Demodag Innovaties Aardbeien

Download Report

Transcript Demodag Innovaties Aardbeien

Demodag Innovaties Aardbeien
DLV Plant
Postbus 7001
6700 CA Wageningen
Agro Business Park 65
6708 PV Wageningen
T 0317 49 15 78
F 0317 46 04 00
E [email protected]
www.dlvplant.nl
In opdracht van
Landelijke gewascommissie Aardbei
LTO Groeiservice
(Mede) Gefinancierd door
Productschap Tuinbouw
Louis Pasteurlaan 6
2700 AG Zoetermeer
Uitgevoerd door
DLV Plant BV
Agro Business Park 65
6708 PV Wageningen
LTO Groeiservice
Klappolder 130
2665 ZK Bleiswijk
ZLTO
Spoorlijn 350
5038 CC Tilburg
Projectnummer
PT 13.363
Versie
Dit document is auteursrechtelijk beschermd. Niets uit deze uitgave mag derhalve worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door
fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DLV Plant. De merkrechten
op de benaming DLV komen toe aan DLV Plant B.V.. Alle rechten dienaangaande worden voorbehouden. DLV Plant B.V. is niet
aansprakelijk voor schade bij toepassing of gebruik van gegevens uit deze uitgave.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
2
Bodem en Bemesting Demoperceel
5
3
Aardbeienteelt op ruggen
7
4
Compostering gewasresten aardbeien
10
5
Groenbemesters
12
6
Residubeheersing
14
7
Schimmelbestrijding met UVc-licht
17
8
Bemestingsdemo Fieldcote
21
9
SQMS® Vollegrond
24
© DLV Plant, 6 januari 2009.
2
1
Inleiding
In opdracht van de Landelijke gewascommissie Aardbei van LTO Groeiservice heeft DLV
Plant op 28 augustus 2008 een “Demodag Innovaties Aardbeien” georganiseerd in
samenwerking met LTO Groeiservice en ZLTO. De demodag is mede mogelijk gemaakt
met financiering van het Productschap Tuinbouw.
Het doel van de demodag was om op een aantal demovelden verschillende innovaties te
demonstraten in de productieteelt van aardbeien. Door de demonstraties in de praktijk
wordt kennis direct uitgewisseld met belanghebbende uit de sector wat kan leiden tot een
stimulans om innovaties op het eigen bedrijf te implementeren. Tevens kan met de
informatie uit de sector richting gegeven worden aan nieuw onderzoek door uitwerking van
innovatieve ideeën.
Het demoveld is aangelegd op een perceel van de voormalige proeftuin Zundert aan de
Pastoor van Vessemstraat te Klein-Zundert. Dit perceel is momenteel in beheer van de
stichting SAG.
In juni en juli zijn de demopercelen door DLV Plant aangelegd en onderhouden om op de
demodag de volgende innovaties te demonstreren:
Aardbeienteelt op ruggen
Compostering van gewasresten op eigen bedrijf
Groenbemesters
Residubeheersing
Schimmelbestrijding door middel van UVc-licht
Bemestingsdemo Fieldcote
Rassen
SQMS en Planttype(n)
Per onderwerp is in deze rapportage meer informatie te vinden zoals deze gepresenteerd
is op leaflets op de demodag en in het programmaboekje.
De aardbeienteelt op ruggen, de compostering van gewasresten op het eigen bedrijf en de
groenbemesters zijn aangelegd in samenwerking met en met gedeeltelijke financiering
vanuit het project ‘Telen met Toekomst’.
De demopercelen omtrent residubeheersing en de schimmelbestrijding door middel van
UVc-licht zijn aangelegd door DLV Plant op verzoek van de Landelijke gewascommissie
Aardbei van LTO Groeiservice. Deze projecten zijn gefinancierd door het Productschap
Tuinbouw. De uitvoering en de resultaten van deze projecten zijn in specifieke rapportages
nader uitgewerkt en bij het Productschap Tuinbouw bekend onder de volgende titels.
Consultancy: Verzamelen residu gegevens aardbei; PT-numer 12.810-03
Bestrijden schimmelziekten met UV-licht; PT-nummer 13.362
© DLV Plant, 6 januari 2009.
3
De bemestingsdemo met Fieldcote is in opdracht van Mivena en van Nederkassel
aangelegd. De verschillende rassen en planttypen zijn op initiatief van DLV Plant op het
demoperceel aangeplant om de te discussiëren over de invloed van rassen, planttypen en
plantdichtheden op de productie, de kwaliteit, de arbeidsinput in de vollegrondsteelt.
Tevens is door DLV Plant het teeltmonitoring programma SQMS® op de demodag
gepresenteerd. Dit programma heeft de afgelopen jaren vele inzichten gegeven over de
groei en ontwikkeling van aardbeienplanten waardoor productie en kwaliteit verbeterd zijn.
Op de demodag heeft Jos van Hamont, adviseur van DLV Plant, een doorlopende
presentatie gehouden over bodemstructuur en bodemvruchtbaarheid en het effect op de
aardbeiproductie. Deze presentatie is gehouden vanuit het project SPADE waarin Jos van
Hamont als kennismakelaar werkzaam is om kennis over de bodem over te dragen aan de
grondgebonden sectoren.
De demodag is geopend door de Jan Pertijs, voorzitter vakgroep open teelten van ZLTO.
Na het openingswoord zijn twee korte inleidingen gehouden over actuele zaken in de teelt
en bedrijfsvoering in de vollegrondsteelt van aardbeien.
Teeltondersteunende voorzieningen; Herman Litjens ZLTO
2
CO , Coachen, Ontwikkeling en Ondernemen, Frans Verwer ZLTO
De machines voor het omzetten van composthopen, het trekken van ruggen met plastic en
bemesting in één werkgang en de bestrijding met UVc-licht zijn tijdens de demodag
gedemonstreerd door diverse bedrijven. Daarnaast was er een informatiemarkt waarop
diverse bedrijven hun (nieuwe) producten hebben gepresenteerd.
De demodag is door ruim 150 bezoekers bezocht en gemeten en de vragen/discussie van
telers en andere belanghebbend sloot de demodag aan bij een stuk behoefte van de
sector. Vanuit dit oogpunt is geconstateerd dat de “Demodag Innovaties Aardbeien”
voldaan heeft en de beoogde doelstellingen.
DLV Plant
Maart 2009
© DLV Plant, 6 januari 2009.
4
2
Bodem en Bemesting Demoperceel
DEMOPERCEEL: BODEM EN BEMESTING ALGEMEEN
Voorafgaand aan het planten is een bodemmonster gestoken om de bodemtoestand in kaart te brengen.
Hieronder is de uitslag van dit bodemmonster weergegeven.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
5
Bemestingsplan:
Op basis van het bodemmonster is de het volgende bemestingsplan uitgevoerd op de
diverse percelen, tenzij er vanwege de proefopzet hiervan is afgeweken.
Vooraf het planten is een voorraadbemesting uitgevoerd met 600 kg/ha fysolietkalk,
400 kg/ha Patentkali en 200 kg/ha Kieseriet. Zeven dage na planten is 200 kg/ha
KAS toegediend. Gedurende de weggroei en de bloei, is er vanaf 7 dagen na planten
elke 10-14 dagen bijbemest met 100 kg/ha KAS. Vanaf de eerste vruchtkleuring
wordt elke 10-14 dagen bijbemest met 100-150 kg/ha Unika.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
6
3
Aardbeienteelt op ruggen
Achtergrond Programmaboekje
De teelt van aardbeien op ruggen in combinatie met afdekking met plastic folie is zeker
niet nieuw en wordt in veel aardbeiproducerende landen toegepast. Veelal betreft dit
meerjarige teelten. In Nederland komt deze teeltwijze nog maar sporadisch voor.
Belangrijke redenen hiervan zijn de extra kosten (aanleg, T-tape) en arbeid (met de hand
planten) op de veelal grote bedrijven. Uit onderzoek blijkt dat er mogelijkheden zijn om te
komen tot een productieverhoging. Daarnaast is een lagere aanvoer van voedingsstoffen
mogelijk. Dit laatste punt past goed bij de nieuwe mestwetgeving waarbij een systeem van
gebruiksnormen per gewas wordt gehanteerd. Bijkomende voordelen zijn: minder stro
nodig (interessant bij de hoge stro-prijs), minder water, minder gevoelig voor meeldauw.
Alle reden om deze teeltwijze in Nederland te introduceren en te optimaliseren.
In demo kijken we met naar de volgende punten:
aanvoer van nutriënten
voedingsniveau waarop teelt plaats vindt
inzet van herbiciden (vooral in het pad en bij de plantgaten)
hoeveelheid stro
extra kosten tov gangbare teelt
noodzakelijke meeropbrengst
© DLV Plant, 6 januari 2009.
7
PROEFPERCEEL:
RUGGENTEELT AARDBEI MET T-TAPE
Aangelegd vanuit:
Project Telen met Toekomst
Contactpersonen:
Jacques Rovers (PPO/WUR)
Harrie Pijnenburg (DLV Plant)
Plantdatum Ruggenteelt:
4 juli 2008
Bemesting:
Zie tabel in tekst
Gewasbescherming:
Conform praktijk
De teelt van aardbeien op ruggen in combinatie met afdekking met plastic folie is zeker niet nieuw en wordt
in veel aardbeiproducerende landen toegepast. Veelal betreft dit meerjarige teelten. In Nederland komt
deze teeltwijze nog maar sporadisch voor. Belangrijke redenen hiervan zijn de extra kosten (aanleg, T-tape)
en arbeid (met de hand planten) op de veelal grote bedrijven. Uit onderzoek blijkt dat er mogelijkheden zijn
om te komen tot een productieverhoging. Daarnaast is een lagere aanvoer van voedingsstoffen mogelijk.
Dit laatste punt past goed bij de nieuwe mestwetgeving waarbij een systeem van gebruiksnormen per
gewas wordt gehanteerd. Bijkomende voordelen zijn: minder stro nodig (interessant bij de hoge stro-prijs),
minder water, minder gevoelig voor meeldauw. Alle reden om deze teeltwijze in Nederland te introduceren
en te optimaliseren.
In demo ruggenteelt aardbeien wordt gekeken naar de volgende punten:
• aanvoer van nutriënten
• voedingsniveau waarop teelt plaats vindt
• inzet van herbiciden (vooral in het pad en bij de plantgaten)
• hoeveelheid stro
• extra kosten ten opzichte van de gangbare teelt
• noodzakelijke meeropbrengst
PROEFPERCEEL RUGGENTEELT
TELEN MET TOEKOMST
niet in verband aangeplant
D: Elsanta WB-plant; plantafstand 33 cm (ca 35.000/ha)
SONATA Lichte WB-PLANT RUGGENTEELT
C: Elsanta WB-plant; plantafstand 25 cm (ca 47.500/ha)
FIGARO A+PLANT RUGGENTEELT
in verband aangeplant
ELSANTA WB-PLANT RUGGENTEELT
B: Elsanta WB-plant; plantafstand 33cm (ca 35.000/ha)
ELSANTA WB-PLANT RUGGENTEELT
in verband aangeplant
ELSANTA WB-PLANT RUGGENTEELT
A: Elsanta WB-plant; plantafstand 25 cm (ca 47.500/ha)
ELSANTA WB-PLANT RUGGENTEELT
INDELING RUGGEN:
A
B
C
D
E
F
niet in verband aangeplant
E: Figaro A+ plant; plantafstand 33 cm (ca 35.000/ha)
F: Sonata licht WB-plant, plantafstand 33 cm (ca 35.000/ha)
© DLV Plant, 6 januari 2009.
8
BEMESTING:
Bemesting via T-tape:
Kristallon Wit: 9 juli 200 kg/ha
15 juli 100 kg/ha
23 juli 100 kg/ha
31 juli 100 kg/ha
Totale bemesting:
Kristallon Rood:
6 augustus 100 kg/ha
13 augustus 100 kg/ha
20 augustus 100 kg/ha
27 augustus 100 kg/ha
123 kg N per ha.
73 kg P2O5 per ha.
294 kg K2O per ha.
BEMONSTERING:
Grondmonsters door BLGG
Plantsapanalyses middels methode Soil Tech Solutions.
KOSTEN RUGAANLEG:
Plastic folie: 6600 m1 van € 0,11 per m1
ca € 725,Tape van € 0,08
ca € 530,Aanvoerslangen, drukventiel en aansluitingen 1/3 van € 550
ca € 185,Ruggen leggen ca 5 uur, afh van perceelsligging
ca € 250,Machinaal gaten steken
€ ??
Extra uren van met de hand planten geschat 30 uur, geen plantmachine
€ 500,Afmaaien planten en plastic opruimen 20 uur à € 17
ca € 470,Afvoeren plastic. (alternatief afbreekbare folie)
ca € 150,TOTAAL
circa € 2800,- tot € 3500,BESPARINGEN
Meststofkosten?
Stro-behoefte bij ruggenteelt ca 6 ton per ha, vollegrondsteelt ca 10 ton per ha.
Besparing 4 x € 150 = € 600,Opbrengstverhoging en/of vergroting vruchtmaat afhankelijk van mogelijkheden die de grond biedt.
VOORLOPIGE RESULTATEN PRAKTIJKBEDRIJF ZUNDERT
Voorlopige gegevens één teelt praktijkbedrijf te Zundert. Andere bedrijven en teelten worden uitgewerkt.
• Schrale grond na ruilverkaveling. In 2008 nog geen organische bemesting. Er volgt nog compost.
• Planting eind mei, 32.730 planten per ha
• Bemestingsgiften:
o Vooraf aan de rugopbouw NPK tegen 27 kg N, 9 kg P2O5, 36 kg K2O en 49 kg MgO per ha.
o Tijdens de teelt kalksalpeter, en in de oogst kristalon rood en kalisalpeter.
o Totale gift:
111 kg N per ha
25 kg P2O5 per ha
127 kg K2O per ha
49 kg MgO per ha
• Opbrengst: 31.545 kg product, dit is 964 gram per plant. (in een periode met goede prijzen, dus
lang doorgeoogst.)
© DLV Plant, 6 januari 2009.
9
4
Compostering gewasresten aardbeien
Achtergrond Programmaboekje
Composteren van gewasresten aardbei op het eigen bedrijf is een goede manier om
aanwezige ziekten, plagen en onkruiden afdoende te doden en organische stof en
nutriënten binnen het bedrijf te houden. De eerste ervaringen met composteren van
gewasresten aardbei afkomstig uit de vollegrond zijn goed te noemen. Mogelijkheden zijn
er zeker ook voor de teelten in veenbalen (op stellingen en buiten). Nu wordt dit materiaal
nog vaak naar derden afgevoerd, maar het is zeker de moeite waard om te composteren
en hergebruik te overwegen.
Om het composteringsproces optimaal te laten verlopen kunnen aanvullende materialen
nodig zijn zoals houtsnippers/snoeihout voor meer structuur en om koolstof aan te brengen
of gras en mest om meer N toe te voegen. De gemeente Zundert is voor het komende jaar
voornemens om houtsnippers/snoeihout en gras aan te merken als hulpstof en niet als
afvalstof om zo het composteren van gewasresten op het eigen bedrijf eenvoudig te
maken. Men wil hiermee voor een periode van één jaar ervaring opdoen en dan evalueren
hoe dit in de praktijk werkt. Aanvoer van deze hulpstoffen zal plaats vinden via de
loonwerker die de hopen opbouwt.
In de demo is met de volgende gewasresten en hulpstoffen gewerkt:
aardbeiplanten met veen afkomstig uit kas of van de stellingenteelt. Aanvullen met
houtsnippers. Hierdoor interessant voor aardbeien en boomteelt
aardbeiplanten met veen afkomstig uit kas of van de stellingenteelt. Aanvullen met
houtsnippers en dierlijke mest (rundveedrijfmest).
Aardbeiplanten met stro vanuit vollegrond aangevuld met houtsnippers
© DLV Plant, 6 januari 2009.
10
Leaflet Demodag
PROEFPERCEEL:
COMPOSTERING
Aangelegd vanuit:
Project Telen met Toekomst
Contactpersonen:
Jacques Rovers (PPO/WUR)
Wil Huybregts (Loonbedrijf Huybregts)
Harrie Pijnenburg (DLV Plant)
Aanleg compostrillen:
19 augustus 2008
Omzetting compostrillen:
20/8 en 25/8
0
Temperatuur: C per object
Object/datum
20/8
25/8
A
43
38-41
B en C
48-50
59-61
Composteren van gewasresten aardbei op het eigen bedrijf is een goede manier om
aanwezige ziekten, plagen en onkruiden afdoende te doden en organische stof en nutriënten
binnen het bedrijf te houden. De eerste ervaringen met composteren van gewasresten
aardbei afkomstig uit de vollegrond zijn goed te noemen. Mogelijkheden zijn er zeker ook voor
de teelten in veenbalen (op stellingen en buiten). Nu wordt dit materiaal nog vaak naar derden
afgevoerd, maar het is zeker de moeite waard om te composteren en hergebruik te
overwegen.
Om het composteringsproces optimaal te laten verlopen kunnen aanvullende materialen
nodig zijn zoals houtsnippers/snoeihout voor meer structuur om koolstof aan te brengen of
gras en mest om meer N toe te voegen. De gemeente Zundert is voor het komende jaar
voornemens om houtsnippers/snoeihout en gras aan te merken als hulpstof en niet als
afvalstof om zo het composteren van gewasresten op het eigen bedrijf eenvoudig te maken.
Men wil hiermee voor een periode van één jaar ervaring opdoen en dan evalueren hoe dit in
de praktijk werkt. Aanvoer van deze hulpstoffen zal plaats vinden via de loonwerker die de
hopen opbouwt.
In de compostrillen is met de volgende gewasresten en hulpstoffen gewerkt:
A:
Aardbeiplanten met veen afkomstig uit kas of van
de stellingenteelt, aangevuld met 1/3 houtsnippers.
B:
Aardbeiplanten met stro vanuit vollegrond, aangevuld
met 1/3 houtsnippers
C:
Aardbeiplanten met stro vanuit vollegrond
aangevuld met 1/3 houtsnippers en nadien dierlijke mest
(rundveedrijfmest).
COMPOSTERING
TELEN MET TOEKOMST
A
B
C
PAD
© DLV Plant, 6 januari 2009.
11
5
Groenbemesters
Achtergrond Programmaboekje
Een gezonde bodem is de basis voor een gezonde en rendabele teelt. Dit geldt zeker voor
kapitaalintensieve teelten zoals de aardbeiteelt.
Groenbemesters kunnen een belangrijke rol spelen bij het in standhouden en/of
verbeteren van de bodemgezondheid. Een groenbemester gaat verstuiving, verslemping
en erosie van de grond tegen. Daarnaast leggen groenbemesters verschillende nutriënten
vast, leveren organische stof en zijn positief voor de bodemstructuur.
Met sommige groenbemesters kunnen bepaalde aaltjes bestreden worden of kunnen
sommige bodemgebonden schimmelziekten worden tegengegaan. Zo kunnen
groenbemesters bijdragen aan een betere bodemgezondheid. Bij de keuze van een
groenbemester is het belangrijk om de (aaltjes)situatie op het perceel te kennen.
Groenbemesters kunnen namelijk ook een waardplant zijn voor bepaalde schadelijke
schimmelziekten en aaltjes, wat kan leiden tot een zwaardere aantasting in de volgteelt.
Een aparte groep van groenbemesters, zijn de zogenaamde biofumigatiegewassen.
Dit zijn gewassen waarbij, na inwerken in de bodem, stoffen vrij komen die giftig zijn voor
o.a. aaltjes. Het zijn vooral kruisbloemigen (o.a. koolachtige gewassen) die voor
biofumigatie worden gebruikt.
Aardbei is gevoelig voor een aantal aaltjessoorten. Vooral het wortellesieaaltje
(Pratylenchus penetrans) en het noordelijk wortelknobbelaaltje (Meloidogyne hapla)
kunnen aanzienlijke schade veroorzaken in de aardbeienteelt. Met een goed doordacht
aaltjesbeheersplan, met daarin een gerichte groenbemesterkeuze, kan schade door aaltjes
worden beperkt of zelfs worden voorkomen.
In de demo zijn de volgende groenbemesters opgenomen:
• Afrikaantje (Tagetes patula)). Afrikaantjes bestrijden wortellesieaaltjes actief,
waardoor het bestrijdingseffect vele jaren merkbaar is.
• Japanse haver (Avena strigosa). Dit gewas is een niet-waardplant voor het
wortellesieaaltje.
• Sarepta mosterd (Brassica juncea). Biofumigatiegewas.
• Bladkool (Brassica napus). Biofumigatiegewas.
• Engels raaigras.
Tijdens de demo-dag zijn de voor- en nadelen van deze groenbemesters nader toegelicht.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
12
PROEFPERCEEL:
AALTJESBESTRIJDING GROENBEMESTERS
Aangelegd vanuit:
Project Telen met Toekomst
Contactpersonen:
Johnny Vissers (PPO/WUR)
Jacques Rovers (PPO/WUR)
Harrie Pijnenburg (DLV Plant)
Zaaidatum Groenbemesters:
1 juli 2008
Stikstofbemesting:
2 x 150 kg/ha KAS
Aardbei is gevoelig voor een aantal aaltjessoorten. Vooral het wortellesieaaltje (Pratylenchus
penetrans) en het noordelijk wortelknobbelaaltje (Meloidogyne hapla) kunnen aanzienlijke
schade veroorzaken in de aardbeienteelt. Met een goed doordacht aaltjesbeheersplan, met
daarin een gerichte groenbemesterkeuze, kan schade door aaltjes worden beperkt of zelfs
worden voorkomen.
Tevens kunnen groenbemesters een belangrijke rol spelen bij het in standhouden en/of
verbeteren van de bodemgezondheid. Een groenbemester gaat verstuiving, verslemping en
erosie van de grond tegen. Daarnaast leggen groenbemesters verschillende nutriënten vast,
leveren organische stof en zijn positief voor de bodemstructuur.
In de demo zijn de volgende groenbemesters opgenomen:
F
E
D
C
B
A
F: BLADKOOL; (Brassica napus).
Biofumigatiegewas.
E: SAREPTA MOSTERD; (Brassica juncea)
Biofumigatiegewas.
D: ENGELS RAAIGRAS;
C: JAPANSE HAVER “Pratex”; (Avena strigosa)
Dit gewas is een niet-waardplant voor het wortellesieaaltje.
B: TAGETES “Sparky”; (Tagetes patula)
A: TAGETES “Nemamix”; (Tagetes patula)
Afrikaantjes (Tagetes) bestrijden wortellesieaaltjes actief,
waardoor het bestrijdingseffect vele jaren merkbaar is.
PAD
Voor verdere toelichting over aaltjesbestrijding en groenbemesters kunt u zich wenden tot
bovengenoemde contactpersonen.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
13
6
Residubeheersing
Achtergrond Programmaboekje
Residu in het eindproduct krijgt steeds meer aandacht. Daarbij worden al bij verschillende
afzetpartijen bovenwettelijke eisen gesteld aan het aantal residuen en of aan het totaal van
residu in % van de MRL.
De kreet MRL staat voor Maximum Residu Level = maximaal residu niveau. Wettelijk is er
geen maximum aan aantal verschillende residuen op de aardbei. Graag willen we het
aantal residuen beperken, echter om resistentie te voorkomen is afwisselen noodzakelijk,
dit strookt dus niet met elkaar. Een maximum ten opzichte van de MRL uitgedrukt in een
percentage is de volgende benadering. De eis van maximaal 70% van de opgetelde
residuen betekent dat ieder aangetoond middel een percentage van de MRL
vertegenwoordigt en de verschillende middelen opgeteld, niet de 70% mogen
overschrijden. (zie kader)
Bij dit alles moet de teler rekening houden met de eisen voor een middel, wachttijd en
maximaal aantal keer in te zetten.
Voorbeeld
Signum bevat twee werkzame stoffen: boscalid en pyraclostrobin. De MRL voor boscalid is
5 mg/kg en voor pyraclostrobin is 0,5 mg/kg product.
Aangetoond residu bv 0,1 mg/kg boscalid en 0,05 mg/kg pyraclostrobin.
Boscalid zit op 2% van de MRL
Pyraclostrobin zit op 10% van de MRL
Spuitschema op de demotuin
A: Doel weinig verschillende residuen. Risico is dat er weinig afwisseling plaatsvindt en
daardoor resistentie in de hand gewerkt wordt. (kan noodgedwongen zijn door eisen van
afnemer van maximaal 5 residuen.)
B. Doel laag totaal residu als optelling van alle residuen t.o.v. MRL. Volledige afwisseling.
C. Doel via blokbespuitingen eindigen met weinig residu, zowel in aantal als in optelling
van % van MRL. Producten met snelle afbraak op einde teelt en geen bespuitingen in de
pluk
D. Doel zoveel mogelijk afwisseling om resistentie te voorkomen.
Meer informatie over de resultaten van het demoveld residubeheersing zijn te
vinden op www.tuinbouw.nl onder PT-numer 12.810-03 “Consultancy: Verzamelen
residu gegevens aardbei”.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
14
PROEFPERCEEL:
RESIDUBEHEERSING
Aangelegd vanuit:
DLV Plant / Productschap Tuinbouw
Contactpersonen:
Harrie Pijnenburg (DLV Plant)
Pien van Sprundel (DLV Plant)
Mark Geuijen (DLV Plant)
Plantdatum perceel:
Bemesting:
Gewasbescherming:
4 juli 2008
Conform praktijk
Zie onderstaand
Residu in het eindproduct krijgt steeds meer aandacht. Daarbij worden al bij verschillende afzetpartijen
bovenwettelijke eisen gesteld aan het aantal residuen en of aan het totaal van residu in % van de MRL.
De kreet MRL staat voor Maximum Residu Level = maximaal residu niveau. Wettelijk is er geen
maximum aan aantal verschillende residuen op de aardbei. Graag willen we het aantal residuen
beperken, echter om resistentie te voorkomen is afwisselen noodzakelijk, dit strookt dus niet met
elkaar.
Bij dit alles moet de teler rekening houden met de eisen aan een middel, de wachttijd en het maximale
aantal toepassingen van een middel. Op verzoek van de landelijke gewascommissie aardbei van LTO
Groeiservice wordt door DLV Plant een inventarisatie gemaakt waarbij gekeken wordt naar de relatie
tussen spuitschema / inzet van middelen en de hoeveelheid terug te vinden residu. Deze inventarisatie
wordt gefinancierd door het Productschap Tuinbouw. Op het demoveld wordt dit vormgegeven door de
aanleg van vier verschillende spuitstrategieën waarbij residumonsters worden genomen om verschillen
in residu aanwezig op het product aan te tonen.
Opzet Proefperceel
Indeling Proefperceel
A: Doel: Zo min mogelijk verschillende residuen op het eindproduct.
Strategie: Weinig afwisseling van producten om zo maximaal
3 (of 5) verschillende residuen op het eindproduct terug te vinden.
Risico: Kans op resistentie wordt in de hand gewerkt.
PROEFPERCEEL RESIDUBEHEERSING
PLANTTYPE/PLANTVERBAND/RASSEN
DLV PLANT / PT
STRATEGIE B
FIGARO A+PLANT TRADITIONEEL
STRATEGIE C
ELSANTA WB-PLANT TRADITIONEEL
ELSANTA A+ PLANT DRIE-RIJENSYSTEEM
ELSANTA A+ PLANT DRIE-RIJENSYSTEEM
ELSANTA A+ PLANT TRADITIONEEL
C: Doel: Zo min mogelijk residu in het eindproduct, zowel in
aantal als in optelling van het % MRL.
Strategie: Door middel van blokbespuitingen, waarbij producten
met een snelle afbraak op einde van de teelt worden ingezet.
Geen bespuitingen tijdens de oogst.
ELSANTA A+ PLANT TRADITIONEEL
B: Doel: Laag MRL-getal in het eindproduct als optelling van
alle residuen.
Strategie: Volledige afwisseling van producten, waarbij sommige
producten niet kort voor de oogst toegepast worden.
STRATEGIE A
D: Doel: Zo veel mogelijk afwisseling om resistentie te voorkomen
Strategie: Volledige afwisseling van producten.
Risico: Overschrijding van de bovenwettelijke residunormen.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
15
SONATA Lichte WB-PLANT TRADITIONEEL
STRATEGIE D
Uitvoering Strategieën
Bespuiting DATUM
Strategie A
Strategie B
Strategie C
Strategie D
1
11-7-2008
Dual Gold + Fenmedifam
2
17-7-2008
Dual Gold + Fenmedifam
3
25-7-2008
Floramite +
Silwet Gold
Floramite +
Silwet Gold
Floramite +
Silwet Gold
Floramite +
Silwet Gold
4
28-7-2008
Stroby + Teldor +
Calypso
Stroby + Teldor +
Calypso
Stroby + Frupica +
Calypso
Stroby + Rovral+
TMTD + Calypso
5
1-8-2008
Stroby + Teldor +
Decis
Stroby + Teldor +
Decis
Stroby + Frupica +
Decis
Stroby + Teldor +
Decis
6
6-8-2008
Signum + Decis
Signum + Decis
Signum + Decis
Signum + Decis
7
11-8-2008
Frupica + Decis
Frupica + Decis
Signum + Decis
Frupica + Decis
8
15-8-2008
Teldor + Nimrod +
Decis
Teldor + Nimrod +
Decis
Teldor + Nimrod +
Decis
Rovral + Nimrod +
Decis + Pirimor
9
19-8-2008
Signum + Decis
Teldor + Nimrod +
Decis
Teldor + Nimrod +
Decis
Signum + Nimrod +
Calypso
10
25-8-2008
Teldor + Nimrod
Signum
Teldor + Nimrod
Frupica + Nimrod
Residubepalingen door Groen Agro Control
Dinsdag 19 Augustus;
Maandag 25 Augustus;
Donderdag 28 Augustus;
Eerste resultaten Residubepaling Groen Agro Control (vóór bespuiting van dinsdag 19
Augustus). Bemonstering in enkelvoud.
Residu
Boscalid
Strategie A
0,10
Strategie B
0,05
Strategie C
0,26
Strategie D
0,13
MRL NL
5,0
Pyraclostrobin
0,01
0,01
0,05
0,02
0,5
Bupirimaat
0,12
0,12
0,11
0,28
0,5
Mepanipyrim
0,12
0,10
0,07
0,11
2,0
Fenhexamide
0,21
0,20
0,20
0,02
5,0
Deltamethrin
0,03
0,2
Pirimicarb
0,22
0,5
Iprodion
0,04
15,0
Dithiocarbamaat
0,05
10,0
Totaal aantal
Opgeteld %MRL
5
5
6
8
38%
36%
60%
113%
© DLV Plant, 6 januari 2009.
16
7
Schimmelbestrijding met UVc-licht
Achtergronden Programmaboekje
Inleiding
Dankzij financiering door het Productschap Tuinbouw en het Landbouw Innovatiefonds
Brabant voert DLV Plant onderzoek uit naar de mogelijkheden van UVc licht om
schimmelziekten te bestrijden in aardbeien.
Dat UVc een dodelijke werking op organismen heeft is al meer dan 100 jaar bekend. De
techniek wordt al lang toegepast voor bijvoorbeeld ontsmetting recirculatiewater in de
tuinbouw of voor ontsmetten drinkwater tegen Legionella.
UVc gewasbescherming is een techniek waarbij het gewas behandeld wordt met UVc licht
wat uitgestraald wordt door speciale lampen. Het c spectrum van het door de zon
uitgestraalde UV licht bereikt het aardoppervlak nauwelijks omdat het door de ozonlaag
tegengehouden wordt. Het UVc van de speciale lampen licht dringt binnen in cellen
waardoor de cellen gedood worden. In schimmelcellen is de doordringing veelal veel
makkelijker dan in plantencellen of dierlijke cellen. Zodoende is de dosering om schimmels
te doden veel lager dan om plantencellen te doden en kan de methode selectief in
gewassen ingezet wordt.
Alleen voor biologische landbouw?
Natuurlijk is UVc bij uitstek een methode die in de biologische landbouw toegepast kan
worden. Sommige aantastingen kunnen in deze sector desastreus zijn. Als er verder geen
bestrijdingsmogelijkheden zijn dan maakt het weinig uit hoeveel een bestrijdingsmethode
kost en het hoeft niet 100% effectief te zijn. De methode is goedgekeurd door SKAL.
Ook in de gangbare landbouw kan de methode interessant zijn. UVc kan uitstekend
gecombineerd worden met chemische bestijding en kan bijdragen aan het terugdringen
van de gewasbeschermingsmiddelen inzet. Overschrijdingen van gehanteerde
residunormen kan met de methode voorkomen worden met name door de methode aan
het einde van het groeiseizoen in te zetten.
Het onderzoek
In juni is bij een aardbeienteler te Nuenen een oriëntatie uitgevoerd om na te gaan of
aardbeien überhaupt de belichtingen met UVc verdragen. De bloei van het gewas en de
rijpe aardbeien werden niet beïnvloed. Ook was de teler tevreden met de geoogste
aardbeien. Ten opzichte van gewoon met fungiciden behandelde aardbeien werd geen
verschil geconstateerd.
In de proef te Zundert worden de mogelijkheden verder onderzocht. Nagegaan wordt
wanneer UVc toegepast moet worden en hoe UVc gecombineerd kan worden met inzet
van fungiciden.
Meer informatie over de resultaten van het demoveld residubeheersing zijn te
vinden op www.tuinbouw.nl onder PT-nummer 13.362 “Bestrijden schimmelziekten
met UV-licht”
© DLV Plant, 6 januari 2009.
17
PROEFPERCEEL: BESTRIJDING VRUCHTROT, MEELDAUW d.m.v. UVc-LICHT
Aangelegd vanuit:
DLV Plant BV / Productschap Tuinbouw
Contactpersonen:
Johan Wander (DLV Plant)
Mark Geuijen (DLV Plant)
Pien van Sprundel (DLV Plant)
Plantdatum UVc-licht proef: 24 juni 2008
Planttype en plantafstand: Elsanta WB-plant; plantafstand 33 cm (35.000 planten/ha)
Bemesting:
Gewasbescherming:
Conform praktijk (zie algemene info)
Zie tekst
UVc gewasbescherming is een techniek waarbij het gewas behandeld wordt met UVc licht
wat uitgestraald wordt door speciale lampen. Het c spectrum van het door de zon
uitgestraalde UV licht bereikt het aardoppervlak nauwelijks omdat het door de ozonlaag
tegengehouden wordt. Het UVc van de speciale lampen licht dringt binnen in cellen waardoor
de cellen gedood worden. In schimmelcellen is de doordringing veelal veel makkelijker dan in
plantencellen of dierlijke cellen. Zodoende is de dosering om schimmels te doden veel lager
dan om plantencellen te doden en kan de methode selectief in gewassen ingezet wordt.
In juni is bij een aardbeienteler te Nuenen een oriëntatie uitgevoerd om na te gaan of
aardbeien überhaupt de belichtingen met UVc verdragen. De bloei van het gewas en de rijpe
aardbeien werden niet beïnvloed. Ook was de teler tevreden met de geoogste aardbeien. Ten
opzichte van gewoon met fungiciden behandelde aardbeien werd geen verschil
geconstateerd.
In navolging van de oriënterende proef worden de mogelijkheden verder onderzocht op het
proefperceel waarbij nagegaan wordt wanneer UVc toegepast moet worden en hoe UVc
gecombineerd kan worden met inzet van fungiciden. Hiervoor zijn in het proefperceel 6
behandeling in vier herhalingen aangelegd
PROEFPERCEEL VRUCHROTBESTRIJDING
D.M.V. UVc-LICHT <> FUNGICIDEN
PRODUCTSCHAP TUINBOUW / DLV PLANT
BEHANDELINGEN UVc-LICHT
16 B
20 C
24 E
15 F
19 A
23 D
C: Inzet van UVc-licht, op basis van BOS advies.
12 A
4F
B: Inzet van UVc-licht, drie keer per week tijdens de bloei
8B
A: Onbehandeld, geen inzet van UVc-licht en/of fungiciden.
14 E
18 F
22 A
13 D
17 B
21 C
F: Inzet van fungiciden volgens praktijk.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
18
RAND
11 C
10 D
9E
RAND
7D
6F
3E
5C
met het oog op vermindering van residu.
2B
1 week voor oogst. Inzet van UVc-licht 1 week voor oogst
RAND
waarbij fungicide worden ingezet bij hoge infectie kans
E: Inzet van fungicide volgens praktijk vanaf start bloei tot
1A
D: Inzet van UVc-licht en/of fungiciden op basis van BOS advies,
UITVOERING TOEPASSINGEN UVc-LICHT EN FUNGICIDEN:
Week Datum Dag na
planten
7-jul
13
8-jul
14
9-jul
15
16
28 10-jul
11-jul
17
12-jul
18
13-jul
19
14-jul
20
15-jul
21
16-jul
22
23
29 17-jul
18-jul
24
19-jul
25
20-jul
26
21-jul
27
22-jul
28
23-jul
29
30
30 24-jul
25-jul
31
32
26-jul
27-jul
33
28-jul
34
29-jul
35
30-jul
36
37
31 31-jul
1-aug
38
2-aug
39
3-aug
40
4-aug
41
5-aug
42
6-aug
43
44
32 7-aug
8-aug
45
46
9-aug
10-aug
47
48
32 11-aug
A
*Start bloei
Toepassing UVc-licht en/of fungiciden in behandeling
B
C
D
E
F
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
Stroby
Stroby
Stroby+Teldor
Stroby+Teldor
Signum
Signum
UVc-licht
UVc-licht
* I.v.m. stro inbregen geen UVc-licht toepassing uitgevoerd
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
Stroby+Teldor
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
Signum
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
UVc-licht
Frupica+Nimrod Frupica+Nimrod
Frupica+Nimrod
UVc-licht
UVc-licht
Signum
eerste oogst
OPBRENGSTBEPALING EN VRUCHTROTBEPALING
Gedurende de oogst wordt de totale opbrengst bepaald per plant waarbij onderscheid
gemaakt wordt in de volgende vier klassen:
A:
Klasse 1;
‘grote en gezonde’ vruchten;
B:
Klasse 2;
‘kromme en kleine gezonde’ vruchten;
C:
Klasse ‘vruchtrot’,
vruchten met Botrytis en/of ander vruchtrot.
D:
Klasse ‘beschadigd’,
vruchten met beschadigingen, vogelschade etc.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
19
VOORLOPIGE RESULTATEN (na 14 dagen oogst)
Opbrengst uitgedrukt in percentage per klasse van
totaalopbrengst
klasse vruchtrot (C)
100%
klasse 1 (A)
klasse krom+fijn (B)
klasse beschadig.(D)
6%
6%
8%
6%
5%
6%
19%
20%
21%
21%
22%
19%
56%
57%
52%
67%
67%
72%
6%
6%
4%
UVc +
fungiciden
volgens BOS
fungiciden,
Uvc einde
bloei
fungiciden
90%
80%
Percentage
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
19%
17%
19%
0%
onbehandeld
3x/week UVc
UVc volgens
BOS
Opmerkingen / constateringen / voorlopige conclusies
• UVc gewasbescherming geeft bij aardbeien geen negatieve invloed op de groei van
de aardbeien.
• Op basis van de eerste resultaten lijken er perspectieven te zijn voor de inzet van
UVc in aardbeien.
• Combinatie van UVc met (een beperkte) fungicideninzet lijkt het meest perspectiefvol.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
20
8
Bemestingsdemo Fieldcote
Achtergronden Programmaboekje
Fieldcote is een langzaam vrijkomende NPK-meststof met toevoeging van magnesium en
spore-elementen. Doordat de gedeeltelijke hars omhulling komen de meststoffen
langzaam vrij waardoor de uitspoeling van meststoffen wordt geminimaliseerd. Door de
constante afgifte van voedingselementen ontstaan er minder pieken en dalen in het
aanbod van voedingselementen aan het gewas, zodat deze continu over de juiste
basisvoeding kan beschikken. Resultaat van dit principe is een constante groei van het
gewas zinder stress en een optimale productie.
In opdracht van de producent van Fieldcote, Mivena, is op het demoveld een
bemestingsdemo aangelegd waarin de Fieldcote meststof wordt gedemonstreerd. Tevens
worden de groei, en ontwikkeling van het gewas vergeleken met de groei en ontwikkeling
van de gewassen met bemesting door middel van de meststof Agroblen en bemesting
door middel van enkelvoudige meststoffen conform ‘praktijk’gebruik.
De Fieldcote meststof voor in de aardbeienteelt is verkrijgbaar via toeleverancier van
Nederkassel te Zundert.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
21
PROEFPERCEEL: BEMESTING LANGZAAM VRIJKOMENDE MESTSTOFFEN
Aangelegd vanuit:
Mivena / Van Nederkassel
Contactpersonen:
Cees Oele (DLV Plant)
Louis de Korte (Mivena)
P. van Dongen (Van Nederkassel)
Plantdatum bemestingdemo: 4 juli 2008
Planttype en plantafstand: Elsanta WB-plant; plantafstand 33 cm (35.000 planten/ha)
Bemesting:
Zie tabel in tekst
Gewasbescherming:
Conform praktijk
In opdracht van Mivena en Van Nederkassel is een bemestingdemo aangelegd waarbij de groei en
ontwikkeling van een gekoelde teelt aardbei bemest met de langzaam vrijkomende mengmeststof
Fieldcote wordt vergeleken met de langzaam werkende mengmeststof Agroblen en bemesting met
enkelvoudige meststoffen volgens ‘praktjk’.
Vanwege de lage pH van de bodem is, voorafgaand aan het planten op 3 juli, een volveldsbemesting
uitgevoerd met 600 kg/ha fysolietkalk, op het gehele proefperceel.
De langzaam vrijkomende mengmeststoffen zijn als rijenbemesting toegepast door deze meststoffen op
10 cm van de plantrij op +/- 10 cm toe te dienen.
BEMESTINGSWIJZE EN INDELING BEDDEN:
A: Voorraadbemesting met 10 - 12 gram/plant Fieldcote (18+8+12+8.5+Te, 4M)
PERCEEL
BEMESTINGDEMO
MIVENA
toegepast via rijenbemesting naast plantrij, bijbemesting op basis van plantsap analyses.
Op 12 augustus heeft bijbemesting met 100 kg/ha KAS plaats gevonden.
A
B
C
C: Volvelds bemesting met enkelvoudige meststoffen volgens onderstaand schema:
B
C
A
3 juli:
10 juli:
25 juli + 7 augustus
20 augustus, (begin sept)
C
A
B
B: Voorraadbemesting met 12 - 15 gram/plant Agroblen Speciaal (18+5+10+2MgO+4CaO;
2-3 mnd) toegepast via rijenbemesting naast plantrij, bijbemesting op basis van plantsap
analyses. Op 14 augustus heeft bijbemesting met 200 kg/ha kalksalpeter plaats gevonden.
400 kg/ha Patentkali + 200 kg/ha Kieseriet
200 kg/ha KAS
100 kg/ha KAS
100 kg/ha Unika
Fieldcote
Agroblen
Praktijk
Fieldcote
Agroblen
Praktijk
Jong Blad
Plantsap analyses middels methode Soil Tech Solutions.
N-min metingen Nitracheck door Van Nederkassel.
Resultaten plantsap analyse:
DATUM
5-8-2008
19-8-2008
OBJECT
Brix pH
EC
NO3 K
Brix pH
EC
NO3 K
5,0
1,0
7,0
5,8
5,6
5,6
9,5
6,6
10,1
1100 4000
1000 3000
1000 4200
5,0
5,0
5,0
5,6
5,5
5,5
7,6
9,3
10,1
1300 3100
2100 2800
2400 3000
Oud Blad
BEMONSTERING:
5,0
4,0
4,0
5,4
5,6
5,6
10,7
7,3
13,1
4500 3200
2800 3700
5500 4500
4,0
6,0
4,5
5,3
5,3
5,3
9,1
8,1
10,2
3600 1700
2900 2000
4600 2800
© DLV Plant, 6 januari 2009.
22
Productie Bemestingsdemo
In onderstaande tabel is de totaalproductie per object weergegeven in ton/ha op basis van
de productie per plant en het bruto plantgetal van 35.000 planten/ha. In de grafieken is de
productie per plant in grammen en het productieverloop in grammen per plant per oogst
weergegeven. De oogst is gestart op 19 augustus en beëindigd op 26 september.
TOTAALPRODUCTIE
in ton/hectare
TOTAAL
OBJECT
Fieldcote
KLASSE 1
KLASSE 2
18,6
ns
15,8
ns
2,8
ns
Agroblen
18,1
ns
15,3
ns
2,7
ns
Praktijk
18,0
ns
14,9
ns
3,0
ns
Verschillen tussen objecten zijn niet significant op basis van ANOVA-toets met
een betrouwbaarheid van 95%
Figuur Totaalproductie per object
Productie Bemestingdemo Fieldcote
Productie klasse 1
Productie klasse 2
600,0
500,0
79,6
78,4
87,1
451,1
438,1
426,3
Fieldcote
Agroblen
Praktijk
Gram/plant
400,0
300,0
200,0
100,0
0,0
Figuur Productieverloop per object
Productieverloop per object
Fieldcote
Agroblen
Praktijk
140,0
Gram/plant/oogst
120,0
100,0
80,0
60,0
40,0
20,0
0,0
19-8-08
26-8-08
2-9-08
9-9-08
16-9-08
23-9-08
Datum
Conclusie
De meststof Field-cote leverde in vergelijking tot een volvelds praktijkbemesting en in
vergelijking tot Agroblen een iets hogere opbrengst op, het verschik is echter niet
significant. Geconcludeerd mag worden dat de meststof Field-cote onder de
teeltomstandigheden in de periode juli - september 2008 goed heeft voldaan in vergelijking
met de andere meststoffen.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
23
9
SQMS® Vollegrond
Achtergronden Programmaboekje
Sturing geven aan teeltplanning, kwaliteit en arbeidsefficiëntie
Om een kwalitatief goede en rendabele teelt neer te zetten als teler is het van belang om controle te
hebben over de belangrijkste kritische succesfactoren in deze teelt. Voor de vollegrondsteelt van
aardbeien is de bodem één van deze belangrijkste succesfactoren, een gezonde, vitale bodem is de
start van een succesvolle teelt. Echter naast de bodem speelt het teeltplan een belangrijke rol in het
slagen naar het streven van een kwalitatief goede en rendabele teelt.
Om aan te geven op welke wijze een teeltplan invloed heeft op het succes van de teelt worden
hieronder een aantal zaken genoemd waarbij u als teler steeds weer nieuwe overwegingen dient te
maken bij het opstellen van een teeltplan.
Teeltwijze/teeltsysteem (teelt op bedden <> teelt op ruggen)
Rijafstand en plantaantal (30.000 <> 35.000 planten/hectare)
Planttype (Zware WB-plant <> WB-plant <> A+ (extra) plant)
Ras (Elsanta <> Sonata <> Figaro <> ???)
Teeltperiode (vroeg <> ‘normaal’ <> laat)
Etc.
Al deze overwegingen hebben betrekking op de voor u als teler belangrijkste doelstelling
om met zo laag mogelijke kosten en arbeidsinput, een kwalitatief goede en zo hoog
mogelijke productie te realiseren.
Bij elke factor zijn voor- en nadelen te noemen om wel of niet voor een bepaald
teeltsysteem, een bepaald planttype, een bepaald ras etc, te kiezen. In principe is het bij
elke overweging in uw teeltplan ook de voordelen tegen de nadelen afwegen om tot een
goede beslissing te komen. Wanneer u op deze wijze op een goede doordachte manier u
teeltplan opstelt met duidelijke doelstellingen wat betreft kwaliteit, productie,
arbeidsefficiëntie kunt u nu afloop van het teeltseizoen een goede terugkoppeling maken
tussen het opgestelde teeltplan en de werkelijke realisatie ervan. Op deze manier kunt u
evalueren welke beslissingen de juiste waren en welke zaken anders aangepakt
kunnen/moeten worden in het nieuwe teeltseizoen.
Met de kennis die DLV Plant ontwikkelt heeft in SQMS® over de groei en ontwikkeling van
de aardbeien is het mogelijk om gerichter te werk te gaan bij het opstellen van een
teeltplanning. Belangrijker bij SQMS® is wellicht het monitoren van de opgestelde
teeltplanning om afwijkingen vast te leggen. Op basis van deze monitoring kunnen
afwijkingen in het teeltplan getracht verklaard te worden om vervolgens een oplossing te
vinden en deze te implementeren in het nieuwe teeltplan.
Om met u als teler de discussie aan te gaan over het opstellen van een teeltplan met
bijbehorende teeltwijze, planttype, plantafstand, ras etcetera zijn er op het demoveld een
aantal variaties aangeplant. Op basis van deze variaties discussiëren wij graag met uw
verder wat naar uw inzicht de voor- en nadelen zijn van de diverse opties. Tevens denken
wij graag met u mee in de verdere ontwikkeling van de vollegrondsaardbeienteelt en de
bijdrage die SQSM® in deze ontwikkeling kan bijdragen.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
24
PROEFPERCEEL: TEELTWIJZE, PLANTAANTAL, PLANTTYPE, RAS
Aangelegd vanuit:
DLV Plant
Contactpersonen:
Mark Geuijen (DLV Plant)
Pien van Sprundel (DLV Plant
Overige adviseurs Team Aardbeien (DLV Plant)
Plantdatum bemestingdemo: 4 juli 2008
Planttype en plantafstand: Diverse, zie tekst
Rassen:
Elsanta, Sonata, Figaro
Bemesting:
Conform praktijk (zie algemene info)
Gewasbescherming:
4 Strategieën vanuit proef residubeheersing
Om met u als teler de discussie te kunnen voeren heeft DLV Plant het initiatief genomen om op het
demoperceel een aantal bedden te beplanten met verschillende rassen, verschillende planttypen,
verschillende plantafstanden en plantwijzen et cetera. Voor elk van deze variaties zijn wel een aantal vooren nadelen te noemen om deze wel of niet uit te voeren. Belangrijker is om er als teler van bewust te zijn
dat er meerdere mogelijkheden zijn om uw teeltplan in te richten. Van belang is om u te realiseren dat u met
het opstellen van een doordacht teeltplan de basis legt voor een goede en rendabele teelt.
Het realiseren van een goede, rendabele teelt is afhankelijke van een aantal factoren zoals de bodem, de
bemesting, de gewasbescherming en de teeltwijze (met bijbehorend) planttype. De “traditionele” teeltwijze
(met 2 rijen wachtbedplanten per bed) kan onder goede omstandigheden de best renderende teeltwijze zijn.
Echter wanneer factoren als bodem, bemesting, ligging van perceel et cetera van invloed zijn op het
teeltresultaat dan kan het zinvol zijn om te kijken naar alternatieven, in de vorm van planttype,
plantdichtheid, teelt op ruggen.
INDELING BEDDEN
Op het demoveld zijn de volgende variaties aangelegd met rassen, planttype, plantdichtheid en plantwijze.
B
C
D
E
F
G
STRATEGIE 1
A
STRATEGIE 2
Sonata (lichte) WB-plant, twee rijen per bed
plantafstand 33 cm (ca 35.000 planten/ha)
STRATEGIE 3
G:
SONATA Lichte WB-PLANT TRADITIONEEL
Figaro A+ plant, 2 rijen per bed
plantafstand 33 cm (ca 35.000 planten/ha)
STRATEGIE 4
F:
FIGARO A+PLANT TRADITIONEEL
Elsanta WB-plant, twee rijen per bed (=”traditionele teelt”)
plantafstand 33 cm (ca 35.000 planten/ha)
ELSANTA WB-PLANT TRADITIONEEL
E:
ELSANTA A+ PLANT DRIE-RIJENSYSTEEM
Elsanta A+ plant, drie rijen per bed
plantafstand 25 cm (ca (70.000 planten/ha)
ELSANTA A+ PLANT DRIE-RIJENSYSTEEM
D:
ELSANTA A+ PLANT TRADITIONEEL
Elsanta A+ plant, drie rijen per bed
plantafstand 20 cm (ca 90.000 planten/ha)
STRATEGIE 1
C:
STRATEGIE 2
Elsanta A+ plant, twee rijen per bed
plantafstand 20 cm (ca 60.000 planten/ha)
STRATEGIE 3
B:
PROEFPERCEEL
PLANTTYPE/PLANTVERBAND/RASSEN
DLV PLANT
ELSANTA A+ PLANT TRADITIONEEL
Elsanta A+ plant, twee rijen per bed
plantafstand 25 cm (ca 47.500 planten/ha)
STRATEGIE 4
A:
© DLV Plant, 6 januari 2009.
25
DEMOPERCEEL: GROEI EN ONTWIKKELING VOLGENS SQMS®
TEMPERATUUR EN GDH
In onderstaande grafiek is het verloop van de temperatuur weergegeven gedurende
de teelt, vanuit de temperatuur zijn de gerealiseerde groeigraaduren berekend.
Temperatuurverloop teelt en realisatie GroeiGraadUren (GDH)
Temperatuur
GDH cumulatief
60,0
20000
18000
14000
12000
30,0
10000
8000
20,0
6000
4000
10,0
2000
20
20
-7
10
77-
7-
08
-2
00
13
8
-7
-2
00
16
8
-7
-2
00
19
8
-7
-2
00
22
8
-7
-2
00
25
8
-7
-2
00
28
8
-7
-2
00
31
8
-7
-2
00
8
3820
08
6820
08
9820
08
12
-8
-2
00
15
8
-8
-2
00
18
8
-8
-2
00
21
8
-8
-2
00
24
8
-8
-2
00
8
0
08
0,0
Datum en tijd
Over het algemeen was de temperatuur normaal tot redelijk hoog.
Op 26 juli is “start bloei” geconstateerd na de realisatie van +/- 6800 GDH’s.
De eerste oogst heeft plaats gevonden op dinsdag 19 januari na de realisatie van
bijna 16.000 GDH’s. De uitgroei van de eerste vruchten heeft ongeveer 9000 GDH’s
nodig gehad wat onder de gegeven temperaturen overeen is gekomen met een
uitgroeiduur van 26 dagen.
KENMERKEN TEELTPERIODE
Gedurende de teeltperiode is het vrij nat geweest met een aantal flink stevige
hoosbuien. De teeltperiode kenmerkt zich ook door de afwisseling van mooie dagen
(met veel licht) met bewolkte dagen (met weinig licht).
Kortom de teeltperiode kenmerkt zicht als nat en vrij ‘onstuimig’ met redelijke
hoeveelheid licht. Tijdens de teeltperiode is er een behoorlijk hoge infectiedruk
geweest van bv. Botrytis en meeldauw. Hiertegen is conform praktijk richtlijnen
behandeld met diverse fungiciden waarbij een interval van 5 tot 7 dagen is
aangehouden.
© DLV Plant, 6 januari 2009.
26
Gerealiseerde GDH's
16000
40,0
4-
Temperatuur (0C)
50,0