Download - Ars Aequi

Download Report

Transcript Download - Ars Aequi

6534 Katern 116
strafrecht
Criminologie
AAK20106534
Henk van de Bunt
Op 1 en 2 juli jl. organiseerde de Nederlandse Vereniging voor
Kriminologie zijn jaarlijkse congres. Ditmaal stond financieeleconomische criminaliteit centraal. Financieel-economische
criminaliteit heeft betrekking op regelovertredingen in een
­financieel-economische context. Het gaat niet om winkeldiefstallen of woninginbraken maar om kartelmisdrijven, fraudes, witwassen en corruptie. De daders plegen de misdrijven
vanuit hun beroep of de positie die zij hebben in hun organisatie. Een mooi voorbeeld is de grote Vastgoedfraude waarin topfunctionarissen uit onder meer Philips Pensioenfonds
en Bouwfonds zichzelf bevoordeelden bij zakelijke transacties. Vasco van der Boon en Gerben van der Marel (2009) beschrijven gedetailleerd hoe de Vastgoedraude in elkaar zat,
en na lezing van het boek zal menigeen zich afvragen hoe het
mogelijk was dat een dergelijk frauduleus handelen zo lang
kon blijven voortduren. Waren er dan geen klokkenluiders,
­accountants, kritische werknemers of alerte notarissen?
Financieel-economische criminaliteit is bijzonder actueel. Recent zijn in Nederland vonnissen gewezen in geruchtmakende
zaken (Paarlberg, Probo Koala) en onlangs werd een transactie overeenkomst gesloten van maar liefst 70 miljoen euro met
een van de hoofdverdachten in de Vastgoedfraude. Ook in het
buitenland kwamen ernstige gevallen van financieel-economische criminaliteit aan het licht: Madoff, Enron, Parmalat, om
maar enkele voorbeelden te noemen.
De schade van financieel-economische criminaliteit valt moeilijk te becijferen, maar is in de zojuist genoemde zaken immens groot. De schade die Madoff bijvoorbeeld toebracht aan
zijn investeerders wordt op ongeveer 50 miljard dollar geschat. Vergeleken hiermee is de schade van onze Vastgoedfraude, waarin het vermoedelijk om circa 250 miljoen euro
gaat, peanuts. Maar naast deze materiële schade brengt financieel-economische criminaliteit nog heel wat anders teweeg, dat minstens zo belangrijk is: verlies aan vertrouwen in
het onderlinge handelsverkeer. Dit verlies valt nog veel moeilijker in kaart te brengen; maar de slachtoffers weten het goed
onder woorden te brengen. Zo zegt de voormalige secretaresse
van Bernie Madoff, die ook tot de financieel gedupeerden behoort: ‘Bernie stole our trust’, en dat was voor haar veel erger
dan het geleden financiële verlies.
De Amerikaanse criminoloog Edwin Sutherland besteedde als
een van de eerste criminologen aandacht aan deze vorm van
criminaliteit. Hij noemde het – in het midden van de vorige
eeuw – ‘white collar crime’. Hij karakteriseerde deze misdrijven al als ‘violations of trust’. Hoewel het begrip white collar
crime wereldwijd furore maakte, bleef het in de criminologie
lange tijd betrekkelijk stil. Tot dusverre is nog maar weinig
empirisch onderzoek gedaan naar financieel-economische criminaliteit. Maar hierin begint gelukkig verandering te komen.
Een belangrijke piketpaal is geslagen met de publicatie van
de bundel De criminologische kant van het ondernemen (2009).
strafrecht
Deze bundel is geredigeerd door Gudrun Vande Walle en Patrick van Calster en bevat 19 bijdragen over de schade van financieel-economische criminaliteit en over de wijzen waarop deze criminaliteit wordt bestreden en het meest effectief
kan worden aangepakt. Zo wijst Hans Nelen erop dat de sector van het commercieel vastgoed een ideale voedingsbodem
is voor zowel criminele ondernemers als ondernemende criminelen. Het ontbreken van structureel toezicht op commercieel
vastgoed (er is geen AFM voor het vastgoed) en de moeilijke
waardebepaling van de panden geven veel gelegenheid tot crimineel gedrag. Nelen pleit voor een afgewogen reactie: meer
formeel toezicht, maar tegelijkertijd ook de zelfregulering stimuleren; een aanpak waarin zowel de ‘wortel’ als de ‘stok’ gebruikt wordt. Deze benadering wordt ook in enkele andere bijdragen onderschreven. In verschillende bijdragen komt naar
voren dat bedrijven zelf de verantwoordelijkheid nemen voor
de opsporing en afhandeling van regelovertredingen. Bedrijven die zelf het slachtoffer worden van werknemerscriminaliteit of van andere bedrijven (horizontale fraude) schakelen forensische onderzoekers in en proberen zoveel mogelijk zelf de
toedracht te achterhalen en de schade op de ‘daders’ te achterhalen. Patrick Van Calster interviewde bedrijfsleiders en constateerde dat deze niet alleen angst hebben voor het inschakelen van de formele opsporingsinstanties, maar zelfs beducht
zijn voor de ongewenste repercussies van dergelijke private
onderzoeksbureaus. Enkele auteurs (met name Bob Hoogenboom en Marcel Pheijffer) schrijven over het dysfunctioneren
van het externe toezicht op bedrijven. Wie geïnteresseerd is in
hun werk leze twee boeken die in 2009 door het duo Hoogenboom & Pheijffer zijn geschreven en waarin veel praktijkervaring is verwerkt. Zij bekritiseren met name de zwakke rol van
accountants in het uitoefenen van toezicht op de juistheid van
de bedrijfsboekhouding. Zij spreken over ‘ingepakt toezicht’;
accountants kunnen/willen geen vuist maken tegen de financiële malversaties waarmee zij worden geconfronteerd.
Met Krista Huisman schreef ik in 2009 een boek over acquisitiefraude. Vergeleken met de grote beleggingszwendel en de
vastgoedfraude is acquisitiefraude een kleintje op het terrein
van financieel-economische criminaliteit. Acquisitiefraude is
Katern 116 6535
het doen van een aanbod aan een bedrijf (verstrekken domeinnaam; plaatsen van advertentie) dat niet wordt waargemaakt.
Suggereren dat je de naam van het bedrijf in de Gouden Gids
zult opnemen, maar in werkelijkheid gaat het om een obscuur
blaadje: de Goude Gids. Tussen de grote Vastgoedfraude en
kleine acquisitiefraude bestaat een belangrijke overeenkomst:
in beide gevallen kan worden geconcludeerd dat de slachtoffers en toezichthouders eigenlijk veel te goed van vertrouwen
zijn geweest.
In weerwil van alle wetenschappelijke verhandelingen en verhalen over oprukkend risicomanagement, de risicosamen­
leving, onze angst voor risico’s, etc. illustreren de fraudes hoe
gemakkelijk slachtoffers en toezichthouders erin tuinen, hoe
goedgelovig ze zijn, hoe weinig weet ze hebben van bijvoorbeeld de risico’s van de producten die ze kopen of moeten beoordelen. Op zichzelf is dat wel een verheugende constatering.
Het is beter te leven in een wereld vol goedgelovigen dan in
een wereld vol wantrouwen en achterdocht. Maar de situatie
roept toch wel veel dwingende vragen op. Wie betaalt de prijs
voor deze goedgelovigheid? In hoeverre is het de taak van de
overheid burgers en bedrijven te beschermen tegen misleidende handelspraktijken? In hoeverre is er een speciale verantwoordelijkheid weggelegd voor accountants, notarissen, boekhouders en andere poortwachters van de samenleving?
Literatuur
– Vasco van der Boon en Gerben van der Marel, De vastgoedfraude, Nieuw Amsterdam Uitgevers 2009;
– Bob Hoogenboom en Marcel Pheijffer, Financiële decadentie,
toezicht en compliance, Den Haag: BJu 2009;
– Krista Huisman en Henk van de Bunt, Misleidende
handels­praktijken, Den Haag: BJu 2009;
– Marcel Pheijffer en Bob Hoogenboom, Accountancy en
­andere zaken onder de loep, Den Haag: Bju 2009;
– Gudrun Vande Walle en Patrick van Calster (red.), De criminologische kant van het ondernemen, Den Haag: BJu 2009.