Zorgprofiel Vakcollege Tilburg 2014-2015

Download Report

Transcript Zorgprofiel Vakcollege Tilburg 2014-2015

2014 2015

Zorgprofiel Vakcollege Tilburg

A. Brekelmans Zorgcoördinator

De basisondersteuning versterken

Oktober 2014 Algemene gegevens

Naam school: Vakcollege Tilburg Directielid verantwoordelijk voor zorgstructuur: dhr. K. den Ridder Zorgcoördinator: mevr. A. Brekelmans Voorzitter van het zorgteam: mevr. A. Brekelmans Voorzitter van het zorg- en adviesteam: dhr. K. den ridder

Algemeen niveau

Het Vakcollege Tilburg ziet het als haar taak leerlingen alle mogelijkheden te bieden zich optimaal te ontwikkelen zowel op didactisch , sociaal emotioneel als maatschappelijk ge bied. De leerling staat centraal en wij staan naast de leerling zodat we samen de ontwikkelrichting kunnen bepalen. Wij denken in kansen en mogelijkheden en niet in problemen en beperkingen. Samen met de leerling en ouders, welke in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor de vorming en opvoeding, zal school volop investeren in het ontwikkelen en laten groeien van de mogelijkheden van de leerling. Door een divers onderwijsaanbod, met een goede balans tussen theorie en praktijk, kan de leerling zijn eigen talenten ontdekken. Wij bieden ondersteuning op maat, aandacht voor (culturele) verschillen en begeleiding van het keuzeproces, bijv. in de vorm van talentlessen en loopbaanleren. In onze school bestaan programma’s binnen alle sectoren van het VMBO die de leerlingen de kans bieden binnen een contextrijke leeromgeving, een opleiding te volgen die past bij hun ambities en talenten. Indien nodig kan elke leerling die daarvoor in aanmerking komt gebruik maken van het leerweg ondersteunend onderwijs (LWOO). Daarnaast bieden wij zorgarrangementen aan bij leerlingen die daarvoor in aanmerking komen (OPP). Onze school ziet de begeleiding en ontwikkeling van een leerling als een doorgaand proces waarin de samenwerking met het basisonderwijs, de beroepsopleidingen en het bedrijfsle ven als wezenlijk gezien worden. Op deze manier borgen wij de schoolloopbaan van iedere

1

I.

leerling met als einddoel een opleiding op het MBO, niveau 2, 3 of 4. De leerling wordt ondersteund in het ontdekken en ontwikkelen van zijn of haar talenten. Ook is er veel aandacht voor de persoonlijke groei van de leerlingen en de burgercompeten ties die hem gaan helpen zijn weg in de maatschappij te vinden. Echter, daar waar de leerling niet leerbaar blijkt te zijn op didactisch of sociaal emotioneel gebied, bereiken wij de grens van begeleidbaarheid en zal gezocht moeten worden naar een andere vorm van onderwijs.

Basisondersteuning op eerstelijns niveau

De leerlingen volgen onderwijs binnen een goed pedagogisch en didactisch klimaat waarin gewerkt wordt vanuit de principes van de veilige school. Centraal in de begeleiding staat de mentor. De mentor is de spil in de begeleiding en wordt hierbij ondersteund door de docen ten, het kernteam en de leerlingbegeleiders. Van alle docenten binnen school wordt ver wacht dat zij betrokkenheid tonen bij de ontwikkeling van de leerlingen en middels vroegtij dige signalering in staat zijn om mogelijk blokkades te ondervangen en adequaat gebruik te maken van het scala aan begeleidingsmogelijkheden binnen de school.

2

1. 2. Toelating en plaatsing van leerlingen

Leerlingen worden geplaatst in leerjaar 1 binnen de volgende leerwegen:  Basisberoepsgerichte leerweg  Kaderberoepsgerichte leerweg  Gemengde leerweg Bij alle leerwegen wordt LWOO aangeboden binnen kleinere klassen (maximaal 17 leer lingen per klas) mits de leerling daarvoor in aanmerking komt. Het plaatsen van leerlingen gebeurt op basis van het advies van de basisschool. Middels de informatie uit de warme overdracht en het Digitaal Overdrachts Dossier (DOD) wordt ge zocht naar de meest passende plek. Aangemelde leerlingen kunnen worden afgewezen wanneer ze niet voldoen aan de leerbaarheidscriteria zoals landelijk vastgesteld door de RVC of wanneer de sociaal emotionele problemen van dien aard zijn, dat de begeleiding, naar opvatting van de plaatsingscommissie, optimaler kan plaatsvinden in een situatie waar de structuur kleiner, strakker en duidelijker is dan op een grote scholengemeenschap waar onze school onder valt. Omdat wij het belangrijk vinden dat leerlingen een kans krijgen op het meest passende on derwijs, werken wij frequent met o.a. contractplaatsingen, proefplaatsingen en detacherin gen. In de determinatie streven we ernaar om na 1 schooljaar de grootste groep leerlingen op het juiste leerwegniveau te plaatsen. Tussentijdse op- en afstroom blijft natuurlijk tot de moge lijkheden behoren. Middels talentlessen in leerjaar 1 en praktijkleren in leerjaar 2 bieden we de leerlingen de mogelijkheid om na het 2 e leerjaar de juiste sectorkeuze te maken.

3. 4. 5. 6. 7. Kwaliteiten van mentoraat

De mentor heeft een centrale, coachende rol, een belangrijke signalerende functie en is het eerste aanspreekpunt voor leerlingen, ouder(s) en vakdocenten (kernteam). Hij/zij maakt de handelingsplannen, groeps- en individueel, op onderwijskundig en sociaal emotioneel ge bied. Hij/zij legt alle relevante informatie vast in het LVS (Magister). Indien noodzakelijk vult hij/zij, in overleg met het zorgteam/leerlingbegeleider formulieren in die noodzakelijk zijn om 2 e of 3 e lijns zorg in te schakelen. Middels de gesprekkencyclus monitort en coacht hij de ontwikkeling van de leerling. Hij/zij gebruikt de Talentenmap om de leerling zelfverantwoor delijk te maken voor zijn/haar eigen ontwikkeling en schoolloopbaan.

Signaleren van zorg- en hulpvragen

De volgende lijn van signaleren wordt gebruikt binnen de school:  Warme overdracht met BaO, analyse DOD, dossierbespreking met docenten door de mentor op basis van een gemaakt startverslag/hulpvragenlijst, start handelingsplan in Magister, invoeren OPP voor leerlingen die de basiszorg overstijgen.  Tussentijds signaleren: (kern)teamoverleg, gesprekkencyclus door de mentor minimaal 3x per schooljaar, frequent contact van de mentor met ouder(s), gedragsregistratie in Webuntis, gedragsregistratie d.m.v. dagrapport bij disfunctioneren, afname SAQI in on derbouw, cito volgsysteem toets 0 t/m 3, afname beroepskeuzetest, leerling- en rapport besprekingen met alle docenten van de desbetreffende klas, verwerking in Magister door de mentor, werken met Muiswerk bij Nederlands en Engels, werken met FF (leren) rekenen.  Bespreking in het interne zorgteam en/of ZAT. Melding in Zorg voor Jeugd kan gedaan worden door de zorgcoördinator, na overleg in het zorgteam/ZAT.  Mentoren en docenten worden geschoold op het gebied van signaleren door bijv. men tortrainingen en voorlichting door o.a. AB-ers.

Competenties en professionalisering

    Kerncompetenties die van onze medewerkers verwacht worden zijn:  Betrokkenheid  Pedagogisch en didactisch vakmanschap  Vernieuwingsbereid en probleemoplossend handelen Empathisch vermogen Open, eerlijk en aanspreekbaar Vaardig zijn in de communicatie naar anderen Leerlinggericht

3

4

8. 9. Afspraken over dyslexie en dyscalculie

Dyslexie: Leerlingen bij wie een dyslexieverklaring aanwezig is krijgen direct na aanvang van leerjaar 1 een dyslexiekaart. De mentor verstrekt een kopie van de dyslexieverklaring aan de taal coördinator en stelt de dyslectische leerlingen op de hoogte van de faciliteiten waarop ze een beroep kunnen doen en van hun eigen verantwoordelijkheid. Deze staan vermeld op de dyslexiekaart. Na de CITO-0 toets wordt voor de leerlingen een signaleringstoets dyslexie afgenomen. Per leerling wordt bezien of de signaleringstoets ook voldoende discrimineert om dyslexie vast te kunnen stellen. In principe nemen leerlingen met een IQ hoger dan 70 hieraan deel. De dyslexiecoach is verantwoordelijk voor de administratie van afname, doortoetsing, doorver wijzing en de uitslag daarvan. Indien bij zij-instromers het vermoeden bestaat, dat er sprake zou kunnen zijn van dyslexie, wordt contact opgenomen met de dyslexiecoach en kan worden besloten om het boven staande traject in gang te zetten. Indien gewenst kan gebruik gemaakt worden van digitale, gesproken leerboeken (USB-stick) voor school en thuis. Op school kan dan gebruik ge maakt worden van de pc of van hun eigen laptop of tablet. School hanteert de landelijk vastgestelde afspraken m.b.t. dyslexie. Dyscalculie: We maken onderscheid tussen leerlingen met dyscalculie èn leerlingen die rekenzwak zijn. Het protocol Dyscalculie van expertisecentrum Frater van Gemert uit maart 2011 is het uit gangspunt dat op onze scholen gehanteerd wordt. Het Examenblad (vrijdag 4 november 2011) geeft aan dat leerlingen met dyscalculie een halfuur tijdverlenging bij het examen voor het vak rekenen krijgen. Formulekaarten en rekentabellen zijn niet toegestaan. Leerlingen met een dyscalculieverklaring komen wel in aanmerking voor een dyscalculiekaart waarop staat dat ze tijdverlenging hebben bij het maken van rekenonderdelen. In de onderbouw mogen deze leerlingen wel gebruik maken van de formulekaarten en rekentabellen.

10. 11. Aanpak gedragsproblemen in de eerste lijn

Als uitgangspunt gebruiken wij de stelling dat gedragsproblemen een uitingsvorm zijn van onderliggende problematiek. Wij steken in op bijsturing en bewustwording van het onge wenste gedrag middels: gedragsrapportage, dagrapporten, reflectiegesprekken met men tor/leerlingbegeleider. Hierbij gaan we er van uit dat belonen van gewenst gedrag een beter resultaat geeft dan alleen het ongewenste gedrag af te straffen. Ouders en leerlingen wor den in dit proces nadrukkelijk medeverantwoordelijk gemaakt. Gezocht wordt naar het in beeld brengen en waar mogelijk komen tot een oplossing van de onderliggende problema tiek middels: inschakelen schoolpsycholoog, schoolmaatschappelijk werk en overige exter ne hulpverleners en het verwijzen naar alternatieve trajecten als bijv. Track 013. De grenzen van begeleidbaarheid bereiken wij bij:  Stoornissen binnen het autistische spectrum waarbij de zelfredzaamheid binnen de vrije ruimte te beperkt is en de mogelijkheden m.b.t. stage te klein.  Externaliserende gedragsproblemen dusdanig dat personeel en/of medeleerlingen daar ernstig onder leiden en de desbetreffende leerling niet voldoende leerbaar blijkt te zijn op dit gebied.

5

 Een stapeling van problemen in verschillende leefgebieden waarbij het sociale vangnet in de thuissituatie afwezig is.

12. Fysieke toegankelijkheid van schoolgebouw, aangepaste werk- en instructieruimtes en de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen die dit no dig hebben.

In principe vragen al onze bovenbouwsectoren de mogelijkheid tot het verrichten van fysie ke arbeid, m.u.v. het profiel OHV (ondernemen, handel en verkoop). Natuurlijk kan per indi viduele leerling bekeken worden wat de mogelijkheden zijn aangezien wij een school zijn die iedere leerling de kans op passend onderwijs willen bieden. Alle gebouwen zijn uitgerust met een lift zodat alle verdiepingen bereikbaar zijn. Elk gebouw beschikt over kleine spreekkamers die indien nodig als instructieruimte gebruikt kunnen worden. Elk lokaal beschikt over minimaal 1 computer waaraan een leerling zou kunnen werken indien nodig.

13. 14. Protocol voor medische handelingen

Onze school werkt volgens het protocol vastgesteld in juni 2010 door GGD Hart van Bra bant.

Hierin zijn opgenomen de afspraken over het verstrekken van medicijnen op verzoek en indien de leerling op school ziek wordt. Ook worden de toestemmingsformulieren ge bruikt.

II.

III.II.

Basisondersteuning op tweedelijns niveau

In deze lijn staan de maatregelen van de school om de problemen van de leerlingen aan te pakken centraal. De uitvoering van deze activiteiten is in handen van de school zelf en/of in de handen van externe medewerkers die direct werkzaam zijn op de werkvloer binnen school. Er valt te denken aan:  Hulplessen Nederlands en rekenen door werkgroep taal- en rekenbeleid.

 Schoolloopbaanbegeleiding door Re-newt  Huiswerkondersteuning voor topsportleerlingen  Ondersteuning door AB-ers, cluster 1 t/m 4  Interne time-out voorziening  Examentraining  SoVa  Bof  Training impulsbeheersing in de onderbouw  Rots en water in de gymlessen  Leefstijl, Tumult  Lang leve de liefde  Vertrouwenspersoon voor leerlingen  Kick Change voor klassen die niet goed draaien  Interne zorgteam  Schoolmaatschappelijk werk

 Schoolpsycholoog  Medewerker Kompaan, opvoedingsondersteuning

De ondersteuningsstructuur en de samenwerking met instellingen voor zorg en jeugdverlening op derdelijns niveau

Wanneer de problematiek van de leerling te complex is en de eigen mogelijkheden van de school overstijgt, vindt doorverwijzing plaats naar een van de derdelijns instellingen. Verwij zing richting de derdelijnszorg gaat altijd via het ZAT (Zorg en Advies Team) wat maande lijks op school bijeen komt, nadat in het intern zorgteam is besloten dat meer hulp noodza kelijk is. Inbreng in het ZAT gebeurt middels het zorgformulier. Het ZAT kan verwijzen naar bijv. Bureau Jeugdzorg, Kompaan, GGD, GGZ, leerplicht, poli tie, instellingen voor verslavingszorg e.d. Daarnaast kan een leerling aangeboden worden aan de TAC (Toelatings- en AdviesCom missie) van het Samenwerkingsverband Portvolio. Het verzoek kan dan worden ingediend om de desbetreffende leerling in aanmerking te la ten komen voor een passend begeleidings- en/of onderwijstraject buiten de school, zoals binnen Track 013.

6