De kracht van voeding

Download Report

Transcript De kracht van voeding

De
kracht
van
voeding
menuwijzer
behorende bij
de menucyclus
van Distrivers
1
Inhoud
2
Menucyclus in balans 4
Dementie 8
Osteoporose 12
Diabetes 18
Hart- en vaatziekten 22
Ondervoeding 26
Bronvermelding 30
Voorwoord
Onze overtuiging is dat lekkere, gezonde en verantwoorde
voeding zorgt voor een beter welzijn en een sneller herstel
van cliënten. In samenwerking met voedingsdeskundigen
stellen wij onze menucycli op. Deze menucycli bestaan uit
goed uitgebalanceerde maaltijden die door hun samen­
stelling speciaal gericht zijn op de voedingsbehoeften van
verschillende doelgroepen.
De menucyclus van Distrivers is gezond in alle opzichten,
u kunt elke cliënt het beste menu adviseren passend
bij de specifieke zorgbehoeften en binnen uw budget.
De essentie is dat er in de samenstelling van de menu’s
rekening wordt gehouden met de gezondheid bevorderende
eigenschappen van de ingrediënten. Door het serveren van
de juiste voeding kunt u bijdragen aan het voorkomen en/of
remmen van verschillende ziektebeelden zoals bijvoorbeeld
dementie of diabetes.
Een groot deel van de maaltijden in onze menucyclus
worden op ambachtelijke wijze geproduceerd in onze eigen
keukens. Met onze menucycli haalt u dan ook maaltijden
in huis die lekker, gevarieerd, kostenefficiënt en met zorg
samengesteld zijn.
Als aanvulling op de menucyclus hebben wij de menuwijzer
‘De Kracht van Voeding’ ontwikkeld. In deze menuwijzer
staan voedingsadviezen voor mensen met osteoporose,
diabetes, dementie, hart- en vaatziekten en ondervoeding.
Met deze adviezen kunt u het beste menu adviseren
passend bij de zorgbehoeften van uw cliënten.
Daarom kunnen wij met een gerust hart zeggen:
“wij verzorgen ‘het Beste Menu voor de Zorg’”.
Erik Wijnhof
Directeur Distrivers
Caroline van de Wetering
Diëtiste
3
Menucyclus
in balans
4
Met de menucyclus van Distrivers kunnen
de voedingsdiensten van zieken­huizen en
andere zorginstellingen rekening houden
met de specifieke voedings­behoeften van
cliënten. Hiermee kan de voedingsdienst
het beste menu aan elke cliënt adviseren.
Elke levensfase heeft een andere voedingsbehoefte. Jonge­
ren hebben een hogere voedingsbehoefte voor de groei en
vorming van nieuw weefsel. Bij oudere mensen is dit anders,
het lichaamsgewicht, de spijsvertering, de spiermassa en
de botdichtheid neemt af. Daarnaast neemt de kans op het
ontwikkelen van chronische ziekten toe.
Dagelijkse voedingsbehoefte
De ‘Schijf van Vijf’ is een goed hulpmiddel dat in een oog­
opslag laat zien of iemand gezond eet. Variatie in producten
is erg belangrijk om alle voedingstoffen binnen te krijgen die
het lichaam nodig heeft om gezond te blijven.
Groente en fruit zijn onmisbaar vanwege essentiële
voedingstoffen zoals vitamine C, A, foliumzuur, vezels en
kalium. Groenten en fruit uit blik, pot en diepvries zijn prima
alternatieven voor verse groenten. Ze bevatten ongeveer
evenveel vitamines. Let er wel op dat er geen suikers en zout
aan groenten in blik en pot zijn toegevoegd. Groente en fruit
in sauzen, sappen en smoothies bevatten vaak wat minder
voedingsstoffen dan verse groenten en fruit. Tel dit daarom
voor maximaal de helft mee als benodigde portie.
Brood, granen, aardappelen, rijst, pasta, couscous en peul­
vruchten zijn rijk aan koolhydraten die het lichaam energie
geven en bevatten eiwitten, vezels, B-vitamines, calcium
en ijzer. Eet bij voorkeur de bruin- of volkoren varianten van
brood, maar ook van pasta- en rijstsoorten. Deze bevatten
meer voedingsvezels.
Eiwitten, visvetzuren, calcium en B-vitamines krijgen we
binnen door zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers te eten.
Eiwitten worden in het lichaam gebruikt als bouwstof in de
cellen en voor de aanmaak van weefsel in het lichaam.
Vet en olie bevatten de vitamines A, D en E en de essentiële
vetzuren die het lichaam zelf niet kan aanmaken. Gebruik
zo min mogelijk verzadigd vet. Deze hebben een ongunstige
werking op het cholesterolgehalte in het bloed. Dit zijn de
harde vetsoorten zoals margarine en bak- en braadvet in
een wikkel. Onverzadigd vet is beter voor het lichaam. Dit
type vet verhoogt het goede cholesterol (HDL-cholesterol)
en verlaagt het slechte cholesterol (LDL-cholesterol). Dit
zijn de zachtere soorten vet, zoals vloeibare margarine en
bak- en braad. Op brood heeft halvarine de voorkeur omdat
er vitamine A en D aan is toegevoegd. Het is een belangrijke
brandstof voor ons lichaam.
Vocht helpt ons lichaam gezond te houden. Aangeraden
wordt om dagelijks 2 liter vocht te drinken om de vocht­
verliezen aan te vullen. Voldoende vocht is nodig voor het
regelen van de lichaamstemperatuur, voor het transport van
voedingstoffen in het bloed en helpt het bij de opname van
voedingstoffen in de darmen.
5
6
Pas de verstrekkingen altijd aan op de doelgroep. Hieronder
wordt een voorbeeld gegeven van de dagelijkse aanbevolen
hoeveelheden eten en drinken voor een 75-jarige.
75-jarige vrouw per dag
Fruit
200 gram | 2 stuks
75-jarige man per dag
Fruit
200 gram | 2 stuks
Groente
150 gram | 3 opscheplepels
Groente
150 gram | 3 opscheplepels
Aardappelen, rijst, pasta,
peulvruchten
100 gram | 2 opscheplepels
Aardappelen, rijst, pasta,
peulvruchten
200 gram | 4 opscheplepels
Brood
140 gram | 4 sneetjes
Brood
175 gram | 5 sneetjes
Kaas
20 gram | 1 plak
Kaas
20 gram | 1 plak
Melk(producten)
650 milliliter
Melk(producten)
650 milliliter
Vlees(waren), vis, kip,
eieren, vleesvervangers
100-125 gram
Bak-, braad- en frituur­
producten, olie
15 gram | 1 eetlepel
Vlees(waren), vis, kip,
eieren, vleesvervangers
100-125 gram
Bak-, braad- en frituur­
producten, olie
15 gram | 1 eetlepel
Halvarine
Halvarine
20 gram | 5 gram per sneetje 25 gram | 5 gram per sneetje
Dranken (inclusief melk)
1500-2000 milliliter
Dranken (inclusief melk)
1500-2000 milliliter
Bij de samenstelling van de menucyclus van Distrivers
wordt als uitgangspunt de richtlijnen van ‘Council of
Europe’* gebruikt.
* Council of Europe. Food and nutritional care in hospitals: how to prevent
undernutrition. Report and recommendations of the committee of experts
on nutrition, food safety and consumer protection. Strasbourg: Council of
Europe Publishing. 2003 Feb.
Presentatie
Voor mensen in verpleeg- en verzorgingshuizen is de maal­
tijd het hoogtepunt van de dag. Daarom is het belangrijk
om van dit moment een speciaal moment te maken. Door
aandacht voor de ambiance rondom de maaltijd krijgt een
cliënt al zin in eten. Een goed gedekte tafel in een prettige
sfeer dragen bij aan een aangename maaltijd. Het opmaken
van een bord is net zo belangrijk als de smaak.
In de komende hoofdstukken worden voedingsadviezen
gegeven, maar wat als de cliënt iets niet lekker vindt?
Het belangrijkst is dat de cliënt -elke dag weer- geniet van
de maaltijd. Zoek bijvoorbeeld een alternatief als een cliënt
iets niet lust. U kunt ook het verschil maken door sierlijke
garnering toe te passen, waardoor het eten al feestelijk
wordt gepresenteerd.
7
Voeding en
dementie
8
Maar liefst 1 op de 5 mensen krijgt een
vorm van dementie. In Nederland hebben
momenteel ruim 260.000 mensen
dementie. Dit zal door de vergrijzing en het
ouder worden van mensen alleen maar
toenemen. In 2050 zal zelfs meer dan een
half miljoen mensen lijden aan dementie.
Alzheimer is de meest voorkomende
vorm van dementie, in totaal zijn er ruim
vijftig verschillende vormen. Er zijn nog
geen geneesmiddelen tegen dementie,
wel medicijnen die het ziekteproces
kunnen vertragen. Wij geven u enkele
voedingsadviezen om de kans op dementie
te verminderen en de ontwikkeling ervan
te remmen.
Risicogroepen
De kans dat we in ons leven een vorm van dementie krijgen
is 20% en voor vrouwen is dit 30%. Dementie komt voorna­
melijk voor bij ouderen. Mensen boven de 90 jaar hebben
40% kans op dementie. Bij mensen die roken, weinig sporten
en veel verzadigd vet eten verhoogt de kans op dementie.
Ziekten die schade aan hart- en bloedvaten veroorzaken,
verhogen ook de kans op dementie, zoals suikerziekte, een
hoge bloeddruk of aderverkalking.
Gevolgen
Bij dementie gaan zenuwcellen en verbindingen tussen deze
cellen verloren. Hierdoor krijgen mensen last van geheugen­
stoornissen, in een later stadium zal iemand met dementie
steeds meer de regie over zijn eigen lichaam verliezen.
Er zullen problemen met eten en drinken ontstaan, de
dorstprikkel verdwijnt waardoor het gevaar op uitdroging
ontstaat. Daarnaast hebben veel mensen met dementie slik­
problemen. Bij veel patiënten neemt het lichaams­gewicht
af. Een te laag gewicht verslechterd de conditie en daardoor
voelt iemand zich slap en moe. Een patiënt kan ook onrustig
zijn en ronddwalen, dit kost extra energie en resulteert vaak
in gewichtsverlies.
9
10
Voedingsadvies
Kauwen is belangrijk voor de vertering van onze voeding,
maar ook erg belangrijk bij het tegengaan van dementie.
Bij slecht kauwen gaan bepaalde structuren in de hersenen
sneller achteruit, vooral in de gebieden waar het geheugen
zich bevindt. Het stimuleren van de kauwfunctie is daarom
erg belangrijk.
Foliumzuur is belangrijk voor de groei en werking van het
lichaam en bij de vorming van rode en witte bloedcellen.
Daarnaast verlaagt foliumzuur het homocysteïnegehalte (aminozuur) in het bloed. Een te hoog homo­
cysteïne-gehalte verhoogt de kans op hart- en vaatzieken,
zoals bijvoorbeeld een beroerte of een hartinfarct en
verhoogt de kans op dementie. Voldoende inname van
foliumzuur verlaagt het risico op dementie. De belangrijk­
ste bronnen van foliumzuur zijn groenten zoals spruitjes,
sperzie­bonen, broccoli, spinazie en asperges. Het zit ook in
brood, vlees, zuivel, volkoren producten en leverworst.
Vitamine B12 zorgt voor de celdeling van bloedcellen, voor­
komt een bepaalde vorm van bloedarmoede (pernicieuze
anemie) en zorgt voor een goede werking van het zenuw­
stelsel. Echter is bij ouderen vaak niet de inname van
vitamine B12 het probleem, maar juist de opname in de
dunne darm. Door het maagslijmvlies wordt deze vitamine
voorbereid voor opname in de dunne darm. Bij veel ouderen
werkt dit systeem onvoldoende, waardoor 25% van de
ouderen een tekort aan vitamine B12 heeft. Bij ouderen met
dementieklachten is het belangrijk na te gaan of ze tekort
hebben aan vitamine B12. Een tekort kan ontstaan door
weinig dierlijke producten te eten. Bij een te lage opname
in de dunne darm zijn bijvoorbeeld vitamine B12 injecties
nodig. De belangrijkste bronnen van vitamine B12 zijn vlees,
vis, gevogelte, zuivel en ei.
Omega-3 vetzuren helpen hart en bloedvaten gezond te
houden. Deze vetzuren zitten in vette vis en bevatten de
vetzuren EPA en DHA. Om deze voldoende te laten werken
dienen we voldoende alfa-linoleenzuur op te nemen. Dit
zit in o.a. lijnzaadolie en walnoten. Diverse onderzoeken
hebben duidelijke verbanden gevonden tussen een hoge
visconsumptie, rijk aan de omega-3 vetzuren EPA en DHA
en een kleinere kans op dementie. Uit het ERGO-onderzoek
(1990-1994, langlopend bevolkingsonderzoek onder 10.000
55-plussers in Rotterdam) bleek dat een hoge consumptie
van -met name verzadigd- vet leidde tot een grotere kans op
Alzheimer en vasculaire dementie. Het eten van vis ver­
laagde, volgens de onderzoekers, de kans op dementie met
60% en de kans op Alzheimer met 70%. Twee keer per week
vis serveren aan de cliënt, waarvan minimaal één keer vette
vis, wordt aanbevolen.
Tips
Hieronder worden enkele tips gegeven om cliënten met
dementie voldoende te laten eten:
›Zorg voor zo weinig mogelijk afleiding tijdens de maal­
tijden. Zet bijvoorbeeld één gang tegelijkertijd op tafel.
›De maaltijden kunt u op een vaste tijd, volgens een vaste
dagindeling, aanbieden. Biedt de cliënt minimaal 3 hoofd­
maaltijden en 3 keer iets tussendoor per dag aan.
›De smaak kan veranderd zijn. Vaak hebben Alzheimerpatiënten voorkeur voor zoete producten en ‘ouderwetse’
gerechten zoals stamppot.
›Laat de cliënt minimaal 1½ - 2 liter vocht per dag binnen
krijgen. Hierbij horen ook koffie, thee en melkproducten.
›Als de cliënt geen trek in eten heeft kunnen fris-zure pro­
ducten de eetlust bevorderen zoals een stukje appel, een
glas vruchtensap of tomaat. Geef de cliënt dit één uur voor
het serveren van de maaltijd.
›Het smaak- en reukvermogen kan verminderd zijn bij
cliënten met dementie. Over het algemeen hebben warme
gerechten een meer uitkomende smaak dan koude gerech­
ten. Door kruiden en specerijen te gebruiken kunnen de
maaltijden aantrekkelijker van smaak worden. Variatie is
belangrijk, net als afwisseling van hartige, zure en zoete
gerechten.
›Prikkel de zintuigen door bijvoorbeeld de soep op de
woongroep te koken. Dit wekt de eetlust op.
11
Voeding en
osteoporose
12
Osteoporose betekent letterlijk poreuze
botten. Op latere leeftijd krijgen veel
mensen hier last van. De botopbouw
in het menselijk lichaam gaat door tot
ons dertigste levensjaar, dan is de
piekbotmassa bereikt. Na ons dertigste
wordt het bot sneller afgebroken dan
opgebouwd. Bij mensen waarbij de
structuur van het bot zodanig wordt
aangetast dat de botten poreus worden,
spreekt men van osteoporose. De kans
op botbreuken wordt bij mensen met
osteoporose aanzienlijk vergroot. In de
meeste gevallen wordt osteoporose pas
geconstateerd wanneer men iets breekt.
Risicogroepen
Zoals al aangegeven hebben oudere mensen meer kans op
osteoporose. Vrouwen hebben meer kans op het krijgen van
osteoporose dan mannen. Bij vrouwen kan de eerste jaren
na de overgang het verlies aan botmassa heel snel gaan,
soms wel 6% per jaar. Dit komt doordat er na de overgang
nauwelijks vrouwelijke geslachtshormonen (oestrogenen)
gemaakt worden door het lichaam. Oestrogenen spelen
een belangrijke rol bij de aanmaak van het bot. Daarnaast
worden vrouwen steeds ouder, waardoor ze gedurende
langere tijd bot kunnen verliezen. Ook hebben vrouwen
minder stevige botten dan mannen. Vandaar dat voor
vrouwen vanaf 50 jaar een vitamine D suppletie geldt van
10 microgram per dag.
Wereldwijd krijgt één op de drie vrouwen en één op de
zeven mannen boven de 60 jaar osteoporose. In Nederland
zijn er ruim 850.000 mensen met osteoporose. De medische
wetenschap is er nog niet uit wat precies de risicofactoren
voor osteoporose zijn. Wel is bekend dat een wervelfractuur
en één of meerdere botbreuken na het vijftigste levens­jaar
verhoogde risicofactoren zijn voor osteoporose. Een hogere
risicofactor voor osteoporose hebben 60-plussers, personen
met een te laag lichaamsgewicht en geen of weinig
lichaams­beweging.
13
14
Voedingsadvies
Er zijn veel vitamines en mineralen die een positieve bij­
drage kunnen leveren aan de botstructuur. Hierna wordt op­
gesomd welke dit zijn en in welke producten dit voorkomt.
Calcium
Calcium is samen met vitamine D één van de twee belang­
rijkste stoffen die de kans op osteoporose kunnen vermin­
deren. Calcium is belangrijk voor de opbouw en stevigheid
van het bot. Vitamine D zorgt er voor dat het calcium uit
het voedsel wordt opgenomen. De dagelijkse aanbevolen
hoeveelheid van calcium voor ouderen boven de 70 jaar is
1200 mg per dag. Om voldoende calcium via de voeding
binnen te krijgen zijn melkproducten erg belangrijk. Deze
voorzien in ca. 75% van de dagelijkse behoefte. Daarnaast is
gevarieerd eten en met name variëren in groenten en fruit
erg belangrijk. Een voorbeeld om aan de dagelijkse hoeveel­
heid calcium te komen:
Voeding
Hoeveelheid
(gram)
Halfvolle melk
200 Halfvolle yoghurt
200
Goudse kaas, 48+
40
Spinazie diepvries gekookt
200
Aardappelen gekookt
200
Fijn volkoren brood
175
Halvarine 20-25% vet
25
Sinaasappel
100
Totaal:
Calcium (mg)
242
266
328
250
18
57,75
2,5
23
1187,25 mg
= 1,2 gram
Vitamine D
Deze vitamine zorgt ervoor dat het calcium uit het bloed
wordt opgenomen in de botten. Ouderen hebben meer
vitamine D nodig dan voeding kan leveren. Een tekort kan
botontkalking of spierzwakte veroorzaken, maar door teveel
vitamine D kunnen kalkafzettingen in het lichaam ontstaan.
Boven de 70 jaar heeft men 12,5 tot 15 microgram nodig. De
bovengrens is 50 microgram per dag. Vitamine D zit in vette
vis, zoals haring, bokking, paling en makreel. Daarnaast zit
in mindere mate vitamine D in vlees, volle melk producten
en eieren. Het lichaam maakt zelf ook vitamine D aan door
de zon, in de zomer hebben we dan ook meer vitamine D
in ons lichaam. Als we ouder worden kan de omzetting van
vitamine D onvoldoende plaatsvinden en een vitamine D
supplement is in de zomer en winter dan ook nodig voor
bepaalde leeftijdsgroepen. Voor vrouwen en mannen boven
de 70 jaar wordt een suppletie van 20 microgram per dag
geadviseerd.
Fosfor
Naast calcium bestaat het botweefsel ook uit fosfor. De
ideale verhouding is 1:1, maar onze voeding bevat wel twee
tot vier keer meer fosfor dan calcium. Door een verkeerde
verhouding kan osteoporose ontwikkeld worden. Daarom is
het advies om niet te veel vlees te eten en het drinken van
frisdranken met prik te beperken.
Magnesium
Magnesium is een erg belangrijk mineraal naast calcium.
Circa 70% van de aanwezige magnesium in het lichaam
wordt in de botten opgeslagen. Noten, volkoren producten,
zaden en donkergroene bladgroenten zijn goede bronnen
van magnesium.
Borium
Dit mineraal heeft een gunstig effect op de behandeling
en de preventie van osteoporose en artritis (ontsteking
van gewrichten). Borium verbetert namelijk de werking
van vitamine D. Bij een evenwichtige voeding krijgen we
ongeveer 2 mg per dag binnen. Mensen met osteoporose
wordt 3 mg aanbevolen. Borium zit o.a. in fruit en groenten,
met name in broccoli.
Koper
Over het algemeen krijgt het lichaam voldoende koper
binnen. Koper speelt een belangrijke rol bij het botmeta­
bolisme. Mensen met een tekort aan koper kunnen
reumatische klachten krijgen. In voeding komt koper o.a.
voor in schaaldieren, schelpdieren, biergist, olijven, noten en
peulvruchten.
15
16
Mangaan
Dit spoorelement is nodig voor de vorming van collageen,
het belangrijkste eiwit in het bot. Daarnaast is het belangrijk
voor het vlies rondom de botten en pezen, gewrichtsbanden
en het kraakbeen. Mangaan zit in o.a. thee, noten, zaden en
volkoren producten.
Zink
Mensen met osteoporose hebben vaak een tekort aan zink.
Zink zorgt voor de opbouw van het kraakbeen en zit in vlees,
tarwezemelen en schaal- en schelpdieren.
Silicium
Dit spoorelement bevordert de actieve botgroei. Het ver­
sterkt het bot door dwarsverbindingen te vormen tussen
collagene vezels en bepaalt mede het verhardingsproces van
het bot. In rijst en volkoren producten komt silicium voor.
Er zijn goede resultaten met de inname van silicium geboekt;
de mobiliteit van mensen met botziekten gaat aanzienlijk
vooruit en de pijn wordt minder. Door variatie in voeding
krijgt men voldoende silicium binnen.
Vitamine K
Deze vitamine is belangrijk bij de aanmaak van het bot.
Vitamine K wordt geproduceerd door micro-organismen
in het spijsverteringskanaal. In bloemkool, donkergroene
bladgroenten en eieren komt deze vitamine voor.
Vitamine C
Vitamine C is belangrijk voor de sterkte en het herstel van
botcollageen. Vitamine C zit in veel fruit­soorten, maar ook
in bijvoorbeeld spruitjes, paprika en aardappelen.
Vitamine B12, B6 en foliumzuur
Mensen met osteoporose hebben vaak een verhoogd homo­
cysteïne gehalte. Dit kan ook de botten en het collageen
beschadigen. Door voldoende vitamine B12, foliumzuur
en vitamine B6 wordt het homocysteïne gehalte laag
gehouden. Vitamine B12 zit o.a. in sardines, eieren en vlees.
Vitamine B6 komt voor in o.a. volkoren producten, gist­
extract en lever. Foliumzuur zit vooral in groene groentes,
peulvruchten, aardappelen, volkorenbrood en mager
rundvlees.
Vitamine A/bètacaroteen
Het hormoon progesteron helpt bij het voorkomen van
osteoporose. Vitamine A zorgt voor de productie van dit
hormoon. Bètacaroteen zit in oranje, rood en donkergroen
gekleurde groenten zoals wortels, bieten en bladgroenten.
Vitamine A zit o.a. in lever, zuivelproducten en eieren. Bèta­
caroteen heeft dezelfde werking als vitamine A en wordt in
het lichaam omgezet tot vitamine A. Deze vitamine wordt
ook wel provitamine A genoemd.
17
Voeding en
diabetes
18
Diabetes mellitus wordt in de volksmond
ook wel suikerziekte genoemd. Mensen
met diabetes kunnen zelf hun bloedsuiker
niet meer regelen omdat ze onvoldoende
insuline maken of ongevoelig zijn geworden
voor insuline. Als gevolg van diabetes
is er op termijn een verhoogd risico op
een aantal aandoeningen. Zo hebben
diabeten vier keer zoveel kans op hart- en
vaatziekten.
De behandeling tegen diabetes richt zich op het reguleren
van het bloedglucosegehalte. Een diabeet heeft meer
kans op het krijgen van hart- en vaatziekten. Een van de
belangrijkste doelen van de behandeling van diabetes is
dan ook het voorkomen van deze ziekten. Daarom is de
behandeling gericht op korte- en lange termijn complicaties.
Er zijn twee varianten diabetes, diabetes type I en type II.
Tachtig tot negentig procent van alle diabetes-patiënten
heeft te maken met type II. We weten dat sommige mensen
met suikerziekte (diabetes type I) dagelijks insuline middels
een injectiespuit toedienen om de glucose in het lichaam
goed te kunnen verwerken. De behandeling van diabetes
type II begint vaak met aanpassingen in de voeding, eventu­
eel aangevuld met tabletten en soms met het spuiten van
insuline. Een dieet is een belangrijk onderdeel van de behan­
deling en bestaat voornamelijk uit gezonde en gevarieerde
voeding.
Risicogroepen
Diabetes type I ontstaat doordat de alvleesklier te weinig
insuline aanmaakt. Dit komt meestal tot uiting voor he t
dertigste levensjaar. Bij type II zijn lichaamscellen minder
gevoelig voor insuline dan normaal. Overgewicht verhoogt
de kans om diabetes te krijgen. Oorspronkelijk kwam type
II vooral voor boven de veertig jaar, maar omdat het aantal
mensen met overgewicht toeneemt, gaat deze stelling niet
meer op.
19
20
Voedingsadvies
Mensen met diabetes hebben vaak een verhoogd choles­
terolgehalte. Ook cholesterol is een risico voor hart- en
vaatziekten. Zoals al eerder genoemd is gezond eten erg
belangrijk voor een diabeet. De hoeveelheid verzadigd vet
en cholesterol in de voeding moet worden beperkt. Choles­
terol zit in eieren, orgaanvlees, paling en garnalen en heeft
een klein effect op het cholesterolgehalte in het bloed.
Het cholesterolgehalte kan worden verlaagd door magere
producten te kiezen en harde vetten te vervangen door
halvarine, zachte margarine en vloeibaar bak- en braadvet
of olie. Verzadigde vetten zitten in koeken, snacks, gebak en
chocolade.
Daarnaast is het belangrijk om voldoende voedingsvezels
binnen te krijgen. Groente, fruit en volkoren graanproducten
bevatten veel vezels. Deze vezels beschermen hart- en
bloedvaten, hebben een gunstig effect op het cholesterol­
gehalte en verlagen de bloeddruk licht. Daarnaast is
het zo dat vezels verzadigd werken: ze geven snel een
vol gevoel. Dit kan helpen bij mensen met overgewicht,
zodat ze minder gaan eten. Bij overgewicht heeft een
kleine gewichtsvermindering al een gunstig effect op het
bloedglucosegehalte. Er zijn bovendien aanwijzingen dat
vezels, met name uit volkoren graanproducten, het risico op
diabetes type II kunnen verlagen, door een remmend effect
op ontstekingsfactoren in het bloed. Voor een definitieve
conclusie is nog wel meer onderzoek nodig.
Tips
Hieronder worden nog een aantal voedingstips voor mensen
met diabetes gegeven:
›Wees matig met suiker, het houdt de cliënt tevens op
gewicht. Suikervrije producten zijn in tegenstelling tot wat
men vroeger dacht, niet altijd nodig.
›Laat cliënten regelmatig eten. Elke dag drie maaltijden en
een aantal keren iets tussendoor. Met regelmaat kool­
hydraten eten helpt om schommelingen in de bloed­
glucosespiegel te voorkomen.
›Een gezond gewicht heeft een gunstig effect op de bloed­
glucose en helpt mee hart- en vaatziekten te voorkomen.
›Wees matig met het gebruik van alcohol. Dit houdt in
maximaal twee glazen per dag voor mannen en voor
vrouwen één glas. Alcohol kan het bloedglucosegehalte
ontregelen.
›Naast gezond eten is het voor mensen met diabetes
belangrijk voldoende te bewegen en niet te roken.
21
Voeding en
hart- en
vaatziekten
22
Hart- en vaatziekten zijn doodsoorzaak
nummer één in Nederland. 1 op de 3
Nederlanders sterft aan een hart- of
vaatziekte. Meer dan 1 miljoen Neder­
landers zijn hart- of vaatpatiënt. In 2020
is de verwachting dat er 1,3 miljoen
patiënten zullen zijn. De kans op deze
ziekten wordt verlaagd door een gezonde
leefstijl.
Een gezonde leefstijl houdt het volgende in:
›niet roken
›een gezond lichaamsgewicht
›minimaal een half uur per dag bewegen
›gezond en gevarieerd eten
›een voedingspatroon met genoeg groente,
fruit en goede vetzuren
›matig gebruik van zout en alcohol
›ontspanning op zijn tijd
Risicogroepen
Hartafwijkingen kunnen al aanwezig zijn bij de geboorte.
Echter ontstaan de meeste hart- en vaatproblemen door
vaatvernauwing. Dit wordt veroorzaakt door ‘risicofactoren’,
zoals leeftijd, geslacht, erfelijke factoren, ongezonde
levensstijl, verhoogd cholesterol, diabetes, overgewicht en
een verhoogde bloeddruk.
23
24
Voedingsadvies
Door dagelijks twee stuks fruit en twee ons groente
te eten kunnen per jaar duizenden sterfgevallen in
Nederland worden voorkomen. Groente en fruit helpen
onze bloeddruk op peil te houden. Goede variatie in
deze soorten is ook erg belangrijk om een juiste mix
aan vitamines binnen te krijgen. Groente en fruit zijn
rijk aan foliumzuur, antioxidanten zoals vitamine C,
flavonoïden en carotenoïden. Deze stoffen hebben een
gezondheidsbevorderend effect omdat ze beschermen
tegen radicalen en het immuun­systeem versterken.
Gebruik bij het koken weinig zout. Ook is het belangrijk te
zorgen voor voldoende producten met veel kalium zoals
groente, fruit en aardappelen. Kalium werkt bloeddruk­
verlagend en beschermt tegen hartritmestoornissen.
Alcohol­gebruik vanaf twee glazen per dag is ongunstig
voor de gezondheid omdat het de bloeddruk kan verhogen,
daarom is het advies matig te zijn met alcohol.
Cholesterolverlagende producten
Verzadigd vet verhoogt het cholesterolgehalte in het bloed,
wat het risico op hart- en vaatziekten vergroot. Onverza­
digd vet verlaagt juist het cholesterolgehalte in het bloed.
Daarom hebben voedingsmiddelen met de minste ver­
zadigde vetten de voorkeur. Het is belangrijk dat we een
goede verhouding aan omega-3 en omega-6 vetzuren in
ons lichaam hebben. Ons eten bevat in verhouding teveel
omega-6 vetzuren. De beste manier om dit weer in balans
te krijgen is twee keer per week vis eten, waarvan minimaal
één keer vette vis zoals makreel, zalm of haring.
Sommige margarines, halvarines, yoghurt- en melkdranken
(bijvoorbeeld Becel pro-activ) zijn verrijkt met plantenstero­
len of -stanolen. Dit zijn vetachtige stoffen in planten en ze
helpen het cholesterolgehalte actief te verlagen. Twee gram
per dag verlaagt het slechte LDL-cholesterol met circa 10%.
Het is goed om bij deze producten goed te kijken hoeveel
je ervan nodig hebt om het optimale effect te krijgen. In
de diverse soorten producten zitten namelijk verschillende
hoeveelheden plantensterolen. Indien de cliënt cholesterol­
verlagende medicijnen inneemt, dient het gebruik van deze
producten eerst met de arts overlegd te worden.
Ook vezels hebben een cholesterolverlagend effect. In de
darm worden galzouten en cholesteroldeeltjes door de
voedingsvezels gebonden en dit verlaat het lichaam door de
ontlasting.
25
Ondervoeding
26
We weten allemaal dat voeding de
brandstof is voor het menselijk lichaam.
Het is belangrijk dat we dagelijks genoeg
essentiële voedingsstoffen binnenkrijgen,
die ons helpen aan o.a. voldoende energie
en een goede weerstand. Voor ons is
voldoende eten vanzelfsprekend, maar
in de Nederlandse gezondheidszorg is
ondervoeding een groot probleem. Een
probleem dat wordt onderschat door
artsen en verpleegkundigen, maar ook
door de cliënt en de naaste familieleden.
In dit hoofdstuk geven wij enkele tips
waar u op kunt letten bij het bereiden en
serveren van maaltijden en tussendoortjes
aan cliënten die ondervoed zijn of dreigen
dit te worden.
Risicogroepen
Ouderen, chronisch zieken en patiënten rond een operatie
zijn risicogroepen voor ondervoeding. Uit onderzoek is
gebleken dat 25 tot 40% van de patiënten in ziekenhuizen
ondervoed is. In verpleeghuizen is 20 tot 25% ondervoed en
in de thuiszorg 15 tot 25%.
Ouderen vallen in de risicogroep omdat de lichaamssamen­
stelling verandert, de smaakpapillen vlakken af en het hon­
ger- en dorstgevoel neemt af, kauwen gaat moeilijker en de
spijsvertering verloopt trager. Daarnaast kunnen bepaalde
aandoeningen zoals bijvoorbeeld dementie en psychologische
oorzaken zoals depressie en eenzaamheid ondervoeding
veroorzaken.
Het aantal ouderen neemt de komende jaren fors toe,
waardoor het probleem ondervoeding de komende jaren
ook zal groeien.
Gevolgen
Bij ondervoeding komt het lichaam in een ‘katabole’
toe­stand terecht. Dit houdt in dat het vetweefsel en de
lichaams­eiwitten worden afgebroken en dat de voor­
raad koolhydraten in het lichaam vermindert. Doordat
het lichaam een tekort heeft aan energie en eiwitten zal
er verlies van het gewicht en de spiermassa optreden. De
weerstand neemt af en daardoor is er een verhoogde kans
op complicaties, zoals infecties, decubitus en een vertraagde
wondgenezing. Kortom de zorgcomplexiteit neemt toe en
de kwaliteit van leven neemt af. Tevens is uit wetenschap­
pelijk onderzoek gebleken dat ondervoeding een onafhan­
kelijke risicofactor is voor overlijden.
Hoe constateert u ondervoeding bij cliënten?
Wegen is de beste manier om te achterhalen of iemand aan
ondervoeding lijdt. Weeg de cliënt één keer per week op
een vast moment op dezelfde weegschaal. Is er een dalende
tendens van het lichaamsgewicht zichtbaar, neem dit dan
op met een arts of een diëtist. Ook navraag doen naar
eetlust en het gewichtsverloop van de afgelopen periode
zijn belangrijke manieren om ondervoeding te herkennen.
Men spreekt officieel over ondervoeding bij een ongewenst
gewichtsverlies van meer dan 10% in de laatste 6 maanden
of meer dan 5% in de laatste maand.
27
28
Voedingsadvies
Bij de bereiding van maaltijden:
›Voeg boter of room toe aan aardappelpuree en groenten.
›Zorg dat de maaltijd goed op smaak is en er aantrekkelijk
uitziet (door bijvoorbeeld bieslook toe te voegen aan aard­
appelpuree, dit ziet er aantrekkelijker uit en de puree krijgt
meer smaak).
›Doe ongeklopte room in pap, vla, yoghurt, vruchtenmoes,
soep en sauzen.
›Gebruik bij de bereiding van de maaltijd volle melk­
producten.
Tips
Bij het serveren van maaltijden en tussendoortjes:
›Geef de cliënt energierijke tussendoortjes en snacks als
broodmaaltijd. Dit kan zijn een tosti, brood met ragout of
vette vis.
›Kies dranken die niet alleen vocht, maar ook extra calo­
rieën leveren. Zoals volle melk (i.p.v. halfvolle), vruchtensap
(eventueel vermengd met melkproducten), milkshakes en
koffie of thee met suiker en melk of ongeklopte room.
›Besmeer het brood voor de cliënt royaal met (room)boter
en gebruik dubbel beleg.
›Serveer anderhalf tot een uur voor de maaltijd een kopje
soep of bouillon, hierdoor krijgt de cliënt meer trek in eten.
›Probeer de cliënt zo lang mogelijk normaal eten te ser­
veren en niet te snel over te laten stappen op vloeibare
of gemalen voeding, omdat kauwen de speekselsecretie
bevordert, wat weer goed is voor de vertering.
›Adviseer altijd een sausje of jus bij de maaltijd.
›Adviseer te kiezen voor de vettere vlees- en vissoorten.
Dit is bijvoorbeeld een speklap, slavink, worst, makreel,
zalm, gerookte paling of bokking.
›Gebruik meerdere maaltijden per dag. Vaak is er weinig
hongergevoel en snelle verzadiging. Door vaker kleine por­
ties aan te bieden, verdeeld over de dag, kan de cliënt toch
voldoende voeding tot zich nemen. Laat de cliënt minimaal
drie hoofdmaaltijden en minimaal drie tussendoortjes per
dag eten.
›Wanneer een cliënt van warm eten houdt, is het aanbie­
den van meerdere warme maaltijden per dag ook een
goede optie.
›Serveer het nagerecht één uur of anderhalf uur na de
hoofdmaaltijd. Op deze manier weet u zeker dat de cliënt
de hoofdmaaltijd op eet, deze bevat de meeste belangrijke
voedingstoffen. Het toetje kan dan eventueel later gege­
ven worden.
29
Bron­
vermelding
30
In de voorgaande hoofdstukken heeft
u veel informatie verkregen die u kan
helpen de cliënt te adviseren over de
juiste voeding. Mocht u over bepaalde
onderwerpen graag meer informatie willen
ontvangen dan kunt u tevens de hierna
genoemde websites raadplegen.
www.voedingscentrum.nl
www.gezondheidsplein.nl
www.gezondheidsnet.nl
Dementie
www.alzheimer-nederland.nl
www.dementia.nl
www.nationaalkompas.nl
www.clifa.nl
Osteoporose
www.osteoporose-info.nl
www.mens-en-gezondheid.infonu.nl
www.osteoporosestichting.nl
Ondervoeding
www.stuurgroepondervoeding.nl
www.gezondheid.be
Diabetes
www.diabetes.nl
Hart- en vaatziekten
www.hartstichting.nl
www.visolie-info.nl
Alle rechten voorbehouden. De informatie in deze menu­
wijzer is met zorg samengesteld. Toch is het mogelijk dat de
informatie die is gepubliceerd onvolledig of fouten kunnen
bevatten. Distrivers kan niet aansprakelijk worden gesteld
van eventuele (druk)fouten. Niets uit deze uitgave mag zon­
der voorafgaande schriftelijke toestemming van Distrivers
worden verveelvoudigd.
Deze uitgave is gedrukt op
FSC gecertificeerd papier.
31
Distrivers
De Stroom 5
7901 TG Hoogeveen
T 0528 229260
[email protected]
www.distrivers.nl