MOLENAAR COMMENTAAR - All Arts Belastingadviseurs

Download Report

Transcript MOLENAAR COMMENTAAR - All Arts Belastingadviseurs

FORMEEL BELASTINGRECHT
2014/1151
NTFR 2014/1151
Formeel belastingrecht
Geen vrijstellingsmethode op basis van vertrouwensbeginsel voor inkomsten uit ZuidKorea voor sporter
Hof Arnhem-Leeuwarden 4 maart 2014, 13/01032,
MK III, Uitspraak Hof
ECLI:NL:GHARL:2014:1748
Belastingjaar/tijdvak: 2009
Samenvatting
Belanghebbende, inwoner van Nederland, heeft als professioneel sporter inkomsten uit Japan en Zuid-Korea genoten.
Hierop is bronbelasting ingehouden. Bij het opleggen van
voorlopige aanslagen IB 2009 en 2010 is met betrekking tot
de buitenlandse inkomsten voor de aftrek ter voorkoming
van dubbele belasting – na aangifte en bezwaar – de zogenoemde vrijstellingsmethode toegepast. Bij het vaststellen
van de onderhavige definitieve aanslag IB 2009 is dat voor
de inkomsten uit Zuid-Korea teruggedraaid en is de verrekenmethode toegepast. Belanghebbende erkent dat dit in
overeenstemming is met de toepasselijke regelgeving, maar
hij beroept zich op het vertrouwensbeginsel. Evenals de
rechtbank, verwerpt het hof dat beroep op het vertrouwensbeginsel. De aard van de voorlopige aanslagregeling, ook
na een daartegen gemaakt bezwaar, verzet zich volgens het
hof namelijk ertegen dat belanghebbende met succes een
beroep kan doen op gewekt vertrouwen. Belanghebbende
heeft de kwestie van de aftrek ter voorkoming van dubbele
belasting ter zake van de inkomsten uit sportbeoefening
in Zuid-Korea niet uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de inspecteur voorgelegd.
(Hoger beroep ongegrond.)
COMMENTAAR
MOLENAAR1
Terecht dat het hof het hoger beroep van deze kickbokser
heeft afgewezen. Voor zijn adviseurs was het inmiddels duidelijk dat hij geen recht had op belastingvrijstelling voor zijn
inkomsten uit Korea maar slechts op belastingverrekening,
maar toch wilden zij de inspecteur vastpinnen op de herziening van de voorlopige aanslag, nadat daarvoor een summier
bezwaarschrift was gemaakt. Op zich zit daar wel iets in, want
dat lijkt op een bewuste standpuntbepaling, maar het hof
verwijst naar HR 17 januari 2003, nr. 37.463, NTFR 2003/154,
waarin werd goedgekeurd dat de Belastingdienst slechts oppervlakkig naar bezwaren tegen voorlopige aanslagen kan
kijken en dat de belastingplichtige daaraan geen vertrouwen
kan ontlenen.
Deze kickbokser had zijn handen al moeten dichtknijpen met
het oneigenlijke belastingvoordeel dat hij voor zijn inkomsten
uit Japan had gekregen. Nederland had in 2009 nog de vrijstellingsmethode in het oude verdrag met Japan staan, in dat
land was slechts 15% bronheffing ingehouden en de kickbokser had niet zoveel kosten gemaakt, dus was zijn evenredige
belastingvrijstelling in Nederland bij een belastbaar inkomen
van circa € 500.000 aanzienlijk hoger dan die bronheffing. Ik
1
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
17 april 2014
Dr. D. Molenaar is werkzaam bij All Arts Belastingadviseurs en
verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
57
2014/1152
FORMEEL BELASTINGRECHT
schreef hierover in o.m. de NOB-congresbundel ‘Sport en
fiscaliteit in beweging’ van 2007. Ook de uitspraken van de
Hoge Raad van 9 februari 2007, NTFR 2007/303, NTFR 2007/304
en NTFR 2007/305 en van Hof Den Bosch van 29 juni 2012,
NTFR 2012/1836 boden die sporters dit oneigenlijke voordeel.
Maar klaarblijkelijk was het hier voor de kickbokser niet genoeg en wilde hij ook iets krijgen waar hij geen recht op had.
Het kan ook zijn dat zijn adviseur bij de aangifte niet door had
voor welke landen de vrijstellings- resp. verrekeningsmethode
gold voor sporters (en artiesten), want dat zie ik helaas vaker
in de praktijk. Het lijstje van de vrijstellingslanden is Ierland,
Israël, Luxemburg, Marokko, Singapore, Spanje, Thailand,
Duitsland (alleen voor zelfstandigen, t/m 2014/2015), Japan
(t/m 2011), Verenigd Koninkrijk (t/m 2011) en Zwitserland (alleen voor zelfstandigen, t/m 2011). Nederland neemt sinds
enkele jaren actief in nieuwe belastingverdragen de verrekeningsmethode voor sporters en artiesten op, in navolging
van de aanbeveling van §12 van het Commentaar op art. 17
OESO-Modelverdrag, dus vallen er steeds meer landen af.
Hiermee wordt het oneigenlijke belastingvoordeel dat deze
kickbokser kreeg voor zijn Japanse inkomsten voorkomen en
dat is een goede ontwikkeling.
Dit oneigenlijke voordeel geldt echter alleen voor grootverdieners. Bij inkomens tot circa € 50.000 euro per jaar is de bronheffing bijna altijd meer dan de Nederlandse belasting, mede
door het effect van de kostenaftrek en andere aftrekposten,
maar vooral omdat geen verrekening of vrijstelling wordt
verleend voor de premies volksverzekeringen. De sporters en
artiesten werken normaliter niet bij een buitenlandse werkgever in dienstbetrekking en de eerste twee schijven bevatten
maar weinig inkomstenbelasting, dus is de vrijstelling of
verrekening dan maar heel beperkt. Daarom is er vaak gedeeltelijk dubbele belastingheffing voor sporters en artiesten en
dat is een forse benadeling. Gelukkig verhelpt de compensatieregeling in de belastingverdragen met België en Duitsland
(nieuw) dit probleem wel, maar dat zijn slechts twee landen
van de hele wereld. Ik schreef hierover in ‘Nederland benadeelt zijn eigen artiesten en sporters’, NTFR 2008/2473.
De drie beste mogelijkheden om de belastingheffing van Nederlandse artiesten en sporters met buitenlandse optredens
te verbeteren zijn:
1. Geen art. 17 meer opnemen in nieuwe verdragen. Dit staat
in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid van 11 februari 2011
(NTFR 2011/467), maar is nog slechts gelukt in het verdrag
met Ethiopië.
2. Als dit niet lukt, kan Nederland kostenaftrek én art. 17, lid
3 opnemen, die beiden door het Commentaar op art. 17
OESO-Modelverdrag worden toegestaan.
3. Doorgaan met het omzetten van de vrijstellingsmethode
in de verrekeningsmethode, maar dan wel telkens de
compensatieregeling daaraan toevoegen. Hiermee wordt
zowel het oneigenlijke voordeel voor grootverdieners als
de benadeling van de gewone sporters en artiesten tegengegaan, dus het mes snijdt aan twee kanten.
Bedenk daarbij dat Nederland in 2007 de bronheffing van
buitenlandse artiesten, sporters en gezelschappen uit verdragslanden (92 landen) eenzijdig heeft afgeschaft, waardoor voor
hen het oneigenlijke voordeel respectievelijk de gedeeltelijke
dubbele belastingheffing niet meer speelt. Daartegenover
mag Nederland veel meer voor zijn eigen artiesten en sporters
met optredens in het buitenland doen. Dat zou kunnen door
voor alle optredens in verdragslanden eenzijdig de compen-
satieregeling toe te staan, dus ook voor andere landen dan
België en Duitsland (nieuw). Dat kan met een beleidsbesluit
en zo’n eenzijdige tegemoetkoming zou niet uniek zijn, want
ook directeuren en commissarissen hebben een tegemoetkoming gekregen met de resolutie van 11 juli 1994, nr. IFZ
94/779. Zo’n eenzijdige tegemoetkoming zal veel minder
kosten dan Nederland in 2007 aan belastingopbrengst heeft
weggegeven aan buitenlandse artiesten en sporters, dus het
is maar een kleine stap om het te doen.
58
17 april 2014
Brondocumenten
• Hof Arnhem-Leeuwarden 4 maart 2014, nr. 13/01032
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht