in mei en juni in en uit zien vliegen. Reeds vanaf
mei kun je niet-broeders hun giervluchten zien uitvoeren bij nesten. Poepsporen kun je nog weken tot maanden na
het broeden waarnemen, vooral op dakschilden. Je kunt dus in verschillende perioden verblijfplaatsen zoeken van
gierzwaluwen, op een verschillende wijze.
Verder wordt algemeen aangenomen dat je broedlocaties het best kunt vinden bij stabiel zomerweer. Bij erg slecht
weer, met regen en veel wind, wordt er minder of helemaal niet meer gevoerd, en blijven broedvogels lang op het
nest zitten. Als het lang aanhoudt vliegen ze naar een gebied met beter weer. Gierzwaluwjongen komen dan in een
lethargische toestand, met lage hartslag en groeien dan niet meer. Echter er zijn ook dagen met minder mooi weer
waarop de luidruchtige groepen niet-broeders niet verschijnen bij de kolonies, maar de broedvogels nog wel. Dan
zie je alleen broedvogels naar de nesten schieten en kun je dus verblijfplaatsen vinden (zie ook Keijl 2004).
Al deze data zijn variabel bij gierzwaluwen want hun aanwezigheid is afhankelijk van de lokale
weersomstandigheden. In 2013 was april kouder en droger dan gemiddeld. De maand mei was koud en nat, met een
bijzonder koude regenachtige periode van 16 t/m 21 mei. Er waren weinig insecten en waarschijnlijk zijn veel
broedparen toen gestopt met broeden. In deze periode werden weinig gierzwaluwen waargenomen in Amsterdam
maar wel grote groepen boven zuidelijker gelegen gebieden met meer voedsel, zoals boven de Biesbosch. Vanaf
vier juni werd het warmer en was het een periode droog en zonnig. Vermoedelijk zijn veel broedparen toen
alsnog/opnieuw gaan broeden. Dat betekende dat er langer doorgebroed moest worden in augustus. Waarschijnlijk
verklaard dit dat er tot half augustus nog veel nesten met jongen waargenomen werden (geluid geregistreerd). De
kolonie in de Goudsbloemstraat is tot eind augustus nog geregeld bezocht in de avond en daar werden op 20
augustus nog piepende jongen gehoord (Goudsbloemstraat 139). Juli en augustus waren erg warm, droog en zonnig
en waarschijnlijk redelijk gunstig voor het broeden, hoewel er door de droogte mogelijk weinig insecten waren.
Het veldwerk is uitgevoerd van begin mei tot en met eind augustus. Er is respectievelijk 19, 53, 101 en 17 uur
besteed in mei, juni, juli en augustus, in totaal 190 uur. De meeste uren werden bij stabiel zomerweer (droog)
besteed, in de avond. Vanaf begin juli tot eind juli zijn steeds meer uren in de ochtend besteed tot midden op de
dag. Door het stabiele zomerweer waren groepen niet-broeders actief en deze groepen zoeken vaak bestaande
nesten op. Maar zelfs op dagen met het mooiste weer wordt het stil in de lucht boven de stad vanaf 14:00 uur.
Inventarisaties zijn te voet en per fiets uitgevoerd, zonder vastgestelde route maar met een bepaalde straat of buurt
als doel.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
11
Figuur 5. Gierzwaluw vliegt uit ventilatiekast op de Marnixstraat begin juni 2013. Het gepiep van de jongen wordt binnen duidelijk gehoord (links, foto
Rene de Ridder). Broedvogels in de ochtend van 2 juli 2013 bij succesvolle beugelkasten in de Laurierstraat (rechts, uit video van Ellen Kersbergen, beide
ingezonden naar aanleiding van oproep in Stadsdeelkrant).
2.4 Evaluatie plaatsing van nestvoorzieningen
In eerste instantie was het idee een inventarisatie te maken van nestvoorzieningen, die zijn betaald uit de subsidie
van het stadsdeel, voor zover dat te achterhalen was. De GWA heeft lijsten opgesteld waar kasten geplaatst zijn,
maar die zijn niet volledig gebleken. Er zijn voorzieningen geplaatst sinds begin jaren negentig waarbij geen goede
administratie is bijgehouden. Ook zijn er mensen verhuisd; zijn veel van de vaak houten nestkasten al niet meer
functioneel, of kasten zijn weggehaald. Verder bleek het veelal niet duidelijk waar kasten geplaatst zijn, omdat er
bijvoorbeeld ook nestkasten zijn uitgedeeld via wijkcentra en tussenpersonen.
Er is een brief gestuurd vanuit stadsdeel Centrum naar 40 adressen die wel bekend waren uit de beschikbare lijsten,
met een vragenlijst over de nestkasten. Er is zes keer gereageerd op deze enquête, op drie van deze adressen hingen
nestkasten. In deze nestkasten broeden geen vogels in 2013.
Naast nestkasten uit de subsidie zijn er ook gierzwaluwkasten in de stad aangetroffen, die niet gesubsidieerd zijn.
Alle nestkasten die in het veld werden aangetroffen zijn genoteerd.
Ook andere stadsvogels, zoals huismussen, spreeuwen en koolmezen maken gebruik van de gierzwaluwkasten. Er is
een percentage van bezetting bepaald, van alleen gierzwaluwen en ook van het totale aantal bezette kasten.
Verder is door middel van interview en literatuuronderzoek getracht te achterhalen wat de leden van de GWA aan
activiteiten hebben uitgevoerd voor bescherming van gierzwaluwen in Amsterdam.
2.5 Fotoregistratie
Verblijfplaatsen en gedragswaarnemingen zijn zo mogelijk op de foto gezet. Dit fotomateriaal was achteraf
behulpzaam als registratie van type verblijfplaats, maar ook bij de analyse van poepsporen op voornamelijk
dakschilden. De grote kolonies zitten allemaal in daken met lange dakschilden, over meer adressen. Met behulp van
het fotomateriaal en Google Earth konden achteraf het dak en de nesten in kaart worden gebracht. Dit
fotomateriaal is een waardevolle aanvulling voor de registratie van de bestaande verblijfsplaatsen van
gierzwaluwen.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
12
Hoofdstuk 3 Resultaten
3.1 Aantal verblijfsplaatsen en dichtheid
In totaal zijn in stadsdeel Centrum 294 verblijfplaatsen van gierzwaluwen gevonden in ongeveer 150 panden. Het
aantal panden is niet exact te bepalen doordat bijvoorbeeld sommige broedparen invliegen in dakgootbekisting op
de grens van twee panden, waardoor niet duidelijk is in welk pand zich een nest bevind. Een adres kan meerdere
verblijfplaatsen herbergen. Een alfabetische lijst met adressen waar gierzwaluwen verblijven is opgenomen in bijlage
I. In de lijst is ook opgenomen waar op korte termijn gerenoveerd gaat worden, dus waar gierzwaluwverblijfplaatsen
bedreigd worden. Deze verblijfplaatsen zijn het hele jaar (jaarrond) beschermd. Als een adres niet op deze lijst staat
vermeld, dan is daarmee niet gezegd dat er geen gierzwaluwverblijfplaatsen zijn.
In tabel 1 staan de aantallen verblijfplaatsen en de dichtheid, per buurtcombinatie. Dichtheid is het aantal
verblijfplaatsen per hectare, dus de buurten met veel water hebben alleen al daardoor een lagere dichtheid.
Dichtheid waarbij alleen het landoppervlakte gerekend is, levert een iets ander beeld (zie tabel 1). Dit is handig om
dichtheid van gierzwaluwen te kunnen vergelijken met andere plaatsen, want het centrum van Amsterdam heeft
een relatief groot wateroppervlakte.
Tabel 1. Aantal verblijfplaatsen van gierzwaluwen en de dichtheden per buurtcombinatie (aantal/ha, oppervlaktedata van CBS, 2008).
Gebied
Buurtcombinatie
West
A05
1012
1011
Oost
Zuid
aantal
opp. totaal dichtheid opp. land dichtheid opp. water
verblijfplaatsen
(ha)
(n/ha)
(ha)
(land, n/ha)
(ha)
Haarlemmerbuurt
A06 Jordaan
A02 Grachtengordel West
A00 Burgwallen Oude Zijde
A01 Burgwallen Nieuwe Zijde
A04 Nieuwmarkt en Lastage
A08 Weesperbuurt en Plantage
A09 Oostelijke eilanden en Kadijken
A03 Grachtengordel Zuid
A07 De Weteringschans
Totaal:
37
96
29
22
4
18
35
21
5
27
294
82
96
64
41
76
108
86
135
52
65
805
0,45
1,00
0,45
0,54
0,05
0,17
0,41
0,16
0,10
0,42
0,37
54
84
50
35
59
71
72
103
42
56
626
0,69
1,14
0,58
0,63
0,07
0,25
0,49
0,20
0,12
0,48
0,47
28
12
14
6
17
37
14
32
10
9
179
Er blijkt een groot verschil tussen de verschillende buurten (zie ook figuur 6). De westkant van het centrum met de
Jordaan en de Haarlemmerbuurt heeft de hoogste dichtheid, en de Grachtengordel Zuid en de Burgwallen Nieuwe
Zijde de laagste. De ligging van de grotere kolonies (>10 verblijfplaatsen) spelen een belangrijke rol in deze verdeling
en dit zijn de kolonies in de Goudsbloemstraat, het Marnixplein en het Molenpad in gebied West en de kolonie rond
het kruispunt ´Plantage´ in Oost.
De hoeveelheid geschikte daken bepaalt waarschijnlijk de verspreiding. De vier grote kolonies bevinden zich allemaal
in dakschilden. In buurten met weinig dakschilden (zoals Lastage) zijn geen grote kolonies en komen gierzwaluwen
minder geclusterd voor.
De oude binnenstad heeft weinig platte daken met afgeschuind dakschild, maar Burgwallen Oude Zijde en de
Nieuwmarktbuurt (Lastage) hebben toch veel verblijfplaatsen, dankzij het oude bouwjaar van de panden, met
pannendaken en ouderwetse gootbekistingen, waar gierzwaluwen waarschijnlijk ook al eeuwen verblijfplaatsen in
vinden. Waar grootschalige sloop en nieuwbouw heeft plaatsgevonden zoals rond het Waterlooplein,
Jodenbreedstraat en Valkenburgstraat, zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. De Oostelijke Eilanden zijn hier het
duidelijkste voorbeeld van, alleen in de oudere panden rond de Oostenburgerstraat en in de huizen rond de Czaar
Peterstraat waar nog niet gerenoveerd is, zijn broedende gierzwaluwen gevonden.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
13
Figuur 6. De verspreiding van 294 verblijfplaatsen van gierzwaluwen in stadsdeel Centrum in 2013. De verblijfplaatsen zijn geclusterd met een afstand van
50 meter.
3.2 Resultaten per buurtcombinatie
In bijlage II zijn kaarten gegeven per gebied van stadsdeel Centrum.
3.2.1 De Haarlemmerbuurt (A05)
De Haarlemmerbuurt heeft een groot wateroppervlak en op het hele Westerdok is recent moderne hoogbouw
gebouwd. In deze nieuwbouw zijn voor zover bekend geen voorzieningen getroffen, ondanks het feit dat in de oude
NS gebouwen van het Westerdok huismussen en gierzwaluwen voorkwamen. Ook de brede spoorbaan en het
gebied rond de Kamer van Koophandel heeft geen broedmogelijkheden en dit verklaart de relatief lage dichtheid
van deze buurt. Met alleen het landoppervlakte gerekend schiet de dichtheid omhoog tot 0,69/ha, vooral dankzij de
nesten rond de Vinkenstraat en in de Planciusbuurt.
In het verleden was er veel industrie op de westelijke eilanden met relatief weinig woonhuizen. In de vele pakhuizen
zullen wel gierzwaluwen gebroed hebben, maar de weinige geschikte pannendaken (qua uitvliegmogelijkheden) zijn
zodanig gerenoveerd dat er nu geen gierzwaluwen meer broeden.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
14
Sociale woningbouw (na de sloop van onder andere de Batco-fabriek) heeft in de jaren tachtig het Realeneiland
behoorlijk veranderd. In het grote dak van het pakhuis Realengracht 108 t/m 158 zaten tot 2009 nog enkele nesten
naast de dakkapellen. In 2009 heeft de eigenaar de laatste mussen en gierzwaluwnesten verwijderd. Nog ieder jaar
komen hier gierzwaluwen langsgieren en klampen de gevel aan waar waarschijnlijk de voormalige broedplekken
waren. Vierwindendwarsstraat 22 (hoekhuis) had meerdere nesten, maar de recente renovatie rond 2009 heeft
deze vernietigd. Hier zijn neststenen ingemetseld en dakpannen voor gierzwaluwen geplaatst. De neststenen
hebben al twee jaar aandacht van gierzwaluwen (vermoedelijk voormalige broedvogels van dit pand) en in 2013 is
invliegen waargenomen.
Figuur 7. Gierzwaluwen aanklampend en langs de uitsparingen gierend, Haarlemmerplein 13. Deze gaten zijn speciaal voor gierzwaluwen gemaakt en
invliegen werd in 2013 in drie gaten waargenomen.
Aan het noordeinde van de Vinkenstraat (Haarlemmerplein 13) nestelen meerdere broedparen in een bekisting waar
de GWA uitsparingen in heeft gemaakt (zie figuur 7). Op de Westelijke Eilanden zijn op verschillende panden
beugelkasten geplaatst, op plekken waar eerder gierzwaluwen hebben gebroed. In de Grote Bickerstraat 50,52 (het
oude Lalk-gebouw) zat een grote groep tot de renovatie. Hier zijn zes beugelkasten aan de achterkant geplaatst door
de lokale gierzwaluwbeschermers, waar waarschijnlijk wel gebroed wordt. Er is vele malen gezien dat een groep er
gierend langs scheert, maar er is in 2013 door de waarnemers geen invliegen waargenomen. Op Prinseneiland 89
zijn tien beugelkasten geplaatst waarvan er drie bezet waren in 2013. Dit pand wordt komende tijd gerenoveerd,
dus hier moeten nieuwe voorzieningen komen. In de Haarlemmerbuurt broed dus een aanzienlijk percentage in de
kunstmatige voorzieningen.
In de Haarlemmerpoort is ook een verblijfplaats geconstateerd. Dit pand in eigendom van woonstichting Ymere gaat
ook komende tijd gerenoveerd worden en hier zouden voorzieningen getroffen moeten worden (zie figuur 8).
Figuur 8. De Haarlemmerpoort heeft een verblijfplaats met duidelijke invliegopening, waar invliegen meerdere malen is waargenomen in juli 2013.
3.2.2 De Jordaan (A06)
De Jordaan heeft de hoogste dichtheid aan gierzwaluwen van alle buurten van het centrum, maar ook de grootste
dichtheid aan huizen en het hoogste aantal inwoners (18680, O&S 2012). In de Jordaan is niet grootschalig gesloopt,
zoals wel op de Oostelijke Eilanden het geval was. Hoewel deze buurt ook uit de 17e eeuw stamt, zijn veel gebouwen
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
15
en zeker veel daken van recentere oorsprong. Veel panden zijn rond eind 19e eeuw gebouwd en zijn voorzien van
kappen of platte daken met dakschilden. Gierzwaluwen nestelen vooral in deze daken in de Jordaan (zie figuur 9 en
tabel 2). Volgens de GWA waren er in het recente verleden hogere dichtheden.
Figuur 9. Dakschilden met dakpannen in de Jordaan hebben vaak gierzwaluwennesten. Invliegopening te zien vanuit slaapkamer in de Derde
Egelantiersdwarstraat.
Bij recente renovaties in onder andere de Marnixstraat zijn erg veel dakpannen op dakschilden vervangen voor
ander materiaal (bitumen of zink), en dit verklaard mede de afname die de laatste jaren plaats heeft gevonden.
Marnixplein 2 t/m 8 is de laatste decennia al eens opgeknapt, waarbij de invliegopening gespaard bleef dankzij de
bemoeienis van leden van de GWA. Nu huizen er nog veel nesten in de voor en achterkant van het dak. Het is echter
niet erg grondig gerenoveerd, en het ziet eruit alsof er een renovatie nodig is, dus hier moet op gelet worden. Achter
de boeidelen van de Goudsbloemstraat 125 t/m 139 (voor en achterkant) en de ernaast gelegen panden aan de
Lindengracht 216, 218 (voor en achterkant) huist waarschijnlijk de grootste kolonie van Amsterdam. Deze panden
behoren tot het Jordaancomplex, gebouwd in 1896 voor arbeidersfamilies. De panden zijn gesaneerd in de jaren
60/70, en het is nu een Rijksmonument, vanwege de architectuur-, cultuur en sociaalhistorische waarde. In het bezit
van Ymere wordt het nu verhuurd als sociale woningbouw. De gierzwaluwen huizen achter het boeideel boven de
zolder waar bergingen zitten. Veel van de bewoners hebben geen weet van deze kolonie in het dak.
Opvallend is een zestal beugelkasten in de Laurierstraat, precies opgehangen op de plaatsen waar eerder gebroed
werd, maar waar een houten wand geplaatst werd (zie figuur 5). Deze kasten werden na plaatsing al direct bezet
door gierzwaluwen. Er zat ook een kolonie in het dak van voormalig hotel Acacia (nu Linden Hotel, Lindengracht
251), aan de Lijnbaansgracht gelegen. Hier werd in het voorjaar van 2013 gerenoveerd en er is een loodslab
geplaatst voor de invliegopening van de bestaande kolonie. In mei 2013 heeft een groep van ongeveer tien
broedvogels wekenlang op de dichtgemaakte rand aangevlogen. Aan de overkant van de Lijnbaansgracht zijn (op
advies van GWA) rond 2003 45 neststenen ingemetseld. Tot 2013 zijn bij deze neststenen geen gierzwaluwen
waargenomen. Tijdens de dagenlange pogingen van de broedvogels in 2013 om toch in de oude broedplekken te
komen, werd ook de omgeving verkend, en meerdere malen hebben broedvogels neststenen aan de overkant
aangeklampt. Eén keer is gezien dat er ingevlogen werd.
3.2.3 De Grachtengordel West (A02)
De beide buurten van de Grachtengordel hebben een lage dichtheid, dankzij de relatief kleine hoeveelheid panden,
met grote tuinen en grachten. De weinige aanwezige geschikte daken met dakschilden met dakpannen (zonder
loodslab) zijn vaak wel bezet met gierzwaluwnesten. Enkele ontdekte verblijfplaatsen zitten in hijsbalken, waar naast
het wieltje vaak een invliegopening zit. Het is niet goed bekend of dit succesvolle nesten zijn. Enkele bewoners
hebben laten weten dat ze al jaren gierzwaluwen in en uit hijsbalken zien vliegen. De tuinen van de grachtengordel
zijn veelal niet toegankelijk zodat er misschien ook relatief veel nesten niet gevonden zijn.
De Grachtengordel West heeft nog een redelijke dichtheid dankzij de kolonie in het mansardedak van Molenpad 1517 (vastgoed stadsdeel Centrum, zie figuur 10)). Dit pand is recent gerenoveerd en dankzij omwonenden en de
GWA, met behoud van invliegopeningen. Sinds de renovatie broeden er volgens omwonenden minder gierzwaluwen
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
16
in het dak. Het is vaak zo dat een renovatie een verstoring veroorzaakt, die, mits er broedmogelijkheid overblijft,
leidt tot een tijdelijke afname. Het aantal geobserveerde verblijfplaatsen in Molenpad 15-17 leek in juni 2013
inderdaad laag te zijn, maar nam in juli 2013 toe tot vijftien. Het is interessant om te zien of de aantallen de
komende jaren weer verder toenemen in dit pand.
Figuur 10. Molenpad 15-17 heeft al decennia een grote gierzwaluwkolonie achter de boeidelen. Bij een recente renovatie is rekening gehouden met de
gierzwaluwen en is de invliegopening open gebleven. In 2012 en 2013 waren er veel minder broedparen te zien dan voorde renovatie, maar deze nemen
mogelijk weer langzaam toe. Linksonder is aan de poepsporen te zien dat er gebroed wordt (17 juli 2013). Rechtsboven een langsgierende groep nietbroeders, rechtsonder vliegt een broedvogel uit (18 juli 2013).
3.2.4 Burgwallen Oude Zijde (A02)
Deze buurt stamt deels uit de 13de eeuw, toen de eerst stenen huizen hier werden gebouwd. De originele huizen
hebben voornamelijk zadeldaken. De grote dichtheid aan oude panden bepaald dat er nog gierzwaluwen broeden,
ondanks de vele veranderingen en renovaties. In de zeer nauwe straatjes is moeilijk te observeren en de
avondverzamelingen gierzwaluwen boven de buurt geven aan dat er nog meer verblijfplaatsen te vinden zijn. De
gevonden nesten zitten in allerlei typen verblijfplaatsen (gootbekistingen, hijsbalken, zie figuur 11).
Figuur 11. Gierzwaluwen gierend bij een hijsbalk (foto links en rechts) en aanklampend (midden) op de Oudezijds Voorburgwal 55, 2 juli 2013.
In de buurt hebben recentelijk grootschalige renovaties plaatsgevonden, zoals in het Blauwlakenblok (zie ook
www.blaauwlakenblok.nl). Hier zouden veel neststenen ingemetseld worden voor gierzwaluwen, maar dat is niet
gebeurd. Naar verluid heeft de bouwuitvoerder geweigerd de kasten in te metselen omdat hij dacht dat er asbest in
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
17
zat (pers. med. Gerard Schuitemaker). Het standaardmodel beugelkast dat GWA meestal heeft gebruikt is gemaakt
van houtvezelbeton en dat lijkt inderdaad op asbest. Er is vervolgens een onderzoek gedaan naar de nestkasten en
dit heeft een dusdanige vertraging opgelevert, dat er geen kasten meer zijn ingemetseld. Er zijn achteraf een paar
groepen beugelkasten opgehangen (zie figuur 12) maar niet op de plaatsen waar eerder gierzwaluwen hebben
gebroed. Bij deze kasten zijn in 2013 geen gierzwaluwen waargenomen.
Figuur 12. Beugelkasten in de Zwartlakensteeg, opgehangen na de grote renovatieronde van het Blauwlakenblok.
De dichtheid van de buurt is flink omhoog gegaan door de actie van een bewoner aan de Kloveniersburgwal, die uit
zichzelf in 2005 zes nestkasten van het type Zeist heeft opgehangen aan de Oudemanspoort in de Vendelstraat (zie
figuur 13). De kasten zijn direct naast een bestaand nest opgehangen en vanaf het eerste jaar (2006) is hierin
succesvol gebroed. In 2013 heeft de bewoner er zeven kasten bijgehangen, waar ook meteen in mei al vogels
invlogen. In totaal zijn dit jaar in acht van de dertien kasten invliegende vogels gezien.
Figuur 13. Aan de gevel van de Oudemanspoort (Vendelstraat) zijn dertien Zeistkasten opgehangen door een bewoner van de Kloveniersburgwal. Deze
zijn opgehangen direct naast een bestaand nest, en vanaf het eerst jaar zijn meerdere kasten bezet door broedvogels. Op 19 en 20 juli was urenlang een
jong te zien dat waarschijnlijk verkoeling zocht in de hitte (foto rechts).
3.2.5 Burgwallen Nieuwe Zijde (A01)
Op de Burgwallen Nieuwe Zijde zijn maar enkele verblijfplaatsen gevonden. Het hele Stationseiland heeft
waarschijnlijk geen gierzwaluwen meer, hoewel ze er volgens de werkgroep vroeger wel zaten. Er zijn veel
gerenoveerde panden met ongeschikte daken te zien in deze buurt. Echter de daken rond de nauwe straatjes rond
de Nieuwendijk (giervluchten gezien) en de Kalverstraat zijn moeilijk te observeren, en er zijn waarschijnlijk wel
meer verblijfplaatsen te vinden. Fietstochten rond het Damrak en de Nieuwezijds Voorburgwal leverden niets op,
maar rond de Spuistraat zijn wel gierzwaluwen geobserveerd met giervluchten die nesten aangeven, onder andere
in de hijsbalken. Er zijn echter weinig invliegende gierzwaluwen gezien.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
18
3.2.6 Nieuwmarkt en Lastage (A04)
Deze buurt heeft veel water, maar de dichtheid is zelfs met alleen land gerekend nog steeds erg laag. Het
Oosterdokseiland heeft veel nieuwbouw en voor zover bekend geen voorzieningen voor gierzwaluwen. Rond het
Waterlooplein (stadhuis) en de Valkenburgerstraat is veel nieuwbouw, met ingemetselde neststenen in onder
andere Markenhoven, waar geen gierzwaluwen zijn waargenomen. Er hangen beugelkasten bij het Waterlooplein,
waar ook geen gierzwaluwen zijn waargenomen.
De dichtheid in de oude buurt van de Lastage (van de Nieuwmarkt tot Oude Schans) is juist behoorlijk hoog.
Herhaalde giervluchten bij daken en waargenomen verzamelingen in de avond (groep van 45 vogels op 21 juli) rond
de Nieuwmarkt geven aan dat er nog meer verblijfplaatsen moeten zijn. Er zijn geen grote kolonies in deze buurt.
3.2.7 Weesperbuurt en Plantage (A08)
De dichtheid met gierzwaluwen in deze buurt is relatief hoog dankzij het voorkomen van een grote kolonie. Aan
weerszijden van het kruispunt van de Plantage Kerklaan en de Plantage Muidergracht broeden dit jaar ongeveer
twintig broedparen. In 1993 telde de plaatselijke Gierzwaluwbeschermingsgroep onder leiding van Jan Maarten
Fiedeldij Dop ongeveer veertig broedparen rond dit kruispunt. Plantage Muidergracht 6 is op advies van de GWA
gerenoveerd door de eigenaar met behoud van invliegopeningen. Echter een deel van de boeidelen en dakpannen
zijn niet meer beschikbaar na de renovatie, door dakramen en zinkslabben. De panden op Plantage Kerklaan 2 t/m
20 hebben verschillende eigenaren en hier zou meer aandacht aan moeten worden besteed, als de gierzwaluwen
hier behouden moeten blijven. Recentelijk zijn ook hier zichtbaar delen gerenoveerd, en ook dit jaar stond er een
steiger in het broedseizoen pal naast nesten en waarschijnlijk zijn er nesten verwijderd.
Rond de Henri Polaklaan broeden voorheen veel gierzwaluwen. Nu zitten er in ieder geval nog enkele nesten in
ventilatiegaten in de toren van het vakbondmuseum.
Sarphatistraat 104 en belendende panden aan de Spinozastraat worden komend jaar gesloopt en hier broedden al
decennia gierzwaluwen. De GWA is hierover gemaild door een buurman in de Spinozahof. Hier is dus onmiddelijke
actie naar de opdrachtgeven en de architect van de nieuwbouw nodig, want er behoren vanwege de Flora- en
faunawet alternatieven aangeboden te worden.
Figuur 14. In de dakschilden van Plantage Kerklaan 2 t/m 20 (foto links) en Plantage Muidergracht 6 broeden al tientallen jaren tussen de twintig en
veertig broedparen.
3.2.8 Oostelijke Eilanden en Kadijken (A09)
Op de Kadijken broedden voor de stadsvernieuwing met grootschalige sloop nog veel gierzwaluwen. Dit jaar werd
op één adres enkele verblijfplaatsen aangetroffen, met nesten achter een boeiboord. De nieuwbouw in deze buurt
heeft nauwelijks tot geen mogelijkheden voor gierzwaluwen.
De meeste woningen op de Oostelijke Eilanden zijn gesloopt voor stadsvernieuwing en in de nieuwbouw broeden
geen gierzwaluwen. Er is nog een enkele verblijfplaats te vinden op de Wittenburgergracht, want daar zijn
giervluchten gezien. De oudere panden rond de Nieuwe Oostenburgerstraat zijn gerenoveerd in 2010-2011, en daar
broedde een grote groep gierzwaluwen. Door bewoners is de GWA ingeschakeld en zijn nestpannen op de plaatsen
van de oude nesten gelegd, maar bij deze nestpannen zijn in 2013 geen gierzwaluwen waargenomen. Er hangen
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
19
beugelkasten naast balkons, waar ook geen invliegende gierzwaluwen zijn gezien. Voor de renovatie zaten de nesten
vooral onder de kantpannen, en hier heeft de uitvoerder de afsluitende boeiboorden weggelaten op advies van
Gerard Schuitemaker. Precies hier zitten nu weer meerdere nesten.
In 2011 zijn in het blok van Blankenstraat 175 in de gootbekisting gaten aangebracht voor gierzwaluwen, door Eigen
Haard, waar waarschijnlijk al in gebroed wordt (één keer invliegen gezien). Een belangrijke laatste toevlucht in deze
buurt zijn de nog niet gerenoveerde panden aan de noordkant van de Czaar Peterstraat. Daar gaan komend jaar
precies die panden gerenoveerd worden, waar meerdere nesten bij elkaar zitten, en dus is directe actie gewenst.
Het gaat vooral om de panden aan Conradstraat 142 t/m 158, in eigendom van Eigen Haard. Er bevinden zich ook
enkele nesten in gootbekistingen in de Kraijenhofstraat.
3.2.9 Grachtengordel Zuid (A03)
Evenals in Grachtengordel West is hier een lage dichtheid gevonden. Er zijn weinig geschikte dakschilden met
dakpannen, waarvan er één dit jaar werd geschilderd in het broedseizoen (Prinsengracht 805). Aan de overkant,
boven café Heuvel (Prinsengracht 568 en Spiegelgracht 1) bevinden zich meerdere nesten achter de boeidelen. Het
vermoeden bestond dat het dak van Prinsengracht 805 in andere jaren ook broedvogels herbergt. Er zijn ook oudere
poepsporen te zien, waarschijnlijk van 2012.
Er zijn veel hijsbalken aan de grachten en bij enkele zijn gierzwaluwen actief gezien. Hoeveel gierzwaluwen er
broeden in het zadeldak van Prinsengracht 855 t/899 (het Deutzenhofje) is niet duidelijk. Ook hier werd midden in
het broedseizoen geschilderd en gerenoveerd met dichte netten. Er werd één uitvliegende gierzwaluw
waargenomen.
3.2.10 De Weteringschans (A07)
Deze buurt heeft relatief veel panden en maar weinig geschikte daken. De nesten in het dakschild van Leidseplein 15
(The Bulldog) laten zien dat gierzwaluwen ook broeden op drukke straten en pleinen, mits er maar
broedgelegenheid is.
Vele panden langs de Weteringschans en de Den Texstraat bijvoorbeeld zijn recentelijk gerenoveerd. Hier zijn
vermoedelijk wel meer nesten te vinden, want er zijn meerdere giervluchten waargenomen, maar er zijn in 2013
niet veel invliegplekken gevonden. Op het adres Pieter Pauwstraat 4 bevinden zich meerdere nesten vlak bij elkaar
(gemeld door bewoner door de oproep in de Stadsdeelkrant).
Bij de nieuwbouw van het Nieuwe De La Mar Theater zijn 22 neststenen ingemetseld aan de westkant, voorbereid
door Gerard Schuitmaker (GWA) en uitgevoerd door Hans Willemsen van GBN (Gierzwaluwbescherming Nederland),
maar daar is tot nu toe geen broedgeval waargenomen. In de binnentuin naast het theater bevinden zich al vele
jaren meerdere actieve nesten achter ventilatieopeningen in de boeiboorden onder de dakrand (Leidsekade 81 t/m
86). De GWA heeft hier rond 2001 de roosters van de ventilatiegaten weg mogen halen. Een bewoner van deze
binnentuin heeft gereageerd op de oproep in de Stadsdeelkrant en vanaf het balkon is bevestigd dat er meerdere
nesten zijn.
3.3 Type verblijfplaatsen
Gierzwaluwen hebben voorkeuren als het gaat om het type bebouwing waar zij verblijven. Bij een type bebouwing
hoort een bepaald type verblijfplaats. Zo broeden gierzwaluwen in de 19e eeuwse gordel dikwijls in de holte achter
het boeideel van een bepaald type dakschilden met dakpannen (zie figuur 1). Waarschijnlijk kiest een gierzwaluw
niet snel een andere type verblijfplaats dan het type waar hij geboren is en dat is ingeprent. Gierzwaluwen zijn erg
voorzichtig bij het zoeken naar een nieuwe verblijfplaats, het is bijvoorbeeld niet zeker voor een gierzwaluw dat hij
weer uit een holte naar buiten kan, waar hij wel in kan kruipen. Dat verklaart waarschijnlijk het wekenlange
zoekgedrag (met aanhaken en inkijken) dat jonge niet-broeders vertonen.
In tabel 2 staan alle verblijfplaatsen ingedeeld naar type. Van de 294 verblijfplaatsen zitten er 136 achter een
boeideel van een dakschild, waar nog dakpannen op zitten en waar nog invliegopeningen zijn. Dit is bijna de helft
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
20
(46%). De grote kolonies (>10 nesten) bevinden zich allemaal in dergelijke dakschilden met dakpannen en
invliegopeningen. Verder valt op dat veel (38) gierzwaluwen broeden in bekistingen van dakgoten, vaak kunnen ze
bijvoorbeeld langs het gat waar de regenpijp door de bekisting gaat naar binnen. Verder vinden gierzwaluwen
nestholten achter boeiboorden (18) en in hijsbalken (19). In figuur 15 zijn de typen verblijfplaats afgebeeld in een
grafiek.
Tabel 2. Alle 294 gevonden verblijfplaatsen ingedeeld naar type verblijfplaats, per buurtcombinatie. Type boeideel hoort bij dakschilden met dakpannen;
de gierzwaluwen broeden achter het boeideel. V = voorziening.
Type verblijfplaats
Beugelkast (V)
Boeiboord
Boeiboord, regenpijp
Boeideel
Dakpan
Gat in bekisting (V)
Gat in muur
Gootbekisting
Gootbekisting, regenpijp
Hijsbalk
Kantpan (V)
Kier in muur
Kier in zink
Kier tussen huizen
Neststeen (V)
Ventilatiegat
Ventilatiegat (V)
Ventilatiekast
x
Zeistkast
Eindtotaal
A00
A01
A02
A03
A04
A05
1
23
3
1
2
3
4
1
1
2
2
3
4
1
7
A07
4
5
6
71
3
2
1
2
A06
3
5
5
5
6
3
A08
A09
7
2
13
22
1
1
2
3
1
4
1
3
3
1
4
9
1
2
1
1
1
2
8
8
22
4
1
1
29
5
3
1
6
1
18
37
96
1
27
35
21
Eindtotaal
7
18
2
136
10
6
7
20
18
19
4
9
3
1
2
2
8
6
7
9
294
De Jordaan (A06) heeft het grootste aantal verblijfplaatsen met gierzwaluwen en die bevinden zich voornamelijk
achter de boeidelen van dakschilden. De Haarlemmerbuurt (A05) heeft veel minder geschikte dakschilden en hier
zitten relatief meer gierzwaluwen in ´andere verblijfplaatsen´, zoals gootbekistingen.
Verblijfplaatsen in ´voorzieningen´ (V) zijn kunstmatige verblijfplaatsen zoals in nestkasten of bijvoorbeeld in
gootbekistingen waar speciale gaten in gemaakt zijn voor gierzwaluwen. Er zijn ook ventilatiegaten (V) waar de
roosters speciaal zijn weggehaald voor gierzwaluwen (zoals op de Leidse kade).
Van de 36 gevonden verblijfplaatsen in voorzieningen (V) zitten er 18 in nestkasten of neststenen: 7 in een
beugelkast, 9 in een Zeistkast, 2 in ingemetselde neststenen. Van de verblijfplaatsen in andere voorzieningen zitten
6 in speciaal gemaakte gaten in gootbekistingen, 8 in ventilatieopeningen waar door GWA de rooster is weggehaald,
en 4 achter kantpannen, die bij een renovatie bereikbaar bleven voor gierzwaluwen, door het weglaten van een
boeiboord.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
21
160
140
120
100
80
60
40
20
0
Figuur 15. Alle 294 verblijfplaatsen ingedeeld naar type verblijfplaats (zie tabel 2). 136 (46%) van de verblijfplaatsen zitten achter een boeideel van een
dakschild met dakpannen.
In tabel 3 is het aantal verblijfplaatsen weergegeven dat in nestkasten zit en in andere voorzieningen. Van de
gevonden verblijfplaatsen zit 12,2% in een voorziening (nestkasten en andere voorzieningen) en de helft daarvan in
een nestkast/neststeen. Deze getallen geven een indicatie van het belang van geplaatste nestkasten en andere
speciale voorzieningen voor de gierzwaluwen van Amsterdam.
Tabel 3. Het % verblijfplaatsen in voorzieningen (nestkast/neststeen en andere voorzieningen). Andere voorzieningen zijn bijvoorbeeld ´gaten in bekisting´
speciaal gemaakt voor gierzwaluwen.
Buurtcombinatie
A05 Haarlemmerbuurt
A06 Jordaan
A02 Grachtengordel West
A00 Burgwallen Oude Zijde
A01 Burgwallen Nieuwe Zijde
A04 Nieuwmarkt en Lastage
A08 Weesperbuurt en Plantage
A09 Oostelijke eilanden en Kadijken
A03 Grachtengordel Zuid
A07 De Weteringschans
Totaal
(n)
% in
(n) Verblijf- (n) in
nestkast/ (n) andere nestkast/ % in
plaatsen voorziening neststeen voorziening neststeen voorziening
37
8
4
4
10,8
21,6
96
5
4
1
4,2
5,2
29
1
1
0
3,4
3,4
22
8
8
0
36,4
36,4
4
0
0
0
0,0
0,0
18
0
0
0
0,0
0,0
35
0
0
0
0,0
0,0
21
5
0
5
0,0
23,8
5
0
0
0
0,0
0,0
27
9
1
8
3,7
33,3
294
36
18
18
6,1
12,2
Een andere manier om de nestkasten en andere voorzieningen te bestuderen is door te kijken hoeveel er in totaal
beschikbaar zijn voor gierzwaluwen, en welk percentage daarvan bezet is. In totaal zijn er in het veld 462
voorzieningen aangetroffen, waarvan er dus 36 bezet zijn (8%). Dit zegt echter niets over de mogelijke bezetting van
nestkasten en dergelijke in het algemeen. De inventarisatie met als resultaat 462 voorzieningen is zeker niet
volledig, daarvoor was dit verkennende onderzoek te kort en het gebied te groot. Verder hangen bijvoorbeeld veel
nestkasten niet op een goede locatie voor gierzwaluwen. Nestkasten die vlak bij bestaande nesten worden
opgehangen, of op precies dezelfde plek bij vernietiging van een bestaande verblijfplaats hebben een veel grotere
kans op bezetting, zoals aangetoond door waarnemingen bij een aantal locaties in dit onderzoek.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
22
Hoofdstuk 4 Conclusies en bespreking
4.1 Aantallen verblijfplaatsen en werkwijze
In dit onderzoek zijn met de nu gangbare methode broedende gierzwaluwen geïnventariseerd. Er wordt echter nog
niet een schatting van het aantal broedparen gemaakt, aangezien niet alle buurten even intensief zijn
geïnventariseerd en er meer voorkennis bestond over buurt West (Jordaan en Haarlemmerbuurt) dan over de rest.
Een herhaald meer gericht onderzoek van stadsdeel Centrum zal een nauwkeurige schatting opleveren. Er moet
echter ook een onderzoek komen naar het gebruik van de verblijfplaatsen. Zo is het de vraag hoe vaak er meerdere
nesten zitten achter één invliegopening, of hoeveel broedparen meerdere in en uitgangen hebben bij een nest in
een holte.
Hoewel niet alle buurten met evenveel inspanning zijn onderzocht, geeft deze inventarisatie waarschijnlijk de
verspreiding goed weer (figuur 6), wat betekent dat het gebied West (Jordaan en Haarlemmerbuurt) de grootste
aantallen broedende gierzwaluwen van het centrum heeft. Over dit gebied bestond al veel voorkennis, dankzij de
jaarlijkse waarnemingen van de GWA. In de Jordaan zijn de meeste verblijfplaatsen meerdere keren bezocht en we
nemen aan dat hier de aantallen verblijfplaatsen overeenkomen met het aantal broedparen. In de Jordaan is de
dichtheid 1,0 (1,14 met alleen land gerekend) en dit komt overeen met de dichtheid van 1,1 in het centrum van
Leiden (Moerland & Bakker 2011).
De rest van stadsdeel Centrum werd in 2013 voor het eerst verkend. Dit betekent een voorbehoud; als er in een
pand geen verblijfplaatsen zijn geregistreerd door dit onderzoek (afwezigheid op de adressenlijst), dan betekent dat
niet dat hier geen nesten aanwezig zijn. Onderzoek in het broedseizoen is dus nog altijd nodig op plaatsen waar geen
waarnemingen bekend zijn, maar waar wel potentie bestaat voor broedende gierzwaluwen.
Er ontstaat nu een beter beeld van het deel van de binnenstad dat in beeld is. De niet openbare ruimte
(binnentuinen en andere binnenkanten van huisblokken) is in dit onderzoek soms wel en soms niet in beeld
gekomen. Het is maar de vraag of hierdoor veel gemist wordt. Zo hebben binnentuinen vaker hoge bomen die
voorkomen dat er gebroed wordt in een dak of gevel. Daken hebben vaak aan de verschillende zijdes een ander type
dakbedekking, of zelfs een heel ander daktype. Een inventarisatie van de hoeveelheid en verspreiding van geschikte
daken met opstaande pannenwand (dakschild met dakpannen en invliegopening) kan een voorzet geven voor een
verbeterde inventarisatie en voor het belang van binnentuinen.
Hoewel standaardisering wenselijk is voor vergelijkingen, zijn de toegepaste methoden bij inventarisaties in
Nederland vaak aangepast aan de omstandigheden. Kleine en middelgrote dorpen en steden zoals Noordwijkbinnen en Leiden hebben vaak meer open ruimte en lagere gebouwen dan grote steden zoals Amsterdam. Dit
onderzoek is dus ook een verkenning van een passende methode voor Amsterdam. De binnenstad van Amsterdam
heeft hogere gebouwen, vaak in smalle straatjes, en dat vergt een andere aanpak van inventariseren dan in een
dorp of stad waar meer ruimte is tussen de lagere gebouwen, waardoor je beter kunt observeren. Ook het type
woningbouw in Amsterdam is vaak anders. De woningbouw in de binnenstad van Amsterdam is niet eenduidig. In
sommige buurten zijn de straten smal en hebben de huizen geen tuinen, zoals in delen van de binnenstad en de
Jordaan. In andere buurten is er veel ruimte tussen de huizen door grachten en grote binnentuinen (Grachtengordel
en Plantagebuurt).
Tot nu toe waren er geen exacte gegevens bekend over de verspreiding en de aantallen verblijfsplaatsen van
gierzwaluwen in het centrum van Amsterdam. Stadsdeel Centrum beslaat 804 ha en dit is veel groter dan de
oppervlaktes van andere gebiedsdekkende inventarisaties die de laatste jaren in Nederland zijn gedaan (Moerland &
Bakker 2011). Dat betekent onder andere dat de methode anders wordt: je kunt met dezelfde totale inspanning
minder lang observeren bij één kolonie als je een groter gebied wilt inventariseren, tenzij je met evenredig meer
mensen aan het werk gaat.
Grote kolonies met grotere groepen gierende vogels worden eerder gevonden dan enkele nesten en waarschijnlijk
zijn de grotere kolonies (>5 verblijfplaatsen) in dit onderzoek allemaal gevonden. Die zijn ook meerdere malen
bezocht, vooral op de daken van de vier grote kolonies zijn tot in augustus meerdere malen de poepsporen geteld en
meerdere keren gefotografeerd. Hierdoor konden ook achteraf de aantallen invliegplekken onder de boeidelen
worden bepaald. Meerdere broedparen kunnen invliegen op één invliegplek. Maar op een dakschild met boeideel,
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
23
waar bij iedere bovenste dakpan een ingang is naar de ruimte daarachter, is het niet waarschijnlijk dat meerdere
broedparen gebruik maken van één invliegplek, waardoor poepsporen tellen ook het aantal broedparen weer kan
geven. Een nader onderzoek in een dak zou kunnen uitwijzen of deze hypothese klopt.
4.2 Typen verblijfplaatsen en nestvoorzieningen
Voor wat betreft het type verblijfplaats zijn Amsterdamse gierzwaluwen misschien uniek, aangezien ze voor het
grootste deel in dakschilden met dakpannen achter een boeideel broeden. Het massaal bouwen van huizen met dit
type dak in de stadsuitbreiding eind 19e eeuw heeft waarschijnlijk een grote populatiegroei veroorzaakt in het begin
van de 20e eeuw. Een groot deel van deze populatie is waarschijnlijk weer verdwenen toen deze huizen grootschalig
werden gesloopt of gerenoveerd bij de stadsvernieuwingen, die plaatsvonden in de jaren zestig, zeventig en tachtig
van de vorige eeuw.
De Gierzwaluw is als soort flexibel in het gebruiken van type holte of verblijfplaats om te broeden, maar misschien
zijn individuen minder flexibel. Hier is weinig onderzoek aan verricht. Dit is van belang aangezien veel nestkasten
worden geplaatst op locaties waar bestaande nestgelegenheden verdwijnen. Een nieuwe inventarisatie/onderzoek
in het deel van Amsterdam Zuid waar in 1973 geïnventariseerd is (90% broedparen in mansarddaken) kan uitwijzen
in hoeverre de gierzwaluwen andere typen verblijfplaats hebben gekozen.
Ook in het centrum broedt de meerderheid van de gierzwaluwen in een plat dak met dakschilden met dakpannen
(zie figuur 15). En ook in het centrum zijn op veel dakschilden de dakpannen vervangen door bitumen of zink, zoals
recentelijk bij de grote renovaties in de Marnixstraat. In hoeverre gierzwaluwen flexibel zijn en ´verhuizen´, dus in
hoeverre er verschuivingen optreden in de keuze voor type verblijfplaats, is op basis van deze eerste inventarisatie
van het centrum niet te zeggen. Langere monitoring van een gebied zal hier wel meer duidelijkheid over geven.
Gierzwaluwen kiezen waarschijnlijk niet zomaar een ander type verblijfplaats als ze geboren zijn in een bepaald type
bebouwing met bijbehorende verblijfplaats. Dat betekent dat er meerdere jaren overheen kunnen gaan voor een
nieuw soort plek gekozen wordt als het oude type niet meer beschikbaar is. Bij het plaatsen van kunstmatige
nestgelegenheden als mitigerende of vervangende maatregel is het daarom belangrijk dit zo snel mogelijk te doen,
liefst al in de jaren voor de verwijdering van bestaande nesten.
Een aanzienlijk percentage van de gierzwaluwen broedt in dakgootbekistingen. Openingen voor regenpijpen blijken
vaak te worden gebruikt, evenals kieren tussen de dakgoten van twee verschillende panden. Het kunstmatig maken
van openingen in dakgootkistingen en het weghalen van roosters in ventilatiegaten blijkt een efficiënte manier van
creëren van verblijfplaatsen voor gierzwaluwen. Dit biedt perspectief, aangezien er kilometers dakgootbekisting met
nestgelegenheid (holte) hangt in een stad als Amsterdam. Het is een goed en goedkoop alternatief voor nestkasten.
Van het totale aantal gevonden verblijfplaatsen (294) in deze inventarisatie was 6,1% (18) een verblijfplaats in een
nestkast of ingemetselde neststeen. Nog eens 6,1% (18) bevond zich in andere kunstmatige voorzieningen zoals
speciale uitsparingen in dakgootbekistingen (gat in bekisting in tabel 2). Een meerjarige monitoring is nodig om beter
uit te zoeken wat het effect van nestkasten op de populatie is. Het percentage 12,2% van de populatie is een
belangrijk deel van de populatie.
De meest succesvolle nestkasten zijn de beugelkasten op de Laurierstraat 61 (in het eerste jaar direct succesvol), de
beugelkasten op Prinseneiland 89 (onbekend hoe snel bezet), en de Zeistkasten in de Vendelstraat (eerste jaar
succesvol). Deze hangen allemaal precies op de plaats waar ook eerder gebroed werd (Laurierstraat en
Prinseneiland) of direct naast een bestaand ´natuurlijk´ nest (Vendelstraat). Ook het weglaten van een
afdichtingsboeiboord na de renovatie op de Nieuwe Oostenburgerstraat (o.a. nrs 19 en 20) heeft ertoe geleid dat de
broedvogels na de renovatie onmiddellijk weer op hun oude locatie gingen broeden.
Er wordt in Nederland uitgegaan dat het enige jaren duurt voor er in nestkasten gebroed wordt. Vaak wordt daar
zeven jaar voor aangegeven, maar het is niet duidelijk waar deze aanlooptijd vandaan komt. Er moet onderscheid
gemaakt worden tussen nestkasten opgehangen op geheel nieuwe locaties waar geen gierzwaluwen hebben
gebroed en nestkasten bij bestaande kolonies. In het eerste geval kan het uiteraard lang duren (er broeden immers
geen gierzwaluwen in de buurt) en is het nuttig om gierzwaluwen te lokken met geluid.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
24
In of vlak bij bestaande kolonies is het gebruik van geluid waarschijnlijk niet nuttig/nodig, want gierzwaluwen van
een groep verkennen iedere zomer de hele omgeving op potentiele nestmogelijkheden (pers. med. Gerard
Schuitemaker). Op warme dagen ‘bangen’ groepen gierzwaluwen urenlang in een buurt op invliegopeningen van
bestaande nesten, maar ook op potentiële invliegopeningen in de omgeving van een kolonie. Het is niet bekend of
dit alleen niet-broeders zijn, zoals meestal wordt beweerd, of dat hier ook op dat moment actieve broedvogels aan
meedoen.
Nestkasten kunnen snel succes hebben als ze direct naast bestaande nesten geplaatst worden als ondersteuning van
een kolonie, of precies op dezelfde plaats bij het geheel verwijderen van bestaande nesten. Of mitigerende en
vervangende maatregelen in het kader van de Flora- en faunawet goed werken, hangt dus van de omstandigheden
af. Als het mogelijk is om nestgelegenheid te creëren op precies dezelfde plaatsen als waar voorheen de nesten
zaten is er een goede kans op succes. Als dat niet mogelijk is, kan er niet vanuit gegaan worden dat de mitigerende
maatregelen überhaupt gaan werken.
Deze inventarisatie kan gezien worden als een begin van een onderzoek naar succes en omstandigheden van
nestvoorzieningen. Er dient over een langere periode gemonitord te worden, om uit te zoeken hoe je het best
gierzwaluwkasten onder bepaalde omstandigheden kan ophangen, of andere maatregelen kan treffen.
Uit dit onderzoek blijkt dat de vrijwilligers van de GWA van essentieel belang zijn geweest voor het behoud van
gierzwaluwkolonies. Naast het plaatsen van nestkasten en het maken van openingen naar holtes, heeft GWA er door
voorlichting en actieve bemoeienis voor gezorgd dat een aantal van de grote kolonies in panden met dakschilden
behouden zijn, namelijk door zich in te zetten voor behoud van dakpannen en het open laten van de invliegopening.
Dit betreft zelfs bijna de helft van de gehele populatie.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
25
Hoofdstuk 5 Aanbevelingen
De resultaten van dit onderzoek zijn voor verschillende doeleinden te gebruiken.
5.1 Bescherming
De kennis over de verspreiding biedt mogelijkheden tot concrete maatregelen ten behoeve van de bescherming van
gierzwaluwen in het centrum van Amsterdam. Stadsdeel Centrum kan nu zorgen dat de eigen werkprocessen (bijv.
bij vergunningverlening) meer aansluiten op de Flora- en faunawet en de bijbehorende Gedragscode van de
gemeente Amsterdam (zie bijlage IV). Op korte termijn kan voorkomen worden dat er komend jaar een aantal
kolonies ongezien verdwijnt, door in te spelen en maatregelen te nemen bij de geconstateerde acute bedreigingen
door renovaties (zie adressenlijst bijlage I). De data van geconstateerde verblijfplaatsen (geregistreerd in de NDFF)
zijn voor drie jaar geldig in het kader van de Flora- en faunawet. Afwezigheid van een adres op de adressenlijst biedt
geen garantie voor afwezigheid van broedende gierzwaluwen; bij vermoeden van nesten dient een onderzoek plaats
te vinden. Het is belangrijk om iedere drie jaar een goede inventarisatie te laten verrichten, een adressenlijst op te
stellen en daarmee de bescherming te ondersteunen en de populatie in stand te houden. Verder moet onderzocht
worden wat de mogelijkheden zijn voor het terugplaatsen van dakpannen op dakschilden, waar dakpannen
vervangen zijn door bitumendakbedekking.
5.2 Inventarisatie en monitoring
Er wordt in dit rapport geen uitspraak gedaan over het aantal broedparen en de populatiegrootte, aangezien
sommige buurten voor het eerst verkend werden. Voor een bepaling van populatiegrootte moet er de komende
jaren gemonitord worden met de nu opgedane kennis. Dan kan er een betrouwbare schatting gemaakt worden van
de populatiegrootte van Amsterdam. Hierbij moet dan ook de hele 19e eeuwse gordel worden meegenomen. Zo
bevinden zich in Oud-West en in de Pijp grote kolonies. Een ontwerp van een meetnet kan ook de andere
gebouwbewonende vogels (zoals huismus en spreeuw) omvatten en kan iedere drie jaar plaatsvinden.
Een vergelijking van het aantal broedparen met het aantal vliegende gierzwaluwen in de avondvluchten kan
informatie geven over de betrouwbaarheid van een schatting van het aantal broedparen. In een project van
Landschap Noord Holland (Gierzwaluwinventarisatieproject 2012-2017) worden deze avondvluchten geteld, en er
kan samenwerking gezocht worden met dit project.
5.3 Nestvoorzieningen en subsidie
Als de gemeente Amsterdam de populatie gierzwaluwen die nu bestaat wil behouden, moet er ook ingezet worden
op kunstmatige voorzieningen. Het kan jaren duren voor bijvoorbeeld neststenen of nestpannen bezet raken en de
aantallen bezette voorzieningen kunnen eerst laag blijven, maar dan nog zijn deze lage aantallen wel belangrijk:
zonder kolonisatie of herkolonisatie van bebouwing blijft de populatie langzaam dalen door het verdwijnen van
bestaande nestplaatsen.
Er dient een nader onderzoek naar het effect van nestvoorzieningen te komen, waarbij deze inventarisatie gebruikt
kan worden. Nestkasten geplaatst vlak naast bestaande verblijfplaatsen of precies op de plek van verwijderde
invliegopeningen zijn het meest succesvol. Ook speciale openingen in bestaande bekistingen hebben veel succes.
Verdere gesprekken met de vrijwilligers van GWA zullen meer informatie opleveren over hoe de gierzwaluwen zo
effectief mogelijk beschermd kunnen worden. De huidige subsidieregeling voor nestgelegenheden kan ook anders
ingezet worden. In plaats van te wachten tot bewoners een nestkast aanvragen, kunnen nestkasten gericht geplaatst
worden op locaties waar kolonies bedreigd worden, maar ook als ondersteuning van de bestaande grotere kolonies.
Verder kunnen er betere voorzieningen gemaakt worden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om grotere installaties te
bedenken op straat, waarbij weinig ruimte op de straat wordt gebruikt, maar in de lucht nestgelegenheid wordt
gecreëerd. Dergelijke gierzwaluwtorens bestaan reeds elders en zouden recht doen aan de populariteit van deze
stadsvogel.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
26
5.4 Voorlichting Flora- en faunawet
Een informatie workshop/voorlichtingsdag is nodig voor de handhavers/vergunningverleners van de gemeente maar
ook voor woningcorporaties, om hen vertrouwd te maken met de Flora- en faunawet en met beschermde dieren in
de stad, zoals de gierzwaluw.
Voor dit onderzoek is naast de inventarisatie in het veld ook gebruik gemaakt van een oproep om nestlocaties te
melden in de stadsdeelkrant van stadsdeel Centrum (6 juni 2013, titel: Hoeveel gierzwaluwen zijn er eigenlijk?). Dit
heeft geleid tot vele reacties van enthousiaste bewoners. Meldingen van nestlocaties worden nog steeds graag
ontvangen door de auteur en de Gierzwaluwwerkgroep Amsterdam. U kunt deze doorgeven op:
[email protected].
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
27
Literatuur
Andriessen, M., D.A. Jonkers & A. van Dijk (red.) 2001 AaA 2000. Handleiding voor het inventariseren van
Gierzwaluwen op afstand en bij inkijkposten. – Landschapsbeheer Noord-Holland, Haarlem.
Bakker, M., W. Hagemijer & I. Tulp, 1996. Nestplaatskeuze van boerenzwaluw (Hirundo rustica en gierzwaluw (Apus
apus) in Nederland. Techn. Rapport Vogelbescherming Nederland 15. SOVON onderzoeksrapport 96.01.
Vogelbescherming Nederland, Zeist.
Boer, T.E. den & F.A. Majoor, 1994. "Vogels onder dak". Stichting Uitgeverij KNNV, Zeist.
Chantler, P., 1999. Family Apodidae (Swifts). Pp. 388-457 in Del Hoyo, J., A. Elliot en J. Sargatal eds. 1999. Handbook
of the Birds of the World. Vol.5. Barn-owls to Hummingbirds. Lynx Editions, Barcelona.
Daalder, R. et al., 2004. "Holenbroeders - een overzicht van architectonische ingrepen om vogels in de stad te
houden". Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam.
Keijl, G., 2004. Gierzwaluwen in Amsterdam … maar hoeveel? Limosa 77: 121-130.
Louwe Kooijmans, J., 2009. Stadsvogels. Tirion uitgevers, Baarn, 144 pp.
Melchers, M. & R. Daalder, 1996. Sijsjes en drijfsijsjes, de vogels van Amsterdam. Schuyt & Co, Haarlem.
Mourmans-Leinders, 2001. Handleiding voor het inventariseren van Gierzwaluwen op afstand en bij inkijkposten. In
samenwerking met Landschap NoordHolland en SOVON. 24 pp.
Soortenstandaard Gierzwaluw Apus apus. 2011. Dienst Regelingen, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie, pp 1-40.
Moerland, W. & G. Bakker, 2012. Inventarisatie Gierzwaluw Leiden-Centrum 2011. bSR-rapport 181. Bureau
Stadsnatuur Rotterdam.
Moerland, W. , M.A.J. Grutters, G. Bakker & R.W.G. Andeweg, 2010. Analyse Stadsnatuurmeetnet Leiden –
ontwikkelingen in 2004, 2006 & 2008. bSR-rapport 133. Bureau Stadsnatuur Rotterdam.
SOVON Vogelonderzoek Nederland. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5.
Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland,
Leiden.
SOVON Stadsvogelbalans 2013
Teixeira, R.M., 1979. Atlas van de Nederlandse Broedvogels.
Van der Weijden, W.J., 1974. Vogeljaar 22-3: 765-770.
Verkade H., 2005. Gierzwaluwen in Noordwijk-Binnen, een ruimtelijke verkenning. De Strandloper 2: 11-39.
Verkade H., 2009. Gierzwaluwen in Noordwijk-Binnen in 2008. De Strandloper 4: 15-26.
Stadsontwikkeling en de politiek, de rol van de politieke kleur van gemeenteraad en college op de kwaliteit van de
stadsuitbreidingen. www.theobakker.net/pdf/stadsontwikkeling-politiek.pdf
Wortelboer R. & M. Andriessen, 2013. 10 jaar cameraonderzoek door GBN bij nesten van gierzwaluwen.
Gierzwaluwen bulletin 12-1, pp 4-6.
Websites:
http://www.amsterdam.nl/publish/pages/123284/gedragscode_flora_en_fauna_amsterdam_.pdf
www.gierzwaluwbescherming.com
www.stadsvogels.nl
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
28
Bijlage I Adressen met verblijfplaatsen
Nr
Straat
1 Anjelierstraat
2 Bethanienstraat
3 Beursplein
4 Bickersgracht
5 Binnen Oranjestraat
6 Binnen Oranjestraat
7 Binnen Wieringerstraat
8 Blankenstraat
9 Bloemstraat
10 Brandewijnsteeg
11 Brouwersgracht
12 Brouwersgracht
13 Brouwersgracht
14 Conradstraat
15 Conradstraat
16 Conradstraat
17 Conradstraat
18 Czaar Peterstraat
19 Derde Egelantierdwarsstraat
20 Eerste Boomdwarsstraat
21 Eerste Boomdwarsstraat
22 Eerste Goudsbloemdwarsstraat
23 Eerste Looiersdwarsstraat
24 Eerste Tuindwarsstraat
25 Elandsgracht
26 Falckstraat
27 Goudsbloemstraat
28 Goudsbloemstraat
29 Goudsbloemstraat
30 Goudsbloemstraat
31 Goudsbloemstraat
32 Goudsbloemstraat
33 Goudsbloemstraat
34 Goudsbloemstraat
35 Goudsbloemstraat
36 Goudsbloemstraat
37 Goudsbloemstraat
38 Grote Bickersstraat
39 Grote Bickersstraat
40 Grote Bickersstraat
41 Grote Bickersstraat
42 Grote Bickersstraat
43 Haarlemmerdijk
44 Haarlemmerdijk
45 Haarlemmerdijk
46 Haarlemmerplein
47 Haarlemmerplein
48 Haarlemmerplein
49 Haarlemmerstraat
50 Haarlemmerstraat
51 Henri Polaklaan
52 Herengracht
53 Herengracht
54 Herengracht
55 Hoogte Kadijk
56 Houtmankade
57 Houtmankade
58 Houtmanstraat
59 Keizersgracht
60 Keizersgracht
61 Keizersgracht
62 Keizersgracht
Huisnr
BuurtGWA
Gedrag
(n)
combi Voorziening /subs
categorie verblijfnatie type
idie # Aantal
1 t/m 7
plaatsen Type verblijfplaats
149 A06
4 A00
5 A00
2 A05
9 A05
16 A05
2 A05
175 A09
73 A06
6 A04
5 A02
73 A02
105 A06
142 A09
144 A09
146, 148 A09
156, 158 A09
196 A09
4 A06
63 A06
48 t/m 68 A06
50 t/m 62 A06
11 A06
21 A06
114 A06
12 A07
28 A06
106 A06
125 A06
127 A06
129 A06
131 A06
137 A06
139 A06
183 A06
125-139achter
A06
49 A-N
A06
15 A05
17 A05
28 A05
30 A05
32 A05
63 A05
122 A05
120ABCD A05
11 A05
13 A05
68 t/m 82 A05
65 A05
18A
A05
9 A08
204 A02
216 A02
88, 90
A02
59 1hoog A09
85 A05
69 A05
25 t/m 39 A05
264 A02
756 A03
778 A03
782 A03
Gat in bekisting
5
2
6
5
5
1, 2, 3, 4, 5, 6
2, 4
6 2, 3, 4, 5
5
3
1, 2, 3, 4, 5
4, 6
1
4
2, 3, 4, 5, 6
2, 4, 5, 6
3a, 5
5
5
1, 5
1, 2, 3, 4, 5
Beugelkast
1
5
5
5
5, 6
Nestpan
x
6
3a, 5
3a
6
6
6
6
6
6
2
Beugelkast
1
13
5
2, 6
2, 6
1
2
2
1, 2, 5
5
5
Gat in bekisting
1
1, 2
11 2, 3a, 4
2
2
5
1, 2, 3
5
6
1, 2, 4/5?
2, 5
3a
2
6
2, 3a, 4, 5
1, 2, 3a, 4, 5
3a, 4, 5
Windrich
ting nest LET OP RISICO
1 Boeideel
x
1 Dakpan
x
1 Gootbekisting, regenpijp
ZZW
1x
W
1 Gootbekisting
Z
2 Boeideel
NO, ZO
1 Gootbekisting
Z
1 Gat in bekisting (V) ZW
1 Dakpan
ZW
1x
x
1 Hijsbalk
NNO
1 Boeideel
NNO
1 Dakpan
NNW
NW
2 Gootbekisting, regenpijp
3 Boeiboord
NW
1 Boeiboord
NW
2 Boeiboord, regenpijpNW
1 Gootbekisting
ZO
1 Boeideel
NNO
1 Ventilatiekast
W
2 Ventilatiekast
W
1 Beugelkast (V)
WZW
2 Gootbekisting, regenpijp
1 Dakpan
ZZO
2 Boeideel
ZZO
1 Gootbekisting, regenpijp
ZZO
1 Boeideel
ONO
5 Boeiboord
WZW
2 Boeideel
NNO
1 Boeideel
NNO
5 Boeideel
NNO
2 Boeideel
NNO
3 Boeideel
NNO
2 Boeideel
NNO
1 Boeideel
ONO
3 Boeideel
ZZW
1x
1 Boeideel
O
1 Boeideel
O
1 Gat in muur
W
1 Gat in muur
W
1 Gat in muur
W
1 Kier in zink
NO
Kier in zink
ZW
1 Kier in zink
ZW
2 Boeideel
ZO
5 Gat in bekisting (V) ZO
1 Gat in muur
W
Gootbekisting
Z
1 Gootbekisting, regenpijp
ZW
2 Ventilatiegat
OZO
1 Boeideel
O
1 Boeideel
Z
1 Gootbekisting
OZO
3 Boeiboord
Wx
1 Gootbekisting
ZO
1 Gootbekisting, regenpijp
W
Dakpan
W
2 Boeideel
O, Z
1 Hijsbalk
1 Hijsbalk
1 Hijsbalk
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
slordig dak
Renovatie 2014!
Renovatie 2014!
Renovatie 2014!
Renovatie 2014!
RENOVATIE 2014
RENOVATIE 2014
RENOVATIE 2014
RENOVATIE 2014
RENOVATIE?
29
Nr
Straat
Huisnr
BuurtGWA
Gedrag
(n)
combi Voorziening /subs
categorie verblijfnatie type
idie # Aantal
plaatsen Type verblijfplaats
1 t/m 7
63 Korte Koningdwarsstraat
10 A04
64 Korte Koningstraat
14 A04
65 Korte Prinsengracht
10 A05
66 Korte Spinhuissteeg
3 A00
67 Kraijenhofstraat
1 t/m 15 A09
68 Kraijenhofstraat
81 t/m 95 A09
69 Kromme Waal
19 A04
70 Kromme Waal
22 A04
71 Kromme Waal
23 A04
72 Kromme Waal
24 A04
73 Kromme Waal
33, 34, 35, 36
A04
74 Lauriergracht
97 A06
75 Laurierstraat
61 A06
76 Leidsekade
82, 83, 84, 85
A07
77 Leidseplein
13, 15, 17 A07
78 Leidseplein
13, 15, 17 A07
79 Lindengracht
216 A06
80 Lindengracht
218 A06
81 Lindengracht
251 A06
82 Marnixplein
2, 4, 6, 8 A06
83 Marnixstraat
150 A06
84 Marnixstraat
220 A06
85 Marnixstraat
317 A06
86 Marnixstraat
323 A06
87 Marnixstraat
388 A07
165 en verder
A06
88 Marnixstraat
89 Marnixstraat
307 t/m 315A06
90 Marnixstraat
93D
A06
91 Marnixstraat
95D
A06
92 Molenpad
15, 17
A02
93 Molenpad
15, 17
A02
94 Molenpad
15, 17
A02
95 Nieuwe Doelenstraat
26 A00
96 Nieuwe Doelenstraat
20, 22
A00
97 Nieuwe Kerkstraat
126 A08
98 Nieuwe Oostenburgerstraat
19 A09
99 Nieuwe Oostenburgerstraat
20 A09
100 Nieuwe Oostenburgerstraat
18, 20
A09
101 Nieuwmarkt
15 A04
102 Noorderkerkstraat
18 A06
103 Oostenburgervoorstraat
3 A09
104 Oostenburgervoorstraat
61 A09
105 Oostenburgervoorstraat
79 A09
106 Oude Looiersstraat
42 A06
107 Oude Looiersstraat/Eerste Looierdwarsstraat
44 A06
108 Oude Waal
11 A04
109 Oudekerksplein
15 A00
110 Oudeschans
12 A04
111 Oudeschans
14 A04
112 Oudeschans
70 A04
113 Oudeschans
72, 92 t/m 106
A04
114 Oudezijds Achterburgwal
179 A00
115 Oudezijds Voorburgwal
49 A00
116 Oudezijds Voorburgwal
55 A00
117 Oudezijds Voorburgwal
102 A00
118 Oudezijds Voorburgwal
237 A00
119 Peperstraat
23/25
A04
120 Pieter Pauwstraat
4 A07
121 Planciusstraat
16 A05
122 Planciusstraat
18 A05
123 Plantage Kerklaan
53 A08
124 Plantage Kerklaan
2 t/m 20 A08
125 Plantage Muidergracht
6E, 6A-K A08
126 Plantage Muidergracht
6E, 6A-K A08
127 Plantage Muidergracht
6E, 6A-K A08
128 Prins Hendrikkade
20 A01
3a
2
1, 2
1, 2, 4, 5
Beugelkast
Neststeen
1
1
6
6
2, 3a, 4, 5
2, 3a, 4, 5
3a
3a
2
3, 5
6 1, 2, 3a, 3b
1, 2, 4, 5
1, 6
1, 6
6
6
1, 2
3b, 5
2, 3a
2, 4, 5
5
2, 4, 5
45 1, 2
1, 2, 3
1, 2, 3a, 3b, 5
1, 2, 5
6
5, 6
1, 2, 5
1, 2, 3a
5
3a, 5, 6
6
2
1
5
1, 2, 5
5
1
2, 5
1, 2, 3a, 4, 5
2, 4, 5
1, 2, 3a, 6
1, 2, 3a, 6
1, 2, 5
1, 2, 5
1, 2, 3, 4, 6
2, 4, 5
1, 2, 3, 4, 5
2, 6
2
2, 4
3a, 3b, 6
4, 5
5
1, 6
3a, 4, 5, 6
6
6
6
2, 4
Windrich
ting nest LET OP RISICO
1x
1x
x
4 Boeiboord
ZW
1 Boeiboord
NNO
1 Gootbekisting
ZO
1 Gootbekisting
ZO
1 Hijsbalk
O
1 Hijsbalk
O
1 Hijsbalk
O
1 Hijsbalk
O
1 Hijsbalk
ONO
1 Gootbekisting, regenpijp
NNW
3 Beugelkast (V)
ONO
8 Ventilatiegat (V)
1 Boeideel
ZO
1 Boeideel
ZW
3 Boeideel
Zuid
2 Boeideel
Zuid
0 Boeideel
ONO, WZW
18 Boeideel
1 Boeideel
ZZW
1 Gootbekisting
OZO
4 Boeideel
Z, O, N
1 Boeideel
WNW
1 Gootbekisting
WZW
1 Neststeen (V)
2 Boeideel
Z, O, N
1 Ventilatiekast
1 Ventilatiekast
5 Boeideel
WZW,
7 Boeideel
NNW
3 Boeideel
ONO
1 Gootbekisting, regenpijp
NNW
2 Dakpan
NO
1 Dakpan
NNW
1 Kantpan (V)
1 Gootbekisting, regenpijp
1 Gootbekisting, regenpijp
NNO
1 Hijsbalk
x
1 Boeideel
ONO
1 Kantpan (V)
1 Kantpan (V)
1 Kantpan (V)
1 Boeideel
ZZO
1 Boeideel
ZZO
1 Gootbekisting
NNO
1 Gat in muur
W
1 Dakpan
ZZO
1 Dakpan
ZZO
1 Hijsbalk
ZO
1 Kier tussen huizen ZO
1 Gootbekisting, regenpijp
ZZW
1 Hijsbalk
WNW
1 Hijsbalk
WNW
2 Gootbekisting
OZO
1 Hijsbalk
W
1 Gootbekisting, regenpijp
NNW
4 Boeideel
O
1 Boeiboord
O
1 Gootbekisting, regenpijp
O
1 Boeideel
OZO
10 Boeideel
WNW
5 Boeideel
ZZO, WZW
3 Boeideel
WZW
1 Boeideel
NNO
1 Gat in muur
NNO
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
30
Nr
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
BuurtGWA
Gedrag
(n)
combi Voorziening /subs
categorie verblijfnatie type
idie # Aantal
1 t/m 7
plaatsen Type verblijfplaats
Straat
Huisnr
Prinseneiland
Prinseneiland
Prinsengracht
Prinsengracht
Prinsengracht
Prinsengracht
Prinsengracht
Prinsengracht
Prinsengracht
Rechtboomsloot
Rechtboomsloot
Rechtboomsloot
Reestraat
Reguliersgracht
Rokin
Rokin
Sarphatiestraat
Sarphatikade
Sarphatikade
Sarphatikade
Sarphatistraat
Sarphatistraat
Singel
Singel
Singel
Singel
Spinozastraat
Spuistraat
Tuinstraat
Tuinstraat
Tuinstraat
Tuinstraat
Tuinstraat
Tuinstraat
Tweede Tuindwarsstraat
Valckenierstraat
Vendelstraat
Vierwindendwarsstraat
Vierwindendwarsstraat
Vinkenstraat
Vinkenstraat
Vinkenstraat
Westerstraat
Westerstraat
Weteringeschans
Weteringeschans
Willemstraat
Willemstraat
50 A05
89 A05
13 A02
332 A06
465 A02
568 A07
568 A07
838 A07
855 t/m 899A03
30 A04
32 A04
63 A04
1 A02
59 A03
74 A01
81, 83
A00
213 A08
6 A07
13 A07
13 A07
104 A08
104 A08
16 A02
299 A01
392 A02
42 A02
55 A08
44 A01
137 A06
139 A06
168 A06
170 A06
172 A06
58cba
A06
2 A06
66 A08
7 A00
22 A05
1, 7
A05
57 A05
104 A05
145 A05
8 A06
48, 50, 52 A06
106 A07
253 A07
190 A06
192 A06
Beugelkast
1
5
5
10
2, 3, 4
Zeistkast
Zeistkast
Neststeen
nee
nee
?
6
1 1, 5
1, 2, 5
1, 2, 5, 6
1, 4, 5
2, 4 of 5
1, 2, 3a, 4, 5
1, 2, 3a, 4, 5
2, 6
2
5
2, 4, 5
2, 4
5
2, 6
6
6
1, 2, 4, 5, 6
1, 2, 4, 5, 6
2, 3
1, 5
6
2, 3, 4
1, 2, 4, 5, 6
2
6
6
6
6
5
1, 2, 3a, 4, 5, 6
6
13 2, 3
4 3a
1, 2, 5, 6
5
1
6
2, 5
2
5
3a
Totaal aantal verblijfsplaatsen
Windrich
ting nest LET OP RISICO
1 Gat in muur
O
3 Beugelkast (V)
N
1 Hijsbalk
WNW
1 Boeideel
N
1 Zeistkast
N
1 Boeideel
WNW
1 Boeideel
N
1 Hijsbalk
NNO
1 Dakpan
Z
1 Gootbekisting
NNW
1 Gootbekisting
NNW
1 Gootbekisting
ZZO
1 Boeideel
O, N
1 Boeideel
1 Kier in zink
O
1 Hijsbalk
W
1 Gootbekisting, regenpijp
ONO
1 Boeideel
2 Boeideel
ONO
2 Boeideel
ZZO
3 Kier in muur
NNW
3 Kier in muur
ZZO
1x
ZZW
1 Hijsbalk
W
2 Boeideel
N
1 Gootbekisting
3 Kier in muur
ONO
1 Hijsbalk
1 Boeideel
NNW
1 Boeideel
NNW
1 Boeideel
ZZO
1 Boeideel
ZZO
2 Boeideel
ZZO
Dakpan
ZZO
3 Boeideel
ZZO
2 Boeideel
NNW
8 Zeistkast
ZZW
1 Neststeen (V)
W
1 Gootbekisting
W
Boeideel
NO, ZO
1 Gootbekisting
ZW
1 Gootbekisting
NO
3 boeideel
Z, O
1 Ventilatiekasten
Z
1 Gootbekisting, regenpijp
N
2 Gootbekisting, regenpijp
Z
Gootbekisting
ZZO
1 Gootbekisting
ZZO
294
RENOVATIE 2014
Sloop 2014!
Sloop 2014!
Sloop 2014!
Op de meeste adressen zijn meerdere waarnemingen gedaan. De hier vermelde waarnemingen (gedragscategoriën)
zijn willekeurig gekozen, en dienen slechts als voorbeeld. Een adres is hier alleen vermeld als er een verblijfplaats is
vastgesteld, dus als er gierzwaluwen zijn waargenomen die in- of uitvlogen uit een opening of als er zeker
poepsporen van gierzwaluw zijn waargenomen (zie Hoofdstuk 2).
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
31
Bijlage II Kaarten per gebied
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
32
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
33
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
34
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
35
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
36
Bijlage III Korte geschiedenis Gierzwaluwwerkgroep Amsterdam
1973 Wouter van der Weijden inventariseert deel van Amsterdam Zuid en beschrijft de bedreigingen (Van der
Weijden 1974).
1974 Wouter van der Weijden adviseert de bouwverordening aan te passen. Advies:
1. Bij renovatie van mansardedaken mogen dakpannen niet vervangen worden voor leien, zink of shingels
(bitumen dakbedekking).
2. Verbod om invliegopening tussen boeideel en pannen af te sluiten, met specie of lood/zinkslab.
Van der Weijden noemt de platte daken met opstaande pannenwanden abusievelijk mansardedaken, maar
dit wordt overgenomen door gierzwaluwbeschermers en politici.
1974 College neemt motie-Dienaar aan, ´overgenomen met als doel het handhaven bij renovatie van dakpannen
op mansarde-daken teneinde de bestaande nestgelegenheid van gierzwaluwen zoveel mogelijk te
behouden´ (Gemeenteblad 1974, afdeling 2, pag 540 t/m 561).
1990 Nota ´Dieren in de stad´, van Cnoop Koopmans en De Waard-Bakker (PvdA)(gemeenteblad 1990, nr.351).
1991 College zegt toe het gebruik van speciale dakpannen en speciale muurstenen te bevorderen teneinde de
nieuwe nestmogelijkheden voor gierzwaluwen te scheppen bij nieuwbouw en renovatie (preadvies bij
Gemeenteblad 1991, afd. 1, nr. 903).
1992 Gerard Schuitemaker stapt naar Stadsdeelkantoor (Oud West): wat kunnen we doen tegen het verdwijnen
van gierzwaluwen?
1992 Jan Maarten Fiedeldij Dop begint ´Plantagezwaluw´ en lokale werkgroep.
1992 Eerste succes: woningcorporatie Het Oosten, Wilhelmina Gasthuis krijgt neststenen.
/199
1992
Gerard Schuitemaker en consorten richten de Gierzwaluwbeschermingswerkgroep op (nu Gierzwaluw
/199 Werkgroep Amsterdam) op, met enkele buurtwerkgroepen.
3
Werkgroepen ontstaan buiten bestaande Natuurbeschermingsorganisaties om, als actieve buurtgroepen.
Thea Dammen schrijft in scriptie voor biologiestudie: 90 % dakpan mansardedaken weg in de Pijp.
1993 Stadsdeel Oud West: Hans van Doesburg stelt Fl 5000 per jaar beschikbaar. Gerard Schuitemaker mag per
bouwproject bonnetjes indienen.
1993 Oprichten Stichting Gierzwaluwenwerkgroep-Nederland, door Marjos Moermans en Jaap Taapken.
1994 Natuur en Milieucentrum de Pijp wordt opgericht als onderdeel van wijkcentrum, de lokale werkgroep rond
Thea Dammen wordt hier ondergebracht.
1994 Guido Keijl en Ruud Vlek fietsen wekenlang iedere avond door heel Amsterdam om gierzwaluwen te
inventariseren. Dit wordt pas gepubliceerd in Limosa in 2004 (Keijl 2004).
1995 Brief Vogelbescherming aan Gemeente, over beleid toepassen Vogelwet.
1996 Motie van Auke Bijlsma voor subsidie nestkasten.
Auke Bijlsma stelt in motie dat 80% van de gierzwaluwen is verdwenen.
1997
1998
1999
1999
1999
1999
hij verzoekt College om: ´de nodige maatregelen te treffen bij inpassing van de bouwverordening, bij de
vergunningverlening en de subsidieverlening voor het behouden en scheppen van nestgelegenheid van
gierzwaluwen.´
´hierover in contact te treden met milieuorganisaties, woningbouwcorporaties, stadsdelen, enz. ´
´hierover de Raad te rapporteren voor het broedseizoen 1997 van de gierzwaluwen in Amsterdam.´
Motie aangenomen: hoeveel geld is hiermee gemoeid? Hoe wordt het georganiseerd?
Gerard Schuitemaker hoort van Guusje ter Horst dat uitvoeren motie niet haalbaar is.
Gerard Schuitemaker praat met Guusje ter Horst over ´Structureel geld voor monitoring´.
Dit komt er niet. Het blijft vrijwilligers werk, en er wordt dus niet geinventariseerd.
1e notitie Stadsdeel Amsterdam-Centrum ´Parkeerplaats voor de stadsmus´.
Brief Jan Maarten Fiedeldij Dop aan Dhr. Veldhuis, hoofd afgifte bouwvergunningen, over vingerwijzing naar
de Vogelwet (advies Vogelbescherming), bij verlenen van vergunning bij werk aan daken en goten.
Antwoord van Veldhuis: ´de bouwvergunning houdt geen ontheffing in van de Vogelwet 1936´.
Antwoord van JM Fiedeldij Dop: vraag: waar ligt de grens tussen klein en groot onderhoud (tussen geen/wel
bouwvergunning)?
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
37
vervolg bijlage III
2001
2002
2002
2004
brochure ´Dieren in de Politiek´.
Els Iping : extra subsidie voor hoogwerker en geluidswerk (Fl 1200, Fl 200?).
Amsterdam-Centrum krijgt een eigen stadsdeelraad, subsidie ondergebracht bij Amsterdam-Centrum.
Nota Dierenwelzijn stadsdeel Centrum:
´Op grond van de Flora en Faunawet, zou betere controle en handhaving op naleving hiervan moeten worden
uitgeoefend.´
´Bij grote projecten is het staand beleid dat in het voorstadium in het programma van eisen opgenomen
wordt dat er nestgelegenheid moet worden gerealiseerd.´
´Helaas wordt dit niet altijd waargemaakt´.
´Het stadsdeel stelt als antwoord op de nota van raadslid B.F.C. Frank voor om in navolging van de succesvolle
aanpak van de gierzwaluwnestelvoorzieningen voor mussen een vergelijkbare aanpak te kiezen. Dat wil
zeggen actieve voorlichting om nestkasten, stenen en –dakpannen te plaatsen en de materiaalkosten te
vergoeden. De Werkgroep Gierzwaluw zal zich ook gaan inzetten voor de mus; (koolmezen worden hierbij
ook opgenomen ). Voor zover er in het centrum nog nieuwbouw plaatsvindt wordt aan de bouweisen
toegevoegd dat er nestgelegenheid wordt gerealiseerd. ´
2005- Gedragscode Flora en Faunawet Gemeente Amsterdam, naar aanleiding van het vrijstellingbesluit (2005). In
2009 versie 15 (2009) staat de gierzwaluw in de Checklijst Broedvogels niet als koloniebroeder aangemerkt en er
staat dat er een mogelijkheid is om de soort een goede kans van slagen kunstmatige nestgelegenheid aan te
bieden.
1993- Met verschillende architecten zijn banden opgebouwd en deze architectenbureaus zijn gewend geraakt aan
2013 de voorwaarden voor holenbroedende vogels en vleermuizen. (Casa Architecten, Venhoeven CS, DE
Architecten Cie, Pro Atelier (Den Haag), etc.
2013 Inventarisatie stadsdeel Centrum
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
38
Bijlage IV Wettelijke bescherming van de gierzwaluw in Amsterdam
De Flora- en faunawet zorgt voor de wettelijke bescherming van (bedreigde) plant- en diersoorten. Deze wet is er op
gericht om soorten duurzaam in stand te houden in hun natuurlijke omgeving. Het is verboden om deze beschermde
diersoorten te doden, te vernielen of te verplaatsen. Maar er zijn ontheffingen mogelijk, de overheid kan besluiten
om onder voorwaarden ontheffingen te verlenen. Het gaat hier vaak om ruimtelijke activiteiten.
De gierzwaluw is een beschermde inheemse soort zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b van de Flora- en
faunawet. Hij staat ook vermeld in de Europese Vogelrichtlijn (1979). De gierzwaluw staat niet vermeld op de Rode
lijst van de Nederlandse broedvogels (Ministerie LNV 2004). Op deze lijst staan de soorten die in hun bestaan
worden bedreigd, de lijst heeft geen wettelijke status, maar is voornamelijk signalerend van aard.
In de Flora- en faunawet staan in de artikelen 9 tot en met 13 verbodsartikelen die van toepassing zijn voor de
gierzwaluw. Volgens deze artikelen is het verboden de dieren te doden, te verwonden of te vangen (art.9);
opzettelijk te verontrusten (art. 10); voorplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen te beschadigen, weg te nemen
of te verstoren (art. 11); hetzelfde geldt voor de eieren van gierzwaluwen (art.12). Ook geldt er een verbod op het
vervoeren van gierzwaluwen (art.13). De nesten van gierzwaluwen zijn het gehele jaar (jaarrond) beschermd en
vallen onder de categorie 2 van vogelnesten (Dienst Regelingen, 2009).
Voor de gierzwaluw (Apus apus) is een aparte Soortenstandaard (2011) ontwikkeld. In deze soortenstandaard staat
uitgebreid de gierzwaluw als soort beschreven en welke wettelijke bescherming voor deze vogelsoort geldt. Ook
staat er beschreven op welke wijze en onder welke voorwaarden een ontheffing verleend kan worden. Per type
(ruimtelijke) activiteit wordt in de Soortenstandaard beschreven welke beschermingsmaatregelen genomen kunnen
worden. In de praktijk moet door een deskundige via een uitgebreide toets beoordeeld worden of met deze
maatregelen overtreding van de wet kan worden voorkomen.
De Flora- en faunawet schrijft voor dat er vrijstelling kan gelden wanneer aantoonbaar gewerkt wordt volgens de
voorwaarden zoals vermeld in een door de Minister van Economische Zaken (EZ) goedgekeurde gedragscode. Voor
de gierzwaluw is dat het geval voor de artikelen 9 , 11, 12 van de Flora- en faunawet wanneer de activiteiten worden
uitgevoerd vanwege bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik. Voor ruimtelijke inrichting en
ontwikkeling geldt nooit een vrijstelling en moet bij een overtreding van een verbodsartikel een ontheffing of een
omgevingsvergunning aangevraagd worden.
De gemeente Amsterdam heeft een door het Minister van EZ goedgekeurde gedragscode opgesteld. Vanaf 1
februari 2010 is de gemeente Amsterdam wettelijk verplicht om te handelen volgens de Amsterdamse Gedragscode
Flora- en faunawet. De gedragscode is van toepassing binnen de grenzen van de gemeente Amsterdam en het
beheergebied van het Amsterdamse Bos en op alle medewerkers van de gemeente Amsterdam die zelf of samen
met andere werkzaamheden uitvoeren of die daartoe opdracht geven aan derden. De Amsterdamse Gedragscode
Flora- en faunawet beschrijft hoe bij bepaalde ruimtelijke ingrepen en beheerwerkzaamheden, activiteiten
vermeden kunnen worden die schadelijk zijn voor beschermde planten en dieren. In sommige gevallen is het toch
noodzakelijk om een ontheffing aan te vragen en mitigerende maatregelen te nemen. Voor burgers is deze
gedragscode niet van toepassing, hun handelen mag niet in strijd zijn met de Flora-en faunawet.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
39
Colofon
Titel: Inventarisatie van gierzwaluwen in stadsdeel Centrum en evaluatie van plaatsing van nestvoorzieningen.
In opdracht van: Sacha Hansen van stadsdeel Centrum, gemeente Amsterdam
Auteur: Gert de Jong
Afbeeldingen en foto´s: Gert de Jong, Wouter van der Weijden, auteursrecht voorbehouden
Kaarten: Gert de Jong, Jelle Harms, auteursrecht voorbehouden
Status: februari 2014, definitief
Deze uitgave kan geciteerd worden als:
De Jong G, 2014. Inventarisatie van gierzwaluwen in stadsdeel Centrum en evaluatie van plaatsing van
nestvoorzieningen. Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau, Amsterdam.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau
Vierwindenstraat 28 – 1013LB Amsterdam
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau kan door opdrachtgever niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die
voortvloeit uit gebruik van data of gegevens of door toepassing van aanbevelingen en conclusies, die zijn
opgenomen in deze rapportage.
Sacha Hansen heeft dit project mogelijk gemaakt en delen van de tekst verzorgd. Geert Timmermans en Remco
Daalder (DRO) hebben volledige medewerking verleend. Dank aan de leden van de GWA: Gerard Schuitemaker, Thea
Dammen, Evert Pellenkoft, Margriet de Hooge en anderen. Dank aan Sam Politon, die al jaren de gierzwaluwen van
de westelijke eilanden in de gaten houdt. Dank aan Wouter van der Weijden, Nico Houter en Jelle Harms voor hun
bijdrage bij de rapportage. Verder veel dank voor bewoners die hebben gereageerd op de oproep in de
Stadsdeelkrant en voor de Amsterdammers waar ik in de achtertuin, op het balkon, vanaf het dak of vanuit het huis
mocht kijken: Ellen Kersbergen, Sunke Puell, Stella van Leeuwen, Lucas Mees, Rene de Ridder, Florrie Gehrels
Hillenius, Koosje Wolf, Sieds Fransbergen, Jolanda van der Doelen, Marieke Schachtschabel, Jan Knubben, Elzeline
van der Vliet, Wies Lambinon, Toer van Schaijk, Phil Schogt, Isabelle Wessel, Wim Bergmans, Pien Gras (van
Stadsherstel) en Verena Junginger.
Gert de Jong Ecologisch Adviesbureau in samenwerking met GWA
40