1 Recidiefvrije overleving van patiënten met intermediair

Download Report

Transcript 1 Recidiefvrije overleving van patiënten met intermediair

Abstracts
Voorjaarsvergadering NVU, 22 en 23 mei 2014
1 R ecidiefvrije overleving van patiënten
met intermediair- en hoogrisico nietspierinvasieve blaastumoren behandeld
met chemohyperthermie of BCG. Een
gerandomiseerde fase III-studie
T.J.H. Arends, H. Arentsen, J. Falke, J.M. Lammers,
A.G. van der Heijden en J.A. Witjes
Radboudumc, Nijmegen
Introductie
Het recidiefpercentage bij niet-spierinvasieve blaastumoren (NMIBC) is, ondanks aanvullende behandelingen, hoog. Nieuwe behandelingen zijn nodig om deze
recidiefkans te verlagen. De 102.1-studie, een multicenter gerandomiseerde gecontroleerde klinische trial,
is opgezet om gecombineerde hyperthermie van de
blaas en intravesicale chemotherapie (Synergo®; C-HT)
te vergelijken met BCG-immunotherapie, als profylactische behandeling bij intermediair- en hoogrisico papillaire NMIBC.
Materiaal en methoden
Patiënten met een intermediair- of hoogrisico NMIBC
werden tussen 2002 en 2012 gerandomiseerd tussen
eenjaars-C-HT (inductie: zeswekelijks en nadien zes
onderhoudsbehandelingen) en BCG-therapie (inductie: zeswekelijks en nadien negen onderhoudsbehandelingen). Mediane follow-up was 22 maanden in de
C-HT- en 18 maanden in de BCG-groep. Recidiefvrije
overleving (RVO) was het primaire doel. Het secundaire doel was de veiligheid van beide middelen.
C-HT en BCG RVO
100
Recidiefvrije overleving
p = 0,023
80
60
40
C-HT
20
BCG
0
0
12
Maanden
24
Figuur 1.1. Recidiefvrije overleving in de C-HT- en BCG-groep.
66
Resultaten
190 patiënten werden geïncludeerd. 132 patiënten waren geschikt voor RVO-analyse en 184 voor de veiligheidsanalyse. De basiskarakteristieken waren gelijk
verdeeld over beide groepen. De tweejaars-RVO was
78,3% en 66,7% voor de C-HT-groep en de BCGgroep, respectievelijk (p = 0,023; figuur 1.1). Alhoewel
de meeste bijwerkingen niet significant verschilden,
werden koorts, vermoeidheid en artralgie significant
vaker gezien in de BCG-groep. Daarentegen werden
blaaspijn en blaaskrampen meer gemeld in de C-HTgroep. Spierinvasieve progressie, in zowel de C-HT als
de BCG-groep, was laag: 1,7% en 2,8%, respectievelijk.
Conclusie
C-HT is een veilige en effectieve behandeling bij intermediair en hoogrisico papillaire NMIBC. De tweejaars-RVO is significant hoger bij C-HT in vergelijking
met BCG. Het bijwerkingenprofiel is grotendeels vergelijkbaar. Het aantal systemische bijwerkingen is hoger in de BCG-groep.
2 Herstel van de urotheelbarrière bij
blaaspijnsyndroom
B.B. Rozenberg, D.A.W. Janssen, C.F.J. Janssen,
J.P.F.A. Heesakkers en J.A. Schalken
Radboudumc, Nijmegen
Introductie
Bij patiënten met het blaaspijnsyndroom worden vaak
verschillende blaasspoelingen toegepast. Een van deze
spoelingen is chondroïtinesulfaat (CS). CS is een van
de glycosaminoglycanen (GAG’s) en vormt een belangrijk onderdeel van de urotheelbarrière. Bij patiënten met BPS ontbreekt vaak de laag met CS aan de luminale zijde van het urotheel. Door een verminderde
barrière kunnen bestanddelen vanuit de urine de
blaaswand in diffunderen en klachten veroorzaken. In
deze studie hebben we het effect van CS op de urotheelbarrière geëvalueerd met behulp van een in-vitromodel.
Materiaal en methoden
Primaire varkensurotheelcellen werden gekweekt op
Transwell inserts waarover de weerstand gemeten werd
met behulp van Transepithelial Electrical Resistance
(TEER). De TEER is een maat voor de barrière van het
Tijdschrift voor Urologie mei 2014 - nr. 3