Continuiteit van zorg in de ribw na strafrechtelijke

Download Report

Transcript Continuiteit van zorg in de ribw na strafrechtelijke

Notitie
Aan
VNG
Datum
Bijlage(n)
15 oktober 2014
Van
Doorkiesnummer
Taskforce Behandelduurverkorting TBS
033 4608960
Onderwerp
Ons kenmerk
continuïteit van zorg voor ex-strafrechtelijke
forensische patiënten in de WMO
KV/rekr/rall/155034/2014
Doel van de notitie:
 Inzicht geven in de forensische zorg keten en de forensische
patiënt;
 Toelichten nieuwe rol van gemeenten in de forensische zorgketen;
Achtergrond
In het voorjaar van 2013 hebben het Ministerie van Veiligheid en Justitie, GGZ Nederland
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) onderhandeld over de wijze waarop
invulling gegeven zal worden aan de opgelegde bezuinigingen op de forensische zorg. Uit
deze onderhandeling is een overeenkomst voortgekomen: de Meerjarenovereenkomst
Forensische Zorg 2013-2018 (hierna: MJA FZ) Hierin is afgesproken om te komen tot de
inrichting van een “taskforce behandelduurverkorting tbs”
“Partijen starten een gezamenlijk project met als doel de behandelduur in de tbs te
verkorten naar gemiddeld 8 jaar in 2018. Hiervoor is een keten brede aanpak
noodzakelijk. Gedacht wordt aan het instellen van een Taskforce Behandelduur tbs,
waarvoor naast de ondertekenaars van dit convenant (GGZNL, VGN, Ministerie van
V&J), ook gemeenten, het Ministerie van VWS, ZN en de VNG zullen worden
uitgenodigd. Deze samenstelling is naar analogie van de noodzakelijke ketenaanpak
zoals omschreven in het advies van de RVZ “ Stoornis en Delict”. “
Onder forensische zorg wordt hier, analoog aan de definitie in de (concept) Wet Forensische
Zorg (WFZ) het volgende verstaan: “zorg als omschreven bij of krachtens artikel 6 van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of als omschreven bij of krachtens artikel 11 van de
Zorgverzekeringwet, voor zover het geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg betreft,
die wordt verleend aan een justitiabele met een psychiatrische aandoening of beperking,
verslaving daaronder begrepen, of een verstandelijke handicap, en die al dan niet als een
voorwaarde, onderdeel uitmaakt van een straf of een maatregel, of van de ten uitvoerlegging
van een straf of maatregel, of als voorwaarde onderdeel uitmaakt van een sepot, een
schorsing van de voorlopige hechtenis, of een gratieverlening op grond van de Gratiewet,
Brancheorganisatie voor de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg
Piet Mondriaanplein 25 • 3812 GZ Amersfoort • Postbus 830 • 3800 AV Amersfoort • T 033 460 89 00 • KVK 40483580
[email protected] • www.ggznederland.nl • IBAN: NL56 INGB 0687 2118 08 BIC: INGBNL2A • IBAN: NL08 ABNA 0408 3901 07 BIC: ABNANL2A
dan wel onderdeel uitmaakt van een strafbeschikking waarbij een gedragsmaatregel wordt
opgelegd. Beveiliging kan onderdeel uitmaken van forensische zorg”.
Forensische zorg wordt soms echter ook breder gedefinieerd, namelijk als alle zorg waar
rekening gehouden worden met delict(-risico). Dit betreft dus de zogenaamde nietstrafrechtelijke forensische zorg en zijn patiënten die ofwel (nog) niet veroordeeld zijn, ofwel
die na afloop van hun titel nog zorg nodig hebben.
De Taskforce behandelduurverkorting tbs
Het doel van de Taskforce behandelduurverkorting tbs (hierna taskforce) is het creëren van
randvoorwaarden en het stimuleren van de implementatie van uiteenlopende (inhoudelijke)
maatregelen die leiden tot het terugbrengen van de gemiddelde behandelduur van de TBS
van de huidige (2013) gemiddelde 10 jaar tot gemiddeld 8 jaar (2018) bij alle betrokken
ketenpartijen.
Een belangrijke taak van de taskforce is het betrekken en committeren van ketenpartners
(niet-zijnde convenantspartners) die een rol spelen bij de afname van de behandelduur van
de tbs, waarbij de kwaliteit van de forensische zorg onverkort hoog zal blijven. Zoals in het
MJA FZ benoemd kunnen forensische zorgaanbieders deze teruggang niet alleen
bewerkstelligen. De taskforce moet gaan dienen als katalysator om alle spelers in het
forensisch werkveld te activeren en bewust te maken van hun rol in deze maatschappelijke
opdracht. Actieve samenwerking zal moeten leiden tot de ontwikkeling van een eenduidig en
concreet pakket van maatregelen.
De verwachting is dat doelmatigere afwegingen in de behandeling (oftewel het efficiënter en
intensiever behandelen gedurende de looptijd van de tbs behandeling c.q. tbs titel), de
doorstroom naar de GGZ en de terugkeer in de samenleving fors zullen bijdragen aan de
geleidelijke afname van de behandelduur TBS. Het committeren van andere ketenpartijen bij
de gevolgen van deze snellere doorstroom is van groot belang, met name wat betreft het “
veiligheidsdenken”. Partijen moeten overtuigd zijn dat de verkorting van de behandelduur
geen afbreuk doet aan de veiligheid van de maatschappij en daarin hun rol nemen.
Wat betreft de bijdrage aan de veiligheid van de maatschappij boekt de tbs goede resultaten:
het percentage ernstige recidive1 van ex-tbs-gestelden binnen twee jaar na beëindiging van
de maatregel is 17 procent, voor recidive in tbs-waardige delicten is dit volgens de meest
recente cijfers zelfs 4,4 procent2 (Bregman & Wartna, 2011). Voorgaande cijfers impliceren
fors minder recidives bij tbs-gestelden wanneer deze vergeleken worden met het
recidivepercentage bij ex-gedetineerden, die vaak zonder behandeling terugkeren in de
maatschappij, van 47,7 procent (Wartna et al., 2012).
De forensische zorg
Forensische zorg is breder dan tbs. Naast de tbs zijn er nog een twintigtal andere
strafrechtelijke titels die de justitiabele naar de strafrechtelijke forensische zorg leiden. Dit
1
Het percentage ex-terbeschikkinggestelden dat binnen twee jaar na beëindiging van de maatregel opnieuw
werd vervolgd voor een delict met een maximale strafdreiging van 4 jaar of meer (de zgn. ‘ernstige’ recidive) is
in de laatste 25 jaar gedaald van 36,4% naar 17,0%
2
De 2-jarige ‘tbs-waardige’ recidive, die bestaat uit misdrijven die kunnen leiden tot een nieuwe maatregel,
nam in dezelfde periode af van 12,9% naar 4,4%.
2
zijn veelal voorwaardelijke titels: de justitiabele dient zich onder behandeling te stellen van
de forensische ggz, doet hij dat niet dan moet hij een gevangenisstraf uitzitten.
Deze forensische zorg kan bestaan uit een klinische opname op een FPA (Forensisch
Psychiatrische Afdeling van een geïntegreerde ggz-instelling) of een FPK (Forensische
Psychiatrische Kliniek), alsook uit ambulante begeleiding of beschermd wonen.
Naast strafrechtelijke forensische zorg (zie de definitie die eerder is gegeven) is er ook nietstrafrechtelijke forensische zorg. Dit is ggz zorg waarin een forensische (lees: delict (risico))
wordt meegenomen in de behandeling. Dit is zorg die wordt geleverd door dezelfde
aanbieders, alleen dan aan patiënten die niet of nog niet veroordeeld zijn maar waarbij wel
een risico is dat zij een delict plegen, of dat al hebben gedaan. Een voorbeeld hiervan is
bijvoorbeeld hulp aan huiselijk geweld plegers.
De forensische zorgketen
In het kader van de continuïteit van zorg in de totale forensische zorgketen (dus zowel
strafrechtelijke forensische zorg als niet- strafrechtelijke forensische zorg) zijn partijen als
Zorgverzekeraars, Gemeenten en het Ministerie van VWS van groot belang.
Zorgverzekeraars en gemeenten moeten zich bewust worden van het feit dat forensische
patiënten na hun verblijf binnen de strafrechtelijke forensische zorg een passende, vaak
zorg-intensieve plek binnen de reguliere ggz nodig hebben. Met name voor de patiënten die
met een voorwaardelijke titel opgenomen zijn binnen de forensische zorg, zal het nog nodig
zijn om hun behandeling binnen de reguliere ggz verder in te vullen cq af te ronden. Dit
omdat deze titels eindigen van rechtswege, dus los van de fase van de behandeling. Er
wordt zelfs een toename van de (resterende) zorgzwaarte van deze groep verwacht
aangezien deze titels steeds meer opgelegd lijken te worden aan patiënten groepen met
zware problematiek: een substitutie vanuit de tbs-populatie wordt namelijk verondersteld.
TBS gestelden zullen door de snellere doorstroom in de forensische keten na een kortere
behandelduur in de tbs dan nu het geval is, doch niet zieker, in de reguliere ggz instromen
en dan met name in de Beschermd Wonen voorzieningen. Dit uiteraard pas op het moment
dat dit veilig en verantwoord is binnen de reguliere ggz. De afwegingen om een tbs titel “om
te laten klappen” cq de tbs te laten eindigen worden gemaakt op basis van uitgebreide
risicotaxaties en behandelinhoudelijke analyses. Dit proces van geleidelijke resocialisatie
middels stapsgewijs oplopende vrijheden en verlof kent een zorgvuldige toetsing, zowel
intern in de kliniek als door een onafhankelijk college (te weten Adviescollege Verloftoetsing
TBS). Een onafhankelijke rechter neemt de uiteindelijke beslissing middels het al dan niet
verlengen van de tbs-maatregel bij de periodieke verlengingszitting.
De doorstroom vanuit de voorwaardelijke titels is met name richting de reguliere ggz en
minder richting beschermd wonen.
De (veranderende) rol van gemeenten
De komende jaren komen er vele veranderingen op Gemeenten af. Vanuit verschillende
decentralisaties (AWBZ, Jeugd en Participatie) krijgen zij veel nieuwe taken toebedeeld in
het sociaal domein.
Relevante ontwikkelingen voor de forensische zorg zijn onder meer dat de inkoop van de
langdurende zorg, waaronder de Regionale Instellingen Beschermd Wonen(RIBW)3, naar de
3
In de Wmo heet deze vorm van woonzorg ‘beschermd wonen’ = inclusief Verblijf
3
gemeente wordt overgeheveld. Ook heeft, en krijgt, de Gemeente een belangrijke taak vanuit
de WMO op het gebied van ondersteuning van specifieke groepen in de maatschappij. Zo
staat er in de brief ‘Nadere uitwerking Hervorming langdurige zorg’ (d.d. 6 november 2013)
het voornemen om de verantwoordelijkheid voor beschermd wonen vanaf 2015 in de WMO
onder te brengen. In de WMO 2015 is dit als recht van een ingezetene geformuleerd op de
volgende wijze (artikel 1.2.1b):
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in
aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
b. beschermd wonen, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich
wendt, voor zover hij in verband met psychische of psychosociale problemen niet in staat is
zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere
personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
Specifiek blijkt dit ook uit Hoofdstuk 2 van de WMO 2015 waar de opdracht aan de gemeente
wordt geformuleerd:
g. maatwerkvoorzieningen te bieden aan bieden aan personen die niet in staat zijn zich op
eigen kracht te handhaven in de samenleving en beschermd wonen of opvang behoeven in
verband met psychische of psychosociale problemen of omdat zij de thuissituatie hebben
verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk
geweld.
In januari 2014 is bovendien een motie Keijzer/Bergkamp aangenomen. In de originele
plannen voor de WLZ bestond geen toegang voor mensen met ggz-problematiek. Nu de
motie Keijzer/Bergkamp is aangenomen zal de nieuwe wettekst van de WLZ wel toegang
bieden voor mensen die blijvende of zeer langdurige behoefte aan 24 uurs toezicht en
beschikbaarheid van GGZ-zorg nodig hebben.
Gemeenten in de (forensische) zorgketen
Een belangrijke voorwaarde voor succesvolle doorstroom uit zowel de TBS als de
voorwaardelijke titels is dat de benodigde intensieve en daarmee duurdere plekken,
beschikbaar blijven binnen de reguliere ggz en het Beschermd Wonen. Dit raakt aan de
verantwoordelijkheid van met Zorgverzekeraars en Gemeenten, waarbij die laatste vanaf
2015 verantwoordelijk is voor de inkoop Beschermd Wonen in het kader van de
decentralisatie van de AWBZ. Zorgverzekeraars en gemeenten kopen deze plaatsen dus
actief in bij zorgaanbieders. Zij delen hiermee mee in de gedeelde verantwoordelijkheid voor
een goed lopende zorgketen, over financieringskaders heen. Het beschikbaar zijn en blijven
van deze plekken is van cruciaal belang voor het vormgeven van een efficiënte doorstroom
door de (forensische) zorgketen; deze groep moet ook na afloop van hun strafrechtelijke titel
een passende verblijfsplek blijven behouden om recidive te voorkomen. Gemeenten zijn van
doorslaggevend belang in deze keten.
Naast een passende verblijfsplek is het ook van belang dat de betrokken patiënten/cliënten
passende en noodzakelijke zorg en ondersteuning blijven ontvangen. Die zorg en
ondersteuning kan worden geboden in een verblijfssetting, zoals in een RIBW of een
opvangvoorziening, maar ook in een (nieuwe) thuissituatie.
Bij ‘begeleiding’ in de zin van de WMO2015 kan het gaan om ambulante begeleiding tbv cliënt in
eigen huis, maar kan ook om een ‘begeleid wonen voorziening’ gaan, geclusterd wonen bijvoorbeeld,
waar geen sprake is van 24-uurs toezicht
4
De forensische cliënt in de RIBW – cliënt kenmerken
Forensische zorg binnen beschermd wonen is niet iets nieuws. Verschillende RIBW's in
Nederland bieden al jarenlang zorg aan forensische cliënten. Het ministerie van Veiligheid en
Justitie (V&J) koopt sinds 2008 plaatsen in voor cliënten met een forensische titel. Deze
cliënten verbleven voordat zij in beschermd wonen kwamen in een penitentiaire inrichting
(PI), een forensische voorziening, thuis, in een opvangvoorziening of op straat. Het gaat
vaak om mensen met een voorwaardelijke veroordeling of vrijlating. Daarnaast verblijft er
een groep TBS-gestelden in verschillende fasen van hun behandeling. Zo worden er bij
RIBW ’s al vanaf de jaren ’90 rechtstreeks plaatsen ingekocht door Forensisch
Psychiatrische Centra (FPC's). Het aantal rechtstreeks ingekochte plaatsen varieert van jaar
tot jaar en is casusgebonden. De plaatsen worden veelal ingenomen door TBS-gestelden
met transmuraal verlof. Ook is er een groep tbs-gestelden in de fase van proefverlof of
voorwaardelijke beëindiging die in een RIBW verblijven. Een derde groep forensische
cliënten wordt via de reclassering of het veiligheidshuis van de gemeente aangemeld bij de
RIBW. Het gaat o.a. om cliënten uit de 'top 600' van Amsterdam. De zorg voor deze groep
wordt nu al gemeentelijk gefinancierd4, en dus niet via Justitie of rechtstreeks door een FPC.
Tot slot is er nog een groep cliënten van wie de strafrechtelijke titel is verlopen en cliënten
die reeds in zorg zijn bij een RIBW en vanuit hun psychiatrische aandoening en/of
verslaving, regelmatig dan wel incidenteel in contact komen met de politie. Deze cliënten
hebben formeel geen strafrechtelijke titel maar vertonen soms wel delictgevaarlijk gedrag
en/of zorgen voor maatschappelijke overlast. De zorg voor deze cliënten wordt momenteel
vanuit de AWBZ gefinancierd, maar in de nabije toekomst uit de WMO (uit: Kaderdocument
“Begeleiding van forensische cliënten in de RIBW” van het Trimbos Instituut).
Belangrijk voor gemeenten (alle gemeenten voor ambulante begeleiding en de 43
Centrumgemeenten die beschermd wonen gaan inkopen), is om ook een goed beeld te
hebben van deze cliënten groep wat betreft cliënt kenmerken. In hetzelfde kaderdocument
als waar hiervoor uit wordt geciteerd, is een beschrijving gegeven van de patiëntengroep.
Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen we dan ook naar dit document (bijgevoegd).
Zoals ook “de ggz-patiënt” niet bestaat, zo bestaat ook “de forensische patiënt” niet, maar
samengevat kunnen van deze patiëntengroep de volgende kenmerken genoemd worden:
het gaat om mensen met meervoudige complexe problematiek. Met name verslaving is een
veelvoorkomend probleem, hetgeen bij deze groep cliënten een extra dimensie heeft, gezien
de rol die alcohol en/of drugs vaak hebben gespeeld bij de gepleegde delicten.
 Zowel een psychotische stoornis als een persoonlijkheidsstoornis komt vaak voor bij
intramurale forensische RIBW cliënten
 Verslaving is bij één op de vijf cliënten de hoofddiagnose;
 het merendeel (9 van de 10) van de forensische cliënten ouder is dan 23 jaar;
 Hoewel de meeste cliënten een normaal IQ hebben, is er ook een relatief grote groep
met een licht verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid (ca. een derde).
Het merendeel van deze groep heeft ernstige psychiatrische aandoeningen en daardoor
intensieve zorg en begeleiding nodig.
Wat betreft delict geschiedenis is er met name sprake van vermogenscriminaliteit en
geweldsdelicten. Bij de cliënten die intramuraal begeleid worden, gaat het voornamelijk
4
Dit type gemeentelijke ‘nazorg ex-gedetineerden’ wordt betaald uit de decentralisatie uitkering
maatschappelijke opvang, de algemene WMO middelen en de middelen voor veiligheidsbeleid van
gemeenten. Een deel van deze groep ontvangt extramurale AWBZ begeleiding en Zvw behandeling.
5
om zware geweldsdelicten (zoals ernstige mishandeling, doodslag of moord) en bij de
ambulante cliënten om lichte geweldsdelicten (zoals openbare geweldpleging of lichte
mishandeling). Seksuele of drugsgerelateerde delicten (drugshandel) komen minder vaak
voor.
Ter vergelijking: in het brancherapport 2013 van de RIBW Alliantie wordt de hoofddiagnose
van de totale populatie binnen de RIBW als volgt omschreven:
De voornaamste diagnosegroepen zijn psychotische stoornissen (37% totale populatie en
31% van de instroom), gevolgd door affectieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.
Het merendeel van de cliënten in beschermd wonen heeft een leeftijd tussen de 31 en 65
jaar.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de reguliere ribw-cliënt (ambulant en beschermd
wonen) niet zo veel anders is dan de forensische (fz) cliënt. De instroom route is wel anders.
Financiële kaders
Beschermd wonen wordt vergoed middels het zorgzwaartepakket (ZZP): dit is een door het
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) afgegeven indicatie waarmee een patiënt recht krijgt op
intramurale opname in een verpleeghuis, verzorgingshuis, GGZ-instelling (Geestelijke
gezondheidszorg) of GZ-instelling (Gehandicaptenzorg). Elk ZZP is bedoeld voor een
patiëntengroep met een specifieke intensiteit van zorgvraag. De range loopt van ZZP 1 tot en
met ZZP 6. Aan elk ZZP hangt een vast bedrag dat kan worden gedeclareerd door de
instelling waar de patiënt is opgenomen.
De financiële kaders waar de gemeenten vanaf 2015 over gaan beschikken zijn opgebouwd
uit middelen die zijn overgeheveld vanuit de AWBZ. De huidige praktijk binnen de AWBZ is,
dat er cliënten instromen vanuit de forensische zorg en cliënten uitstromen naar de
forensische zorg. Deze beweging zit dus in de overgehevelde middelen.
Per 1 januari 2011 heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie naast de DBBC-systematiek
ook ZZP’s en extramurale parameters voor de strafrechtelijke forensische zorg (FZ)
ingevoerd5. Voor de afbakening tussen de DBBC’s en de ZZP’s/extramurale parameters
geldt het volgende:
– Voor zorg in het kader van de behandeling van de patiënt (zowel met als zonder verblijf)
geldt de DBBC-systematiek. Hieronder valt ook de behandeling aan sterk gedragsgestoorde
licht verstandelijk gehandicapten (SGLVG). Voorwaarde hiervoor is dat deze zorg met
behandeling geïndiceerd is;
– De ZZP’s/extramurale parameters gelden voor alle doelgroepen bij de volgende
zorgvormen:
a. ambulante begeleiding (extramurale parameters);
b. verblijf met begeleiding zonder behandeling (ZZP’s);
c. verstandelijk beperkten, met uitzondering van de zorg die is gericht op de behandeling van
een gedragsstoornis, verslaving of psychiatrische problematiek (ZZP’s).
5
Vanaf 2015 zal het ministerie van V&J daadwerkelijk inkopen op ZZP’s. Tot nu toe was dat nog op
oude ABWZ bekostigings categorieën.
6
Bewoners van een RIBW hebben in de regel een ZZP-C indicatie, zowel tijdens de
strafrechtelijke titel als daarna (oftewel: als de titel “omklapt”). ZZP C (1-6) hebben betrekking
op bescherm wonen met begeleiding en ondersteuning in verschillende mate van intensiteit.
In de ZZP C pakketten zit geen behandeling.
Als gevolg van de afbouw van ZZP’s 1 en 2 speelt Beschermd Wonen zich grotendeels af in
de range ZZP 3 tot en met 5. Cijfers van de RIBW Alliantie laten een groei in ZZP 3 en 5 zien
in 2013, en een zeer sterke afname van ZZP 1 en 2; deze laatsten betreffen nog slechts 8%
van de totale ZZP-mix. Het grootste aantal patiënten heeft een ZZP3. In totaal gaat het om
9203 personen in de ZZP 3-5 range.
Alle ZZP C’s (in welke leveringsvorm dan ook) worden per 1 januari 2015 door de centrum
gemeenten ingekocht. Ambulante begeleiding wordt door alle gemeenten ingekocht.
De bewoners betalen een eigen bijdrage die vergelijkbaar is met de AWBZ eigen bijdrage.
Aantallen cliënten
Doordat het begrip “forensisch” in de praktijk verschillend wordt uitgelegd en “forensische”
cliënten dus uit verschillende potjes gefinancierd worden (Justitie, AWBZ, WMO, ZvW), is het
moeilijk om de totale omvang van deze cliëntengroep binnen RIBW's te bepalen uit de
bestaande systemen. Ook het bepalen van het gemiddeld aantal forensische cliënten per
RIBW is niet mogelijk omdat sommige RIBW's (van oudsher) veel “forensische” cliënten in
zorg hebben, en andere (nog) niet of nauwelijks.
In Nederland zijn er 23 RIBW’s. Deze 23 RIBW’s bieden aan 24.000 mensen zorg en
dienstverlening op maat (bron: RIBW-Alliantie). Deze RIBW’s zijn verenigd in de RIBW
Alliantie. Echter; niet alle instellingen die ZZP GGZ C plaatsen leveren zijn lid van de RIBW
Alliantie. Dat zijn ten dele maatschappelijke opvanginstellingen, ten dele verpleeghuizen en
verder is er nog een 'restgroep' PGB- aanbieders die bij geen enkele branche is aangesloten
(ook binnen de geïntegreerde ggz en de vg instellingen zijn zzp-c plaatsen).
Van de opvanginstellingen weten we dat er in 2011 ca 4500 plaatsen waren. Maar hier zit
overlap in met het aantal plaatsen in een RIBW: een aantal grote instellingen zijn namelijk
ook lid van de RIBW Alliantie. Wij adviseren u contact te zoeken met uw regionale aanbieder
en diens positie en bezetting uit te vragen.
Kortom: het is dus moeilijk om een exact aantal cliënten in beeld te brengen. We weten dat
er in totaal ca. 44.000 mensen met een GGZ C indicatie (2013) zijn. Een deel daarvan bezet
een RIBW plaats; een ander deel woont thuis met Volledig Pakket thuis (VPT); een kleiner
deel heeft een woonsituatie obv Persoonsgebonden budget (PGB), een deel krijgt
extramurale overbruggingszorg, een deel gebruikt de indicatie niet en een fors deel verblijft
in een V&V of VG- instelling (ongeveer 10.000).
Totale populatie RIBW plaatsen6
In totaal waren er in 2013 10408 intramurale plaatsen beschermd wonen (sector rapport
RIBW Alliantie) en 10227 cliënten beschermd wonen in Nederland. Dit is een toename van
244 cliënten t.o.v. 2012.
Naar schatting stroomt een derde van de patiënten per jaar door aar een vorm van
zelfstandig wonen (met of zonder ambulante begeleiding). Daarnaast stroomt ongeveer 10%
6
Dit betreft cijfers van de RIBW Alliantie. Niet alle RIBW’s zijn hierbij aangesloten. .
7
door naar andere voorzieningen (ggz, detentie, etc.), overlijdt ongeveer 5% en is er bij
ongeveer 6% sprake van drop-out. Bij 21% is de reden van uitstroom niet bekend.
De gemiddelde verblijfsduur van de gehele groep is 36 maanden. Van de groep die
doorstroomt naar begeleid zelfstandig wonen is dit gemiddeld 16 maanden7.
Strafrechtelijke forensische cliënten beschermd wonen
De strafrechtelijke forensische patiënten, oftewel het door Justitie ingekochte aantal plaatsen
binnen Beschermd wonen bedraagt in 2014 795. In onderstaande tabel een overzicht van de
totale inkoop voor het ministerie van V&J in 2014 van strafrechtelijke Beschermd Wonen en
ambulante begeleidingen:
2014
bron registratiesysteem ‘repad’
prognose*
Plaatsen
(verblijf)
RIBW
Aantal
plaatsen
795
Inkoop in euro’s
begeleidingscontacten
reguliere contacten
verslavingszorg
contacten
Forensische zorg
contacten
uren
Ribw ambulante
begeleiding
Aantal uren
7.000
18.000
Inkoop in euro’s
€ 460.000,00
€ 1.300.000,00
53.000
€ 4.000.000,00
200.000
€ 4.500.000,00
Inkoop in
personen
ca. 1000
€ 25.000.000,00
€ 45.260.000,00
*prognose obv 1e vier maanden in repad
Aantal plaatsingen ribw
2013
prognose 2014*
1300
1800
Aantal plaatsingen ambulante begeleiding
2013
prognose 2014*
2000
1700
7
Gebaseerd op beperkt aantal instellingen.
8
Continuïteit van zorg voor forensische cliënten in de RIBW
Uit een quickscan die onderzoeksbureau Significant samen met GGZNL heeft uitgevoerd
(als onderdeel van het RVZ advies “Stoornis en Delict”) naar de uitstroom uit de fz, blijkt dat
30% van de populatie die in een RIBW verblijft met een strafrechtelijke titel, ook na afloop
van de titel in de RIBW blijft.
Er vanuit gaande dat er landelijk in 2014 door V&J 795 plaatsen zijn ingekocht, zal van deze
groep ongeveer 240 mensen in de RIBW blijven na afloop van de strafrechtelijke titel. In de
bijlage is een schematische weergave van de (totale) uitstroom.
Vervolgzorg van strafrechtelijk forensische RIBW cliënten kan intramuraal zijn, dus
continuering van het verblijf op de plaats voor Beschermd Wonen. Vervolgzorg kan ook
ambulant zijn. Dat is dan bijvoorbeeld. begeleiding in combinatie met zelfstandig wonen.
Continuïteit van zorg is van groot belang voor deze groep, gezien de mate van
kwetsbaarheid voor verandering. Zowel in het belang van de cliënt als in het belang van de
gemeente is dat de cliënt niet, vanwege abrupte verandering van bekende kaders, ontspoort
en vervalt in “oud” (delict-) gedrag. Deze groep is gebaat bij zoveel mogelijk continuering van
bekende omstandigheden en graduele verandering wanneer mogelijk dan wel noodzakelijk.
Voor veel cliënten is het van cruciaal belang dat zij continuïteit ervaren in hun woonomgeving
en zorgklimaat. Dit om terugval (zowel psychiatrisch als justitieel) te voorkomen. De reden
dat bij tbs gestelde patiënten de tbs titel door de rechter niet langer noodzakelijk wordt
geacht, is veelal (o.a.) stabiliteit in leef- en zorgomgeving. Het is dus zeer onwenselijk dat
deze stabiliteit onder druk komt te staan bij overgang van financieringsvorm: bij aflopen van
de strafrechtelijke (forensische) titel gaat de financiering over van het Ministerie van V&J
naar, in geval van Beschermd Wonen, de gemeenten.
Hier ligt een gedeelde verantwoordelijkheid van zorgaanbieders, gemeenten en het
Ministerie van V&J. Afstemming van inkoopbeleid op zowel landelijk als regionaal niveau is
van groot belang om zorg continuïteit vorm te kunnen geven. Onderwerpen als beschikbare
capaciteit op alle segmenten en verhouding tussen capaciteit op verschillende segmenten,
indicatiestelling, (verdringing op) wachtlijsten en bekostiging van mogelijke
overgangstrajecten moeten nader geadresseerd worden.
Het belang van zorg continuïteit door de forensische zorgketen wordt breed erkend. Niet
alleen gemeenten maar ook bv Zorgverzekeraars krijgen te maken met in- en uitstroom van
patiënten door de forensische zorgketen. Vanuit dit gedeeld belang en gedeelde
verantwoordelijkheid voor deze patiëntengroep is er afgesproken dat er een werkgroep
“continuïteit van zorg” gevormd zal worden. GGZ Nederland, het Ministerie van Veiligheid en
Justitie, het Ministerie van VWS, VNG en ZN hebben zich hieraan inmiddels gecommitteerd
in de Taskforce Behandelduurverkorting TBS. De komende tijd zal deze werkgroep ingericht
worden.
Indicatiestelling:
Indicatiestelling is van groot belang om te bepalen welke zorg een specifieke patiënt nodig
heeft. Iedere financier heeft hiervoor vaak zijn eigen eisen / voorwaarden en eigen
methodiek om te komen tot een indicatiestelling.
In de genoemde Meerjarenafspraken Forensische Zorg (zie pagina 1) is specifiek aandacht
voor het harmoniseren van de indicatiestelling door de zorgketen heen, dus tussen
forensische (strafrechtelijke) zorg en reguliere zorg. Hiervoor wordt momenteel (lees:
9
september 2014) een werkgroep ingericht, onder leiding van het NIFP. In deze werkgroep
zullen afgevaardigden van alle betrokken indicatie stellende organen worden uitgenodigd om
mee te denken. Hierdoor kunnen de methodieken en behoeften van al deze partijen al in een
vroeg stadium zo veel mogelijk met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Aansluiting
van vertegenwoordiging vanuit het gemeentelijk domein bij deze werkgroep is van groot
belang om ook de input vanuit deze hoek mee te nemen in dit traject. Overigens is het niet
zo dat de mogelijkheid tot een eigen indicatiestelling komt te vervallen. Streven is om de
benodigde informatie voor alle partijen al in een zo vroeg mogelijk stadium te verzamelen en
op elkaar af te stemmen om dubbelingen te voorkomen.
Naast indicatiestelling is een zogenaamde “warme overdracht” van de patiënt tussen de
aansluitende financiers van groot belang. Dit kan vorm gegeven worden door een overleg
tussen RIBW waar de patiënt verblijft en gemeente(ambtenaar) belast met de
indicatiestelling voor de betreffende patiënt, bij voorkeur eveneens in aanwezigheid van de
bij de patiënt betrokken reclasseringswerker.
10
Literatuur:
 Ngo, D., Brink, M. (2012). Sectorrapport GGZ 2012. Feiten en Cijfers over een sector
in beweging. Amersfoort, GGZ Nederland
 Place, C., Neijmeijer, L. (2014). Begeleiding van forensische patiënten in de RIBW.
Kaderdocument. Amersfoort, RIBW Alliantie
 Brancherapport RIBW Alliantie 2013. Resultaten en Trends. Amersfoort, RIBW
Alliantie
 Wartna, B.S.J., Tollenaar, N., Blom, M., Verweij, S., Alberda, D., Essers, A.A.M.
(2012), Recidivebericht 2012: Landelijke cijfers met betrekking tot de strafrechtelijke
recidive van justitiabelen uit de periode 2002-2009. Den Haag: WODC. Factsheet
2012-6
11
12