Transcript openen
Afgifte: Brussel X - P409259 Driemaandelijks: januari - februari - maart 2014 Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Uw partner voor duurzame wegen OCW Mededelingen BELAC-accreditatie voor BRRC-Defco-Test 98 Inzoomen op wegbebakening – Toegankelijkheid van garages 3 9 OCW werkt mee in OESO/ITF-werkgroep over fietsveiligheid Kort verslag – 11e OCW-opleidingscyclus Duurzame wegen – Onderhoud en herstelling Dinsdag 21 januari – donderdag 20 maart 2014 4 10 Proefsleuf in OCW-vestiging te Waver voor prenormatief onderzoek naar grondradartechniek In memoriam 12 6 Dossier 18 Optimalisering van het gebruik van openbare ruimten – Overzicht van de bestaande maatregelen en denkoefeningen in België en in het buitenland Meer informatie op blz. 5-6 OCWMededelingen 98 Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Uw partner voor duurzame wegen Nieuwe OCW-publicatie Bitumen analysis by FTIR spectrometry – BRRC testing and analysis protocol (ME 85/13) Infraroodspectrometrie is een techniek waarmee bepaalde chemische functies in een verbinding kunnen worden aangetoond. Bij asfaltmengsels kan op basis van een FTIR-spectrum (Fourier-Transform-Infraroodspectroscopie) de veroudering van het bindmiddel (oxidatiepieken) worden bepaald of de aanwezigheid van een polymeer (ethyleen-vinylacetaat – EVA, styreen-butadieen-styreen – SBS) worden nagegaan. De nieuwe gestandaardiseerde methode van het Centrum maakt de interpretatie van FTIRspectra mogelijk. Ze is recentelijk gepubliceerd in de vorm van een OCW-meetmethode met als titel Bitumen analysis by FTIR spectrometry – BRRC testing and analysis protocol (ME 85/13). Deze publicatie is enkel in het Engels beschikbaar. Ze kan bij het OCW ([email protected]) worden besteld of van de OCW-website (www.ocw.be) worden gedownload. Nathalie Piérard: 02 766 04 04 [email protected] Agenda 14-17 april 2014 TRA2014 – Transport Research Arena 2014, Parijs (Frankrijk) www.traconference.eu 24 april, 8 & 22 mei 2014 Cursus Betonwegen, Sterrebeek www.gbb-bbg.be/nl/opleiding/ cursus-betonwegen 8-10 mei 2014 BTP Expo Liège – Internationale vakbeurs voor machines, materieel en technieken voor de bouw, openbare werken en industrie, Luik www.btpexpo.be 23-26 september 2014 12th International Symposium on Concrete Roads 2014, Praag (Tsjechische Republiek) www.concreteroads2014.org Surf naar de rubriek AGENDA op onze website www.ocw.be 16 oktober 2014 Concrete Day 2014, Brussel www.gbb-bbg.be 27-28 november 2014 Ageing and Safe Mobility – European Interdisciplinary Conference, Bergisch Gladbach (Duitsland) www.bast.de/ageingconference BELAC-accreditatie voor BRRC-Defco-Test Context Nieuwe leidingen moeten volgens de regels van de goede praktijk worden gelegd en de verschillende lagen van de sleufaanvulling dienen zorgvuldig te worden verdicht. Bij onzorgvuldige uitvoering kunnen onvoorziene krachten op de leidingen inwerken. Gebrekkige verdichting is bij starre leidingen meestal niet meteen zichtbaar; bij thermoplastische leidingen is dat wel het geval. Thermoplastische leidingen zijn buigzaam, waardoor deze krachten worden opgevangen en deformatie ontstaat. De toegestane deformaties hangen van het buismateriaal af en zijn vastgelegd in de volgende documenten: - NBN EN 1401 Kunststofleidingsystemen voor ondergrondse drukloze rioleringen − Ongeplasticeerd poly(vinylchloride) (PVC-U); - NBN EN 1852 Kunststofleidingsystemen voor drukloze buitenrioleringen − Polypropyleen (PP); - CEN/TR 1046 Kunststofleiding- en mantelbuissystemen − Systemen buitenshuis voor het transport van water of afvalwater − Praktijkrichtlijnen voor ondergrondse aanleg. In Vlaanderen zijn voor de maximaal toegestane deformatie strengere waarden dan in de voornoemde documenten vastgelegd. In het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en in Wallonië worden tot op heden geen specifieke controles op deformatie uitgevoerd. Voor de controle van de deformatiewaarden heeft het OCW de BRRC-Defco-Test en een gestandaardiseerde meetmethode ontwikkeld. De methode, de apparatuur en de wijze van rapporteren staan beschreven in OCW-publicatie Continue deformatiecontrole van thermoplastische buizen voor straatriolering door middel van de BRRC-Defco-Test (MN 86/13). In het Vlaamse standaardbestek SB 250 - v.3.0 wordt overigens naar de OCW-meetmethode verwezen. Beproevingsmethode en -apparatuur De beproevingsapparatuur bestaat uit een cilindrische mal met twee kalibers (per leidingdiameter), een systeem dat de trekkracht begrenst, twee roestvrije staalkabels en twee oprolsystemen met meterteller. De te controleren rioolstrengen moeten vooraf aan een directe visuele rioolinspectie worden onderworpen, om na te gaan of de BRRC-Defco-Test correct en probleemloos kan worden uitgevoerd. Er mogen geen obstakels, bezonken of aangehechte afzettingen en instekende inlaten voorkomen; hoge waterstanden (> 10 % van de hoogte van de dwarsdoorsnede van de leiding) zijn niet toegestaan. Omdat gebreken die tijdens het visuele rioolonderzoek zijn waargenomen (grote hoekverdraaiingen, radiale verplaatsingen, inhangende dichtingen, enz.), het verloop van de BRRC-DefcoTest kunnen beïnvloeden, moet de proef in dezelfde richting als het visuele onderzoek plaatsvinden. Om kosten te besparen, kan het visuele rioolonderzoek, dat bij oplevering steeds moet worden verricht, samen met de BRRC-Defco-Test plaatsvinden. Voor de BRRC-Defco-Test wordt een cilindrische metalen mal, met een aantal ronde metalen ribben, een bekende diameter en lengte, met een beperkte kracht door de leiding getrokken (figuur 1). Aan elke zijde van de mal is een staalkabel bevestigd. Als de mal in de leiding klem zit, kan ze er zo toch worden uitgetrokken. De operator noteert dan de afstand die de meterteller, welke in de oprolconstructie voor de staalkabel is geïntegreerd, aangeeft. De proef wordt vervolgens opnieuw aangevat vanuit het initieel beoogde eindpunt. Als de mal met een lagere dan de maximaal toegestane trekkracht door de lei- Figuur 1 − Een cilindrische metalen mal met ronde metalen ribben wordt door de te beproeven leiding getrokken ding kan worden getrokken, is de proef geslaagd (Go). Als dat niet het geval is, is de proef niet geslaagd (No Go). Om de toegestane kracht niet te overschrijden, wordt een zwakke schakel gebruikt, die tussen kabelkousen is gemonteerd en waaraan ook de roestvrijstalen trekkabel is bevestigd. Als de voorgeschreven kracht (500 - 550 N) overschreden is, breekt de schakel. 3 Rapportage De resultaten worden in de vorm van een rapport geleverd. Het rapport bevat ook de gedetailleerde inventarisgegevens met betrekking tot de beproefde leiding en de gebruikte apparatuur. Praktische toepassing De proef is voor een zestal projecten op het terrein getoetst. De apparatuur is bijgestuurd volgens de praktische noden en wordt in productie gebracht. Ze kan via het OCW worden verkregen. BELAC-accreditatie Sinds eind 2013 heeft het OCW een BELAC-accreditatie (volgens ISO/IEC 17025) voor deze proef. F. Poelmans 010 23 65 52 [email protected] Twee nieuwe OCWmeetmethoden voor de controle op thermoplastische leidingen Binnenkort verschijnen twee meetmethoden voor de controle op thermoplastische leidingen: - Continue deformatiecontrole van thermoplastische buizen voor straatriolering door middel van de BRRCDefco-Test (MN 86/13); - Continue meting van ovalisaties van thermoplastische leidingen (MN 87/13). Ressorterende en steunende leden krijgen ze kosteloos toegezonden. Niet-leden kunnen ze bestellen bij het OCW ([email protected]). OCW werkt mee in OESO/ITF-werkgroep over fietsveiligheid gen. Het verband tussen fietsen en gezondheid was eveneens een aandachtspunt. korte deur-tot-deurritten zonder onderbrekingen, die kenmerkend zijn voor verplaatsingen in de stad. Voor België hebben het OCW en het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) in deze werkgroep meegewerkt. In lageinkomenslanden is de fiets een goedkoop vervoermiddel binnen ieders bereik. Het eindrapport is intussen gepubliceerd en kan via de link www.internationaltransportforum.org/jtrc/safety/cycling.html worden geraadpleegd. Context In heel wat landen nemen steden maatregelen om het fietsaandeel in het verkeer op hun grondgebied te behouden of te verhogen, met als argument dat fietsen de mobiliteit verbetert en de gezondheid bevordert. De gezamenlijke OESO/ITF-werkgroep Cycling Safety heeft beschikbare statistieken over de risico’s van fietsen en interessante casestudies over de aanpak voor fietsveiligheid en fietsvoorzieningen in de lidstaten ingezameld en onderzocht. Het doel was wereldwijd informatie en ervaring uit te wisselen en aanbevelingen te doen om de fietsveiligheid te verho- 4 Het is opgebouwd rond een aantal kernboodschappen en achttien aanbevelingen, die zich voornamelijk tot beleidsmakers richten; zij beogen fietsen in een veilig en duurzaam vervoersysteem mogelijk te maken en aan te moedigen. Hierna worden de voornaamste conclusies van de werkgroep bondig samengevat. Conclusies van de werkgroep De fiets, een volwaardige schakel in stedelijke mobiliteit Vooreerst wordt aangestipt dat de fiets als vervoerwijze een volwaardige schakel in stedelijke mobiliteit is. Deze vervoerwijze is bijzonder geschikt voor de vele, De fiets en het risico op ongevallen Onderzoek toont aan dat het aantal ongevallen met fietsers in de meeste landen daalt. Die daling verloopt echter trager dan voor andere vervoerwijzen. Fietsers komen vooral in aanrijding met personenauto’s. De ernst van fietsongevallen met vrachtwagens maakt echter duidelijk dat bijzondere maatregelen nodig zijn om de veiligheid van fietsers te verhogen. Ongevallen met fietsers doen zich voor waar de risico’s het grootst zijn, namelijk aan kruispunten van wegen (zelfs met fietspad), bij slechte zichtbaarheid en in verkeer met hoge snelheid. Bij het uittekenen van een fietsbeleid verdienen het ontwerp van kruispunten en snelheidsbeperkende maatregelen dan ook bijzondere aandacht. Vergelijking van het aantal fietsongevallen met het fietsgebruik toont aan dat het ongevallenrisico nauw samenhangt 10,7 Nederland (gemiddelde 2006-2009) 864 14,6 Denemarken (gemiddelde 2006-2009) 513 15,2 Duitsland (gemiddelde 2004, 2006, 2007) 368 18,4 Zwitserland (gemiddelde 2006-2009) 261 20,0 Finland (2010) 267 Figuur 1 – Fietskilometers per inwoner per jaar tegenover het aantal fietsdoden per duizend miljoen fietskilometers voor de deelnemende landen. Het ongevallenrisico is lager in landen met een hoog fietsaandeel in het verkeer. 27,0 Frankrijk (2008) 88 Verenigd Koninkrijk (gemiddelde 2006-2009) 75 28,1 32,5 Korea (gemiddelde 2006-2009) 196 44,0 Verenigde Staten (2009) 47 Fietskilometers per inwoner per jaar Aantal fietsdoden per duizend miljoen fietskilometers met het fietsaandeel in het verkeer. Het ongevallenrisico per fietskilometer neemt af naarmate het aantal fietskilometers toeneemt (figuur 1). Dergelijk vergelijkend onderzoek tussen steden, regio’s of landen is slechts mogelijk als over betrouwbare gegevens kan worden beschikt. Volgens de werkgroep ontbreken echter vaak gegevens over fietsgebruik. Bovendien worden niet alle fietsongevallen geregistreerd. Volgens de werkgroep is hiermee duidelijk aangetoond dat de baten voor de gezondheid ruim tegen de risico’s opwegen. De fiets in een veilig vervoersysteem Een fietsstimulerend beleid is dus een goede zaak als tegelijk de risico’s van fietsgebruik worden beperkt. Er moeten maatregelen worden genomen om zowel de objectieve als de subjectieve veiligheid te verbeteren. De werkgroep stelt een Safe system-aanpak voor. In plaats van enkel naar een verbetering van de veiligheid van fietsers in een intrinsiek onveilig vervoersysteem te streven, wordt in deze aanpak werk gemaakt van een an sich veilig vervoersysteem. Op wegen met druk en snel verkeer kan een scheiding tussen fiets- en autoverkeer doeltreffend zijn. De fiets en de baten voor de gezondheid Fietsen houdt niet alleen risico’s in (ongevallen, blootstelling aan schadelijke stoffen), maar kan ook een gunstig effect op de gezondheid hebben. De fysieke inspanningen tijdens het fietsen zouden hart- en vaatziekten, zwaarlijvigheid, diabetes van type 2, osteoporose, depressie en sommige soorten van kankers helpen tegengaan. Olivier Van Damme 010 23 65 13 [email protected] Dossier 18 Optimalisering van het gebruik van openbare ruimten – Overzicht van de bestaande maatregelen en denkoefeningen in België en in het buitenland De bevolkingsgroei in de steden is een realiteit die de komende jaren zal blijven en nog sterker zal worden. In een context van duurzame mobiliteit mag deze bevolkingsgroei niet gepaard gaan met een evenredige groei van verkeer en vervoer. Een van de middelen om de twee trends van elkaar los te koppelen, is de stadsuitbreiding afremmen, wat onvermijdelijk tot een verdichting van de activiteiten in het stadscentrum leidt. De concentratie die deze verdichting van activiteiten met zich meebrengt, vereist meteen ook een optimalisering van het gebruik van de openbare ruimte. Een obligate tussenstap in deze optimalisering is een allesomvattende denkoefening over de te maken keuzen bij het verdelen van de openbare ruimte en de toewijzing ervan aan de veelheid van gebruikers en gebruiksfuncties. Het is dus zaak dat elke stad/agglomeratie zich aan het denken zet over nieuwe maatregelen om het gebruik van haar openbare ruimte te optimaliseren. In deze optiek heeft het OCW in 2013 voor Brussel Mobiliteit een verkennende studie verricht ter optimalisering van het 5 gebruik van de openbare ruimte in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. De eerste fase van deze studie, waarop Dossier 18 gebaseerd is, bestond in een enuntiatieve inventarisering van de maatregelen die in België en in het buitenland op alle niveaus (gemeentelijk, gewestelijk, nationaal en internationaal) zijn genomen. Niet alle maatregelen die in dit dossier zijn toegelicht, kunnen in om het even welk stadscentrum worden toegepast. Belangrijk is dat elke stad/agglomeratie aan de hand van dit overzicht nagaat in hoe- verre elke maatregel met de specifieke kenmerken van haar grondgebied en met haar ontwikkelingsstrategie (mobiliteit, stedenbouw, milieuzorg, enz.) te rijmen valt. De aanpak en de denkoefening van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest strekken tot aanbeveling om tot alle stedelijke gebieden te worden uitgebreid. Optimaal gebruik van openbare ruimte is immers geen verplichting maar een noodzaak, om concrete oplossingen te bieden voor de problemen en uitdagingen die de steden van morgen te wachten staan. Olivier Van Damme 010 23 65 13 [email protected] Proefsleuf in OCW-vestiging te Waver voor prenormatief onderzoek naar grondradartechniek Figuur 1 – Proefsleuf in de hal te Waver Context Op 1 november 2013 is het OCW in samenwerking met het Institut scientifique de service public (ISSeP) en met steun van de federale overheidsdienst Economie, KMO’s, Middenklasse en Energie met een tweejarig prenormatief onderzoeksproject voor de verdere ontwikkeling van de grondradartechniek gestart. In OCW Mededelingen 96 (blz. 13-15) is de grondradartechniek (Ground-Penetrating Radar) uitvoerig beschreven. 6 Het onderzoek heeft als doel een methodiek te ontwikkelen voor de voorbereiding van grondradarmetingen en voor het verzamelen, verwerken en interpreteren van radarmeetresultaten ten behoeve van wegconditieonderzoek. Voor dit onderzoek wordt in de hal van de OCW-vestiging in Waver een proefsleuf met vier proefvakken met een verschillende wegopbouw aangelegd (figuur 1). Voorts wordt de gelegenheid te baat genomen om op een proefriool verder on- derzoek naar onder meer water- en luchtdichtheid, vervorming, visuele rioolinspectie en geolokalisatie te doen. Beschrijving Proefsleuf De proefsleuf is 23 m lang, 2,70 m breed en 3,10 m diep. De afmetingen zijn onder meer bepaald door de mogelijkheden en beperkingen van de radarantennes (randeffecten vermijden). Ze moeten het ook mogelijk maken een asfaltproefvak aan te leggen en een representatief proefriool in de ondergrond aan te brengen. Proefvakken Geometrie en de toegepaste materialen van de proefvakken zijn bekend en in de hal zijn de proefvakken tegen (extreme) weersinvloeden beschut. Zo kunnen in gecontroleerde omstandigheden radarmetingen worden verricht om de gevoeligheid, de resolutie en de nauwkeurigheid van het radartoestel na te gaan, evenals de mogelijkheden of beperkingen met betrekking tot de toegepaste materialen (intensiteit van de terugkaatsing, afzwakking van elektromagnetische golven). Er worden vier proefvakken met een verschillende opbouw aangelegd: - een betonplatenverharding (met gedeuvelde en niet-gedeuvelde voegen) met een asfaltoverlaag; - een asfaltverharding op een fundering van schraal beton; - een betonverharding op een onderlaag van asfalt en een fundering van schraal beton; - een natuursteenbestrating met een asfaltoverlaag. Elk proefvak heeft een onderfundering van steenslag. Figuur 2 − In de sleuf worden leidingen en kabels gelegd voor detectie met onder meer grondradar Er zal gebrekkige hechting tussen lagen worden gesimuleerd, evenals holten onder de betonplaten. In de sleuf worden leidingen (gas, water) en kabels (elektriciteit met lage, matige en hoge spanning, telefoon- en internetaansluiting) van diverse operatoren gelegd, om de detectie van nutsvoorzieningen met grondradar en andere niet-destructieve technieken (bijvoorbeeld tomografie) te onderzoeken (figuur 2). Figuur 3 − Op de buisomhulling en -aanvulling zijn controleproeven verricht; op de proefvakken zullen valgewichtdeflectiemetingen worden uitgevoerd De proefvakken worden met een meettoestel, geofoons en eventueel met optische vezels uitgerust, om spanningen en vervormingen onder in de verharding en de fundering te bepalen. Met een valgewichtdeflectiemeter (Falling Weight Deflectometer – FWD, figuur 3 rechts) zullen ook deflectiemetingen op de vier proefvakken worden verricht, om aan deze referentiezones de herhaalbaarheid en de reproduceerbaarheid van de appa- 7 ratuur te toetsen. In de verhardingen worden temperatuursensoren aangebracht. Ten slotte kunnen de proefvakken ook voor proeven met andere radartoestellen dan die van het OCW en het ISSeP worden gebruikt. Proefriool Het proefriool bestaat uit twee afvoerleidingen en twee inspectieputten. De op maat gefabriceerde en volledig ondoorlatende inspectieputten van kunststof (hogedichtheidpolyethyleen – HDPE) liggen 3,10 m diep, elk aan een uiteinde van de proefopstelling. De putdeksels zijn eveneens van kunststof (dagmaat 800 mm, sterkteklasse D400). De inspectieputten zijn aangesloten op twee afvoerleidingen, die respectievelijk 2,20 m en 1,70 m diep (bovenvlak van de leiding) liggen om te voorkomen dat zij de metingen op de proefvakken zouden verstoren. Een eerste leiding is samengesteld uit 6 m lange ineengevoegde buizen van polypropyleencopolymeer (PP/SN8) van de nieuwe generatie. Ze hebben een grote diameter (DN 800 mm), een gladde binnenzijde en een gegroefde buitenzijde. Ze zijn geschikt voor het afvoeren en/of bufferen van grote hoeveelheden water en zijn BENOR-gecertificeerd volgens de NBN EN 1347-3. sleuf, heeft de technische eenheid Geotechniek – Leefmilieu van het OCW diverse controles (sonderingen met de lichte slagsonde (type OCW) en de dynamische sonde (type PANDA), plaatbelastingsproeven) verricht (figuur 3 links). Voor de voorlopige oplevering van de proefopstelling heeft de technische eenheid Conditieonderzoek – Onderhoudsbeheer (riolen en wegen) van het OCW controles op de helling en de ovalisatie van de kunststofbuizen en een visuele inspectie van de verschillende leidingen uitgevoerd. De leidingen worden aangesloten op een reservoir, om in de buizen een druk van 500 mbar (waterkolom van 5 m) te verkrijgen. Ten slotte worden ook druksensoren aangebracht. Zodra de proefopstelling volledig klaar is, kan ze onder meer worden gebruikt voor: - onderzoek naar proeven op de wateren luchtdichtheid van buizen, leidingen en aansluitingen, met het oog op de opname van deze proeven in de standaardbestekken; - de verdere ontwikkeling van OCWapparatuur voor de controle op de deformatie van kunststofleidingen (BRRC-Defco-Test, zie blz. 3 in dit nummer) en opleidingen ter zake; - onderzoek en opleiding met betrekking tot niet-destructieve controleproeven op rioolbuizen en inspectieputten (endoscopische inspectie met een zelfrijdende camera, visuele inspectie met een Panoramoscanner of met de zoomtechniek); - kalibratie van apparatuur voor visuele rioolinspectie; - geolokalisatie van riolen met behulp van camera’s in leidingen en bovengrondse traceringsapparatuur. Het proefriool is gerealiseerd in samenwerking met KURIO (vereniging van Belgische producenten van kunststofleidingsystemen) en verscheidene bedrijven uit de rioolbouw. De proefopstelling zou in het tweede trimester van 2014 volledig operationeel zijn. De tweede leiding is opgebouwd uit klassiekere, 3 m lange pvc-buizen (SN8) met een diameter DN 315 mm. Tijdens de verschillende uitvoeringsfasen, in het bijzonder het omhullen van de leidingen en het verderaanvullen van de 8 Colette Grégoire 02 766 03 19 c.gré[email protected] Alain Leuridan 010 23 65 36 [email protected] Francis Poelmans 010 23 65 52 [email protected] Carl Van Geem 010 23 65 22 [email protected] Tim Massart 010 23 65 43 [email protected] Inzoomen op wegbebakening www.ocw.be, rubriek Publicaties - Documentatie Het geïllustreerde reglement voor de wegbeheerder op onze website (www.ocw.be, rubriek Publicaties – Documentatie) wil een hulpmiddel zijn voor wegbeheerders, adviesbureaus en andere vakmensen bij de plaatsing van horizontale en verticale wegbebakening. Het verheugt ons dat dit reglement geregeld door professionals uit de branche wordt geraadpleegd. Voorts ontvangen we vaak verzoeken om advies over de reglementaire aanbrenging van verkeersaanduidingen in complexe situaties. Daarom wordt in deze rubriek aan de hand van voorbeelden op het terrein de aanpak voor dergelijke situaties beschreven. In dit artikel belichten we de toegankelijkheid van garages. Context Vooral in steden en in smalle straten zien automobilisten vaak de toegang tot hun garage geblokkeerd door voertuigen die te dicht bij de oprit zijn geparkeerd. Om dit probleem te voorkomen, worden de grenzen van parkeerzones met wegmarkeringen afgebakend (figuur 1) of worden bij toepassing van artikel 77.4 van het verkeersreglement aan de garageoprit zogenoemde verdrijvingsvakken in de vorm van witte evenwijdige schuine strepen op de weg aangebracht (figuur 2). Op deze vakken mogen voertuigen niet rijden, stilstaan of parkeren. Figuur 1 – Witte wegmarkeringen ter afbakening van parkeerzones Probleemstelling Figuur 3 – Deze bloembakken vormen een obstakel op de openbare weg en een gevaar voor de veiligheid, vooral als er langs die kant van de weg geen auto’s zijn geparkeerd Verdrijvingsvakken kunnen echter een probleem voor de veiligheid vormen als langs de kant van de weg waarop ze zijn aangebracht geen auto’s geparkeerd staan. Automobilisten die aan de rechterkant van de weg rijden, moeten dan uitwijken om deze vakken te vermijden. Soms worden er ook bloembakken op geplaatst (figuur 3). Zij vormen onverwachte obstakels op de openbare weg, wat de situatie nog gevaarlijker maakt. Figuur 4 – Krachtens artikel 75.1.2° van het verkeersreglement is parkeren aan de kant van de weg verboden waar een gele onderbroken streep is aangebracht zelfs voor voertuigen waarvan de nummerplaat op de garagepoort staat vermeld. Meer informatie Al deze regels staan beschreven in het Geïllustreerd reglement voor de wegbeheerder van het OCW, dat gratis van onze website www.ocw.be kan worden gedownload. Oplossing Om dergelijke gevaarlijke situaties te vermijden, kunnen aan weerszijden van de garageoprit over enige afstand gele onderbroken strepen worden aangebracht (figuur 4). Figuur 2 – Verdrijvingsvakken in de vorm van witte evenwijdige schuine strepen op het wegoppervlak aan een garageoprit geven aan dat voertuigen daar niet mogen rijden, stilstaan of parkeren Aan te stippen valt dat aanbrenging van gele onderbroken strepen aan weerszijden van een garageoprit – zeker als die smal is – tot gevolg heeft dat parkeren daar verboden is voor alle voertuigen, Jean-Pierre Van de Winckel 010 23 65 51 [email protected] 9 Kort verslag – 11e OCW-opleidingscyclus Duurzame wegen – Onderhoud en herstelling Dinsdag 21 januari – donderdag 20 maart 2014 Wegontwerp, keuze van oplossingen en materialen 4 De cirkel is rond! 2 012 201 Onderhoud en herstelling Met de vierde en laatste lesdag is op 20 maart jongstleden de elfde editie van de zogenoemde wintercursus afgesloten. Meteen is ook de cirkel van de driejarige cyclus over duurzame wegen rondgemaakt. Met in totaal ruim zeshonderd deelnemers en een dertigtal experts van binnen en buiten het Centrum was ook deze editie een uitstekende gelegenheid om kennis te delen en professionele netwerken (verder) uit te bouwen. 2013 Productie, uitvoering en controles 21 januari 2014 Diagnose, conditieonderzoek en beheer van werkzaamheden Op lesdag 1 werd nader ingegaan op de mogelijkheden en het nut van wegconditieonderzoek voor onderhoud van wegen en hoe wegbeheerders informatie van weggebruikers kunnen benutten. Voorts werden de “minder hinder”-maatregelen en de algemene regels voor signalering van werkzaamheden herhaald, met aandacht voor communicatie over werkzaamheden en bijzondere maatregelen voor snelheidsbeheersing en personen met beperkte mobiliteit. 2 februari 2014 Sleufwerken en riolen – Nieuwe ontwikkelingen op het vlak van controle, onderhoud en herstelling Op lesdag 2 werd ingezoomd op controle van de verdichting van sleufaanvullingen, van de inwendige staat van riolen en van deformatie van kunststofleidingen tijdens het leggen. Daarnaast werd de aanpak voor terreinverkenning bij een beschadigde sleuf belicht, evenals herstelling van sleuven, ondergrond en (onder)funderingen. De aandacht ging ook uit naar niet-destructieve rehabilitatietechnieken voor rioolstelsels en zelfverdichtende uitgraafbare materialen (ZUM’s). 10 25 februari 2014 Onderhoud en duurzame herstelling van betonwegen Op lesdag 3 werden de principes voor de opbouw van betonwegen en bestratingen, de mogelijke schadebeelden en geschikte technieken voor de herstelling behandeld. Bijzondere aspecten zoals een goede betonsamenstelling, oppervlakbehandeling, stabiliseren van betonplaten en de aanpak voor voegen kwamen daarbij aan bod. Op te breken zone Gedeuvelde voeg Stortnaad met verankeringsstaven 20 maart 2014 Onderhoud en duurzame herstelling van wegverhardingen en brugbedekkingen met bitumineuze materialen Op lesdag 4 werd na een algemene lezing over de keuze van de onderhoudstechniek ingegaan op specifieke aspecten zoals oppervlakbehandelingen, behandeling van scheuren en voegen, plaatselijke herstelling met bitumineuze materialen en asfaltoverlays en -inlays. De wegenbouw moet mee-evolueren en op nieuwe uitdagingen inspelen. Een goede basiskennis van alle wegenbouwaspecten en informatie over de nieuwste ontwikkelingen zijn daarbij onmisbaar. Als researchcentrum voor de wegenbouw helpt het OCW u daar graag mee, onder meer met onze wintercursus, die intussen een vaste waarde is geworden. Afspraak dus voor een nieuwe editie in 2015! De eerste sessie van de vierde lesdag Onderhoud en duurzame herstelling van wegverhardingen en brugbedekkingen met bitumineuze materialen op 20 maart jongstleden was volzet. Wegens dit succes wordt wellicht een tweede sessie georganiseerd. U kon er op 20 maart jongstleden niet bij zijn en wenst aan een eventuele tweede sessie deel te nemen? Mail uw adresgegevens naar Leen Bosmans ([email protected]). U wordt dan op de wachtlijst ingeschreven en wij houden u persoonlijk op de hoogte. Te gepasten tijde vindt u alle nuttige informatie in de rubriek Agenda van onze website www.brrc.be/agenda/08-06n04.php 11 In memoriam Bij het begin van het nieuwe jaar hebben we afscheid genomen van twee figuren die een rol in het OCW hebben gespeeld. Op 15 januari 2014 overleed voormalig directeur-generaal Roger Caignie op 80jarige leeftijd. Roger Caignie leidde ons onderzoekscentrum gedurende zeven jaar, van 1993 tot eind 1999. Voordien werkte hij als ingenieur bruggen en wegen achtereenvolgens bij de Dienst voor de Studie en de Controle van de Onderbouw der Wegen van het toenmalige Ministerie van Openbare Werken, de Dienst der Wegen van Brabant en de Algemene Directie der Wegen, waarvan Op 2 januari 2014 is Norbert Van Broekhoven, voormalig lid van de Algemene Raad en van het Bestendig Comité, onverwacht op 67-jarige leeftijd overleden. Als burgerlijk ingenieur en gedreven ondernemer leidde hij geruime tijd het familiebedrijf Groep Van Broekhoven uit Heusden-Zolder. Norbert Van Broekhoven was een geëngageerd man en genoot het vertrouwen van zijn collega’s. Hij verdedigde dan ook met overtuiging de belangen van ondernemers in tal van bestuurs- hij in 1979 directeur-generaal en later eredirecteur-generaal werd. Bij zijn aantreden was hij al vele jaren actief in de bestuursorganen van het Centrum (Algemene Raad, Bestendig Comité, Comité voor het Programma) en dus vertrouwd met de werking van het OCW. Bij zijn pensionering op de eerste dag van het nieuwe millennium werd hij tot eredirecteur-generaal van het Centrum benoemd. Roger Caignie was ook ereprofessor van de ULB-faculteit voor toegepaste wetenschappen. organen, zowel op plaatselijk (Confederatie Bouw Limburg, VKW-Limburg) als nationaal niveau (Confederatie Bouw, VKW-nationaal), in beroepsfederaties (Vlawebo, BFAW, FEBE) en in het OCW (2000-2006). Norbert Van Broekhoven zetelde ook als handelsrechter en was voorzitter van de hogescholen KHLIM en KHLEUVEN. Wij bieden de families en dierbaren van Roger Caignie en Norbert Van Broekhoven onze oprechte deelneming aan. Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Uw partner voor duurzame wegen Instelling erkend bij toepassing van de besluitwet van 30.01.1947 Verantw. uitgever: C. Van Rooten, Woluwedal 42 - 1200 Brussel Maatschappelijke zetel Laboratoria Redactie Woluwedal 42 1200 BRUSSEL Tel.: 02 775 82 20 Fokkersdreef 21 1933 STERREBEEK Tel.: 02 766 03 00 Fax: 02 772 33 74 [email protected] Avenue A. Lavoisier 14 1300 WAVRE Tel.: 010 23 65 00 B. Guelton D. Verfaillie M. Van Bogaert J. Cornil J. Neven ISSN: 0777-2580