De West-Vlaamse Bierbrouwerijen in een historisch perspectief (ca

Download Report

Transcript De West-Vlaamse Bierbrouwerijen in een historisch perspectief (ca

Bier brouwen in West-Vlaanderen
West-Vlaanderen Werkt 2, 2014
De West-Vlaamse Bierbrouwerijen in
een historisch perspectief (ca. 1850 - 1950)
Frank Becuwe • historicus en erfgoedonderzoeker en –ontwikkelaar
Kleinschaligheid is de rode draad in de historiek van de West-Vlaamse bierbrouwerijen. De kustprovincie telde in het
midden van de 19e eeuw het grootste aantal Belgische bierproducenten. In de 20e eeuw zorgde de mechanisering van
Na eeuwenlange dominantie verloor het bier als volksdrank in
aantal brouwerijen nam dan ook tijdelijk toe. Omstreeks 1846
de 18de eeuw zijn monopoliepositie ten voordele van koffie,
was het brouwbedrijf met zijn 2.680 exponenten dan ook tot in
thee, cacao en brandewijn. Niet alleen de verfijnde smaak van
de verste uithoeken van het land aanwezig. Na de voeding van
de consument stelde hogere eisen aan de kwaliteit van het bier,
de bevolking vormden de brouwerijen samen met de stokerijen
maar door de vele belastingen op het bier was het bier ook te
de tweede belangrijkste graanafnemer. In West-Vlaanderen wa-
duur geworden voor de arbeider wiens koopkracht was gedaald.
ren er toen 512 brouwerijen. Met dit aandeel van 19 procent
Desalniettemin namen de bierbrouwerijen in het Vlaamse pre-
telde deze provincie in vergelijking met de andere provincies
en proto-industriële landschap nog steeds een zeer belangrijke
het grootste aantal brouwerijen. Van de 6.766 arbeiders die
plaats in. Met de afschaffing van de ambachten in 1791 tijdens
toen in Belgische brouwerijen werden tewerkgesteld, namen
de Franse Revolutie was het bierbrouwen immers niet langer een
de West-Vlaamse brouwerijen er 1.016 (waarvan 29 vrouwen
corporatistische activiteit. Voortaan kon iedereen die daartoe
en 22 kinderen) voor hun rekening. Met dit aandeel van 15 %
voldoende kapitaalkrachtig was, zich als brouwer vestigen. Het
kwam West-Vlaanderen wat de werkgelegenheid in de brou-
LEES VERDER
het brouwproces en de doorbraak van het flessen- en lage gistingsbier voor een felle uitdunning van de rangen.

werijsector betreft maar op de vierde plaats, wat
wijst op een uitgesproken kleinschaligheid van het
West-Vlaamse brouwbedrijf.
Tussen 1846 en 1850 kende het aantal brouwerijen in België in enkele jaren tijd een opmerkelijke
stijging. Maar liefst 214 nieuwe brouwerijen werden opgestart. Even opmerkelijk is dat na 1850
het aantal brouwerijen systematisch afneemt. Omstreeks 1870 lag het aantal brouwerijen zelfs onder het niveau van 1846. Een verklaring voor deze
terugval dient gezocht in een geleidelijke tendens
van schaalvergroting en concentratie die zich vanaf
1840 in het brouwerijlandschap aftekende. In een
eerste fase werden de zeer kleine brouwerijen uitgezuiverd die enkel voor de eigen herberg of voor
een handvol afnemers werkten. Vanaf 1860 echter
overschreed de schaal niet alleen de gemeentelijke maar ook de bovenlokale grenzen. De langere
houdbaarheid van het bier vergrootte immers zijn
vervoerbaarheid. Na 1870 kende het aantal brouwerijen tegen deze aanzet van globalisering in, echter opnieuw een aanvankelijk trage maar uiteindelijk
Foto. 1 – De brouwzaal van de 19de-eeuwse brouwerij-mouterij De Snoek, thans museum-van-dedorst in Alveringem (Collectie Clayhem Campagne)

versnelde stijging. Tussen 1870 en 1880 steeg het aantal brou-
In 1880 telde West-Vlaanderen met zijn 447 brouwerijen er nog
werijen van 2528 tot 2.574. In 1886 lag het aantal brouwerijen
steeds 65 minder dan in 1846. Met hun respectievelijk 534 en
in België op 2.635. Het daaropvolgende decennium vertoonde
467 brouwerijen waren de provincies Henegouwen en Oost-
opnieuw een opmerkelijke stijging, die zou aanhouden tot aan
Vlaanderen qua brouwerijvestigingen intussen belangrijker ge-
de Eerste Wereldoorlog. In 1896 waren maar liefst 283 actieve
worden. Wat de bierproductie betrof kwam West-Vlaanderen
brouwerijen bijgekomen. Tussen 1896 en 1910 nam hun aantal
met 1.042.945 hl. zelfs maar op de vierde plaats. De provin-
nog maar eens toe met 336 eenheden toe. Aan de vooravond
cies Brabant, Henegouwen en Oost-Vlaanderen met hun omzet
van de Grote Oorlog telde België dan ook 3.244 brouwerijen
van respectievelijk 2.553.808 hl, 2.083.381 hl en 1.294.982 hl.
(tabel 1). Deze opmerkelijke aangroei tussen 1870 en 1914 van
gingen vooraf. Wat de tewerkstelling van arbeiders in de brou-
het aantal brouwerijen vindt zijn verklaring in het offensief van
werijsector betrof behield West-Vlaanderen zoals in 1846 haar
de overheid vanaf 1870 tegen het overmatige verbruik van ster-
vierde plaats. Van de 9.857 arbeiders in Belgische brouwerijen
ke dranken bij de arbeiders. Door deze politiek vertaalde het
werkten er 1.239 (d.i. 12,6 %) in West-Vlaanderen. In de daar-
verminderde jeneververbruik zich in een bijna evenredige ver-
opvolgende jaren kende het aantal West-Vlaamse brouwerijen
meerdering van de totale bierproductie.
echter een vrij spectaculaire stijging. Omstreeks 1896 telde de
Deze ontwikkeling kenmerkte eveneens het West-Vlaamse
provincie opnieuw 515 brouwerijen, en veertien jaar later zelfs
brouwerijlandschap. Ook hier trad na 1870 het herstel traag in.
573.
Tabel 1
Kerncijfers Belgische brouwerijen evolutie 1980 - 2013
Brouwerijen
zonder mouterij
1846
1880
1896
1910
1930
1947
1375
2273
1449
716
47 %
70 %
92 %
95 %
Brouwerijen
met mouterij
1543
981
119
34
53 %
30 %
8%
5%
Totaal aantal
brouwerijen
2.680 100 %
2.574 100 %
2.918 100 %
3254 100 %
1568 100 %
750 100 %

Opmerkelijk voor het einde van de 19de en het begin van de
zelf. Een verklaring voor deze evolutie dient gezocht in de in-
20ste eeuw is echter het dalend aantal brouwerijen dat over
dustrialisering van het moutbedrijf dat zich vanaf het einde van
een eigen mouterij beschikte. In 1896 hadden van de 2.918 ac-
de 19de eeuw meer en meer losmaakte van het brouwbedrijf
tieve brouwerijen in België er nog 1.543 een eigen mouterij. In
waarmee het eeuwenlang een tandem had gevormd (fig. 2).
1910 was dit aantal herleid tot 981. Van de 515 West-Vlaamse
Deze industrialisering was in belangrijke mate ingegeven door
brouwerijen in 1896 beschikten er 310 over een eigen moute-
de massale graaninvoer vanaf het laatste kwart van de 19de
rij. Van de 573 brouwerijen in 1910 moutten er nog amper 37
eeuw via de haven van Antwerpen uit voornamelijk het westen
van Amerika.
Foto 2 – De industriële mouterij bij de brouwerij
Het Anker in Beveren-aan-de-IJzer (Collectie Clayhem Campagne)

Foto. 3 – De brouwerij-mouterij ’t Hamerken in
Brugge (Collectie Clayhem Campagne)

Met de Eerste Wereldoorlog kwam aan deze heropflakkering
Na de Eerste Wereldoorlog stond de brouwerijsector voor bijna
van het brouwbedrijf definitief een einde. Terwijl in de front-
onoverkomelijke problemen. Niet alleen kregen de brouwers
streek de oorlog over de brouwerijen walste, werden de brou-
voor de door de oorlog opgelopen schade pas in de loop van
werijen in het bezette gebied ontmanteld. Vanaf eind 1915 eiste
de beginjaren 1920 oorlogsschade, maar zonder eigen solva-
de Duitse bezetter er ten behoeve van de oorlogsmunitie im-
biliteit bleek deze schadevergoeding, de herbelegvergoeding
mers bijna overal het brouwerijkoper op. Enkel her en der bleef
incluis, in de praktijk ook ontoereikend om een heropstart te
een brouwerij die onder Duits toezicht werd geplaatst, operati-
financieren. De oprukkende mechanisering van het brouwbe-
oneel. Op deze brouwerijen na was het ooit zo bloeiende Bel-
drijf en de doorbraak van het flessen- en lagegistingsbier plaats-
gische brouwbedrijf herleid tot de ongeveer 115 brouwerijen in
ten de brouwers immers voor bijkomende dure investeringen.
het onbezette gebied die gedurende de oorlog actief bleven en
Veel brouwerijen sloten dan ook hun poorten of fusioneerden.
voor een niet onbelangrijke oorlogseconomie zorgden.
Van de meer dan 3.000 vooroorlogse brouwerijen waren er in
1930 dan ook maar 1.568 nog of opnieuw in bedrijf. Van deze
Tabel 2
Verhouding tussen het aantal brouwerijen en de globale productie in België, 1900 – 1985.
1900
1910
1920
1930
1939
1950
1960
1970
1980
1985
…
2012
aantal actieve brouwerijen
productie in hl.
3.223
3.349
2.013
1.546
1.120
663
414
232
143
132
…
150
14.617.000
16.019.000
10.408.000
16.099.000
12.488.000
10.140.000
10.110.000
13.015.000
14.291.000
13.931.000
…
18.751.008
gemiddelde productie in hl.
4.535
4.783
5.170
10.413
11.150
15.294
24.420
56.099
108.265
105.537
…
125.006

Foto. 4 – De industriële brouwerij-mouterij Rodenbach in Roeselare (Collectie Clayhem Campagne)

brouwerijen bevonden er zich 308, waarvan 21 met een mouterij, in West-Vlaanderen (fig. 3). Hiermee telde deze provincie
Tabel 3
op Oost-Vlaanderen na het meeste aantal brouwerijen. Van de
evolutie van het aantal brouwerijen tussen 1846 en 1946
20.833 tewerkstellingsplaatsen die de Belgische brouwerijnijverheid toen los van de patroons of directeurs bood, bevonden er zich 1.968 in West-Vlaanderen. Met 7.303 jobs zorgden
de 242 brouwerijen in Brabant voor de grootste tewerkstelling,
wat aangeeft dat er zich onder de Brabantse brouwerijen meer
industriële brouwerijen bevonden.
Deze halvering van het aantal brouwerijen belette niet dat de
bierproductie, die met de oorlog eveneens fel was geslonken,
Antwerpen
Brabant
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
West-Vlaanderen
1846
279
483
454
172
117
54
169
440
512
2680
1946
87
150
143
17
24
9
30
158
139
757
zich tamelijk vlug herstelde. In 1930 werd zelfs tijdelijk het vooroorlogse peil overtroffen, wat eens te meer de voortschrijdende
industrialisering en schaalvergroting van de sector illustreerde
(tabel 2).
Vlaanderen, Brabant en Henegouwen met respectievelijk 158,
150 en 143 vooraf. Uit productiecijfers voor februari 1946 blijkt
De grote economische crisis van de jaren 1930 en de daaropvol-
dat West-Vlaanderen samen met Namen en Luxemburg vooral
gende Tweede Wereldoorlog versnelden het concentratie- en
kleine brouwerijen telde. De grootste industriële brouwerijen
schaalvergrotingsproces. In 1939 namen amper vijftien grote
bevonden zich in Brabant, gevolgd door Limburg .
brouwerijen maar liefst 45 % van de totale binnenlandse bierproductie voor hun rekening. De kleine en middelgrote, veelal
Ook de totale bierproductie nam terug af, zij het weliswaar niet
familiale brouwerijen kregen het steeds moeilijker om het hoofd
evenredig met het aantal brouwerijen. Pas met de economi-
boven water te houden. Na De Tweede Wereldoorlog was het
sche hoogconjunctuur in de jaren 1960 kende de evolutie van
aantal brouwerijen dan ook meer dan gehalveerd. In 1946
de Belgische bierproduktie opnieuw een opwaartse trend. Deze
waren in België nog slechts 757 brouwerijen, waarvan 139 in
bleef aanhouden tot het begin van de jaren 1980. Het vooroor-
West-Vlaanderen (tabel 3). Qua aantal brouwerijen gingen Oost-
logse niveau werd echter niet meer geëvenaard. Intussen had

de steeds beperkter rentabiliteit veel lokale en regionale brou-
Frank Becuwe is historicus en werkt sinds decennia als
wers gedwongen hun bedrijf stop te zetten. Zeer velen grepen
erfgoedonderzoeker en –ontwikkelaar. Zo ligt hij onder
de hoge koperprijzen tijdens de Koreaanse Oorlog (1950-53)
meer aan de basis van de cultuurtoeristische revalorisa-
aan om de ontmanteling van hun brouwerij nog enigermate
tie van het Mout- & Brouwhuis de Snoek in Alveringem
lucratief te maken. De teloorgang van de lokale brouwindustrie
en – samen met architect Rudy Vereecke – van de op-
was hiermee evenwel een feit.
richting van het erfgoedbureau M in O | Monument in
Ontwikkeling bvba.
Literatuur
Becuwe F. 2009 – Bier aan het IJzerfront. Het verhaal van de dorst in de Grote Oorlog, Brugge / Alveringem, Uitgeverij De
Klaproos / Mout- & Brouwhuis de Snoek, 176 pp.
Becuwe F. 2011 – Het gerief van een bierbrouwer. Producenten van brouwerijmachines en -benodigheden in Vlaanderen, Brussel en Wallonië, Het Vlaamse brouwbedrijf in historisch perspectief 16, Westhoek-Monumenten v.z.w., Alveringem : 64 pp.
BECUWE F. 2013c – Mouten in Brugge. De industrialisatie van een ambacht, in: Dhondt J. (red.), Brugse Bierhistories, Brugge,
21-35.
BECUWE F. m.m.v. DERICKX D. 1990 - Mouterij-brouwerij de Snoek. Van een dorstlavend verleden naar een museale toekomst, Beauvoorde, W.I.A.W. - ‘de rode bles’ : 56 pp.
BECUWE F. m.m.v. DERICKX D. 1995 - Het Mout- & Brouwhuis de Snoek. Mouten en brouwen in de 19de eeuw, Cultuurtoerisme in de Westhoek 2, Westhoek-Monumenten v.z.w., Alveringem : 88 pp.
BECUWE F., VANDEWALLE CH. & DUFLOU B. 2006 – De bierbrouwerijen in Vlaanderen in de 19de en 20ste eeuw, WestVlaamse Gidsenkring Kortrijk-Menen vzw, Kortrijk: 31 pp.
VERMEYLEN J. 1973: Mouterij en brouwerij, Brussel, 299 pp.
CORNELISSEN J.F.L.M. 1983: Het Bierboeck, Eindhoven, 184 pp.