Dyspneu in het palliatieve stadium
Download
Report
Transcript Dyspneu in het palliatieve stadium
Benauwdheid
in het
palliatieve
stadium
S.M. De Hosson
Longarts
Palliatieve Zorg binnen de Thuiszorg
4 april 2014
Programma Dyspneu
• Inleiding
• Symptoombestrijding dyspneu
• Niet-medicamenteus
• Medicamenteus
Definitie encyclopedie
• “Gevoel dat je moeilijk ademt”
Dyspneu bij kanker
Oorzaken benauwdheid bij kanker
Groep
Oorzaak
Direct betrokkenheid ademhalingsstelsel
Tumorobstructie
trachea/bronchiën/atelectase
Indirecte betrokkenheid
ademhalingsstelsel
Pleuravocht
“ Postobstructie” pneumonie
VCSS
Pijn
Angst
Effecten antikankerbehandeling
Radiatiepneumonitis
Chemotherapie-pneumonitis
Cardiomyopathie
Complicaties van de ziekte
Anemie
Longembolie
Pneumonie
Co-morbiditeit
COPD
hartfalen
spierdepletie
Casus
• Mevrouw G, 64 jaar.
Voorgeschiedenis:
Hypertensie, Appendectomie.
COPD Goldklasse 1.
2011 (sept) Longtumor rechter onderkwab. Mediastinale
lymfekliermetastasen. cT2N2M0 stadium IIIA waarvoor
chemoradiatietherapie. Partiële remissie.
Medicatie: Enalapril, hydrochloorthiazide, Spiriva 1dd 18 mcg
Wat wil u nog meer weten?
Anamnese
• Chemotherapie nu 8 maanden geleden beëindigd
• Sinds vier weken benauwder met kriebelhoest.
Vervolg anamnese
• Benauwdheid met name bij inspanning, geen orthopneu, geen
oedemen.
• Laatste maand 4 kg afgevallen bij een vrijwel normale eetlust.
• Geen koorts, wel vermoeider.
• Geen pijnklachten.
• Normaal ontlastingspatroon, geen passageklachten.
• Rookt nog altijd 10 sig/dag.
• Wil geen nieuwe behandeling meer als de kanker toegenomen
is.
• Kan niet veel meer, veel angstklachten.
Differentiaal diagnose?
Oorzaken dyspneu bij kanker
Groep
Oorzaak
Direct betrokkenheid respiratoir stelsel
Tumorobstructie
trachea/bronchiën/atelectase
Indirecte betrokkenheid tractus
respiratorius
Pleuravocht
“ Postobstructie” pneumonie
VCSS
Effecten antikanker therapie
Radiatiepneumonitis
Chemotherapie-geinduceerd (cis*,
gemcitabine **, carbo -, doce**, pem*,
erlo**, gef**)
Respiratoire complicatie door
paraneoplastische ziekten
Anemie
Longembolie
Pneumonie
Co-morbiditeit
COPD, cardiovasculair, spierdepletie,
angst, pijn.
Aandachtspunten lichamelijk
onderzoek?
Lichamelijk onderzoek
• Vermoeid ogende vrouw. Saturatie 92%. Ademfrequentie
20/minuut. Dyspneu niet zichtbaar.
• RR 140/88 mmHg. Pols 100/minuut RA. Temperatuur 37,2
graden Celsius.
• Demping rechts. Opgeheven ademgeruis rechts. Normaal
ademgeruis links. Geen piepen, geen rhonchi, geen
crepitaties.
• Lever percutoir niet vergroot.
• Geen oedemen.
Laboratorium
•
•
•
•
•
Hb 7,6 MCV 96.
Leuco 12,3. CRP 20.
D-dimeer 248. (?!)
Nierfunctie, leverfuncties ongestoord.
Calcium 2,53; Albumine 38.
Wat te doen?
Wat te doen?
• Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
CT-thorax
• Obstruerende centrale massa rechter hoofdbronchus met
uitgebreide mediastinale massa rechts en contralateraal.
• Geen pleuravocht
• Metastase rechter bijnier
Beleid
• Geen mogelijkheid palliatieve radiotherapie aangezien patiënte daar
lokaal al 66 Gray gehad heeft
• Stentplaatsing mislukt
• Wil geen chemotherapie meer. Palliatief beleid. Start morfine laag
gedoseerd.
• Progressieve ziekte na 6 weken met toename dyspneu.
• Nu ook ‘s nachts dyspneuklachten, slaapt slecht, is angstig.
• X-thorax: Onveranderde totale atelectase met toename
mediastinale massa contralateraal. Geen aanwijzingen voor
pleuravocht.
• Dus: progressieve ziekte.
• Ivm forse dyspneu: ziekenhuisopname.
Beloop
• Progressieve ziekte na 6 weken met toename dyspneu.
• Nu ook ‘s nachts dyspneuklachten, slaapt slecht, is angstig.
• X-thorax: Onveranderde totale atelectase met toename
mediastinale massa contralateraal. Geen aanwijzingen voor
pleuravocht.
• Dus: progressieve ziekte.
• Ivm forse dyspneu: ziekenhuisopname.
Casus
•
•
•
•
•
Aandacht voor angst en existentieel lijden
Toevoegen oxazepam 3dd 10 mg per os ivm angstklachten
Start morfine via een subcutaan pompje
Start macrogel/electrolyten
Rest medicatie (simvastatine, bloeddrukverlagers) gestaakt
Casus
• De angstklachten komen beter onder controle, waardoor er
minder dyspneu is.
• Dyspneu is met 40 mg morfine subcutaan redelijk onder
controle
• Wel treedt een vervelend delier op (met hallucinaties).
• Haldol en nozinan hebben nauwelijks effect.
• Wat te doen?
Dyspneu bij COPD
(/longfalen)
Beloop van ziektes in groepen
-Model van organ system failuren van Lynn et al
(Lynn JAMA 2001 ;285:925 -32)
Epidemiologie COPD
•
•
•
•
•
•
316.500 patiënten diagnose van huisarts (onderschatting)
•Prevalentie onder mannen: 2.2 %, vrouwen 1,7 %
•Prevalentie onder mannen > 75 jaar: 16 %
•Jaarlijks 34000 nieuwe patiënten
•7000 doden per jaar, 4.1 % totale sterfte
•Levensverwachting van COPD patiënt 8,5 jaar korter dan
gezonde controlegroep
Bron: Astmafonds
QoL questionnaire :
COPD vs longkanker
A higher score indicates a more favourable health status.
Gore et al Thorax 2000;55:1000-6
Prognose van COPD
Hoe kan inschat worden wat de prognose van een specifieke
patient is?
CBO-richtlijn
Palliatieve zorg voor patiënten met COPD
Er is geen gevalideerd prognostisch instrument dat
predictie van overlijden bij COPD binnen 6 maanden
mogelijk maakt.
Level of evidence: niveau 1
A1 Coventry, Age and Ageing 2005;34:218–
27.
C Curtis, Eur Respir J 2008;32:796-803.
Palliatieve Fase COPD
Mogelijkheden tot inschatting door zorgverlener
Bepaald door:
• Klinische beeld (verslechtering)
• Ondergaan van intensieve behandeling zonder (blijvend) effect
• Subjectieve inschatting patiënt, familieleden en hulpverleners
Prognostische markers COPD (< 5 jaar)
Lincolnshire criteria (niet gevalideerd), primaire indicatoren
•
•
•
•
•
Ernst van het COPD (FEV1<30%)
Frequente exacerbaties (>2 per jaar)
Hospitalisatie
Afname interval tussen hospitalisatie
Beperkte vooruitgang na opname
.
Trueman Br J Nurs. 2011;20:635-9
Prognostische markers COPD (< 5 jaar)
Lincolnshire criteria (niet gevalideerd), ondersteunende indicatoren
•
•
•
•
Maximale therapie*
Zuurstof afhankelijkheid
MRC score van 5 (zie volgende dia)
Ernstige comorbiditeit
– (bijvoorbeeld hartfalen, diabetes)
*Onder intensieve maximale behandeling wordt verstaan maximaal
optimale medicamenteuze therapie, multidisciplinaire longrevalidatie,
zuurstofbehandeling en klinische opnames.
Coventry, Age and ageing 2005
Celli, NEJM, 2004
Prognostische markers COPD (< 5 jaar)
• Leeftijd > 70 jaar
• Cachexie
• Curtis JR. Palliative and end-of-life care for patients with severe COPD. Eur
Respir J 2008;32:796-803.
• Depressie, angst
• Vraag van arts aan zichzelf: leeft deze patient over 12 maanden
nog?
• Murray SA, Pinnock H, Sheikh A. Palliative care for people with COPD: we need
to meet the challenge. Prim Care Respir J 2006;15:362-4.
Prognostische markers op langere
termijn (< 5 jaar)
Respiratoire insufficientie
Opname ivm exacerbatie +
hypercapnie (pCO2 > 6,7 kPa)
Percentage overleden
6 maanden
33%
1 jaar
43%
2 jaar
49%
Voedingsstatus
Relatie voedingsstatus en overleving (gecorrigeerd voor leeftijd, FMI, FEV1, IVC, PaO2)
Bovenste lijn: normale BMI
Middelste lijn: overgewicht (BMI > 25)
Onderste lijn: ondergewicht (BMI < 19)
Symptomen in het laatste levensjaar en
COPD
Symptomen (n=209)
Aantal (Percentage)
Kortademigheid
200 (98%)
Hoest
163 (80%)
Vermoeidheid/zwakte
195 (96%)
Eetlustverlies / gewichtsverlies
166 (81%)
Slaapstoornissen
160 (77%)
Depressieve gevoelens
158 (77%)
Angst/ paniekaanvallen
109 (53%)
Pijn
147 (72%)
Daadwerkelijk interventie ingezet
en effect daarvan
Interventie gedaan op symptoom
Aantal (percentage)
Kortademigheid
166 (85%)
Slaapstoornissen
30 (19%)
Depressie
29 (18%)
Angst/paniekaanvallen
18 (17%)
Pijn
97 (66%)
Effect interventie op symptoom
(adequate controle)
Aantal (percentage)
Kortademigheid
94 (57%)
Slaapstoornissen
18 (58%)
Depressie
12 (41%)
Angst/paniekaanvallen
10 (56%)
Pijn
21 (21%)
Symptomatische behandeling
• Niet-medicamenteuze behandeling:
•
•
•
•
•
•
Longrevalidatie/Inspanningstraining, fysiotherapeutische interventie
Voedingsondersteuning
Zelfmanagement (pursed lip breathing, huffer)
Psychosociale ondersteuning
Ventilator op gezicht
Ondersteuning (gespreksvoering, psycholoog)
• Medicamenteus:
•
•
•
•
•
Morfine
Benzodiazepines
Zuurstof?
Steroiden (dexamethason; prednisolon)
Inhalatiemedicatie (continueren)
Morfine als symptoombestrijding
•
•
•
•
Startdosis: 2,5 – 5 mg s.c.
Na vier uur herhalen
Onvoldoende effect? Dan 50% hogere dosis
Kan ook als drank
• Biologische beschikbaarheid 30%
• Oraal drie maal hoger doseren dan s.c.
• 24 uurs behoefte aan morfine bepalen
• Dan starten met slow release preparaten
• Evt pleister danwel pompje bij onvoldoende werking
Zuurstof bij eindstadium COPD
Alleen bij hypoxemie in rust
Geen effect op de overleving
Wel op symptoomreductie (gemeten op een visueel analoge
schaal)
Echter: 2x RCT: geen verschil tussen kamerlucht en O2 via
neusbril
◦ Placebo-effect?
◦ Mogelijk effect door prikkeling sensoren rond lippen?
Take home message
• Alle pijlers toepassen bij behandeling van dyspneu
• Holistische aanpak (de hele mens centraal) is noodzakelijk
• Dyspneu: zowel niet-medicamenteuze als medicamenteuze
aanpak
• Bij refractaire klachten: start palliatieve sedatie
Vragen?