Transcript Openbare
Afgifte: Brussel X - P409259 Winter Course Driemaandelijks: oktober – november – december 2014 Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Uw partner voor duurzame wegen 20 2015 2016 2017 OCW Mededelingen Agenda 101 Informatievoormiddagen over voetgangerstoegankelijkheid in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest OCW-winteropleiding 2015 Wegontwerp – Keuze van de oplossingen en de materialen 2 en 16 oktober 2014 – Sterrebeek 20 Dinsdag 20 januari – donderdag 2 april 2015 3 Evaluatie van proefvakken met innovatieve voegvullingsmaterialen op het OCW-terrein in Sterrebeek – Nieuw prenormatief onderzoek rond prestatie-eisen (PREVOSTRAT) Goede drainage voor duurzame wegen – OCW presenteert Handleiding voor de bescherming van wegconstructies tegen de inwerking van water 21 oktober 2014 – Sterrebeek 21 5 OCW deelt kennis over wegconditieonderzoek op interactieve informatiedagen en website Een evolutieve aanpak van ongevalgevoelige zones in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest 22 10 Voorbeeld van multidisciplinaire projectaanpak – Ingebruikneming van OCW-proefvakken voor grondradaronderzoek 11 9 december 2014 – Waver Gerecycleerde granulaten in wegbeton 24 FEHRL viert vijfentwintigjarig bestaan in OCW-vestiging te Sterrebeek 15 Minister Kasweshi Musoka (DRC) bezoekt het OCW in Sterrebeek 26 12e Internationaal betonwegensymposium 23-26 september 2014 – Praag 19 Algerijnse delegatie bezoekt het OCW in Waver 27 OCWMededelingen 101 www.linkedin.com/company/brrc Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Uw partner voor duurzame wegen Daniël Verfaillie erelid van PIARC Het Centrum is trots te mogen meedelen dat Daniël Verfaillie, senior copywriter en vertaler in het OCW, tijdens een recente vergadering van de Raad van de Wereldwegenvereniging (PIARC) in Chili benoemd is tot Erelid van deze vereniging. Op initiatief van haar voorzitter Claude Van Rooten had de Belgische Wegenvereniging (BWV) de kandidatuur van Daniël voorgedragen voor zijn grote bijdrage aan de werkzaamheden van PIARC op het vlak van terminologie. Daniël leidt dit comité dus al voor een vierde termijn en coördineert in die functie de vertaling en geregelde updates van de meertalige PIARC-terminologiedatabase (gratis online toegankelijk op termino.piarc.org/search.php). Als Belgen waarderen wij in het bijzonder het enorme werk dat hij verzet voor de Nederlandse vertaling van het Technical Dictionary of Road Terms en het Lexicon of Road and Traffic Engineering (technisch woordenboek en lexicon voor wegen en verkeer). Deze benoeming is een beloning voor bijna dertig jaar inzet in het Comité Terminologie van PIARC, als lid (sinds 1986) én als voorzitter – van 1992 tot 1999 en opnieuw sinds 2007. Agenda 20 januari - 2 april 2015 OCW-winteropleiding 2015 Wegontwerp – Keuze van de oplossingen en de materialen, Sterrebeek www.ocw.be (rubriek Agenda) 4-5 februari 2015 Dag van de Openbare Ruimte 2015 Vakbeurs en seminaries over ontwerp, inrichting, onderhoud en beheer van openbare ruimte, Brussel www.openbareruimte.be/nl/home Surf naar de rubriek AGENDA op onze website www.ocw.be 22-25 februari 2015 PPRS Paris 2015 – Pavement Preservation & Recycling Summit, Parijs (Frankrijk) http://pprsparis2015.com Winteropleiding 2015 Wegontwerp – Keuze van de oplossingen en de materialen Dinsdag 20 januari – donderdag 2 april 2015 Sinds 2004 organiseert het OCW tijdens de winterperiode een opleidingscyclus over wegenbouw. ductie, de uitvoering en de controles. In het derde jaar komen het onderhoud en de reparaties aan bod. In 2011 is voor een nieuwe aanpak gekozen, waarbij wordt uitgegaan van een basiscyclus Duurzame wegen over drie jaar. Het eerste jaar is voornamelijk gewijd aan het wegontwerp, in het bijzonder aan de keuze van oplossingen en materialen. Het tweede jaar wordt ingezoomd op de pro- In 2014 is de eerste driejarige cyclus met succes afgesloten. Daarom is beslist op de ingeslagen weg voort te gaan en een nieuwe driejarige cyclus over duurzame wegen aan te vatten. In 2015 is het hoofdthema Wegont- werp – Keuze van de oplossingen en de materialen. Het spreekt vanzelf dat waar nodig ook bijzondere aandachtspunten of actuele onderwerpen worden aangesneden. Bovendien wordt het programma rond één van de drie bovenvermelde pijlers elk jaar zo opgebouwd, dat het volledig op zichzelf staat en los van voorgaande en komende edities kan worden gevolgd. Programma Dinsdag 20 januari 2015 Donderdag 5 februari 2015 Donderdag 26 februari 2015 Grondwerken en (onder)funderingen – Geotechnisch onderzoek Ontwerp van wegen met betonplaten of doorgaand gewapend beton Weginrichting en -uitrusting 9.00 9.30 9.45 10.15 10.45 11.00 11.30 12.00 13.00 13.30 14.00 14.30 14.50 15.00 Ontvangst (met koffie) Elementen voor een duurzame verkeersveiligheidsaanpak Xavier Cocu Wegontwerp met aandacht voor de component “mens” Xavier Cocu De vergevingsgezinde weg – Passieve veiligheid door aangepaste weguitrusting Kris Redant Koffiepauze Ontwerp en veiligheid van fietsvoorzieningen Olivier Van Damme Design for all – Hoe een voor iedereen toegankelijke omgeving ontwerpen? An Volckaert Lunch Verhoogde inrichtingen op de openbare weg – Ligging, geometrie en efficiëntie Xavier Cocu Goed ontwerp van voetgangersoversteekplaatsen Jean-Pierre Van de Winckel Communicatiebeheer bij wegwerkzaamheden, een noodzaak van bij het ontwerp Hinko Van Geelen Laad- en loszones – Waar, hoeveel en hoe dimensioneren? Wanda Debauche Vragenronde Sluiting en netwerken www.ocw.be/wintercourse/day1 9.00 9.30 9.40 10.00 10.30 10.50 11.10 11.30 11.50 12.15 12.30 13.30 13.55 14.25 14.45 15.00 Ontvangst (met koffie) Verwelkoming en inleiding tot de lesdag Bernard Dethy Rol van de lagen in een wegconstructie Yves Hanoteau Onderkenning en kenmerking van grond Patrick Tonné Grondmechanisch onderzoek Frank Theys Koffiepauze Vooronderzoek naar het mengselontwerp voor grondbehandeling Colette Grégoire Rol en keuze van geokunststoffen Frank Theys Goede drainage om nadelige effecten van water te vermijden Colette Grégoire Vragenronde Lunch Onderkenning en kenmerking van aggregaten Benoît Janssens Gerecyclede en secundaire materialen Luc De Bock Natuurlijke aggregaten Benoît Janssens Vragenronde Sluiting en netwerken www.ocw.be/wintercourse/day2 9.00 9.30 9.40 10.15 10.50 11.10 11.40 12.30 13.30 14.15 14.45 15.15 15.30 Ontvangst (met koffie) Verwelkoming en inleiding tot de lesdag Anne Beeldens Ontwerp van wegen met betonplaten Sylvie Smets Ontwerp van wegen met doorgaand gewapend beton Anne Beeldens Koffiepauze Voegen- en wapeningsplan, een noodzaak van bij het ontwerp Luc Rens (FEBELCEM) Optimale samenstelling voor duurzaam beton Claude Ployaert (Inter-Beton) Lunch Ontwerp: keuze van het verhardingstype Anne Beeldens Industriële buitenverhardingen Marijn Lybaert Speciale toepassingen met beton: rotondes, busbanen, fietspaden Elia Boonen Vragenronde Sluiting en netwerken www.ocw.be/wintercourse/day3 3 Dinsdag 10 maart 2015 Keuze en ontwerp van asfaltverhardingen – Bestanddelen en mengselontwerp voor asfaltverhardingen – Invloed op de prestaties van asfalt 9.00 9.30 9.40 10.10 10.35 11.05 11.30 11.55 12.25 12.35 13.35 13.55 14.30 15.15 15.30 Ontvangst (met koffie) Verwelkoming en inleiding tot de lesdag Ann Vanelstraete Belastingen, schadebeelden en prestaties van asfalt Ann Vanelstraete Prestatieproeven op asfalt Joëlle De Visscher Bitumen – Rol en basiskenmerken Nathalie Piérard Koffiepauze Zand en steen – Rol en basiskenmerken Spreker nog te bevestigen Vulstof – Rol en basiskenmerken Stefan Vansteenkiste Asfaltgranulaat – Rol en basiskenmerken Bart Beaumesnil Lunch Mengselontwerp Joëlle De Visscher Soorten van asfaltverhardingen Pierre-Paul Brichant Invloed van de bestanddelen en de samenstelling op de prestaties van asfalt Joëlle De Visscher Vragenronde Sluiting en netwerken www.ocw.be/wintercourse/day4 Dinsdag 17 maart 2015 Keuze en ontwerp van asfaltverhardingen – Fasen in het ontwerp en keuze van de asfaltverharding 9.00 9.30 9.35 9.55 10.20 10.40 11.05 11.55 12.45 13.45 14.35 15.20 15.30 Ontvangst (met koffie) Verwelkoming en inleiding tot de lesdag Ann Vanelstraete Opbouw van een wegconstructie – Rol en soorten Pierre-Paul Brichant Fasen in het ontwerp Pierre-Paul Brichant Plan – Bijzonderheden voor asfaltverhardingen Pierre-Paul Brichant Koffiepauze Bepaling van de opbouw van wegconstructies met een asfaltverharding Pierre-Paul Brichant Soorten en prestaties van asfaltverhardingen Bart Beaumesnil Lunch Keuze van de materialen en de soort van asfaltverharding naargelang van de toepassing Bart Beaumesnil Voorafgaand onderzoek en verantwoordingsnota Pierre-Paul Brichant Vragenronde Sluiting en netwerken www.ocw.be/wintercourse/day5 Donderdag 2 april 2015 Ontwerp van verhardingen van beton en kleinschalige elementen in stedelijke gebieden 9.00 9.30 9.40 10.25 11.00 11.20 11.55 12.30 12.40 13.30 14.05 14.40 15.00 Ontvangst (met koffie) Verwelkoming en inleiding tot de lesdag Anne Beeldens Ontwerp van verhardingen van betonstraatstenen en kleiklinkers Marijn Lybaert Ontwerp van verhardingen van natuursteenelementen Sylvie Smets Koffiepauze Goed ontwerp als grondslag voor onderhoudarme verhardingen van kleinschalige elementen Elia Boonen Ontwerp van waterdoorlatende bestratingen Anne Beeldens Vragenronde Lunch Betonverhardingen voor esthetische inrichting van openbare ruimten en stedelijke gebieden Luc Rens (FEBELCEM) Tram-busbanen van beton – Een aantal concrete voorbeelden Anne Beeldens Vragenronde Sluiting en netwerken www.ocw.be/wintercourse/day6 PRAKTISCHE INFORMATIE Plaats OCW, Fokkersdreef 21, 1933 Sterrebeek. Parkeren kan op het terrein binnen de omheining. Talen Nederlands en Frans, met simultaanvertaling. De lezingenbundel zal in beide landstalen beschikbaar zijn, zodat de deelnemers een exemplaar in hun taal ontvangen. 4 Deelname in de kosten 75 €/dag/deelnemer. De prijs is inclusief btw, koffiepauzes, lunch en lezingenbundel. Inschrijven Uiterlijk één week voor de betrokken lesdag, door middel van het elektronische inschrijfformulier op onze website www.ocw.be/wintercourse Informatie Leen Bosmans 02 766 03 55 [email protected] www.ocw.be (rubriek Agenda) Evaluatie van proefvakken met innovatieve voegvullingsmaterialen op het OCW-terrein in Sterrebeek – Nieuw prenormatief onderzoek rond prestatie-eisen (PREVOSTRAT) In OCW Mededelingen 97 (blz. 11-13) berichtten we over de aanleg van nieuwe proefvakken met voegvullingsmaterialen op het OCWterrein in Sterrebeek. De proefparking voor het afgeronde onderzoek rond onkruidbeheer op verhardingen met kleinschalige elementen [1] werd in het najaar van 2013 volledig schoongemaakt en de voegen werden opnieuw met diverse, innovatieve voegvullingen (figuur 1) gevuld. Daarbij werd een kwalitatieve visuele monitoring in de tijd uitgevoerd, om het effect op de onkruidgroei ook op lange termijn na te gaan. Omdat sommige voegvullingsmaterialen voor waterdoorlatende verhardingen zijn ontworpen, werd tevens een aantal metingen volgens de dubbele-ringmethode uitgevoerd ter bepaling van de waterdoorlatendheid. Hierna wordt de evaluatie van deze proefvakken na ongeveer één jaar (november 2013 tot en met september 2014) belicht. Voorts wordt het recentelijk gestarte prenormatieve onderzoeksproject naar prestatie-eisen voor deze innovatieve voegvullingsmaterialen in bestratingen met kleinschalige elementen (PREVOSTRAT) beschreven. Evaluatie proefvakken (november 2013 – september 2014) Voorbereiding van de proefvakken 27 25 28 29 26 31 Het onderzoek van de proefvakken bleef beperkt tot een visuele monitoring aan de hand van foto’s die van november 2013 tot en met september 2014 werden gemaakt (zie voorbeelden in figuur 2). De proefvakken zijn zo goed als mogelijk op dezelfde wijze voorbereid. Omdat de parking voorheen met onkruid was ingezaaid en zich in diepere lagen zaden en kiemen kunnen bevinden, kan een extreme situatie ontstaan. Tenzij anders is vermeld, zijn enkel de voegen met behulp van perslucht onder hoge druk zo diep mogelijk leeggemaakt en opnieuw opgevuld. Dit is uiteraard moeilijker bij zeer smalle voegen tussen de stenen, met een mogelijk effect op de waargenomen onkruidgroei op sommige proefvakken (zie klassieke betonstraatstenen in figuur 2). 32 34 30 33 24 23 22 21 20 19 16 18 15 17 14 38 35 13 39 36 12 9 40 37 11 8 Drainerende openingen 10 7 Dpod Klassieke betonstraatstenen Drainerende voegen 4b 4a 6 3 5 2 Dpod Poreuze betonstraatstenen 1 Poreuze betonstraatstenen Conclusies Algemeen kan worden geconcludeerd dat er duidelijke verschillen in onkruidgroei zijn tussen de innovatieve voegvullingsmaterialen (met zout verrijkt zand, polymeerzand1, zand gebonden met waterige dispersies, enz.) en de standaardmaterialen (granulaten van porfier en zandsteen) (figuur 3). Niet alle materialen blijken echter even goed te presteren of voldoende onkruidremmend te zijn (figuur 3b). Sommige materialen vertonen anderzijds niet de gewenste duurzaamheid. Zo is bijvoorbeeld het gebuikte ijzerslakkenzand sterk onkruidremmend, maar vertoont het een probleem op het vlak van structureel gedrag. Dit materiaal komt na verloop van tijd uit de voeg ten gevolge van gedeeltelijke uitharding en zwelling (figuren 3c en 4a). Uitvoering: sept.- dec.2013 31 Jointex Easy 34 Polymerfuge 4b 4a - 27 2 - 12 - 15 - 29 PTB kwartszand zwart + Seal all joint PTB kwartszand wit + Seal all joint Dansand Voegzand 8 Stradus Tubag PFM epoxy 18 - 37 Dansand Hard 9 Stradus Flowpoint 28 - 36 Techniseal polymeerzand DR+ 39 Streetprotexion III 19 - 38 Klassieke mortel 10 Stradus Tubag PFH cement 6 - 11 - 14 - 25 Slakkenzand 0/2 35 Murexin Steinfuge 33 Alliance gator xp sand bond 3 Eco Fugensand Beige 26 Eco Fugensand Grijs 13 Eco Fugensand Basalt vakken 20 tot 24 : vakken 8 tot 10 7 - 22 5 - 16 - 23 - 32 - 40 20 - 21 - 22 - 23 -24 17 -30 1 Exp .wit zand Coeck Biozand Proefvakken firma Coeck Porfier 2/6,3 Zandsteen 0/2 nieuwe straatstenen aangeleverd door de firma Figuur 1 – Proefvakken met innovatieve voegvullingsmaterialen op de OCW-proefparking in Sterrebeek 5 9/2014 8/2014 7/2014 6/2014 5/2014 3/2014 11/2013 Figuur 2 – Voorbeeld van evaluatie van proefvakken met klassieke betonstraatstenen gevuld met “gebonden” voegzandsoorten. Rode cirkels geven aan wanneer de eerste onkruidplantjes visueel zijn waargenomen. 6 a) meegenomen. Op het vlak van onkruidgroei biedt dit echter een worstcasesituatie. De beste remedie om onkruid te vermijden, is immers door verkeer (voetgangers, fietsers, auto’s, enz.) op de verharding. Bovendien was de afgelopen winter vrij zacht, waardoor verschillen in vorst-dooiweerstand van de voegvullingen ook niet echt tot uiting zijn gekomen. Dit experiment heeft aangetoond dat de onkruidwerende werking sterk kan verschillen naargelang van het gebruikte voegvullingsmateriaal. Hiervoor bestaan echter nog geen concrete eisen. Onder meer daarom is een prenormatief onderzoeksproject opgezet. b) Prenormatief onderzoek PREVOSTRAT Doelstellingen c) Figuur 3 – Vergelijking proefvakken anno juli 2014 voor stenen met verbrede voegen gevuld met: a) v.l.n.r.: polymeerzand A1, gemodificeerde cementmortel en zoutverrijkt zand “product A”; b) v.l.n.r.: zoutverrijkt zand “product B” en porfier 2/6,3; c) ijzerslakkenzand. Op de parking zijn vier soorten van straatstenen aanwezig: klassieke straatstenen, poreuze straatstenen, straatstenen met verbrede voegen en straatstenen met drainageopeningen. Bij poreuze betonstraatstenen is de minste onkruidgroei waar te nemen, ongeacht de gebruikte voegvulling. Bovendien blijft de waterdoorlatendheid zoals gemeten met de dubbele-ringproef (figuur 4a) doorgaans op een zeer aanvaardbaar niveau (> 1*10-5 m/s). De iets lagere doorlatendheid kan mogelijk het gevolg zijn van vervuiling van de onderliggende lagen door het aanbrengen van stekgrond tijdens het vorige onderzoek. Ook sommige harsgebonden voegmortels blijken zeer goed waterdoorlatend te zijn, wat perspectieven biedt voor de toepassing in water- doorlatende bestratingen met stenen met brede voegen of drainageopeningen (figuren 4b en 4c). Verrassend genoeg blijkt echter dat sommige plantjes zich zelfs op de (met cement of epoxy) gebonden voegmortels nog steeds kunnen vestigen, hoewel ze hier op langere termijn wellicht niet kunnen overleven. Ten slotte doet zich bij één van de epoxymortels een probleem met de aanhechting aan de stenen met verbrede voegen voor (figuur 4c), wat de duurzaamheid op langere termijn in het gedrang kan brengen. Hier zij aangestipt dat op de OCW-proefparking weinig of geen verkeer voorkomt. Dit betekent dat de invloed van verkeer op het gedrag van het voegvullingsmateriaal (mogelijke scheurvorming) niet is Onder het acroniem PREVOSTRAT is op 1 september 2014 het tweejarige prenormatieve onderzoeksproject Prestatie-eisen voor innovatieve voegvullingsmaterialen in bestratingen met kleinschalige elementen gestart. Het heeft als algemeen doel beproevingsmethoden en bijbehorende prestatie-eisen op te stellen voor innovatieve, al dan niet gebonden voegvullingsmaterialen voor toepassing in wegverhardingen met kleinschalige elementen (betonstraatstenen, kleiklinkers of straatkeien). Voor bestratingen met kleinschalige elementen vormt voegvulling een wezenlijk onderdeel in de opbouw van de verharding, dat niet altijd naar waarde wordt geschat. Om effectief de rol van verharding te kunnen vervullen, dienen de voegen tussen de straatstenen steeds met gepast materiaal te zijn gevuld (figuur 5). De soort van voegvullingsmateriaal en de algehele duurzaamheid van de voeg zijn dan ook van groot belang voor de stabiliteit van de bestrating op lange termijn. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen klassieke, ongebonden materialen zoals zand en fijn steenslag, en gebonden voegmortels. Gebonden materialen worden volgens de NBN EN 13888 Mortels voor keramische tegels onderverdeeld in cementgebonden voegvullingen (cementitious grouts) en innovatievere mortels met reactieve harsen (reaction resin grouts). De eisen in de voornoemde norm verschillen echter sterk voor de twee soorten voegvullingen (ce- 7 a) k = 1,2 * 10-5 m/s k = 5,2 * 10-5 m/s k = 1,3 * 10-5 m/s b) k = 5,6 * 10-5 m/s k = 2,1 * 10-6 m/s k = 6,1 * 10-5 m/s k = 4,8 * 10-5 m/s k = 1,4 * 10-3 m/s c) Figuur 4 – Vergelijking proefvakken anno juli 2014 en bijhorende waterdoorlatendheid gemeten in augustus-september 2014 voor: a) poreuze betonstraatstenen gevuld met v.l.n.r.: gebonden zand met biologische bindmiddelen, zoutverrijkt zand “product A” en slakkenzand; b) stenen met drainageopeningen gevuld met v.l.n.r.: zoutverrijkt zand “product B”, polymeerzand B1 en eencomponentepoxyvoegmortel; c) stenen met verbrede voegen gevuld met v.l.n.r.: gebonden zand met biologische bindmiddelen, tweecomponentenepoxyvoegmortel en standaard cementmortel. ment- of harsgebonden). Bovendien gelden deze duurzaamheidseisen enkel voor keramische tegels. Deze kleinschalige elementen van beperkte dikte worden typisch enkel voor binnen- of buitentoepassingen met beperkte verkeersbelastingen (terrassen, tuinpaadjes, enz.) gebruikt. Voor voegvullingsmaterialen in wegverhardingen met betonstraatstenen en -tegels (NBN EN 1338 en 1339), kleiklinkers (NBN EN 1344) of straatkeien (NBN EN 1341- 8 1342) bestaan echter geen uniforme Europese voorschriften. Een eerste doelstelling van het prenormatieve onderzoek is dan ook deze lacune te vullen en te komen tot eisen met bijbehorende beproevingsmethoden (bijvoorbeeld druksterkte, buigsterkte, krimp, hechtsterkte, enz.) voor gebonden voegvullingsmaterialen in bestratingen onder verkeer. De eisen uit de NBN EN 13888 kunnen inderdaad niet zonder meer worden overgenomen. Zo is er een verschil in toepassing (tegels worden enkel voor verhardingen zonder verkeer toegepast), in uitvoering (grotere dikte, andere voegvullingsmaterialen, enz.) en in soort van materiaal (beton en natuursteen met onder meer een verschillende oppervlakporositeit, een verschillende dooizoutweerstand, enz.). Voorts moeten ook prestatie-eisen worden opgesteld voor recentelijk ontwikkelde, innovatieve voegvullingsmaterialen (zie hogerop), aangezien ze niet tot één van de twee voorgestelde categorieën van “gebonden” voegvullingen behoren. Omdat bij sommige innovatieve materialen het uithardingsproces anders verloopt of andere grondstoffen zijn gebruikt, zijn klassieke proeven niet toepasbaar en moeten wellicht nieuwe proeven (UV-bestandheid, vorst-dooibestandheid in aanwezigheid van wegenzout, enz.) worden ontwikkeld. Vele van deze nieuwe materialen zijn overigens specifiek ontwikkeld om onkruidgroei op bestratingen tegen te gaan. Momenteel bestaat er echter geen gestandaardiseerde beproevingsmethode om het onkruidwerende vermogen van voegvullingsmaterialen voor bestratingen te testen. Een tweede belangrijke doelstelling is dan ook (een) testprocedure(s) te ontwikkelen, om de onkruidwerende werking van voegvullingsmaterialen te kunnen beoordelen (zowel voor gebonden als ongebonden materialen) en de bovenvermelde duurzaamheidseisen uit te breiden naar eisen betreffende het onkruidremmende vermogen van voegvullingen in de praktijk. Daarbij kan worden voortgebouwd op de kennis en ervaring uit het voorgaande onderzoeksproject in samenwerking met de Universiteit Gent [2], voornamelijk voor ongebonden materialen. Dit aspect zal ook samen met UGent worden ontwikkeld. Voorts is ook de waterdoorlatendheid van het voegvullingsmateriaal een belangrijk aspect als toepassing voor waterdoorlatende bestratingen voor een integraal waterbeheer wordt beoogd. Bij gebruik van waterdoorlatende straatstenen (met verbrede voegen of drainageopeningen) wordt een minimale doorlatendheid voor het toegepaste voegvullingsmateriaal geëist [3]. Voor gebonden (uitgeharde) voegvullingen bestaat echter nog geen beproevingsmethode ter bepaling van Conclusies Kleinschalige elementen worden (vaak onterecht) geweerd als verhardingsmateriaal, wegens het grotere risico op veronkruiding. De ontwikkeling van beproevingsmethoden ter bepaling van de duurzaamheidseisen voor (al dan niet gebonden) voegvullingsmaterialen in bestratingen kan het vertrouwen helpen verbeteren. De resultaten van het PREVOSTRAT-project zullen aan de professionals uit de sector worden gepresenteerd en er zullen aanbevelingen voor Europese normen en standaarden (binnen CEN/TC 178) uit worden gedistilleerd. Figuur 5 – Principe van lastoverdracht door middel van volledig gevulde voegen tussen de stenen van een verharding. De kracht die onder invloed van het verkeer in een steen optreedt, wordt door de voegvulling gedeeltelijk op de nevenliggende steen overgedragen. Een derde en laatste doelstelling is de ontwikkeling van een laboratoriumproef om de waterdoorlatendheid van gebonden voegvullingsmaterialen te meten en te beoordelen voor toepassing in waterdoorlatende bestratingen. Het OCW kan hierbij steunen op zijn jarenlange ervaring ter zake [4, 5]. Literatuur 1. Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Handleiding voor niet-chemisch(e) onkruidbeheer(sing) op verhardingen met kleinschalige elementen Aanbevelingen A 84/12, 2013 2. Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Preventief onkruidbeheer op verhardingen Dossier 10 bij OCW Mededelingen 86, 2011 3. Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen Dossier 5 bij OCW Mededelingen 77, 2008 4. Nieuwe types bestratingen voor het bufferen en infiltreren van neerslag en het ontlasten van rioleringsstelsels Overeenkomst IWT VIS-CO 020788 (2003-2007), in samenwerking met KULeuven 5. Waterdoorlatende bestratingen: een ecologische en duurzame verharding binnen het integraal waterbeleid Overeenkomst IWT TD 70499 (2008-2012) Notes de waterdoorlatendheid, aangezien de klassieke (cement- of kalkgebonden) mortels per definitie ondoorlatend zijn. Vele van de nieuwe(re) “alternatief gebonden” materialen (epoxyharsen, polymeerzand, dispersies, enz.) zijn naargelang van de hoeveelheid en het type toegepast bindmiddel, de morteldichtheid en/of andere factoren wel in meer of mindere mate doorlatend (figuur 4). In toekomstige OCW-publicaties en op onze website (www.ocw.be) houden wij u op de hoogte van de ontwikkelingen en onderzoeksresultaten. 1 Polymeerzanden zijn zogenoemde voegzanden voorgemengd met polymere (niet-epoxy)bindmiddelen die (net als klassiek voegzand) droog in de voegen moeten worden geborsteld, verdicht met een trilplaat op de stenen en nadien bevochtigd of beneveld met water tot verzadiging van de voegen, waarna deze volledig uitharden, maar onder vochtige condities toch gedeeltelijk elastisch zouden blijven. Elia Boonen 02 766 03 41 [email protected] Anne Beeldens 02 766 03 46 [email protected] Marijn Lybaert 02 766 04 12 [email protected] 9 Een evolutieve aanpak van ongevalgevoelige zones in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest Context In het kader van het Actieplan Verkeersveiligheid 2011-2020 van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest werd een samenhangend pakket van doelstellingen en concrete maatregelen voorgesteld om tegen 2020 het aantal verkeersslachtoffers met de helft te verminderen. Volgens het voornoemde actieplan is elk slachtoffer er één te veel. Voorts zijn samenwerken en verantwoordelijkheid nemen sleutelelementen om de doelstellingen te halen. Het analyseren en verbeteren van een aantal ongevalgevoelige zones is onderdeel van dit totaalpakket. Het desbetreffende onderzoek werd aan het OCW en zijn partners toegewezen. Tervurenlaan / Vorstlaan / Edmond Parmentierlaan ZACA-project Al in het voorjaar van 2004 werd een methodiek ontwikkeld om gevaarlijke punten (wegvakken en kruispunten) te detecteren. Brussel Mobiliteit wilde deze aanpak echter niet herhalen wegens enkele onvolkomenheden, te ingewikkeld en tijdrovend. Daarom kregen het OCW en zijn partners, het Belgische Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) en adviesbureau Espaces-Mobilités, de opdracht een nieuwe methode te ontwikkelen om ongevallen te prioriteren, gebaseerd op lessen uit het verleden en ervaringen elders. De methode moet voldoende steun onder de betrokken organisaties krijgen en relatief eenvoudig en reproduceerbaar zijn. Het nieuwe project is onder het acroniem ZACA (Zones À Concentration d’Accidents) in het voorjaar van 2014 van start gegaan. Het omvat drie fasen: - bepalen van dertig prioritaire ongevalgevoelige zones (ZACA’s); - analyseren van de dertig ZACA’s om de ongevalsoorzaken te achterhalen; - voorstellen van oplossingen op korte en langere termijn. Fase 1 – Bepaling van dertig ZACA’s Om de dertig ZACA’s te bepalen, is een flexibele en evolutieve methodiek ontwikkeld, die rekening houdt met kennis rond eerdere vergelijkbare toepassingen. Als eerste stap zijn de letselongevallen (2010-2013) in kaart gebracht. Vervolgens 10 Meiserplein Houba de Strooperlaan Drie gevaarlijke situaties... zijn op basis van Kernel Density Estimation (KDE), een niet-parametrische manier om de kansdichtheidsfunctie van een toevalsvariabele te schatten, zogenoemde hotspots en hotzones van verschillende grootte bepaald. Ten slotte is statistisch materiaal van een voldoende lange periode (2010-2013) geanalyseerd. In een workshop zijn verschillende selectiemethoden (ernst van ongevallen, soort van weggebruikers, enz.) besproken en konden de deelnemers door middel van een Analytic Hierarchy Process (AHP) gewichten aan de selectiemethoden toekennen. Dit resulteerde in een gewogen keuze van de selectiemethoden. Een gevoeligheidstoets toonde aan dat deze multicriteria-analyse zeer robuust was, met slechts een kanttekening bij één van de dertig ZACA’s. Ten slotte is nagegaan of de selectie zinvol was. Er is onderzocht of recentelijk werkzaamheden werden uitgevoerd of op korte termijn gepland zijn. Bij de gemeenten is gepeild naar het nut van analyse voor ZACA’s op gemeentewegen. Fase 2 – Analyse van dertig ZACA’s De dertig ZACA’s worden in het najaar van 2014 geanalyseerd door een multidisciplinair team van verkeersveiligheidsexperts, mobiliteitsexperts, planologen en ruimtelijke planners. Deze analyse vormt de basis voor de volgende fase, die ervoor moet zorgen dat de dertig ZACA’s in de toekomst niet meer op een lijst van zones met een abnormaal hoge ongevallenconcentratie voorkomen. Voor de analyse wordt een synergetische aanpak gevolgd: - met behulp van Google Streetview en diverse beschikbare plannen wordt eerst een voorbereidende desktopanalyse uitgevoerd, om een beeld van mogelijke infrastructuurgerelateerde problemen te krijgen; - aanvullend worden processen-verbaal van ongevallen uit de periode 20102013 geanalyseerd. Deze analyse geeft een indicatie van de ongevalsoorzaken, die te verifiëren zijn op het terrein; - een team met onafhankelijke experts voert een veiligheidsinspectie uit. De infrastructuur en het verkeersgedrag worden uit het oogpunt van diverse weggebruikers (voetganger, fietser, automobilist) onderzocht; - aansluitend volgt een planologisch terreinbezoek om een eerste visie voor gewenste verbeteringen op langere termijn te kunnen ontwikkelen; - divers overleg, in het bijzonder met een monitoringcomité en een begeleidingscomité, biedt de mogelijkheid tot kennisuitwisseling. Onder meer de politiezones, het openbaarvervoerbedrijf MIVB en verschillende diensten van Brussel Mobiliteit kunnen hier een belangrijke bijdrage leveren. oplossingen moeten ook in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest passen en rekening houden met onder meer de leefbaarheid en de kwetsbare weggebruikers. Fase 3 – Voorstellen van oplossingen In de laatste fase worden voorstellen gedaan om de gevaarlijke situaties in de ZACA’s te verbeteren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar realiseerbaarheid, door maatregelen op korte termijn en op lange termijn voor te stellen. Verbetering van de verkeersveiligheid is daarbij het uitgangspunt, maar de voorgestelde Hinko van Geelen 02 775 82 39 [email protected] Gerecycleerde granulaten in wegbeton Betongranulaten en zelfs meer algemeen puingranulaten worden al lang in de wegenbouw toegepast, meer bepaald in ophogingen, onderfunderingen of funderingen. Naarmate de toepassing hoger in de structuur plaatsvindt, worden wegens de hogere belastingen en de grotere impact van de omgeving strengere eisen aan het materiaal gesteld en wordt de toepassing van betongranulaat moeilijker. SB 250 laat betongranulaten echter ook in betonverhardingen of lijnvormige elementen van beton toe, mits aan bepaalde strengere eisen voldaan wordt. Dit zogenoemde ‘hoogwaardige’ betongranulaat onderscheidt zich door zijn herkomst: het betonpuin is verkregen door het breken van beton met een hoge druksterkte, wat resulteert in een hogere weerstand tegen verbrijzeling en afslijting (LAen MDE-coëfficiënt). Tevens worden strengere eisen gesteld wat gehalte aan fijne bestanddelen en variatie van de korrelverdeling betreft (zie hoofdstuk 3 van SB 250 – 7.1.1.1.B.3). Momenteel mag in beton voor toepassing als verharding of als lijnvormig element maximaal 20 % van de grove granulaten door hoogwaardig betonpuin worden vervangen. Dit is ook het percentage dat in NBN B15-001 (2012), de Belgische aanvulling op NBN EN 206-1 BetonSpecificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit, als maximaal toegestaan vervangingspercentage vermeld staat, zij het enkel voor binnentoepassingen (E0 en EI). Laboratoriumonderzoek heeft echter aangetoond dat het mogelijk is verder te gaan zonder aan betonkwaliteit in te boeten. Door de granulaten goed te monitoren en de waterhuishouding van het betonmengsel strikt te controleren, wordt het mogelijk goed beton te maken – zowel voor toepassingen in wegen of lijnvormige elementen waarbij een slipformpaver wordt gebruikt, als voor industriële vloeren en verhardingen, waarbij het beton meestal door verpomping wordt verwerkt en dus een heel andere consistentie dient te hebben. De toepassing van betongranulaten in verhardingen blijft in de praktijk echter nog beperkt. Bij de aannemers heerst enige terughoudendheid, wegens de mogelijke moeilijkheden met verwerking en duurzaamheid. Ook de betoncentrales zijn niet altijd vragende partij, gezien de extra aandacht voor waterhuishouding en de mogelijk grotere variaties in recyclinggranulaten. De waterabsorptie van betongranulaten is immers hoger dan die van natuurlijke granulaten. Idealiter worden deze granulaten op voorhand verzadigd zonder dat ze extra water in het mengsel brengen. Het is echter niet evident om de hoeveelheid water in en rond granulaten te beheersen, zeker als zij in de open lucht worden opgeslagen. Regelmatige meting van het vochtgehalte is dan ook cruciaal om een juiste w/c-factor in het beton en bijgevolg een goede verwerkbaarheid en een goede duurzaamheid van de gerealiseerde verharding te verkrijgen. Om deze innovatieve betonsoort beter ingang te doen vinden in de praktijk en om tegemoet te komen aan de vragen van betoncentrales, opdrachtgevers en aannemers, is het WTCB vorig jaar samen met enkele partners (FedBeton, FPRG, NAV) gestart met het NIB-project ‘Stortklaar beton voor de Toekomst’ (www.betonica.be/stortbeton). Dit project begeleidt in totaal vijfenveertig toepassingen van zelfverdichtend beton, vezelversterkt beton en ‘groen’ beton – dit laatste vaak omschreven als ‘beton met gerecycleerde granulaten’. Het wordt gesteund door het Agentschap Ondernemen en biedt de betrokken partijen zoals aannemers, betoncentrales, adviesbureaus en opdrachtgevers specifieke ondersteuning om deze betonsoorten in de praktijk toe te passen (zowel in de ontwerp- als in de besteks- of de uitvoeringsfase en bij monitoring). Doel is tevens de voordelen en aandachtspunten bij gebruik van deze innovatieve betonsoorten beter in kaart te brengen. 11 Het OCW is bij dit project betrokken voor de toepassing van ‘groen’ beton als verharding of lijnvormig element in de wegenbouw. Hierbij is naast de verwerkbaarheid en sterkte ook de duurzaamheid belangrijk, alsook de naleving van de toepasselijke eisen van SB 250. Realisaties Op dit moment wordt een viertal werken gevolgd, waarbij verschillende toepassingen in de wegenbouw aan bod komen. mogelijke effect van 100 % vervanging te compenseren. Tevens werd een luchtbelvormer toegevoegd, om voldoende vorst-dooiweerstand te verkrijgen. De vorst-dooiweerstand van het beton werd vooraf geverifieerd via een slab test op een proefmengsel, waarmee tevens een proefvakje werd aangelegd op het terrein van het bedrijf. De resultaten waren goed genoeg om het eigenlijke werk uit te voeren. fietspad langs de N35-N364 te Diksmuide is 700 m lijnvormig element aangelegd met beton waarin 50 % van het grove kalksteenslag vervangen werd door hoogwaardig betongranulaat (8/20). Voor de uitvoering is een slipformpaver gebruikt. De resultaten van de proeven op het verse beton voldeden aan de eisen van het standaardbestek. Een tweesporenpad in De Panne De eerste stap werd gezet door Wegenbouw De Brabandere. Dit bedrijf is op heden het enige dat gecertificeerd ‘hoogwaardig betongranulaat’ op de markt brengt. Deze hoogstaande kwaliteit wordt onder meer verkregen door aandacht voor de herkomst en dus door een goede scheiding aan de bron (vóór het breken). Voor de verbindingsweg ter hoogte van de Duinhoekstraat in De Panne-Adinkerke is gekozen voor een tweesporenpad. Dit is uitermate geschikt om zowel landbouwvoertuigen en fietsers als ruiters op een comfortabele manier van de weg gebruik te laten maken. De uitvoering is met een slipformpaver gebeurd, zonder noemenswaardig verschil met beton met natuurlijke granulaten. Na negentig dagen werd een gemiddelde druksterkte van meer dan 70 MPa verkregen (aan cilinders). De gemeten waterabsorptie was iets hoger (6,8 %), maar dit is mogelijk een gevolg van de lagere dichtheid van het beton en het absorptiegedrag van de granulaten. Een lijnvomig element langs een fietpad in Diksmuide In navolging van het proefproject in De Panne is een tweede toepassing uitgevoerd, in samenwerking met Wegenbouw De Brabandere en Aswebo. Naast een Er werd een betonsamenstelling met 100 % vervanging van de grove granulaten (8/20) door hoogwaardig betongranulaat gerealiseerd, zonder in te boeten aan de eisen gesteld in SB 250, versie 2.2. De eisen voor beton voor bouwklasse B6B7 werden gehanteerd: 52,5 MPa gemiddelde druksterkte, bepaald aan kernen na negentig dagen. Er werden een dosering van 400 kg cement/m³ beton en een w/cfactor van maximaal 0,45 toegepast – een lichte overdosering van cement, om het 12 Ter controle van de weerstand tegen afschilfering is de slab test uitgevoerd op kubussen die tijdens de werkzaamheden werden vervaardigd en op kernen die achteraf uit de elementen werden geboord. De kubussen vertonen een goede weerstand tegen afschilfering in aanwezigheid van dooizouten. Een visuele analyse van het oppervlak toont bovendien aan dat sommige van de kalksteengranulaten aangetast worden door de zoutoplossing tijdens de proef – in tegenstelling tot sommige betongranulaten, die intact blijven aan het oppervlak. Betongranulaat Aangetaste kalksteen gehalte aan fijne bestanddelen, vlakheidsindex en LA-coëfficiënt werden ook de waterabsorptie, de weerstand tegen vorstcycli, de invloed van het uitloogwater op het tijdstip van binding van het cement en het gehalte aan sulfaten en alkaliën bepaald. Het bedrijf heeft in eerste instantie eigen ITT-testen uitgevoerd, die aangaven dat de druksterkten in alle omstandigheden bereikt waren. Aanvullend is zowel de weerstand tegen carbonatatie als de vorst-dooiweerstand bepaald. De eerste resultaten voor carbonatatie geven aan dat er geen significant verschil is tussen de betonsoorten mét en zonder gerecycleerde granulaten. Wel tonen de resultaten dat het EE3-beton ‘slechter’ scoort dan het EE4-beton (wat te verwachten was, gezien de andere w/c-factor). Een bedrijfsverharding in Neder-Over-Heembeek Een laatste werk is de aanleg van een bedrijfsverharding voor de firma De Meuter Recycling. Het beton is aangemaakt bij De Kempeneer, op het naastgelegen bedrijfsterrein. Het doel was het opgebroken beton te hergebruiken als betongranulaat in het nieuwe beton. Finaal werd gekozen voor kwalitatief betongranulaat 4/20, geproduceerd door All Belgian Recycling (ABR) te Grimbergen. Voor de betonsamenstelling zijn de voorschriften van SB 250, versie 2.2 gevolgd en is gewerkt met een cementgehalte van 400 kg/m³. Betongranulaat Een toegangsweg tot een landbouwbedrijf in Oosterzele Recycling- en betoncentrale OBBC heeft dit proefproject aangewend om ervaring op te bouwen met het produceren van beton met gerecycleerde granulaten. Een specifiek aandachtspunt was het verkrijgen van een goede duurzaamheid bij hoge vervangingspercentages gerecycleerde granulaten. Er werden betonsamenstellingen voor zowel omgevingsklasse EE3 als EE4 getest en toegepast. Ook hier werd speciale aandacht besteed aan de sortering van het betonpuin vóór het breken van de granulaten. In eerste instantie werden de betongranulaten grondig geanalyseerd. Naast klassieke kenmerken zoals korrelverdeling, Het beton werd aangebracht op een toegangsweg naar een erf. Dit betekent een beperkte hoeveelheid zwaar verkeer en geen onmiddellijke blootstelling aan dooizouten, aangezien er op de weg zelf niet gestrooid wordt. De weg werd handmatig aangelegd, tussen vaste bekisting. De betonspecie werd met trilnaalden verdicht. Als oppervlakafwerking werd het beton op verzoek van de klant gevlinderd. Dit vormde een extra uitdaging voor de waterhuishouding, omdat het beton iets meer water diende te bevatten om het vlinderen mogelijk te maken. Een deel werd ook gebezemd uitgevoerd. Enkel in dit laatste deel is een luchtbelvormer aan het beton toegevoegd. Uitgangspunt was een EE4; C35/45betonsamenstelling met een verhoogd cementgehalte (380 kg/m³). Naast een vervangingspercentage van 30 % is ook 100 % vervanging van het grove granulaat toegepast. Aansluitend hierbij zijn een EE3- (360 kg cement/m³) en een EE4A-betonmengsel geproduceerd, beide met een sterkteklasse C30/37. De w/cfactor van elke samenstelling lag zo dicht mogelijk bij de maximaal toegestane waarde (0,45 en 0,50). Er werd een onderscheid gemaakt tussen de verharding rondom het gebouw en de werkvloer binnen in het gebouw: in het buitenbeton werd luchtbelvormer toegepast, in het binnenbeton niet. Voor de buitentoepassing is gestreefd naar een luchtgehalte van 4 %. Alle vakken werden uitgevoerd met ‘vloeibaar’ (verpompt) beton en afgewerkt door verdichting met trilnaalden en afstrijken van het oppervlak. Een aantal vakken werd ook gevlinderd. 13 3,0 de lager belaste bouwklassen: massaverlies < 1,5 kg/m² voor wegen van klasse B1B5 en < 3 kg/m² voor wegen van klasse B6-B10 na achtentwintig cycli. De weerstand tegen afschilfering wordt sterk beïnvloed door de samenstelling (cementgehalte, w/c-factor, zandsoort en -hoeveelheid) en vooral het luchtgehalte van het beton. Aantasting (g/dm²) 2,5 0 Aangezien de proeven momenteel nog lopen, is het te vroeg om sluitende con- Slump 160 120 160 Luchtgehalte 3,1 4,6 8,0 57,1 MPa 40,7 MPa 41,1 MPa Gemiddelde kubusdruksterkte na 28 dagen 50 % Tabel 1 − Eigenschappen van verse en verharde proefbetonmengsels met luchtbelvormer 14 50%-3 0 Besluit 30 % 50%-2 0,5 De resultaten van de vorst-dooiproef (slab test) tonen aan dat de weerstand tegen afschilfering voldoende is, ook al is de waterabsorptie soms aan de hoge kant. Dit is mogelijk een gevolg van de verminderde dichtheid van het materiaal door het gebruik van betonpuin. Een visuele analyse van het oppervlak van de proefstukken na het doorlopen van de vorst-dooicycli toont aan dat de betongranulaten in het geval van hoogwaardig betongranulaat minder worden aangetast dan de gebruikte kalksteengranulaten. 0% 50%-1 1,0 Verschillende proeven ter bepaling van de duurzaamheid van dit beton zijn nog aan de gang. Algemeen kan echter worden gesteld dat het mogelijk is goed beton te verkrijgen dat voldoet aan de eisen in het standaardbestek, mits een voldoende hoog cementgehalte wordt toegepast en de waterhuishouding nauwlettend in het oog wordt gehouden. Vervangingspercentage grof granulaat (4/20) 0%-3 30%-3 1,5 Resultaten De eerst aangemaakte proefmengsels werden tevens op vorst-dooiweerstand beproefd, volgens de slab testmethode. De invloed van het luchtgehalte is duidelijk zichtbaar (zie de grafiek): hoe hoger het luchtgehalte, hoe beter de weerstand maar hoe minder de druksterkte. Toch is ook een invloed van het gebruik van betongranulaat merkbaar: het monster met 30 % vervangingspercentage heeft een hogere aantasting (schilfert meer af ) dan het referentiemonster, ondanks het hogere luchtgehalte. Het beton voldoet echter aan de eis van SB 250, versie 3.1 voor 0%-2 30%-2 2,0 Ook bij de uitvoering werden monsters genomen, waarop vervolgens verschillende duurzaamheidsproeven zijn verricht. Vóór de werkzaamheden werden proefmengsels gemaakt, met vervangingspercentages variërend van 0 tot 50 % (met luchtbelvormer) en 100 % (zonder luchtbelvormer). Daarbij is bij een verhoging van het vervangingspercentage een duidelijk verschil in druksterkte gemeten, zoals te zien is in tabel 1. Het is echter ook zo dat het luchtgehalte in dit geval sterk verhoogd was, wat natuurlijk ook aan de basis ligt van de lagere sterkte. 0%-1 30%-1 10 20 30 40 50 Aantal cycli clusies te trekken. Gedetailleerder besluiten zullen in een volgende publicatie worden meegegeven. Algemeen kan worden gesteld dat toepassing van betongranulaten zelfs bij hogere vervangingspercentages geen uitvoeringsproblemen geeft, mits de waterhuishouding goed gevolgd wordt. Het is ook van belang te beseffen dat betongranulaat niet altijd hetzelfde is. De herkomst (hogesterktebeton, wegentoepassingen of niet-dragende elementen in gebouwen), de manier van breken (eenmaal of tweemaal), het al dan niet wassen en de wijze van opslaan (overdekt of niet overdekt) zijn allemaal van invloed op de uiteindelijke kwaliteit van het betongranulaat. Beter in de hand houden van deze parameters betekent dan ook een betere homogeniteit van het betongranulaat en bijgevolg een betere controle van het betonmengsel. De toepassingen die gevolgd werden, tonen aan dat het inderdaad mogelijk is verder te gaan dan 20 % vervanging, maar dat goede monitoring en mogelijk een aanpassing van de betonsamenstelling nodig zijn. De resultaten wijzen op duurzaam beton. De aanbrenging van betonverhardingen of lijnvormige elementen met ‘groen’ beton vergt geen extra wijzigingen, mits in de betoncentrale een goede verwerkbaarheid wordt verkregen. Vooruitzichten De resultaten van de verschillende mengsels zullen worden geanalyseerd om tot meer algemene besluiten te komen aangaande de toepassing van betongranulaten in de wegenbouw. Ook zullen de toepassingen die hebben plaatsgevonden verder in de tijd worden gevolgd, om het gedrag onder invloed van temperatuurvariaties en verkeer op langere termijn te onderzoeken. 60 Daarnaast start ook een prenormatief onderzoek om de gewijzigde aanbevelingen van de EN 206-normen te evalueren. De nieuwe versie van EN 206 staat voor sommige toepassingen (en dus omgevingsklassen) hogere vervangingspercentages toe. Hierbij wordt zowel naar de praktische uitvoerbaarheid als naar de duurzaamheid van het beton gekeken. Dit project is op 1 november 2014 gestart en loopt voor een periode van twee jaar. Naast een analyse van de beschikbare puingranulaten (beton en metselwerk) zullen de eigenschappen van vers en uitgehard beton met verschillende vervangingspercentages worden getest, zowel voor binnentoepassingen (omgevingsklasse EE3: wanden, balken, vloerelementen, enz. in gebouwen) als voor buitentoepassingen zonder dooi- Dit artikel werd gedeeltelijk opgesteld in het kader van het project 'Stortkaar beton voor de toekomst', met steun van Vlaanderen in Actie (ViA) en het Agentschap Ondernemen. Meer informatie over dit project is beschikbaar op www.betonica.be/stortbeton. Foto’s © Jeroen Vrijders en @ De Brabandere (behalve detailfoto met granulaten) Anne Beeldens 02 766 03 46 [email protected] zouten (bedrijfsterreinen, enz.) en buitentoepassingen met dooizouten (lijnvormige elementen, bedrijfsterreinen en toegangswegen). Dit project is een gezamenlijk initiatief van de collectieve centra WTCB, OCCN en OCW. Jeroen Vrijders (WTCB) 02 655 77 11 [email protected] FEHRL viert vijfentwintigjarig bestaan in OCW-vestiging te Sterrebeek Kort na ons tijdschrift heeft nu ook FEHRL (het Forum of European National Highway Research Laboratories) zijn vijfentwintigjarige bestaan gevierd. Het deed dit op 13 november laatstleden in het auditorium van het OCW te Sterrebeek, met een middagevenement FEHRL 25th Anniversary: A great support to Research on Road Infrastructures and Beyond. Een negentigtal stakeholders, partners en medewerkers van bij FEHRL aangesloten instituten was op deze belangrijke bijeenkomst aanwezig. Thierry Goger, secretaris-generaal van FEHRL, trad als moderator op. In zijn inleiding tot de twee sessies lichtte hij het opzet van het evenement toe: een balans opmaken van wat FEHRL de afgelopen vijfentwintig jaar heeft doorgemaakt en bereikt, en vooruitblikken naar de toekomst. Sessie 1 – Vijfentwintig jaar gedreven onderzoek in verband met weginfrastructuur in Europa en daarbuiten Deze sessie omvatte een aantal korte presentaties door belangrijke FEHRL-leden en stakeholders over de hoogtepunten in de afgelopen kwarteeuw. Ann Vanelstraete, hoofd van de afdeling Asfaltwegen en andere bitumineuze toepassingen in het OCW en researchcoördinator bij FEHRL, heette de aanwezigen van harte welkom namens Claude Van Rooten, directeur-generaal van het OCW en oud-voorzitter van FEHRL, die door ernstige familieomstandigheden verhinderd was. Zij benadrukte het engagement van het OCW in FEHRL – onder meer als stichtend lid en door het huisvesten van het FEHRL-secretariaat in zijn kantoren te Brussel. Tevens onderHet FEHRL-team van het eerste uur in Crowthorne (oktober 1989) streepte zij het toenemende belang van Europese onderzoeksinstellingen bij het FEHRL en de nood aan een gemeentoenmalige TRRB (Transport and Road Reschappelijke visie in een innovatief Eusearch Laboratory) in Crowthorne (Verropa. enigd Koninkrijk), waarop de naam werd gekozen en de doelstellingen werden beStefan Strick, voorzitter van BASt (de paald (zie OCW Mededelingen 5, blz. 6Bundesanstalt für Straßenwesen – Duits7), is FEHRL uitgegroeid tot een Europees land) en huidig voorzitter van FEHRL, en internationaal erkende organisatie blikte terug op de belangrijkste verwevoor grensoverschrijdend collectief onzenlijkingen van FEHRL en de meerderzoek met betrekking tot weginfrawaarde die de organisatie heeft gebracht. structuur. Sinds de eerste vergadering met dertien 15 Als hoogtepunten in deze evolutie vermeldde hij onder meer het SERRP (Strategic European Road Research Programme), dat ondertussen aan zijn vijfde editie (2011-2016) toe is; de bijdragen aan de SRA (Strategic Research Agenda) van ERTRAC (de European Road Transport Research Advisory Council); de betrokkenheid bij en het opzetten van coöperatieve onderzoeksprojecten (waarvan sommige met financiële steun van de Europese Unie); de deelname aan de Annual TRB Conference (Transportation Research Board, Verenigde Staten - sinds 2006); en de recente blikvangers Forever Open Road en Infravation (www.infravation.net). Rode draad door zijn betoog was de menselijke factor in de internationale samenwerking tussen en uitwisseling van hooggeschoolde, ervaren deskundigen. Patrick Malléjacq, directeur Europese en internationale aangelegenheden bij IFSTTAR (het Institut français des sciences et technologies des transports, de l'aménagement et des réseaux – Frankrijk), keek namens Jean-Bernard Kovarik, adjunctdirecteur-generaal bij DGITM (de Direction générale des infrastructures, des transports et de la mer – Frankrijk) en voorzitter van het managementcomité voor TRA2014, terug op deze recente uitgave van de Transport Research Arena Conference. Onder het motto Innovate Mobility, Mobilise Innovation, en met steun van de Europese Commissie, CEDR (zie verderop), ERTRAC, ERRAC (de European Rail Research Advisory Council) en WATERBORNE TP trok dit evenement ongeveer 2 800 deelnemers, onder wie 90 % Europeanen, uit zesenvijftig landen. Circa 60 % van de zowat 650 mondelinge en posterpresentaties op de 130 sessies handelde over wegen en wegtransport; de rest was aan de andere vervoerwijzen gewijd. FEHRL leverde een belangrijke inbreng door informatie over TRA2014 te verspreiden en deskundigen af te vaardigen. Belangrijke aandachtspunten bij de gunstige beoordeling door de aanwezige stakeholders waren multimodale mobiliteit in de huidige levensstijl, bouw en onderhoud van transportinfrastructuur, nieuwe energiebronnen voor alle vervoerwijzen, en slimmer en innovatief stedelijk vervoer. Volgende afspraak: TRA2016 in Warschau (Polen). Steve Phillips, secretaris-generaal van CEDR (de Conference of European Directors 16 of Roads), belichtte namens Skriamantas Skrinskas, directeur van de Litouwse wegenadministratie en oud-voorzitter van CEDR, de samenwerking tussen FEHRL en de Europese wegendirecteuren. Deze begon in 1993 met de toenmalige WERD/DERD (Western European Road Directors/Deputy European Road Directors). Zij was aanvankelijk op de infrastructuur zelf gericht, maar werd gaandeweg tot andere gebieden (waaronder telematica) uitgebreid. Door het ondersteunen van aanvullende onderzoeksprogramma’s (boven op de nationale) zoals ERA-NET ROAD (www.eranetroad.org), het CEDR Transnational Road Research Programme en Infravation probeert de organisatie het onderzoek op een professionele internationale leest te schoeien, zodat het innovaties aanreikt die effectief en snel algemeen ingang kunnen vinden – en dus niet alleen bij de landen of de deskundigen (in-crowd) die bij het onderzoek betrokken waren. In plaats van in een rapport kunnen bevindingen uit onderzoek dan bijvoorbeeld in een ontwerpgids worden gegoten, die concrete diensten kan bewijzen bij het uitschrijven van overheidsopdrachten of bij standaardisatie of harmonisatie. Als belangrijkste uitdagingen voor CEDR in de toekomst zag Steve Phillips het onderhoud van de weginfrastructuur (techniek en financiering), multimodaliteit en comodaliteit (afstemming met andere vervoerwijzen), klimaatverandering en ITS (intelligente transportsystemen). CEDR zal bijgevolg steeds meer de overstap moeten maken van loutere beheerder van infrastructuur tot aanbieder van mobiliteit. De organisatie wil een betrouwbare stakeholder zijn en in die hoedanigheid tot nog meer samenwerking komen met andere betrouwbare stakeholders zoals FEHRL. Manfred Haider, hoofd van de Business Unit van AIT (het Austrian Institute of Technology) en voorzitter van de researchcoördinatoren van FEHRL, ging nader in op het belang van samenwerking als hefboom voor onderzoek in wegen en transport. Als vereniging van meer dan veertig organisaties in en buiten Europa die op FEHRL-leden en –associates anno 2014 publiek dienstbetoon zijn gericht en in wisselende mate banden hebben met nationale wegbeheerders, is FEHRL uitgegroeid tot toonaangevende supranationale organisatie voor wegenresearch in Europa. Het heeft een netwerk uitgebouwd waarin onderzoekers van verschillende instituten efficiënt samenwerken, op basis van wederzijds vertrouwen en begrip. Het neemt het voortouw bij projecten en initiatieven, en geeft mee inhoud aan de SRA van ERTRAC en aan ERA-T (de European Transport Research Area). FEHRL vormt een draaischijf voor wegenonderzoekers in Europa: het verschaft hen gemakkelijke toegang tot onderzoeksfaciliteiten, brengt hen in contact met deskundige partners voor supranationale projecten en biedt mogelijkheden voor opleiding en kennisuitwisseling. Voor de toekomst is het zaak de relaties en samenwerking met andere Europese organisaties verder uit te bouwen, zich toe te leggen op vervoerwijze-overschrijdende (cross-modal) infrastructuur en aandacht te blijven besteden aan de infrastructurele aspecten bij het aangaan van uitdagingen voor de toekomst zoals klimaatverandering, verstedelijking en naadloos en geautomatiseerd personen- en goederenvervoer. Sessie 2 – Ontwikkelingen in toekomstperspectief Sinds het begin van de vorige eeuw zijn op korte tijd grote veranderingen opgetreden. Als voorbeelden vermeldde Thierry Goger de massaproductie in de jaren na het ontwerp van de Ford T (vijftien miljoen exemplaren tussen 1908 en 1927), de ontwikkeling van de luchtvaart na de opening van de eerste internatio- nale lijn in 1919 en, zeer recentelijk, de razendsnelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie met als exponent de gsm, waarvan er inmiddels meer op aarde zijn dan mensen. Zijn wij klaar voor al deze ontwikkelingen? Bob Collis, directeur infrastructuur bij TRL (het Transport Research Laboratory – Verenigd Koninkrijk) en lid van het Executive Committee van FEHRL, presenteerde de toekomstvisie van FEHRL, belichaamd in de boegbeeldprogramma’s Forever Open Road en Forever Open Road, Rail, River and Runway (FORx4). genoot Keir Fitch van de onderafdeling Research and Innovative Transport Systems de sleutelrol die weginfrastructuur voor de toekomst van de mobiliteit in Europa vervult. Het algemene kader voor het beleid van de Europese Commissie ter zake is vastgelegd in het Witboek “Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem” van 2011. Een geïntegreerde vervoersruimte, met een goed vervoerssysteem en logistieke ketens die de steden leefbaarder maken, is van levensbelang voor de economie. Wegen vormen een zeer belangrijk onderdeel van de infrastructuur die daarvoor nodig is. 1st Century FEHRL’s Flagship Programme Foreven Open Road werd een achttal jaren geleden gelanceerd en schetst een visie op hoe onze bestaande ideeën en innovaties op het vlak van infrastructuur, voertuigtechnologie en ITS kunnen worden verenigd in een concept voor een aanpasbare (adaptable), geautomatiseerde (automated) en klimaatbestendige (resilient) “weg van de vijfde generatie” (na de onverharde weg, de verharde weg, de “effen” weg en de autosnelweg), dat onze strategie voor de uitbouw en verbetering van ons wegennet in de toekomst gaat bepalen. Het programma gaf inmiddels aanleiding tot tal van projecten in Europa en leverde stof voor een bekroonde bijdrage aan het PIARC-wereldwegencongres in Mexico. Het FORx4-programma bouwt Forever Open Road uit tot een visie op een vervoerwijze-overschrijdend transportsysteem voor Europa, waarin de reiziger als klant centraal staat (betrouwbare totale reistijden, toegang tot het hele net, tarievensysteem voor de hele reis, enz.) en nagegaan wordt hoe het geheel kan worden bestuurd (governance) en hoe de communicatie (interactieve reisplanning, mobiele communicatie, realtime-informatie, enz.) moet worden georganiseerd. Torsten Klimke, hoofd van de onderafdeling Maritime Transport and Logistics van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer (DG-MOVE) van de Europese Commissie, belichtte namens zijn ambt- In de komende jaren moet worden gestreefd naar betere interconnectiviteit tussen vervoerwijzen, betere prognose en planning van het infrastructuursysteem, onderhoud en waar nodig verbetering van de infrastructuur, betere grensonverschrijdende samenwerking en hogere prestatieniveaus – en moet dit alles betaalbaar blijven. Horizon 2020, het nieuwe Europese financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie (http://ec.europa.eu/programmes/ horizon2020/en/what-horizon-2020), moet het makkelijker maken voor onderzoekers en instellingen om financiering te verkrijgen en om daartoe goede ideeën op de markt te brengen. Daarbij moeten nationale en Europese financiering beter op elkaar worden afgestemd. Het onderzoek dat vereist is om tegen 2030 een hoog presterend, veilig en klimaatbestendig TERN (Trans-European Road Network) uit te bouwen, moet zich toeleggen op beslissingshulpsystemen, betere modellering en simulering, vervoerwijze-overschrijdende infrastructuurplanning, betere interactie tussen voertuig en infrastructuur, en standaardisatie. Dit onderzoek kan enkel slagen als alle partijen – publiek en privaat, nationaal en Europa – daartoe samenwerken. De Europese Commissie vertrouwt erop dat FEHRL daarin een sleutelrol kan spelen. Gunter Zimmermeyer, ondervoorzitter van DVW (de Deutsche Verkehrswacht) en voorzitter van EUGT (de European Research Group on Environment and Health in the Transport Sector), zocht naar sleutelelementen voor succes in door de industrie gedragen transportonderzoek. Als voorbeeld verwees hij naar de goede, gezonde samenwerking op dat vlak tussen BASt en de Duitse industrie. Anders dan in de meeste landen nemen de budgetten voor onderzoek en ontwikkeling in Duitsland aanzienlijk toe; zo werd het voorbeeld gegeven van de Duitse autoindustrie. Er is behoefte aan nog betere coördinatie, om meer te halen uit het onderzoek van de industrie en de investeringen van de overheid. Zo zou het beleid (inclusief wetgeving) ernaar moeten streven om tegen 2020 één miljoen elektrische voertuigen in Duitsland te hebben. Intelligente technologie met sensoren en detectoren in en rond het voertuig moet de rijtaak van de weggebruiker verlichten en de kans op bestuurdersfouten verkleinen, waardoor er minder verkeersdoden vallen. In de betere communicatie tussen beleidsmensen en industrie die nodig is om dit waar te maken, is zeker een rol voor FEHRL weggelegd. Georgia Aifadopoulou, adjunct-directeur van HIT (het Helenic Institute of Transport – Griekenland) prees FEHRL namens haar directeur Geoges Giannopoulos, voorzitter van ETRA (de European Transport Research Alliance), voor het realiseren van efficiënte samenwerking tussen mensen in een win-winomgeving. Er is behoefte aan meer marktoverschrijdende samenwerking tussen verenigingen die hetzelfde doel nastreven en een planmatige aanpak is daarbij een must (“failing to plan is planning to fail”). Praktijkvoorbeelden van dergelijke samenwerking zijn ECTRI (de European Conference of Transport Research Institutes) en ETRA, die meebouwen aan ERA-T. De aanzet voor de stichting van ETRA (Brussel, 20 september 2012) werd in 2008 al gegeven met de ondertekening van de zogenoemde verklaring van Lyon door de voorzitters van vijf Europese verenigingen voor transportonderzoek, waaronder ECTRI en FEHRL. In de eerste twee werkjaren zijn al bemoedigende resultaten bereikt, waaronder bilaterale contacten met TRB (de Transportation Research Board – Verenigde Staten). Debra Elston, directeur onderzoek, technologie en innovatiemanagement bij FHWA-TFHRC (het Turner-Fairbank Highway Research Center van de Federal Highway Administration – Verenigde Staten) bracht namens Michael Trentacoste, medebestuurder onderzoek, ontwikkeling en technologie en directeur van FHWATFHRC, verslag uit over hoe de samenwerking tussen FEHRL en FHWA van een conceptuele overeenkomst tot tastbare realisaties is geëvolueerd. 17 Na een aftasting in 2008 van de mogelijkheden voor onderzoek in internationaal samenwerkingsverband werd FHWA in 2009 een associate van FEHRL. Op 13 juli 2011 werd tussen beide organisaties een memorandum van overeenstemming (memorandum of understanding, MoU) ondertekend om een gemeenschappelijk, transparant coördinatie- en communicatieplatform op te richten voor de uitwisseling van expertise en ervaring om in de huidige en toekomstige behoeften aan onderzoek en technologie voor het wegtransportsysteem te voorzien. Om dit memorandum efficiënt uit te voeren, werden twee financieringsmechanismen in het leven geroepen: een cooperative agreement dat FHWA in staat stelt bij te dragen aan FEHRL-onderzoeksprojecten die relevant zijn voor de Verenigde Staten en een Pay.gov System dat het omgekeerde mogelijk maakt. Voorbeelden van projecten en initiatieven die voor wederzijdse samenwerking in aanmerking komen, zijn de Annual US Study Tours (sinds 2010), MIRIAM (rolweerstand – http://miriam-co2.net/), Crash Modification Factors (http://safety.fhwa. dot.gov/tools/crf/resources/cmfs/intro.cfm), Infravation, ERA-NET Plus (http://cordis. europa.eu/fp7/coordination/aboutera_en.html), Ecolabel (www.ecolabel.be) en DURABROADS (www.durabroads.eu). Verwacht wordt dat een en ander toegang zal verschaffen tot informatie over hedendaagse technologieën en praktijken die wereldwijd worden toegepast en dat dit afzetmogelijkheden zal bieden voor innovatieve producten die door de industrie zijn ontwikkeld. Hélène Jacquot Guimbal, directeur-generaal van IFSTTAR (Frankrijk) en ondervoorzitter van FEHRL, sprak het slotwoord uit, met een vooruitblik op de komende vijfentwintig jaar FEHRL. Klimaatverandering, economische randvoorwaarden en sociale verwachtingen zullen de behoeften aan en mogelijkheden tot collectief onderzoek (ook buiten Europa) bepalen. Samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en industriële partners zal daarbij essentieel zijn, om de resultaten van onderzoek en innovatie naar de praktijk te laten doorvloeien. 18 Memorandum van overeenstemming Een hoogtepunt van deze FEHRLviering vormde de ondertekening van een MoU (memorandum of understanding) met stakeholder CEDR. Onder de titel Innovating and implementing leggen de twee organisaties hierin vast hoe zij tot een vlottere en efficiënter toepassing van innovaties uit collectief onderzoek willen komen. Stefan Strick, voorzitter van FEHRL, en Simon Grima, voorzitter van CEDR, bij de ondertekening van het MoU Nieuwe OCW-brochure presenteert activiteiten, huidige zorgpunten en uitdagingen voor de toekomst Om als innovatief wegenresearchcentrum samen met onze partners op de uitdagingen in een volop veranderende samenleving te anticiperen, laat het OCW zijn visie, aandachtspunten en activiteiten mee evolueren met de noden van de wegenbranche. Internationale samenwerking is één van de speerpunten om kennis te delen en de Belgische professionals deel te laten hebben aan toonaangevende projecten. Daarom presenteerde het Centrum naar aanleiding van de vijfentwintigste verjaardag van FEHRL in een nieuwe Engelstalige brochure een bloemlezing van zijn activiteiten, huidige zorgpunten en uitdagingen voor de toekomst. Deze nieuwe publicatie kan van onze website (www.ocw.be) worden gedownload. Ze kan ook kosteloos bij het OCW worden aangevraagd ([email protected]). Dé grote uitdaging wordt de ontwikkeling van een geheel geïntegreerd transportsysteem, waarmee gemakkelijk en kosten- en milieuvriendelijk met verschillende vervoerwijzen van punt A naar punt B kan worden gereisd. Deze ontwikkeling dwingt tot een holistische aanpak in onderzoek en innovatie, terwijl onderzoekers toch meestal in specifieke vakgebieden (materialen, veiligheid, menselijk gedrag, enz.) gespecialiseerd zijn. Netwerken met deskundigen in zusterverenigingen en brancheoverschrijdende expertise worden dus meer dan ooit noodzakelijk. Met de stichting van ETRA op basis van de verklaring van Lyon (zie hierboven) is alvast de toon gezet voor samenwerking tussen verenigingen en voor een stevige inbreng in het transportbeleid van de Europese Commissie. Aan het slot van deze tweede sessie werd nog hulde gebracht aan enkele deskundigen met een lange staat van dienst in FEHRL: Dirk Gorlé (België), Georges Pilot (Frankrijk) en Govert Sweere (Nederland), die zijn pensioen aankondigde. 12e Internationaal betonwegensymposium Innovative solutions –- Benefiting society 23-26 september 2014 – Praag Het 12de internationale betonwegensymposium vond plaats in Praag, van 23 tot 26 september. Meer dan vierhonderd aanwezigen uit eenenveertig landen namen deel. In de proceedings zijn honderddertig gereviewde artikels gepubliceerd. De inzendingen werden in vier thema’s verdeeld: duurzame wegen, oplossingen voor stedelijke gebieden, ontwerp en uitvoering, en onderhoud en herstelling. In zijn openingstoespraak wees Jerry Voigt op het belang van innoverende oplossingen. Door de opdrachtgevers en gebruikers tegemoet te treden met concrete oplossingen worden opportuniteiten gecreëerd. Industriële concurrentie is een belangrijke stap naar verandering in het beleid, door steeds het hoogste investeringsrendement te waarborgen en door te zoeken naar innovatieve methoden en oplossingen. Een gedetailleerd overzicht van het programma is te vinden op de website van het symposium (www.concreteroads2014.org/en/final-programme). Hierna worden telkens de belangrijkste onderwerpen aangehaald. Duurzame wegen Beton kan als een duurzame wegverharding worden beschouwd, niet alleen wegens de lange levensduur, het beperkte onderhoud en de goede inpassing in de omgeving, maar ook omdat het volledig in nieuw beton kan worden gerecycleerd. Beton van opgebroken wegen kan worden hergebruikt als hoogwaardig betongranulaat en kan bijgevolg ook worden toegepast als grof granulaat in nieuw beton voor wegen, zonder grote veranderingen in de eigenschappen teweeg te brengen. Ook het aspect geluid is aan bod gekomen; zo is onderzoek verricht naar nieuwe methoden voor oppervlakbehandeling zoals fijnfrezen en grinden. Concrete toepassingen tonen aan dat het rolgeluid sterk kan worden verlaagd. Vanuit België zijn de luchtzuiverende eigenschappen van fotokatalytisch beton en coatings toegelicht aan de hand van verschillende proefprojecten, waaronder de toepassing in de Leopold II-tunnel en in tweelaags beton op verschillende industrieterreinen. ton als in platenbeton uitgevoerd, vormden het onderwerp van verschillende presentaties. Daarnaast werd esthetisch beton voor stedelijke omgevingen toegelicht. Een mooi overzicht van de verschillende mogelijkheden voor oppervlakafwerking en samenstelling werd gebundeld om zo de keuze voor pleinen, wegen en voetgangerszones te vereenvoudigen. Ontwerp en uitvoering Hier konden drie grote rubrieken worden onderscheiden: toepassingen in doorgaand gewapend beton, belang van voegen en positionering van deuvels voor grotere pleinen met platenbeton, en geoptimaliseerde samenstelling voor duurzaam beton. Bij DGB is in België een belangrijke innovatie ingevoerd, namelijk het aanbrengen Oplossingen voor stedelijke gebieden Bij de stedelijke toepassingen is veel aandacht besteed aan het ontwerp en de aanleg van tram-busbanen (zie tekening). Een goede opbouw en materiaalkeuze maken het mogelijk een duurzame constructie aan te leggen, die zowel het zware tramverkeer als het busverkeer aankan en bovendien een mooie integratie in de stad mogelijk maakt door bijvoorbeeld gebruik te maken van gekleurd beton in de bovenlaag, al dan niet gecombineerd met uitwassen. Ook rotondes, zowel in doorgaand gewapend be- 19 van een korte zaagsnede aan één zijde van de betonstrook, om het scheurpatroon in de hand te houden en clustervorming met mogelijk verhoogd risico op punch-out te vermijden. De eerste toepassingen zijn met succes uitgevoerd, waarna deze methode ook in de nieuwe versie van SB 250, versie 3.1 is opgenomen. Naast het belang van goede samenstelling, juist type en dito hoeveelheid zand, voldoende cement en correcte hoeveelheid water werd ook het verband tussen de toepassing van luchtbelvormer en de duurzaamheid van beton nagegaan, evenals de relatie met de verwerkbaarheid van de betonspecie en het uiteindelijke luchtbellengehalte. Onderhoud en herstelling Onder dit laatste thema zijn verschillende technieken aan bod gekomen, zoals grinden ter verbetering van de oppervlaktextuur, snelhardend beton, het herstellen van betonwegen met geprefabriceerde platen en toepassing van de ultrasone tomograaf – niet enkel voor diktecontrole van nieuwe wegen, maar ook voor een goede analyse bij geconstateerde schade. Bekroonde papers Het symposium heeft naar gewoonte ook twee papers bekroond. De titel van beste technische paper ging naar “Towards a standardized design structure for concrete tramways in Flanders” door Filip Flement (van De Lijn). De prijs voor beste marketingpaper was voor Leif Wathne met zijn paper “Pavement type selection: what is the ideal process?”. Het symposium is succesvol beëindigd met dank aan alle deelnemers en met de aankondiging van het volgende symposium in 2018 in Duitsland. Anne Beeldens 02 766 03 46 [email protected] Informatievoormiddagen over voetgangerstoegankelijkheid in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest 2 en 16 oktober 2014 – Sterrebeek In nauwe samenwerking met het OCW heeft Brussel Mobiliteit in juni 2014 een cahier over voetgangerstoegankelijkheid gepubliceerd. Deze nieuwe publicatie past in het Voetgangersvadecum van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en geeft richtlijnen voor de inrichting van voor iedereen toegankelijke openbare ruimte in het Gewest. Op vraag van Brussel Mobiliteit heeft het OCW twee informatievoormiddagen georganiseerd, om de nieuwe richtlijnen voor te stellen en ervoor te zorgen dat ze 20 voortaan bij elk project voor de (her)aanleg van openbare ruimte in het Gewest worden gevolgd. De sessies vonden plaats in het auditorium te Sterrebeek op 2 oktober (in het Frans) en 16 oktober (in het Nederlands) 2014. In totaal tekenden meer dan honderdveertig deelnemers uit diverse vakgebieden (medewerkers van Brussel Mobiliteit, Brusselse gemeenten, openbaarvervoerbedrijf MIVB, Beliris, wegenbouwbedrijven, verwante organisaties uit de sector, enz.) present. Eerst werden de technische richtlijnen uit het nieuwe cahier voorgesteld. Namens het OCW gaven Olivier Van Damme (Franstalige sessie) en An Volckaert (Nederlandstalige sessie) een lezing, waarin ze dieper ingingen op de twee hiernavolgende begrippen. - Universal Design of Design for all Dit fundamentele begrip houdt in dat het comfort van personen met beperkte mobiliteit (PBM) het uitgangspunt van elk project voor (her)aanleg van openbare ruimte moet zijn. Tot nog toe werd de bestaande infrastructuur plaatselijk aangepast, om ze voor iedereen toegankelijk te maken. Voortaan moet de toegankelijkheid voor iedereen van bij het ontwerp worden meegenomen. Deze aanpak is zowel uit financieel als sociaal oogpunt voordelig. - 1/3 van de Belgische bevolking is beperkt in haar mobiliteit! Niet alleen gehandicapten worden als personen met beperkte mobiliteit beschouwd, maar ook kinderen, zwangere vrouwen, bejaarden, personen die een kinderwagen voortduwen of be- pakt zijn (handkoffer, colli), enz. Verwacht wordt dat dit aandeel de komende jaren nog zal stijgen, onder meer door de vergrijzing van de bevolking. Tijdens het tweede, praktijkgerichte deel werd de toepassing van de richtlijnen op het terrein belicht. Benjamin Bon van het Franse adviesbureau Nerios Ascaudit (Franstalige sessie) en Marjolein de Jong van het Belgische adviesbureau Timenco (Nederlandstalige sessie) presenteerden het Toegankelijkheidsplan voor de wegen en de openbare ruimten in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (PAVE). Gespreid over vijf jaar heeft PAVE als doel een uitvoerige inventaris op te maken van de toegankelijkheid van 3 600 km gewest- en gemeentewegen, als middel om geleidelijk en gecoördineerd het grondgebied van het Gewest voor iedereen toegankelijk te maken. Met talrijke beelden en video’s belichtte Nino Peeters van de vzw Passe le message à ton voisin ter afsluiting van elke sessie het belang van de naleving van de richtlijnen voor het welzijn van alle voetgangers. Cahier 4 Voetgangerstoegankelijkheid van het Voetgangersvadecum van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en de presentaties op de informatievoormiddag van 16 oktober 2014 kunnen van de OCW-website (www.brrc.be/ocw/n10d11.php) worden gedownload. Olivier Van Damme 010 23 65 13 [email protected] An Volckaert 010 23 65 48 [email protected] Goede drainage voor duurzame wegen – OCW presenteert Handleiding voor de bescherming van wegconstructies tegen de inwerking van water 21 oktober 2014 – Sterrebeek Na de lunch presenteerden drie sprekers van buiten het Centrum, allen lid van de werkgroep die de handleiding heeft opgesteld, casestudies in verband met wegendrainage en wateropslag. Op 21 oktober 2014 woonde een honderdtal deelnemers de studiedag bij die het OCW in zijn auditorium te Sterrebeek organiseerde om de nieuwe publicatie Handleiding voor de bescherming van wegconstructies tegen de inwerking van water (A 88/14) voor te stellen. Elke deelnemer ontving een exemplaar van de nieuwe Regen Verdamping Kruinsloot Infiltratie in de constructie Afs tro min g Afs tro min g m tro Afs Afv o ing er handleiding en een lezingenbundel met de presentaties in zijn taal. De studiedag werd ‘s morgens ingeleid met een algemeen overzicht van de handleiding, gevolgd door drie uiteenzettingen over voorzieningen voor waterafvoer, drainage van het weglichaam, bescherming van onverharde en verharde weggedeelten en aanbrenging van geo kunststoffen. Bernard Dethy gaf in zijn lezing concrete voorbeelden van onstabiele taluds en problemen met uitspoeling. Frank Theys focuste op de duurzaamste oplossingen voor het ontwerp van drainagesleuven en -lagen. Hij lichtte de technische voorschriften voor geokunststoffen (PTV 829) en de aandachtspunten bij de aanbrenging toe. INGRAVING Afs t Verticale infiltratie rom ing Afv oe r OPHOGING Zijdelingse infiltratie G el ieg sp er at w nd ro Capillaire opstijging Oorzaken van toetredend water Geoffrey Jaspar (SPW) beschreef twee praktijkvoorbeelden van problematische drainage. In het eerste voorbeeld had de onderfundering van rode leisteen haar waterafvoerend vermogen verloren. De spreker drong in dit verband aan op passende voorschriften voor dergelijk materiaal. In het tweede voorbeeld had waterinfiltratie vanuit een nabijgelegen weg vochtproblemen en verzakkingen in een woning veroorzaakt. Gérard Vincent (TUC RAIL) bracht recente gevallen van overstromingen in herinnering, vaak als gevolg van verouderde voorzieningen voor waterafvoer en -opslag, ondoorlatende grond en toenemende regenintensiteit. Aan de hand van talrijke foto’s legde hij de grondbeginselen van open en ondergrondse constructies voor wateropslag uit. Romain Buys (Robuco) ging dieper in op oorzaken en gevolgen van pompen en punch-out bij betonwegen. Hij benadrukte het belang van materiaalhomogeniteit voor de funderingen en onderfunderingen onder de rijbaan en de aangrenzende inrichtingen (weggoten, 21 fietspaden, enz.) van een weg. Een gebonden fundering onder dergelijke inrichtingen naast een ongebonden fundering van de rijbaan dient te worden vermeden. Ook geregeld en correct onderhoud van voegen is van essentieel belang voor de duurzaamheid van wegconstructies. Tijdens de vragenronden kwamen voornamelijk de keuze van materialen voor (onder)funderingen (ongebonden of gebonden steenslag), de kenmerken van geokunststoffen en het onderhoud van ondergrondse opslagbekkens aan bod. Ressorterende en steunende leden hebben de nieuwe Handleiding voor de bescherming van wegconstructies tegen de inwerking van water (A 88/14) kosteloos ontvangen. Niet-leden kunnen ze tegen kostprijs (18,00 €, exclusief btw) bij het OCW bestellen: zo bijdragen aan goede drainage en duurzame wegconstructies. Het OCW biedt zijn leden ook technische bijstand in alle fasen van het bouwproces (ontwerp, uitvoering, onderhoud, reconstructie- en verbeteringswerkzaamheden), om tijdens de gehele levensduur van een weg het risico op toetredend water te vermijden en water efficiënt van het wegoppervlak en uit het weglichaam af te voeren. mevr. Dominique Devijver: 02 766 03 26 (‘s voormiddags); [email protected] Bij een drankje werden deze gedachtewisselingen op informele wijze voortgezet. Met deze studiedag en de nieuwe publicatie wil het OCW de verspreiding en toepassing van de aanbevelingen voor de bescherming van wegconstructies tegen de inwerking van water bevorderen en Colette Grégoire 02 766 03 19 [email protected] Frank Theys 02 766 03 20 fr. [email protected] OCW deelt kennis over wegconditieonderzoek op interactieve informatiedagen en website Waarom wegconditieonderzoek? Wegconditieonderzoek is onmisbaar voor een objectieve en rationele totaalaanpak van wegbeheer en draagt bij aan de veiligheid en het comfort van de weggebruikers. Het levert objectieve (kwantitatieve en kwalitatieve) informatie om de noden op het vlak van onderhoud correct te kunnen beoordelen (netniveau) en voor een gegeven situatie de juiste technische oplossing te kiezen (projectniveau). Wegbeheer dat op goed geplande preventieve onderhoudsmaatregelen steunt, is door- 22 gaans efficiënter en op termijn goedkoper dan wegbeheer dat uitsluitend uit curatieve maatregelen bestaat. OCW en wegconditieonderzoek Het OCW heeft een jarenlange ervaring op het vlak van wegconditieonderzoek. Het voert zelf metingen op het terrein uit en stelt (vaak in het Centrum ontwikkelde) uitrusting en software ter beschikking van de wegenbranche in België en het buitenland. Om zijn kennis met professionals in de sector (adviesbureaus, werkleiders, praktijkingenieurs en verantwoordelijken voor gemeente-, provincie- en gewestwegen) te delen en hen te informeren over de grondbeginselen en instrumenten voor goed wegbeheer, heeft het OCW een tweevoudig initiatief genomen. Interactieve informatiesessies Vooreerst worden interactieve informatiesessies opgezet, waarop de beschikbare instrumenten worden gepresenteerd en de deelnemers over problemen veertig deelnemers nader kennismaken met de meetvoertuigen van het OCW. Ze genoten daarbij de primeur om via de QR-code op elk voertuig een korte presentatiefilm te bekijken (zie verderop). Na de middag vonden twee parallelle workshops plaats, respectievelijk over terugberekening (Qualidimsoftware) en gangbare schadebeelden aan en onder het wegoppervlak of op brugbedekkingen. op het terrein, geschikte technieken en oplossingen van gedachten kunnen wisselen. Na geslaagde Franstalige sessies in 2013 heeft op donderdag 20 november 2014 in de vestiging te Sterrebeek een eerste Nederlandstalige informatiedag plaatsgevonden. Bij de presentaties over wegbeheersystemen en grondradartechniek in de voormiddag werd zoveel mogelijk van praktijkvoorbeelden uitgegaan. Tijdens een aansluitende rondleiding konden de ruim Ze zijn gebundeld in de (elektronische) publicatie Synthese N 48 Instrumenten voor wegbeheerders en kunnen (in pdfopmaak) kosteloos van de OCW-website (www.ocw.be) worden gedownload. Via de QR-code in elke steekkaart (die ook op het betrokken meetvoertuig voorkomt) kan een korte presentatiefilm worden bekeken. Later zullen de presentatiefilms en steekkaarten ook in het Frans beschikbaar zijn. Informatiesteekkaarten Als extra hulpmiddel heeft het OCW een reeks steekkaarten opgesteld met uitgebreide informatie over verschillende diagnostische toestellen en methoden die tot objectieve, rationele onderhouds- en/of versterkingsmaatregelen leiden. Een van de steekkaarten beschrijft ook een eenvoudig wegbeheersysteem (Pavement Management System – PMS). GPR Radiografie van wegconstructies [email protected] Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Uw partner voor duurzame wegen APL Odoliograaf Meting van de langsvlakheid van wegen [email protected] Meting van de stroefheid van wegen [email protected] Cartografie Qualidim Voor een heldere diagnose [email protected] Berekening van de restlevensduur van wegen [email protected] Curviameter SAND Meting van structurele kenmerken van wegen [email protected] Visuele inspectie van wegen [email protected] FPP Structurele prestatie-indicatoren voor wegbeheer Meting van de langsvlakheid van fietspaden [email protected] [email protected] FWD ViaBEL Meting van structurele kenmerken van wegen [email protected] Software voor wegbeheer [email protected] Tim Massart 010 23 65 43 [email protected] 23 Voorbeeld van multidisciplinaire projectaanpak – Ingebruikneming van OCW-proefvakken voor grondradaronderzoek 9 december 2014 – Waver Op 9 december 2014 zijn in de hal van de OCW-vestiging te Waver de vier proefvakken voor grondradaronderzoek officieel in gebruik genomen. Ze zijn een uitstekend voorbeeld van de multidisciplinaire aanpak die bij researchprojecten in het Centrum wordt gehanteerd om een problematiek uit diverse invalshoeken te onderzoeken en de ingezette middelen optimaal te benutten. De vier proefvakken zijn opgebouwd uit verschillende materialen en laagdikten. Voorts worden gebrekkige hechting tussen lagen en holten onder betonplaten gesimuleerd. In de proefsleuf zijn ondergrondse kabels en een representatieve proefriool gelegd. Het voornaamste doel van dit prenormatieve project is vergelijkend onderzoek naar grondradartechniek, in het bijzonder: - metingen met OCW-grondradarapparatuur met antennes met verschillende emissiefrequenties (tijdens en net na de aanleg van de proefvakken); - metingen met de valgewichtdeflectiemeter (Falling Weight Deflectometer – FWD) en grondradarapparatuur van andere gebruikers; - detectie van nutsvoorzieningen en anomalieën met grondradar en andere niet-destructieve technieken (bijvoorbeeld tomografie); - diverse controles (sonderingen met de lichte slagsonde (type OCW) en de dy- 24 namische sonde (type PANDA), plaatbelastingsproeven) tijdens de verschillende uitvoeringsfasen, in het bijzonder het omhullen van de leidingen en het verder aanvullen van de sleuf. Voorts wordt de representatieve proefriool gebruikt voor: - controles op de helling en de ovalisatie van kunststofbuizen en visuele inspectie van verschillende leidingen (voor de voorlopige oplevering); - vergelijkende metingen van de helling van riolen met verschillende technieken; - onderzoek naar proeven op de water- en luchtdichtheid van buizen, leidingen en aansluitingen, met name lekdetectie op een ingebouwd leidingstelsel en op de testapparatuur; - verdere ontwikkeling van OCW-apparatuur voor de controle op de deformatie van kunststofleidingen (BRRC-Defco-Test) en opleidingen ter zake; - onderzoek en opleiding met betrekking tot nietdestructieve controleproeven op rioolbuizen en inspectieputten (endoscopische inspectie met een zelfrijdende camera, visuele inspectie met een Panoramoscanner of met de zoomtechniek); - kalibratie van apparatuur voor visuele rioolinspectie; - geolokalisatie van riolen met behulp van camera’s in leidingen en bovengrondse traceringsapparatuur. Ruim zestig geïnteresseerden uit de wegenbranche (wegbeherende overheidsdiensten, adviesbureaus, aannemersbedrijven, enz.) waren ingegaan op de Colette Grégoire 02 766 03 19 [email protected] uitnodiging om nader kennis te maken met de doelstellingen van het tweejarige prenormatieve onderzoeksproject naar grondradartechniek. Er werden tussentijdse resultaten gepresenteerd aan de bedrijven die betrokken waren bij de aanleg van de proefvakken (Masset S.A. voor de grondwerken en het leggen van de rioolbuizen, Melin S.A. voor de wegenwerken, Dyka voor de rioolbuis met de grootste diameter en Wavin voor de kleinere rioolbuis en de twee menstoegankelijke inspectieputten), aan de partijen die in het eerste jaar aan het onderzoeksproject hadden meegewerkt (de gemeente Ottignies-LLN, de GPR-gebruikers AWV en SPW, en de universiteiten UCL en UGent) en aan de subsidiërende overheid (FOD Economie en NBN). Daarna werden voor een ruimer publiek van geïnteresseerden demonstraties ge- geven met de grondradars van OCW en ISSeP. Bij een glaasje werd aan networking gedaan en konden andere activiteiten van het OCW aan de hand van posters en de aanwezige meetapparatuur worden toegelicht. Renaud Collette van FOD Economie knipte het lintje door, waardoor de proefvakken officieel in gebruik werden genomen. Francis Poelmans 010 23 65 52 [email protected] Voor de aanwezige professionals was dit tevens een unieke gelegenheid om ervaringen uit te wisselen en afspraken te maken voor vergelijkende metingen in de hal en op het terrein. Meer informatie over dit multidisciplinaire onderzoeksproject vindt u in OCW Mededelingen 96 (blz. 13-15), 98 (blz. 6-8) en 99 (blz. 14-15). Carl Van Geem 010 23 65 22 [email protected] 25 Minister Kasweshi Musoka (DRC) bezoekt het OCW in Sterrebeek Om een volledig overzicht van alle wegenbouwtechnische aspecten te bieden, verstrekte Ann Vanelstraete (afdeling Asfaltwegen, andere bitumineuze toepassingen en chemie) toelichting bij de uitrusting voor de spoorvormings- en verouderingsproef en het mengselontwerp. Op doorreis in België wenste minister Fridolin Kasweshi Musoka, in de Democratische Republiek Congo (DRC) bevoegd voor ruimtelijke ordening, stedenbouw, huisvesting, infrastructuur, openbare werken en wederopbouw, de OCWvestiging in Sterrebeek te bezoeken. Op vrijdagnamiddag 26 september 2014 werd hij in Sterrebeek ontvangen door Bertrand Guelton (afdeling Informatie en Informatica) en Bernard Dethy (afdeling Leefmilieu-Betonwegen-GeotechniekOppervlakkenmerken). Zij lichtten de werking van het OCW toe en presenteerden recente projecten van het OCW in samenwerking met de wegbeherende overheden in de DRC. Vervolgens werd minister Kasweshi Musoka rondgeleid in de laboratoria Geotechniek-Milieu en BetonwegenBestratingen. In het eerstgenoemde lab kreeg hij uitleg over de cyclische triaxiaalproef en de zogenoemde Braziliaanse proef. In het tweede lab werd uitleg verstrekt over conditieonderzoek op betonwegen met de ultrasone tomograaf en fotokatalytische proeven. Tijdens een afsluitende drink wisselde minister Kasweshi Musoka met onderzoekers en V.l.n.r.: minister Kasweshi Musoka, Bertrand Guelton, technici van gedachten over Yves Hanoteau, Ann Vanelstraete en Bernard Dethy de praktische toepassing van de gedemonstreerde proeAansluitend werd op het OCW-terrein een ven in de Congolese wegenbouw. Hij aantal proeven gedemonstreerd. In de drukte daarbij de hoop uit op voortzetproefsleuf werden nieuwe methoden ting van een actieve samenwerking tusvoor de verdichtingscontrole getoond. sen zijn land en het OCW. Voorts werd de werking van de valgewichtdeflectiemeter (Falling Weight Deflectometer – FWD) gedemonstreerd. Ten slotte werd op de proefparking met waterdoorlatende bestratingen een doorlatenheidsproef uitgevoerd. Rondleiding in de laboratoria 26 Demonstraties op de proefparking van het OCW-terrein Yves Hanoteau 02 766 03 23 [email protected] Algerijnse delegatie bezoekt het OCW in Waver Bijscholing in België – Opzet Via de Belgische Technische Coöperatie (BTC), het Belgische agentschap voor ontwikkelingssamenwerking, organiseerde het Centre de Compétence Le Forem Logistique – Transport & Autotech op verzoek van het Centre d’Etudes de la Fonction Personnel (CEFOP) recentelijk voor een dertigtal ingenieurs en leidinggevende ambtenaren van Algerijnse ministeries een bijscholingscursus in België. Het doel was de deelnemers kennis te laten maken met private en openbare actoren, verworvenheden uit onderzoek en ervaring, enz. voor onder meer de volgende thema’s: - kwaliteitsmanagement en benchmarking voor openbaar vervoer; - milieueffecten van vervoer; - vergelijking van de milieueffecten van goederen- en personenvervoer (verkeerscongestie is een groot probleem in de hoofdstad Algiers); - de mogelijkheden van nieuwe technologieën (geolokalisatie, Radiofrequency Identification – RFID, Transportation Management Systems – TMS, enz.); - logistiek, multi- en intermodaliteit in de strijd tegen klimaatverandering; - stedelijk goederenvervoer, stedelijke logistiek en beleid inzake tarifering van weggebruik; - leefmilieu, energie en vervoer – milieuen sociaal beleid. Naast opleiding over deze onderwerpen omvatte het programma ook bezoeken aan Belgische infrastructuur en ontmoetingen met experts in de betrokken vakgebieden. Rol van het OCW – Baten voor Belgische spelers Als kennis- en onderzoekscentrum van de Belgische wegenbranche werkte het OCW mee aan het bijscholingsprogramma en ontving het op 15 oktober 2014 de Algerijnse delegatie in zijn vestiging te Waver. Dit bezoek paste in onze kerntaak van kennisoverdracht en het streven naar internationale samenwerking om het imago van het Centrum en de Belgische wegenbranche te versterken. Op termijn zou dit initiatief ertoe moeten kunnen leiden dat de gepresenteerde oplossingen en middelen in een Algerijnse context worden voorgeschreven en dat Belgische bedrijven er kunnen op ingaan. 27 Verloop van het bezoek Wanda Debauche, hoofd van de afdeling Mobiliteit-Veiligheid-Wegbeheer, verwelkomde de bezoekers en gaf een korte presentatie over het OCW. Vervolgens stelden de onderzoekers hun werkzaamheden in verband met de voornoemde aandachtspunten voor. Daarbij werd onder meer ingezoomd op de activiteiten van het Centrum op het vlak van goederenvervoer (stedelijke distributie, nacht- en dagranddistributie, bedrijfsleveringsplannen, bewegwijzering van bedrijventerreinen, medewerking aan het UrbanZenproject voor centraal en coöperatief beheerde mobiliteitsplannen voor betere doorstroming van het verkeer voor leveringen in stadscentra), personenvervoer (aanbevelingen voor voetgangerstoegankelijkheid en voor verhardingen van fietsvoorzieningen, bedrijfsvervoerplannen), verkeersveiligheid (geïllustreerd reglement voor de wegbeheerder, medewerking aan het Pilot4Safetyproject voor eenvormige Europese opleidingen voor verkeersveiligheidsaudits en inspecties) en riolen (rioolinspectie, rioolleg- en renovatietechnieken). Het aspect wegbeheer werd belicht door presentatie in woord en beeld van de meetvoertuigen en -toestellen voor wegconditieonderzoek en de proefvakken voor prenormatief onderzoek naar grondradartechniek in de hal te Waver. Wanda Debauche 010 23 65 30 [email protected] Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Uw partner voor duurzame wegen Instelling erkend bij toepassing van de besluitwet van 30.01.1947 Verantw. uitgever: C. Van Rooten, Woluwedal 42 - 1200 Brussel www.linkedin.com/company/brrc Maatschappelijke zetel Laboratoria Redactie Woluwedal 42 1200 BRUSSEL Tel.: 02 775 82 20 Fokkersdreef 21 1933 STERREBEEK Tel.: 02 766 03 00 Fax: 02 772 33 74 [email protected] Avenue A. Lavoisier 14 1300 WAVRE Tel.: 010 23 65 00 B. Guelton D. Verfaillie M. Van Bogaert J. Cornil J. Neven ISSN: 0777-2580