Een vriendin van me werkt als vrijwilliger bij de

Download Report

Transcript Een vriendin van me werkt als vrijwilliger bij de

Cantatedienst in de serie ‘De bijbel op straat’, gehouden op 29 juni 2014 in de Kloosterkerk. Voorganger: ds. Margreet Klokke De dagen zijn nu op zijn langst De dagen zijn nu Dat het licht nu meer het licht neemt meer ruimte in dan het donker. En dat kan ons goed doen alsof het licht op zijn langst, het licht neemt meer ruimte in dan het donker. En dat kan ook ruimte inneemt dan het donker kan ons goed doen, alsof het ons optilt ons optilt, draagt, hoop geeft. En misschien komt dat ook wel doordat het licht al zo lang er mensen zijn symbool is van wat ons te boven gaat verschil maken in onze verhouding tot elkaar. Alsof het licht ons meer oog geeft voor de ander en we de ander het licht in de ogen meer gunnen. draagt moed geeft. En dat hebben wij nodig, die moed, want al kun je het vergeten als je kijkt naar de schoonheid van de natuur en de vrolijkheid van uw aanwezigheid betrouwbaar als de zon. O God, mag het een zomer lang uw licht zijn dat ons optilt, draagt, en hoop geeft – ook als er juist in deze stralende dagen een donkere schaduw is gevallen over ons bestaan daarom bidden wij; HEER ONTFERM U En misschien komt dat ook wel doordat het licht al zolang er mensen zijn symbool is voor wat ons met elkaar verbindt uw woord uw opdracht aan ons elkaar lief te hebben en trouw te zijn juist ook als de kwade dagen daar zijn en het nacht voor ons is midden op de dag daarom bidden wij: HEER ONTFERM U op de terrasjes: elders in de wereld maakt de nacht zich breed als altijd - zoveel mensen zijn er op de vlucht zoveel kinderen maken veel teveel mee. Gij zijt bij hen trouw als de zon, God, dat vertrouwen geeft ons moed om te doen wat er vandaag aan de nacht gedaan kan worden en daarom bidden wij: HEER ONTFERM U

Preek over Jesaja 58, Mattheus 11:28-30 en cantate BWV 39, ‘Brich dem Hungrigen dein Brot’. Een vriendin van me heeft als vrijwilliger gewerkt bij de Pauluskerk in Rotterdam – een opvangcentrum voor drugsverslaafden, illegalen en andere mensen met een bijzonder levensverhaal. Ooit vertelde ze mij van een gesprek dat ze er had, met een illegale asielzoeker uit Afrika. Hij praatte tegen haar over zijn indrukken van ons land. Over wat hij mooi vond en waar hij van opkeek. Eén ding begrijp ik echt helemaal niet, zei hij. Dan loop ik in een winkelstraat. Ik zie mensen met grote tassen vol boodschappen lopen. En dan kijken ze vaak bedrukt, of boos. Waarom is dat? Als wij in Afrika die tassen hadden, vol boodschappen, dan zouden we ermee door de straten dansen! Ik ben dit verhaal nooit vergeten. Ik moet er wel eens aan denken, als ik zelf met zo’n zware tas loop en er innerlijk over aan het mopperen ben. En ook, als ik anderen zich zichtbaar vermoeid zie voortslepen, met hun boodschappenlast – bijvoorbeeld in een winkelstraat als het Noordeinde. Het was dan ook een apart moment, toen - bij onze zoektocht naar bijbelteksten op straat – mijn oog op de woorden viel, die op de gevel staan van de Waalse Kerk aan datzelfde Noordeinde: Venez à moi vous, tous qui êtes fatigués et chargés, et je vous soulagerai.

Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven.

Woorden van Jezus. Ik kende ze al. Maar in de context van het Noordeinde, klonken ze ineens anders dan anders. Ik had ze altijd opgevat als bedoeld voor mensen zoals de bezoekers van de Pauluskerk in Rotterdam. Mensen die er buiten vallen in de samenleving omdat ze geen dak boven hun hoofd hebben en geen werk. Of mensen die er tijdelijk buiten staan door ziekte of omdat ze in rouw zijn. Voor mensen dus, met wie het niet goed gaat. Maar als je deze woorden in een mooie winkelstraat ziet staan, vraag je je af of ze niet juist bedoeld zijn voor wie het wél goed gaat. Voor wie voorop lopen, in de samenleving, en zorgen dat de economie blijft draaien. Want ook zij kunnen er moe uitzien. En de indruk wekken, dat er een juk op hun schouders drukt. ‘Ik heb geen tijd, ik moet werken’, hoor je hen immers vaak zeggen. Is het niet met het oog op mensen als zij, dat Jezus deze woorden heeft uitgesproken:

Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.

Als je kijkt, naar hoe dit beeld van mensen die een juk dragen elders wordt gebruikt, in de bijbel, zou dat inderdaad kunnen. Want daarmee kan het twee kanten op. Soms gaat het in dit beeld om mensen, die de last dragen van armoede of onderdrukking. Maar soms gaat het ook om mensen die de last dragen van rijkdom en de macht in de samenleving. Zij moeten er immers veel voor over hebben, om op die positie te blijven. Dat kan als een juk drukken en onvrij maken. Sprekend voorbeeld daarvan, bij ons, is het voor mij nieuwe begrip van de gouden handboeien. Dat is een prestatiepremie. Je krijgt hem alleen als je een bepaald aantal jaren bij dezelfde werkgever blijft. Bij Jesaja komen beide invullingen van het beeld van de mens als jukdrager terug. Aan de ene kant spreekt hij van mensen die honger hebben en nauwelijks een draad kleding hebben om hun naaktheid mee te bedekken. Hun juk moet verbroken worden! Maar hij richt zich tegelijk tot de vooraanstaande mensen in Israël. Hij houdt hen de spiegel voor. Zoals zij een godsdienstige plicht als vasten vervullen - dat ziet eruit alsof het een moeten is. Een vorm. Een buitenkant van het geloof, waar ze mee door gaan om erbij te horen. Om mee te blijven tellen bovenaan de maatschappelijke ladder. Want hun vasten dóet niets met hen. Zij veranderen er niet door. Zij worden er niet vrij door van hun verslavingen en vrij voor God en voor elkaar. Zij dragen net zo goed een juk. En bij Jezus zie je eigenlijk het hele evangelie door deze zelfde dubbele gerichtheid. Aan de ene kant bevrijdt hij arme, zieke en zondige mensen van het juk dat hen in z’n greep heeft. Maar hij is ook in gesprek met de religieuze leiders van de samenleving. De Farizeeërs en

schriftgeleerden. Hij heeft het in zekere zin met hen te doen, om hun godsdienstige handboeien. Zij moeten presteren, op het gebied van de thora, om erbij te blijven horen. Terwijl de wet van Mozes oorspronkelijk toch bedoeld was als wegwijzer voor de vrijheid. Dat moet vermoeiend zijn, en alles behalve inspirerend. En zo is het waarschijnlijk, dat hij zich tot hén richt, tot de mensen die vooraan lopen, in de samenleving, in die woorden op de gevel van de Waalse kerk aan het Noordeinde:

Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.

Pas las ik een verhaal, waarin je de hoofdpersoon de omslag ziet maken, waarover het hier gaat. Het staat in een boek van Rachel Joyce. Het heet ‘The unlikely pilgrimage of Harold Fry’. Harold is vijfenzestig en net met pensioen. Hij woont in een klein Engels dorpje, met zijn vrouw, Maureen, die geïrriteerd lijkt over alles wat hij doet. De twee leven betrekkelijk geïsoleerd. Ze hebben alleen contact met de buurman. Zij maakt het huis schoon, en hij maait het gazon. De ene dag lijkt sterk op de andere. Dan komt er op een ochtend een brief, gericht aan Harold in een bibberig handschrift, van een vrouw waar hij al twintig jaar niets meer van heeft gehoord. Ze was een collega van hem. Ze ligt nu in een hospice. Ze is stervende en schrijft om gedag te zeggen. Als Harold dat leest, trekt hij wit weg. Hij voelt, dat hij haar direct terug moet schrijven. Maar wat zal hij zeggen? Uiteindelijk komt er niet meer uit dan: Dear Queenie, thank you for your letter. I am very sorry. Best wishes, Harold. I am sorry? Wat is er tussen de twee voorgevallen? Dat zal later blijken. Op een ingrijpend moment in zijn leven heeft Harold in een vlaag van woede en verdriet iets onherstelbaars gedaan op zijn werk. Uit medelijden heeft Queenie zijn schuld op zich genomen. Zij is ontslagen, en vertrokken. Hij heeft haar nooit bedankt. Het is nu pas, dat hij weer van haar hoort. Hij zegt Maureen gedag, en gaat z’n brief posten. Maar bij de brievenbus gekomen, kan hij hem nog niet loslaten. Dan zou hij immers naar huis moeten, en zou alles weer bij het oude zijn. Hij loopt naar een volgende brievenbus. En nog een volgende. En nog één. Als hij honger krijgt, koop hij een broodje bij een pomp. Het meisje aan de kassa vraagt, of hij niet ook benzine moet betalen. Nee, zegt hij, ik loop. Ik moet een brief posten aan iemand die kanker heeft. O, zegt ze. Mijn tante had ook kanker. Je moet positief blijven. Positief? Vraagt Harold. Ja, je moet geloven. Het gaat niet alleen om medicijnen of dokters. Er is zoveel in de menselijke geest dat we niet begrijpen. Maar, zie je, als je vertrouwen hebt, dan kun je meer dan je denkt. Harold kijkt haar niet begrijpend aan. Praat ik onzin? Vraagt ze. O, nee, zegt hij. Het is interessant. Ik ben alleen bang dat religie iets is waar ik nooit veel van begrepen heb. O, zegt ze, maar ik bedoel er ook niets religieus mee. Ik bedoel gewoon vertrouwen op wat je niet weet en ervoor gaan. Geloven dat je een verschil kunt maken. Harold heeft nog nooit zoveel zekerheid ontmoet. En is ze beter geworden, je tante? Vraagt hij. Juist dan roept de baas van het meisje, dat er nog meer klanten zijn. Maar voor Harold is er intussen een station gepasseerd. Hij kan de brief niet alleen maar meer posten. Hij moet proberen een verschil te maken. Hij besluit naar Queenie te lopen. Hij belt naar het Hospice, om te zeggen dat hij eraan komt, en dat ze zolang moet blijven leven. En zo begint hij aan zijn ‘unlikely pilgrimage’, een wandeltocht van zeshonderd kilometer. Hij heeft alleen z’n portemonnee bij zich, en verder niets. Geen mobieltje, geen schone kleren. Hij draagt de slechtste wandelschoenen die je maar kunt bedenken. Bootschoenen. En hij gaat. Ik kan u niet vertellen, wat hij allemaal meemaakt, onderweg. Ik hoop dat u dit boek nog gaat lezen. Sinds het gebeurde met Queenie, heeft Harold geprobeerd de buitenkant van zijn leven overeind te houden. Hij is blijven werken. Hij is bij zijn vrouw gebleven. Hij is het gras blijven maaien. Hij één van de radertjes geweest, die de samenleving draaiende houden. Dat heeft inspanning gevraagd. Hij is er moe van geworden. Maar zodra hij onderweg is, met niets, voelt hij zich lichter. Want eindelijk komt hij aan de binnenkant van zijn leven toe. Hij gaat open. Herinneringen komen boven. Gevoelens komen terug. Er is tijd, om na te denken over zijn

schuld en om ruimte te geven aan zijn verdriet. Tegelijk is het alsof hij de wereld om zich heen voor het eerst ziet. Het licht op de bladeren aan de bomen. De kleuren van de bloemen langs de weg. De charme van de stenen muurtjes in het landschap. Eerst slaapt hij in kleine hotelletjes. Maar dat wordt te duur, en dan gaat hij op zoek naar ander onderdak voor de nacht. Hij ontmoet mensen, die hem willen helpen. Dat heeft hij nog niet eerder meegemaakt. Kan hij zomaar een kop thee aannemen van een vreemde vrouw? Wat een hartelijkheid, komt hem tegemoet. En wat blijkt hij ook zelf te geven te hebben. Hij wist het niet. Zijn baard wordt lang. Zijn kleding vies. Maar zijn tred wordt krachtig. Zij rug gaat weer rechtop staan. Ik zal u niet vertellen, of hij op tijd bij Queenie komt en een verschil heeft gemaakt. Maar als Maureen hem weer ziet, na lange tijd, is ze onder de indruk. Hij lijkt weer, op de man waar ze vijfenveertig jaar geleden verliefd op werd. Het is een verhaal uit een boek. Maar ik herken het ook, uit de werkelijkheid. Pas nog, bij iemand die alles los moest laten – haar werk, haar huis en haar gewone levensritme - en in een ziekenhuis belandde. Ik ben hier arm, zei zij. Ik heb niets, zelfs niet de zekerheid dat ik beter word. Maar er zijn wel wonderlijke ontmoetingen. Echte, wezenlijke gesprekken. Ook over geloof. Alsof daar nu ruimte voor komt. Dat is de rijkdom, van deze periode. Kijk, om die omslag gaat het Jezus, als hij zegt, tegen mensen die er moe van worden om de hele tijd hun schouders te moeten zetten onder de buitenkant van hun leven: Neem mijn juk op je. Want mijn juk is zacht en mijn last is licht. Hij maakt zich niet druk om de buitenkant van zijn leven en de vraag of hij wel voldoet aan de normen van zijn tijd. Hij zoekt mensen op, die dit niet hebben kunnen volbrengen. Die erbuiten vallen, in de samenleving. En dat maakt hem rijk, als de vrouw in het ziekenhuis, en als Harold zonder bagage op weg. Rijk in verbondenheid met God en de mensen om hem heen. Het is gek, maar soms heb je zo iemand nodig, die er buiten is gevallen, in de samenleving, om weer te zien waar het werkelijk om gaat. Een verhaal bijvoorbeeld, als van die illegale vluchteling uit Afrika, over ons en onze boodschappentassen. Daarom is het goed, ook voor jezèlf, om òm te zien naar wie hongerig is, of in nood. Niet omdat dat móet, volgens de regels van de thora, of omdat het zo hóórt, in de kerk, maar omdat je er meer mens van wordt. Mens zoals bedoeld, met Gods licht in je ogen. Het openingskoor van de cantate zong daar al van: Als je omziet naar de armen, dan zal je licht opgaan! En in het slotkoor hoor je het weer: Gelúkkig zijn, wie zich ontfermen over een vreemde in nood. Amen.

Goede God Wij danken u voor deze plaats tussen winkels kantoren en regeringsgebouwen waar wij naar de binnenkant van ons leven kunnen kijken: onze verhouding tot onszelf tot U en tot elkaar. Wij danken u voor muziek die een snaar bij ons kan raken en ons kan helpen naar binnen te gaan. En als wij hier binnen soms even gezien hebben waar het om gaat in ons leven – dat wij ons buiten dan niet meteen weer laten meenemen door de stroom en ons een juk van onvrijheid laten aanmeten. Wij bidden dat wij zachtmoedig zijn voor elkaar dat wij in de ontmoeting met iemand die even niet meekomt in de stroom beseffen dat wij het zelf konden zijn die daar ziek lag in bed verdrietig zat op de bank of met de handen in het haar zonder geld. Wij bidden dat wij nederig zijn voor u, dat wij beseffen dat wij niet hoger kunnen komen in het leven en meer kunnen presteren dan wanneer wij dicht bij elkaar zijn en bij u. Mogen wij in zachtmoedigheid en nederigheid de lichte last op ons nemen en het zachte juk van Jezus uw Zoon. Wij noemen voor uw aangezicht … en de familie en vrienden van … en … en vragen voor hen om vertrouwen in uw onzichtbare en tegelijk onwankelbare trouw. In stilte Onze Vader