Planning 2006

Download Report

Transcript Planning 2006

Studiewijzer aardrijkskunde
e
11 klas Havo
Globalisering_T3
Bewaar dit boekje goed met de bijbehorende
aantekeningen. Dit onderdeel komt terug op het
Centraal Schriftelijk Examen van 2015.
Docent: Arnoud Boerma
Datum: Januari 2014
Schooljaar: 2013/2014
1
Planning aardrijkskunde
Klas: 11 havo
Datum: Januari 2014
Zorg voor een 4-ringsmap (A4-formaat) waarin goede aantekeningen gemaakt kunnen worden
en schema’s.
Bewaar de aantekeningen goed. Deze stof inhouden is de basis voor de nieuwe thema’s en
voor het Centraal Examen.
Een voordeel van een 4-ringsmap is het ordelijk opbergen van de uitgereikte materialen. Alle
uitgereikte materialen zijn voorzien van 4 gaatjes.
Maak altijd de opgaven met de atlas deze zijn van wezenlijk belang voor het oefenen van de
(geografische) vaardigheden.
Leer de begrippen goed. De begrippen zijn de basis voor het verkrijgen van inzicht in de
geografische vraagstukken. Dus leer niet alleen de betekenis van de begrippen, maar ook de
context waarin de begrippen worden gebruikt.
47
48
49
50
51
Datum
Lesinhoud
Jaaragenda
Toetsweek 11eklassen
Stage & uitwisseling 11e .
Stage & uitwisseling 11e .
18 - 24 nov
25 t/m 1 dec
2 t/m 8 dec
9 t/m 15 dec
16 t/m 22
dec
Toets bespreken
Groep 2 Even India bellen gekeken
Film Even India bellen (zie studiewijzer)
http://www.vpro.nl/programma/dnw/afleveringen/4217316/
De films zijn verplicht kost. Het helpt de leerstof beter te begrijpen!
52 23 dec t/m
1 5 jan
2 6 t/m 12 jan
Iedereen:
Hoofdstuk 3§2 en de opdrachten 12 t/m 22
Kerstvakantie
Hoofdstuk 3§3 en de opdrachten 23 t/m 30
Lezen en begrippen leren
3
13 t/m 19 jan
4
20 t/m 26 jan
5
27 jan t/m
2 feb
6
3 t/m 9 feb
7
10 t/m 16
Vervolg van PowerPoint bij Hfd 3§3 en de
opdrachten 30 t/m 33
http://www.oneworld.nl/grondstoffen
Hoofdstuk 4§1 en de opdrachten 4 t/m 11
Hoofdstuk 4§2 en de opdrachten 12 t/m 17
Hoofdstuk 4§2 en de opdrachten 12 t/m 20
Hoofdstuk 4§3 en de opdrachten 21 t/m 25
Herhaling en extra opdrachten
Hoofdstuk 4§3 en de opdrachten 21 t/m 31
voorbeeld toets maken
Maandag groep 1 Even India bellen
8
17 t/m 23 feb
Krokusvakantie
2
Ma: leerlingen vrij
Vr: inhaalmiddag vanaf
14.15 u
Vr: inhaalmiddag 14.15u
Za: Open dag
Toetsweek 12e kl
&luistertoetsen
Drama 12H/12V
Vr: inhaalmiddag 14.15u
Do: extra lesvrije dag
Vr: begin krokusvakantie
9
24 feb t/m
2 mrt
10 3 t/m 9 mrt
11 10 t/m 14
mrt
Nader in te vullen
Nader in te vullen
Inhoud toets aardrijkskunde
 Hoofdstuk 3; De wereld indelen
 Hoofdstuk 4; Een krimpende wereld
 Demografie (studiewijzer blok 1) en
demografisch transitiemodel.
 Gebundelde lesbrieven o.a. De Nederlandse
kledingindustrie. Leer alle bijbehorende
begrippen
 Deze studiewijzer
 Lesaantekeningen en PowerPoint
Vr: inhaalmiddag vanaf
14.15u
Do: beroepenmarkt ’s
avonds
Mondeling 12H/V (geen
les)
Toetsweek 2 9 t/m 11 kl.
http://nederlandvanboven.vpro.nl/afleveringen/handel.html
hongerige muil van europa
In de tweede aflevering zoomen we in op Nederlandse delta. Ooit een moerassig gebied, waar
het water vrij spel had. Nu een plek waar dagelijks honderden schepen binnen komen vol olie,
auto’s en containers. Hoe we onze honger naar spullen met een enorme efficiëntie naar
binnenslokken en weer uitspuwen over de rest van Europa, is vanuit de lucht spectaculair in
beeld gebracht.
3
Demografie
Sociale en natuurlijke bevolkingsgroei
Migratie heeft gevolgen voor het aantal inwoners in een bepaald gebied. De toename en
afname van de bevolking door migratie wordt sociale bevolkingsgroei genoemd. De sociale
bevolkingsgroei wordt uitgedrukt in het migratiesaldo. Is het saldo positief, dan neemt het
aantal inwoners toe. We spreken dan van een vestigingsoverschot. Is het saldo negatief, dan
neemt het aantal inwoners juist af en wordt er gesproken van een vertrekoverschot.
Behalve de sociale bevolkingsgroei beïnvloedt ook de natuurlijke bevolkingsgroei het
inwonertal. De natuurlijke bevolkingsgroei is het verschil tussen het aantal geboorten en het
aantal sterfgevallen in een bepaald gebied. Wanneer er in een gebied meer geboorten zijn dan
sterfgevallen, is er sprake van een geboorteoverschot. In sommige gevallen kan het aantal
sterfgevallen het aantal geboorten in een jaar overtreffen. Wanneer we de migratie van en naar
het buitenland buiten beschouwing laten, zal de bevolking op den duur in omvang afnemen.
Er wordt in dit geval gesproken van een sterfteoverschot.
De natuurlijke bevolkingsgroei veranderd in de tijd. Het demografisch transitiemodel laat de
veranderingen zien
Evenals bij migratie, wordt er bij de natuurlijke bevolkingsgroei een onderscheid gemaakt in
absolute en relatieve groei. Dat maakt vergelijkingen tussen gebieden met een verschillend
inwoner tal mogelijk. Het relatieve geboortecijfer en het sterftecijfer zijn de grootheden die
hiervoor gebruikt worden.
Bevolkingsopbouw
Geboorte- en sterftecijfers zijn niet erg geschikt om landen of regio’s met elkaar te
vergelijken. Ze zijn sterk afhankelijk van de leeftijdsopbouw van een bevolking: de
samenstelling van een bevolking naar leeftijdsgroepen. Bij een jonge bevolking zal het
geboortecijfer hoger zijn dan bij een sterk vergrijsde bevolking. Het om gekeerde geldt voor
het sterftecijfer. De leeftijdsopbouw wordt weergegeven in een bevolkingsdiagram. Dat is
een weergave van de verdeling van de bevolking naar geslacht en leeftijd in leeftijdsklassen
of cohorten van 5 jaar.
Er zijn qua vorm drie soorten bevolkingsdiagrammen te onderscheiden, zie GB53 202H.
 Piramidevorm (GB53 202H2): elke leeftijdsgroep is kleiner dan de voorafgaan de
bevolkingsgroep. Er is sprake van een jonge, toenemende bevolking. Vooral de
bevolkingsdiagrammen van ontwikkelingslanden hebben deze vorm.
 Urnvorm (GB53 202H3): het bevolkingsdiagram heeft steeds kleinere cohorten bij de
jongere leeftijdsgroepen. Er is sprake van een afnemende bevolking. Vooral in de WestEuropese landen komt dit diagram veel voor.
 Granaatvorm (GB53 202H1): het bevolkingsdiagram laat een slechts zeer geleidelijke
afname van jong naar oud zien; Er is sprake van een gelijkblijvend bevolkingsaantal. We
spreken dan ook wel van een ‘stationaire bevolking’.
Uit de verschillende vormen van de bevolkingsdiagrammen kun je opmaken dat de natuurlijke
bevolkingsgroei door de tijd verandert. Het Nederlandse bevolkingsdiagram had vroeger
bijvoor beeld een piramidevorm en is pas na de Tweede Wereldoorlog via een urnvorm in een
granaatvorm veranderd. De bevolking van een gebied maakt dus een bepaalde ontwikkeling
door.
De volgende drie factoren zijn van invloed op de veranderingen in de leeftijdsopbouw.
4
A
B
C
Sociaal-culturele factoren: veranderingen in de samenleving kunnen ertoe leiden dat
het aantal geboorten afneemt. Afname van de invloed van de kerk, minder sociale
controle en op latere leeftijd kinderen krijgen hebben een beperkende invloed gehad
op het aantal geboorten. Niet alleen het geboortecijfer, maar ook het sterftecijfer is
verlaagd door een sterk verbeterde medische zorg, een verbeterde hygiëne en een
betere uitgebalanceerde voeding.
Economische factoren: waren kinderen vroeger een economische noodzaak, de laatste
dertig jaar is het krijgen van kinderen steeds meer een economische last geworden.
Tegenwoordig krijgen mensen kinderen omdat ze dat graag willen en niet meer omdat
het moet om het hoofd boven water te houden. Anticonceptie maakt de keuze voor wel
of geen kinderen mogelijk. De gezinnen zijn dan ook steeds kleiner geworden.
Gezinnen met een of twee kinderen komen nu het meeste voor.
Politieke factoren: de politiek kan de geboorten op een bepaalde manier beïnvloeden,
in ontwikkelingslanden proberen overheden bijvoorbeeld de explosieve
bevolkingsgroei af te remmen door campagne te voeren voor geboortebeperking.
In een bevolkingsdiagram vormende personen van 0 tot 19 jaar en die van 65 jaar en ouder het
economisch niet-productieve deel van de bevolking. De verhouding tussen het economisch
productieve deel en het economisch niet-productieve deel wordt de demografische druk
genoemd. Over het algemeen komt het erop neer, dat het economisch productieve deel van de
bevolking het economisch niet productieve deel van de bevolking moet onderhouden. Immers
mensen die werken maken het mogelijk dat er voorzieningen zijn voor jongeren en ouderen,
zoals onderwijs en bejaardenhuizen. Zijn er weinig werkende mensen ten opzichte van het
aantal jongeren en ouderen dan betekent dat de druk op deze groep erg groot zal zijn om de
voorzieningen op peil te houden.
De demografische druk van een bevolking kan als volgt worden uitgerekend.
Wanneer de groep van 65 jaar en ouder stijgen, dan is er sprake van vergrijzing. Wanneer
door vergrijzing het economisch niet-productieve deel van de bevolking groeit, wordt de
leeftijdsgroep van 20 tot 65 jaar verhoudingsgewijs kleiner en stijgt de demografische druk.
Ook kan de groep van 20 en jonger stijgen, dan is er spraken van vergroening.
De demografische druk is in een piramide- model of een urnmodel het grootst, omdat daar de
niet-productieve bevolking veel groter is dan bij het granaatmodel.
5
De demografische transitie
e
1 wereldland
voor ons
Nederland
Pre-transitiefase
Agrarische
samenleving
transitiefase
Post-transitiefase
Urbanisatie
Industrialisatie
3e wereldland
The world's population will grow to 9 billion over the next 50 years -- and only by raising the
living standards of the poorest can we check population growth. This is the paradoxical
answer that Hans Rosling unveils at TED@Cannes using colorful new data display
technology (you'll see).
Een leuke passende film: http://www.youtube.com/watch?v=fTznEIZRkLg
6
Samenvatting 3.1 Tsjechië en Egypte vergeleken
Tsjechië en Egypte vergeleken
Welke economische, demografische en sociaal-culturele indicatoren kun je goed
gebruiken wanneer je landen met elkaar wilt vergelijken?
Wat zijn de eigenschappen van die indicatoren en waarom moet je voorzichtig zijn
met het toepassen ervan?
Criteria nodig om
welvaart van landen
te vergelijken
Vier geografische
hoofdkenmerken
Economische
criteria
BNP en inkomen per
hoofd,
werkgelegenheid
Cijfers soms
moeilijk te
vergelijken
Meest gebruikt is
BNP, ‘alles wat is
verdiend in een jaar’
Toont niet altijd de
welvaart
Gebruik BNP heeft
nadelen
Tussen landen
Etiket en meetlint
►Er bestaan grote welvaartsverschillen tussen én binnen de landen in de wereld.
Nauwkeurig vergelijken is lastig: daarvoor is een getalsmatig criterium nodig (bijv.
BNP). Dat moet relatief gemaakt worden door het te koppelen aan bijvoorbeeld
inwoneraantal.
►Voor een geografisch beeld van een gebied moet je letten op de volgende
hoofdkenmerken:
– economisch
= verdienen en besteden geld van geld aan goederen
– demografisch
= bevolkingsgegevens
– sociaal-cultureel
= cultuur van groepen mensen
– politiek
= bezit en verdeling van de macht
Economische kenmerken en criteria
►Drie kenmerken van de economie van een gebied zijn de productie (het BNP per
hoofd), de verdiensten (inkomen per hoofd) en de werkgelegenheid (percentage
beroepsbevolking werkzaam in welke sector).
●Het probleem is dat indicatoren soms moeilijk te vergelijken zijn, en
●de cijfers vaak niet erg betrouwbaar.
Zo zijn er in ontwikkelingslanden vaak weinig gegevens en de waarnemingen slecht
of politiek gekleurd.
►Het meest gebruikte kenmerk voor ontwikkeling is het nationaal inkomen.
■De berekening daarvan kan op drie manieren: 1) optellen van alle verdiende
inkomens, 2) Alle toegevoegde waarden optellen of 3) alle bestedingen optellen.
►Het Bruto Nationaal Product (BNP) geeft de waarde aan van de totale productie
van economische goederen in een land.
■Het betekent ook dat geld dat wordt verdiend met herstellen van schade (bijv. door
een aardbeving) bijdraagt aan het BNP. Het geeft dus niet altijd de toename van de
welvaart aan.
►Het gebruik van BNP per inwoner als criterium heeft nadelen, met name in
ontwikkelingslanden. Soms heeft een land grote mate van zelfvoorziening (dat wordt
niet meegeteld), een goede registratie van de cijfers ontbreekt vaak en
wisselkoersen kunnen sterk afwijken van de werkelijke waarde van een valuta.
■Het BNP/hoofd is altijd een gemiddelde. Regionale verschillen vallen weg en het
BNP maakt niet duidelijk hoe de verdeling of spreiding over groepen is. Soms is er
een kleine rijke elite en een grote arme massa.
Indicatoren op nationale schaal verhullen dus de ruimtelijke en sociale verschillen
binnen een land
●Ook de verschillen in koopkracht maken het lastig om landen te vergelijken.
Koopkracht geeft aan hoeveel een standaardmandje goederen & diensten kost. Dat
is gebaseerd op een index: een omschreven aantal goederen en diensten voor een
gemiddeld huishouden.
■Zo wordt wel eens de Hamburgerindex gebruikt: (wat kost iets bij Mc Donalds?).
7
bestaat ook verschil
in koopkracht
Alternatief voor BNP
is Human
Development Index
Drie (werk)sectoren,
omvang als
indicator voor
ontwikkeling
Primaire sector het
grootst? minst
ontwikkeld land
Omvang tertiaire
sector soms
misleidend
Bevolkingsspreiding
geen goede
indicator
Beter is bevolkingsgroei, uitgedrukt in
geboorte- en
(kinder) sterftecijfer
Drie modellen geven
leeftijdsopbouw
aan: piramide,
granaat en ui
Demografische
druk: verhouding
tussen productieven
en niet-productieven
Taal en religie geen
goede indicatoren
Het is een (niet erg betrouwbare) weergave van welvaart en loonshoogte.
●Vanwege alle kritiek op het BNP als maatstaf zijn er andere criteria ontwikkeld,
zoals de Human Development Index (van de VN) gebaseerd op het inkomen, de
leeftijdverwachting en de geschooldheid.
►Er worden drie sectoren in bestaansmiddelen onderscheiden: de primaire,
secundaire en tertiaire sector.
●De omvang van elke sector wordt uitgedrukt in percentage van de
beroepsbevolking (alle personen van 15-65 jaar die tenminste 12 uur per week
betaalde arbeid verrichten). In ontwikkelingslanden kijkt men vaak alleen naar de
leeftijdsopbouw voor een indruk van de beroepsbevolking.
●In het algemeen kan worden gesteld dat hoe hoger het percentage van de
beroepsbevolking dat in de landbouw werkt is, hoe lager het BNP per inwoner in
een land is. De tertiaire sector is misleidend als maatstaf. In westerse landen is die
kenmerkend voor ontwikkeling, maar in arme landen is de traditionele tertiaire sector
erg groot, daar werken onevenredig veel mensen in overheidsdienst en is ook de
informele sector groot.
Demografische kenmerken en criteria
►De spreiding van de bevolking over een land en de bevolkingsdichtheid, zijn geen
geschikte indicatoren om landen te vergelijken. Het dichtheidscijfer is altijd een
gemiddelde.
●De bevolkingsspreiding vertelt hoe de bevolking werkelijk over de ruimte is
verdeeld.
●Het demografische begrip ‘bevolkingsgroei’ is een beter vergelijkings-instrument.
De totale groei bestaat uit de natuurlijke groei (geboorte min sterfte) en de sociale
groei door migratie (vestiging min vertrek). Het geboortecijfer is een goed cijfer om
landen te vergelijken, evenals kinder- en zuigelingensterfte.
●De ‘leeftijdsopbouw’ verwijst naar de samenstelling van de bevolking naar leeftijd
en geslacht. Er zijn drie modellen die de samenstelling weergeven:
1 piramide-vorm: een hoog geboorte- en sterftecijfer. Er zijn veel jonge mensen, dat
geeft een hoge groene druk
2 granaat-vorm: de bevolkingsgroei staat stil
3 ui-vorm: laag geboortecijfer, groot aandeel ouderen. Dat geeft een hoge grijze
druk
●De demografische druk geeft de verhouding tussen productieven en nietproductieven aan. Die worden weergegeven in leeftijdsgroepen (productief is de
groep tussen 20-64 jaar).
Sociaal-culturele kenmerken
►De belangrijkste cultuurkenmerken van een land zijn de taal en de godsdienst of
religie. Het zijn geen goede indicatoren om landen te vergelijken, maar ze hebben
wel grote invloed op het bestaan en de inrichting van de ruimte. ►Het percentage
mensen dat analfabeet is in een land is moeilijk vast te stellen; de schattingen zijn
vaak niet betrouwbaar. De mate van geletterdheid is wel een voorwaarde voor
ontwikkeling van een land. Dit criterium is daarom wel deel van de Human
Development Index.
alfabetisme is
voorwaarde voor
ontwikkeling
8
Inleidende PowerPoint hoofdstuk 3.3
Globalisering
Dia 1
___________________________________
Tijdsindeling van het vak
geschiedenis
___________________________________
Over het algemeen houdt men bij bovenstaande
terreinen van geschiedwetenschap de volgende globale
indeling van tijdsperioden aan:
•
•
•
•
•
•
De prehistorie: vóór 2000 voor Chr.
De oude geschiedenis: 2000 voor Chr. - 590 na Chr.
De middeleeuwen: 590 - 1500
De nieuwe of vroegmoderne geschiedenis : 1500 - 1800
De nieuwste of moderne geschiedenis: 1800 - 1945
De eigentijdse geschiedenis: 1945-heden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis ,geraadpleegd 2 november 2010
Dia 2
___________________________________
___________________________________
Tijdsindeling van het vak
aardrijkskunde
___________________________________
• Een tijdsindeling zorgt altijd voor een
discussie, omdat ergens een grens word
getrokken.
• Een tijdsindeling is een hulpmiddel om
geografische (aardrijkskunde) precessen
zichtbaar te maken.
• Wij koppelen de tijdsindeling aan de
technologische ontwikkelingen, waardoor
de wereld steeds kleiner word door de
afnemende relatieve afstanden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 3
___________________________________
De krimpende
wereld,
Clip 8
___________________________________
___________________________________
___________________________________
• De relatieve afstand
wordt steeds kleiner.
___________________________________
___________________________________
___________________________________
9
Dia 4
Indeling voor het vak geschiedenis
• De nieuwe of
vroegmoderne
geschiedenis :
1500 - 1800
___________________________________
___________________________________
• De nieuwste of
moderne
geschiedenis:
1800 - 1945
___________________________________
___________________________________
___________________________________
• De eigentijdse
geschiedenis: 1945heden
___________________________________
Dia 5
Indeling, zoals wij het in de aardrijkskunde
• Handelskolonialisme:
1500 - 1850
lessen gaan gebruiken.
• Exploitatiekolonialisme:
1850 - 1950
Het jaartal 1989 verwijst naar de val van de
muur.
• Overzichtelijke Wereld:
1950- 1989 (2000)
• Onoverzichtelijke Wereld:
1989(2000) - heden
10
Wat zijn ontwikkelingslanden?
Op aarde valt de geweldige tegenstelling op tussen enerzijds gebieden met een grote welvaart en anderzijds
gebieden waar de levensomstandigheden bedroevend laag is, waar de bevolking gebukt gaat onder schrijnende
armoede en ellendige omstandigheden. (Noord-Zuid tegenstelling)
Het is moeilijk een definitie te geven van het ontwikkelingsland of de ontwikkelingslanden, omdat ertussen de
ontwikkelingslanden onderling vaak grote verschillen bestaan.
Vaak worden deze landen ook met verschillende termen aangeduid, zoals:
het zuiden, de arme landen, de derde wereld, onderontwikkelde- of ontwikkelingslanden. In hoofdstuk 1 van
handboek wereld gaan we dieper in op de verschillende benamingen.
Maar duidelijk is:
Ontwikkelingslanden zijn zo verschillend dat het onzinnig is
ze als één groep te beschouwen
Kenmerken van de ontwikkelingslanden
I Een zwakke economische structuur welke blijkt uit een gefragmenteerde modernisering:
a een laag bruto nationaal product
b opbouw van de beroepsbevolking
c samenstelling van het import en exportpakket
II Een geringe welvaart, of beter; de uitgesproken armoede
a zowel open als verborgen werkloosheid
b geringe arbeidsproductiviteit in alle sectoren
c Gebrekkige hygiëne en een slechte huisvestiging
d vele ziekten
e hoge kindersterfte
f lage gemiddelde levensverwachting
g het grote percentage analfabeten
III De explosieve bevolkingsgroei
Veroorzaakt door een drastische daling van het sterfte cijfer en het hoog
blijven van het geboorte cijfer.
IV Politieke structuur
In het politiek vlak valt de aanwezigheid van vele autoritaire regimes op of de jonge nog niet
ontwikkelde democratie.
V De gebrekkige benutting en inrichting van het woongebied.
Dit blijk o.a. uit:
a. inefficiënte productie van de landbouw.
b. gebrekkige verkeersontsluiting (infrastructuur).
c. grote steden
Ontwikkelingslanden zijn:
.......landen die gekenmerkt worden door een zwakke economische structuur en ernstige
armoede onder brede lagen van de (snel groeiende) bevolking, welke armoede men in
toenemende mate bewust ervaart. (Prof. Kleinpenning).
11
Atlasoefening; de indicatoren ontwikkelingslanden
Opgave 1
Zoek van de onderstaande kenmerken de atlaskaarten en de desbetreffende statistiek.
I Een zwakke economische structuur welke blijkt uit een gefragmenteerde modernisering:
a een laag bruto binnenlands product
Antw: kaart 211A en statistiek 236
b1 landbouw in BBP
b2 werken in de landbouw
c samenstelling van het import en exportpakket/eenzijdige uitvoer naar product
II Een geringe welvaart, of beter; de uitgesproken armoede
e hoge kindersterfte, zie zuigelingen sterfte
f lage gemiddelde levensverwachting
g het grote percentage analfabeten
III De explosieve bevolkingsgroei
a bevolkingsgroei verdubbelingstijd
b geboorteoverschot
IV Politieke structuur
a doelmatigheid overheid en bestuur
b persvrijheid
Opgave 2
Maak een vergelijking in de mate van ontwikkeling tussen een aantal landen. Maak daarvoor
de volgende vragen
a. Vul de onderstaande tabel in m.b.v. de statistiek.
b. Zet de landen in de volgorde van minder ontwikkeld naar ontwikkelde landen op de
onderstaande as.
BBP/inw % landbouw in de
Analfabetisme GeboorteLevensberoepsbevolking
overschot
verwachting
Nederland
Kenia
Brazilië
Singapore
India
|--------------------------------------------------------------------------------------------------------------|
Ontwikkelingslanden
Ontwikkelde
MOL
NIC
geïndustrialiseerde
landen
12
Chinese bedrijven grazen Europa af
Volkskrant, 28 december 2009.
13
14
Opdrachten bij het artikel: “Chinese bedrijven grazen Europa af”.
Hoofdvraag: waarom grazen de Chinese bedrijven Europa af?
Opdracht 1
Ford is een multinationale onderneming uit de VS.
a) Wat is een Multinationale onderneming (MNO)?
b) Welke automerken behoren recent bij Ford waaruit het multinationale karakter blijkt van
de onderneming?
c) Waarom kopen de Chinezen Volvo van Ford?
Ford heeft al onderdelen verkocht aan een ander bedrijf uit een ander land.
d) Welk bedrijf is dit? En uit welk land is dit bedrijf afkomstig?
e) Dit bedrijf heeft ook eigendommen in Nederland. Welk bedrijf is dit? (algemene kennis,
geen kennis uit het boek)
Opdracht 2
a) Geef drie argumenten waarom de chinezen bedrijven Europese merken en fabrieken
kopen.
b) Wat betekent knowhow?
China koopt graag failliete boedels op, om de productielijnen te verhuizen naar China.
c) Welk begrip past bij de bovenstaande zin.
Atlasopdrachten die aansluiten bij het artikel
Opdracht 3
Niet alleen bedrijven doen aan R&D. Ook andere instituten zorgen voor technologische
ontwikkeling.
a) Zoek een kaartblad in de atlas over technologische ontwikkeling op mondialeschaalniveau. Geeft het nummer van het kaartblad.
b) Wat is het spreidingspatroon van de belangrijkste centra?
c) Geef een verklaring voor dit patroon?
Opdracht 4
Gebruik de Atlas. Zoek zelf een kaart die bij de vragen past.
Nederland heeft een kleine auto-industrie, die zich richt op de assemblage van enkele
modellen.
a) Hoe heet dit bedrijf?
b) Wat zijn de kenmerken van assemblage bedrijven?
Dit bedrijf heeft veel leveranciers. De meeste leveranciers tonen een bepaald
spreidingspatroon.
c) Geef een verklaring van dit spreidingspatroon.
Opdracht 5
Bekijk GB53 215A, de externe gerichtheid van de economie.
De externe gerichtheid van de Nederlandse economie is groter dan de VS. Bedenk een
mogelijke oorzaak voor dit verschil.
15
De rol van de staat bij globalisering
De koloniën hadden door de internationale taakverdeling een bepaalde opbouw van de
beroepsbevolking.
a. Wat betekent internationale taakverdeling?
De beroepsbevolking kan je in drie sectoren indelen.
b. Geef de namen van de drie sectoren.
c. Welke sector is het grootste in een kolonie?
d. Zoek de grafieken over de (ontwikkeling) samenstelling beroepsbevolking. Welke landen
behoren rond 1960 echte ontwikkelingslanden?
De koloniën werden zelfstandige staten rond 1950.
Veel van deze staten waren gericht op de landbouw en wilden zich ook industriële sector
ontwikkelen.
e. GB53 212F. Welk land laat sinds 1960 een duidelijke groei van het aantal mensen dat
werkzaam is in de industrie?
f. Dit land behoord tot een groep landen die zich snel economische konden ontwikkelen. Hoe
heet deze groeplanden? Geef het begrip.
Deze groep landen konden zich ontwikkelen door het inrichten van vrijhandelzones.
g. Geef een omschrijving van een vrijhandelzone
h. Hoe scoort het land van deelvraag e op de globalisatie-index?
i. Idem maar dan voor failed states index?
De landen die zich snel kunnen ontwikkelen hanteren het model van de exportgeoriënteerde
industrialisatie. Lees blz. 25 van het leerkatern wereld.
Ontwikkelingslanden probeerden nadat zij zelfstandig werden een economie op te bouwen
d.m.v. importvervangende industrialisatie. Dit bleek niet het gewenste effect te hebben. Vanaf
de jaren ‘80, maar vooraf vanaf de jaren ’90 kwam gingen veel landen over op het model van
de exportgeoriënteerde industrialisatie.
j. Lees blz. 24&25 van het leerkatern Wereld over importvervangende industrialisatie. Wat
zijn de nadelen van dit model?
Bekijk het GB53208E, opkomende markten en lees meer over de G20 op
http://nl.wikipedia.org/wiki/G20 (geraadpleegd november 2010)
k. De G7 bestaat niet meer. De G7 uitgebreid naar de G20. Welke opmerkelijke verschuiving
is zichtbaar tussen de landen van de G7 en de G20
l. Verklaar deze verschuiving.
16
Even India bellen...
Even India bellen...
maandag 12 november 2001 20:35 Ned 3
donderdag 15 november 2001 14:20 Ned 3 (Herhaling)
Steeds meer kantoorwerk wordt vanuit Amerika en Engeland overgeplaatst naar India. Wie
zijn hypotheekaflossing mist wordt telefonisch op de vingers getikt door een jonge Indiase
man of vrouw vanuit een van de vele gloednieuwe 'call centers' die momenteel in en om Delhi
verrijzen.
Call centers zijn een hype in India. Bijna elke dag wordt er één opgericht om van daaruit de
klanten in de Verenigde Staten en Engeland te woord te staan. In India doen ze het beter,
goedkoper en sneller dan hun collega's in het westen.
DNW filmde de medewerkers van de incasso-afdeling van ExlService, die na een training van
8 weken rijp zijn om de Amerikanen te woord te staan. Tien uur lang horen ze de smoezen
aan van rijen Amerikaanse klanten, die er die maand niet in geslaagd zijn hun lening af te
lossen. Er rest hun maar één taak: de klant tot betaling dwingen.
Het enthousiasme waarmee de Indiërs zich van hun taak kwijten, vol vertrouwen in een
zonnige toekomst staat in schril contrast met de verwarring aan de andere kant van de
telefoon. Aan de onderkant van de Amerikaanse samenleving heeft, zeker na 11 september,
het idee dat de VS de machtigste natie ter wereld is plaatsgemaakt voor onzekerheid en angst
voor een ongewisse toekomst. Het beeld van deze samenleving heeft bijstelling nodig want
het economisch superieure Amerika begint zijn glans te verliezen.
Bron: http://www.vpro.nl/programma/dnw/afleveringen/4217316/ , geraadpleegd nov 2007.
17
Voorbeeld Schoolexamen
Wereld indelen & gebundelde lesbrieven
Havo
Opdracht 1.
Langs de meetlat.
Landen kunnen met elkaar vergeleken worden met indicatoren. Toch is het soms lastig om
landen met elkaar te vergelijken.
a. Waarom zijn indicatoren van ontwikkelingslanden niet altijd betrouwbaar?
Voor het meten van welvaart van een land kan zowel het nationaal inkomen/inw. , als naar de
koopkracht/inw.
b. Bedenk een argument worden waarom je beter naar de koopkracht per inwoner kan
kijken dan naar het nationaal inkomen per inwoner als het gaat om de welvaart van de
bevolking.
Gebruik de atlas
Indicatoren geven de situatie op nationale schaal weer.
c. Geef exact het BBP/inw. van India.
Gebruik de kaart extreme armoede op mondiale schaal
d. Welk deel van de Indiase bevolking leeft van minder dan 1 dollar per dag.
Deelvraag c & d laten een verschillend beeld zien.
e. Leg uit dat de extreme armoede niet tot uitdrukking komt in het BBP/inw.
Welke conclusie kan je trekken over de inkomensongelijkheid van India.
Opdracht 2.
Type economie.
Bekijk GB53 212D
a. Welke type economie heeft Nederland?
b. Wat is het voordeel van een gemende economie t.o.v. een grondstoffen economie?
Groot-Brittannië heeft een diensten economie
c. Welke vormen van dienstverlening heeft Groot-Brittannië? Waar zijn de meeste
dienstverlenende bedrijven gevestigd?
Opdracht 3.
Bestaansmiddelen.
a. Welke verandering in de beroepsbevolking maken landen door wanneer de welvaart
groeit?
Veel landen worden gekenmerkt door een grote groei van het BBP. Dit is het gevolg van een
overheid die voorwaarden schept voor exportgeoriënteerde industrialisatie.
b. Geef de betekenis van onderstreepte begrip.
Deze landen worden de NIC’s genoemd.
c. Welke kenmerken hebben de NIC’s waardoor buitenlandse MNO’s er graag vestigen.
18
Opgave 4.
Wereldwijde handelsverkeer.
Gebruik GB53 214A.
Het handelsverkeer speelt zich voornamelijk af tussen Zuidoost-Azië, Noord-Amerika en
West-Europa.
a. Geef passende begrip bij bovenstaande omschrijving.
Nieuwe ontwikkelingen beginnen ook in bovenstaande regio’s en verspreiden zich langzaam
over de wereld.
b. Geef het passende begrip van de onderstreepte zin.
c. Toon aan met een kaart uit de atlas dat de meeste technologische vernieuwingen plaats
vinden in Noord-Amerika, West-Europa en Japan.
Opgave 5.
Bevolkingsdiagrammen.
GB53 202H
a. Schrijf de landen van de bevolkingsdiagrammen op je antwoorden blad.
b. Geef per land het de naam van bijbehorende bevolkingsdiagram.
c. Geef per land aan in welke fase van het transitiemodel het land zich bevind.
Opgave 6
Examenvraag 2011 tijdvak 2.
19
20
21
22