resultaten-rassen-en-bemestingsonderzoek (1.18MB)

Download Report

Transcript resultaten-rassen-en-bemestingsonderzoek (1.18MB)

rninisterie van verkeer en waterstaat
rijkswaterstaat
directie flevoland
intern rapport
resultaten rassen- en bemestingsonderzoek 1989
door a. h. van der meulen
'I
rninisterie van verkeer en waterstaat
rijkswaterstaat
directie flevoland
intern rapport
resultaten rassen- en bemestingsonderzoek 1989
door a. h. van der rneulen
lelystad. april 1990
interne rapporten zijn in princi* interne cornrnunicatierniddelen;hun inhoud varieert sterk en
kan zowel betrekking hebben op een weergave
van ciiferreeksen, als OD een discussie van
ondekoeksresultaten.
postbus 600
8200 AP lelystad
Resultaten rassen- en bemestingsonderzoek 19891 door A.H. van der Ueulen; Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie
Lelystad : RWS, F1, 1990.- 51 p.: fig.,tab.;
30 cm.- (InFlevoland.
tern rapport/ Directie Flevoland ; 1990
11 Liw)
Lit.0~.
-
-
- - ~ ~ ~
Cm het arwtlandbouwbedriif en andere landbouw~roiectenvan Riikswater-
(Voorheen: ~i jksdienet Goor de IJsselmeerpolstaat , Eirectie ~levolandders) te kunnen adviseren over de rassenkeuze en de daarbii behorende
teeltmaatregelen heeft de sectie Plantenteeltkundig ~nderzoekrassenproeven met winterkoolzaad, wintertarwe, eomertarwe. zomeroerst. haver
en veldbonen aangelegd. De rassen zijn met elkaar vergelek& in.produktiviteit en andere eigenschappen. Bij de veldbonen is een stikstofhoeveelhedenproef en een zaaitijdenproef aangelegd. Ook bij de wintertarwe
is een stikstoftrappenproef aangelegd. Bij het winterkoolzaad is een
rijenafstandenproef aangelegd. Ook de invloed van het weer op onder
andere groei, de ziektedruk, de afrijping en de opbrengst wordt besproken.
1.
SAMENVATTING
2.
INLEIDING
3.
3.1
3.2
3.3
3.4
4.
4.1
4.2
4.3
5.
5.1
5.2
5.3
D E IWVLOED VAN HET WEER OP DE ONTWIKKELING, ZIEXTEN EN
BESCHAOIGINGEN EN SCHOT
Het weer
De ontwikkeling van winterkoolzaad, granen en veldbonen
Het optreden van ziekten en beschadigingen
Het optreden van schot
WINTERKOOLZAAD
Winterkoolzaadrassen-zaaitijdetippen
Stikstofhoeveelheden op Cobra winterkoolzaad
met en zonder herfstbemesting
Rijenafstandenproef in Libritta winterkoolzaad
WINTERTARWE
Wintertarwerassen
Wintertarwerassen na voorvrucht wintertarwe
Stikstofhoeveelheden op Pagode wintertarwe
6.
ZOMERTARWE
7.
7.1
7.2
ZOMERGERST
Zomergerstrassen
Zomergeretrassen na voorvrucht wintertarwe
8.
HAVER
9.
9.1
9.2
9.3
9.4
VELDBONEN
Veldbonenrassen
Veldbonen-zaaitijdstippen
Stikstofhoeveelheden op Alfred veldbonen
f veldbonen
Fosfaathoeveelheden o p ~ lred
,
Literatuurlijst
Bijlagen:
1. Samenvatting van de waarnemingen van de proef met winterkoolzaadrassen bij drie zaaitijdstippen 1989.
2. Samenvatting van de waarnemingen bij de wintertarwerassen
1989.
3. Samenvatting van de waarnemingen bij de zomertawerassen
1989.
4. Samenvatting van de waarnemingen bij de zomergerstrassen
1989.
5. Samenvatting van de waarnemingen bij de haverraesen 1989.
6. Samenvatting van de waarnemingen bij de veldbonenrassen
1989.
1. SAMENVATTING
~e wintergewassen konden door de zachte winter en hat warme voorjaar
vlot beginnen te schieten. Door het mooie !fsgz waren de gewaesen ook
vroeg rijp.
De zomergranen zijn eind maart gezaaid. De opkomst was vlot. Door de
hoge temperaturen begonnen de granen vroeg te schieten. Er kwam veel
tweewassigheid voor door de droge periode, vooral bij de haver en de
zomergerst. De oogst was ongeveer 10 dagen eerder dan gemiddeld.
Ook de veldbonen waren door het mooie weer vlot rijp.
Bij het koolzaad kwam veel stengelphoma voor. Er was dit jaar weinig Cylindrosporium.
In de wintertarwe kwam veel Septoria, gele en bruine roest voor. In de
zomertarwe h a m wat gele roest voor. Verder zat er wat dwergroest in de
zomergerst.
Er waren dit jaar veel bladluizen. Hierdoor kwamen er nogal wat viruaziekten in de veldbonen voor. Door het mooie weer kwam er geen Botrytis
voor
De meeste aantastingen konden goed worden bestreden met gerichte bespuitingen.
.
Er kwam dit jaar geen schot voor.
Bij de op drie data gezaaide koolzaadrassenproef ontwikkelde het gewas
zich bij alle drie zaaien goed. Er kwam geen vorstschade voor.
De rassen waren dit jaar zeer kort. Er was door de zachte winter weinig
verschil in opbrengst. De glucosinolaat-houdende rassen Rafal,
R 39.5.09, Primander en Jet Neuf brachten goed op. De glucoeinolaat-am
rassen Capricorn, NPZ 71, WRG 60, Gr 5-87 en Ariana brachten zeer goed
op. Ook HBn 13, DCH 1-86 en Cobra brachten goed op.
Aan het grootlandbouwbedrijf is geadviseerd wat meer glucosinolaat-am
kooleaad te verbouwen. De rassen die ziin aanbevolen voor uitzaai in het
grootlandbouwbeclrijf zijn: NPZ 71, HBn i3 en DCH 1-86 en verder de glucoeinolaathoudende rassen Rafal, R 39.5.09 en Primander (deze laatate
alleen in de Lauwerszee).
De proef met de atikstofhoeveelheden, met en zonder herfstbemesting, is
wegens een te slechte stand vervallen.
Bij de rijenafstandenproef in Libritta winterkoolzaad, is er gezaaid op
12.5, 25, 37.5 en 50 cm. De opbrengsten bij deze proef bleken niet significant te verschillen.
De hoogste w--0pbrengsten
hadden Cebeco 934, Semu 6069 en obelisk, qevolsd door Br 1002 C, Pagode, Semu 6077 en Taurus.
Ran he6 grootlandbouwbedrijf is geadviseerd Obelisk en Arminda uit te
zaaien, aan de Lauwerszee alleen Obelisk. Aanbevolen werd verder een
tweede vemeerdering aan te leggen van Obelisk, Aminda en Pagode. Van
enkele veelbelovende numers was nog geen zaaizaad te verkrijgen. Er is
nu geadviseerd een eerste vemeerdering aan te leggen van Cebeco 8609,
Obelisk en Arminda.
De wintertawerassen die na voorvrucht wintertarwe zijn uitgezaaid waren
Obelisk. Accent, Pagode en Arminda. Gemiddeld lag hun opbrengst onder
die van de rassenproef. Er kwam dit jaar geen voetziekte in voor.
De stikstofhoeveelhedenproef is gewijzigd in objecten met giften van 0,
60, 90, 120 en 150 kg/ha. Waar geen stikstof gestrooid was was ook de
laagste opbrengst. Hoe hoger de gift dit jaar hoe hoger de opbrengst.
Het zomertarweras Cebeco 8715 bracht het meest op, gevolgd door Minaret,
G 8117 en VDH 3073-85. De opbrengst van Vedette vie1 tegen.
Aan het grootlandbouwbedrijf is geadviseerd om Minaret uit te zaaien en
hier ook een tweede venneerdering van aan te leggen. Voor een eerste
vemeerdering zijn de rassen Minaret. en Cebeco 8715 aanbevolen.
De zomeraerstrassen Set 2925 K 4 en Cebeco 8501 hadden de hoogste opbrengst, w 7829 de laagste.
Aan hat grwtlandbouwbedrijf is geadviseerd Prisma te verbouwen. Evontu
eel kan voor risicospreiding Ook Blenheim verbouwd worden. Als tweede
vermeerdering is aangeraden Prisma, Femina en Cebeco 8621 te vermeerderen. Verder zijn Prisms, Cebeco 8621 en Blenheim aanbevolen om een eerste vermeerdering van aan te leggen.
De havar was zeer kort dit jaar. De afrijping was door tweewaseigheid
zeer onregelmatig. Cebeco 8541 en Semu 767.3 brachten het meest op.
Aanhet grootlandbouwbedrijf is geadviseerd om Cebeco 8541 te verbouwen.
Verder is er geadviseerd om hiervan een vermeerdering aan te leggen.
De veldbonen'waren dit jaar zeer ko*.
De opbrengsten van Cebeco 88902,
Geo en Ou 86184 weren het hoogst.
De opbrengsten bij de zaaitijdenproef waren sterk dalend naarmate er
later ward gezaaid. Dit is ook door het droge weer beinvloed.
Bij de stikstofhoeveelhedenproef is er geen duidelijk verechil tussen de
objecten geen, 30 kg N per ha en 60 kg N per ha.
Bij de fosfaathoeveelhedenproef liggen de opbrengsten van de objecten
zonder fosfaat lager dan bij 60 en 120 kg fosfaat per ha.
Voor uitzaai in de praktijk is het ras Toret aanbevolen, eventueel aangevuld met Alfred. Voor de eerete vermeerdering is geadviseerd Cebeco
88902 en NIZ 21-552 aan te kopen.
Het rassenonderzoek bij Rijkswaterstaat, Directie Plevoland (voorheen de
:Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders), is bedoeld om te komen tote en..^
verantwoorde rassenkeuze voor het Grootlandbouwbedrijf. Naast het rassenonderzoek wordt er ook onderzoek gedaan naar de stikstof- en fosfaatbemesting van enkele gewassen. Het grootlandbouwbedrijf wijkt sterk af
van het normale akkerbouwbedrijf door haar grootte, vruchtopvolging,
bemestings- en gewasbeschermingssysteem en de lengte van de zaai- en
oogstperiode. Het is daarom gewenst die rassen te kiezen die bij dit afwijkende bedrijfssysteem het meest rendabel zijn.
In dit verslag zijn de resultaten opgenomen van proeven met rassen van
granen, winterkoolzaad en veldbonen. Verder zijn er de resultaten van
het stikstofbemestinosonderzoek bii winterkoolzaad. wintertame en veldbonen & m e l d en de Sesultaten van-een f~sfaatbemestin~sonderzoek
bij
veldbonen. Ook ziin de resultaten van een riienafstanden~roefin koolzaad opgenomen. D; meeste van deze proeven werden aangelegd op het bedrijf "De Schreef". De rassenproef van het winterkoolzaad, met drie
zaaitijdstippen, werd aangelegd in Zuidelijk Flevoland. In alle gevallen
bestond de bodem uit klei, code 8 (25-350 lutum).
Bij de granen werden naast de normale rasseriproeven observatieseries
aangelegd om ook waarnemingen te kunnen doen in het overrijpe gewas,
onder andere: legering, schot, kiemrustduur en korreluitval.
3. HET WEER EN DE INVLOED DAARVAN OP DE GROEI, ZIEKTEN EN BESCBADIGINGEN
EN SCHOT
.
.
.
3.1 fiet weer
Bet globale verloop van het weer in het groeiseizoen 1988/1989 wordt
weergegeven in tabel 1 en figuur 1. De cijfers hebben betrekking op de
gegevens van "De Schreef" en hat weerstation "De Kloostertuin" van de
Landbouw Universiteit Wageningen te Swifterbant. Bij enkele maanden zijn
gegevens van vliegveld Lelystad ingevoerd omdat de weercomputer van
Swifterbant defect was.
Dit groei-seizoen week vooral het aantal uren zonneschijn sterk af van
het gemiddelde. De temperaturen van december tot en met maart waren vrij
hoog ten opzichte van het gemiddelde. De winter was niet alleen zacht
maar w k vrij droog.
.
0
-
v
c
m
m
I:
4 - 0
m mul
LI
c o w
m
a
0
e
a =
o w u v u
wm I
c m
mu.
*w ze *e
v-4
= w-
cl-
a w u .
r l m v
m w v
u c r l
c a e
m o w
v
m
m
c
e~ w e
v v u
02.0
.4u
w e e
a c m
= w-
w-
Ac
m
mu.
cl-
vrl.
2
e e
o w -
a m - m
w u s u 8 m
w u m r n -
C)
u v u
rnz*
s e e
acu.
s
M-
wm 1
c m
mu.
2-
0 4
198811989
p.midd.ld.
'D.
1.ndsg.midd.lde
Schmf"l964 tlm 1983
1831 tlm 1960
3.2 pe ontwikkelina van het winterkoolzaad. de aranen en de veldbonen
De figuren 2 en 3 geven de ontwikkeling weer van het winterkoolzaad en
de granen ten opzichte van een lang-jarig gemiddelde bij een normale
zaaitijd. :
De ontwikkeling van het koolzaad, dat iete later is gezaaid dan normaal,
verliep vrij normaal in de herfat. Cmdat de temperaturen in het voorjaar
hoger waren dan normaal begon het gewas vroeg en vlot t e schieten. Bet
hele seizoen bleef het gewas deze voorsprong houden. Door de vrij hoge
temperaturen rijpte het koolzaad uiteindelijk ongeveer 17 dagen vroeger
af dan normaal.
De normaal gezaaide wintertarwe groeide in de herfst vrij vlot. In de
zachte winter groeide het ook nog wat door. Het hele groeiseizoen bleef
de wintertarwe vroeger dan het meerjaarlijks gemiddelde. Uiteindelijk
was de wintertarwe ongeveer 12 dagen eerder rijp dan normaal.
De zomergranen konden op tijd gezaaid worden. Door het warme weer ontwikkelden zij zich vlot. Door deze vlotte ontwikkeling bleef de
(lengte-)groei wat achter. Het hele groeiseizoen bleef de ontwikkeling
voor op het gemiddelde. Bij de zomergerat en de haver is de knik in de
grafiek bij stadium 10.5 te verklaren door de tweewassigheid van het
gewas, door deze tweewassigheid kwam stadium 10.5, alle aren uit de
schede, later.De zomergranen waren 8
10 dagen eerder binderrijp dan
gemiddeld.
Bij de veldbonen is de bloeiperiode door de hoge temperatuur wat verkort. Ook de veldbonen waren dit jaar vroeg rijp door de hoge temperaturen.
3.3 Het Optreden van ziekten en beschadiainaen
Van het winterkoolzaad werden de bladeren voor de winter wat aangetast
door bladphoma. De vroegste zaai werd het ergst aangetast. Vorstschade
kwam deze zachte winter niet voor. De vatbare rassen werden tijdens het
groeiseizoen zwaar aangetast door stengelphoma. Er kwam dit seizoen geen
Sclerotinia, Botrytis en Alternaria voor in de rassenproef. Ook kwam er
weinig Cylindrosporium voor.
Het gewas was kort dit jaar maar legerde desondanks sterk.
Insektenschade h a m dit jaar niet veel voor.
In de wintertarwe h a m nogal wat Septoria voor. Ook kwam er gele en
bruine roest voor, de aantasting was sterk rasafhankelijk. Door een
gerichte bespuiting kon de aantasting grotendeels worden bestreden.
In de zomertarwe kwam wat gele roest voor. Ook hier kon het gewas met
een gewasbeschermingsmiddel goed gezond worden gehouden.
De zomergerst bleef vrij gezond dit jaar. Enkele rasaen hadden last van
meeldauw en veel dwergroest. Door slechte zaaizaadontsmetting kwam er
bij enkele rassen stuifbrand voor. In de zomergerst kwam nogal wat tweewassigheid voor.
.De haver had nogal last van de slechte structuur en droogte. Bij alle
rassen kwam dan ook roodbladigheid voor. Ook de haver vertoonde veel
tweewassigheid. Ziekten kwamen weinig voor.
De veldbonen werden gedurende het groeiseizoen sterk aangetast door
topvergeling, t e w i j l daarnaast ook het ewtenenatie- en het bonescherpmozaZekvirus voorkwamen. Aan het eind van het groeiseizoen kwam er nogal
wat roest voor. Botrytis kwam dit jaar niet voor in de veldbonenproeven.
3.4 pet outreden van schot
Op het veld kwam dit jaar geen schot voor bij het koolzaad en de granen.
v a n de observatieseries v a n d e raasenproeven werden, van het rijpop het
veld staande gewas, kiemproeven uitgevoerd. Dit is om inzicht te krijgen
i n de ki-stduur
van de verschillende rassen.
In de eerste week na binderrijpheid kiemden er bij de wintertarweraseen
Urban en GP 220 a1 vrij veel korrels. 14 dagen na binderrijpheid begonnen ook bij Accent a1 meer korrels te kiemen. Na 4 weken waren de meoste
rassen door hun kiemrust heen. het schotgevoeligst waren Urban, GF 220
en Accent, gevolgd door I k a ~ sen Taurus. Daarna Obelisk, Pagode, Herzog
en Br 1002 C. Wat minder schotgevoelig waren Semu 6077, Cebeco 934 en
Semu 6069. Het minst schotgevoelig dit jaar waren Arminda, Avir en
H 84103.
B i j d e zomertarwe waren Cebeco 8715 en G 8117 het schotgevoeligst. Tussen de andere rassen was weinig verschil.
De zomergerstrassen Apex, Cebeco 8501, Cebeco 8621 en W 7829 waren hot
schotgevoeligst. De andere rassen waren wat achotresistenter.
Alle haverrassen waren vrij vlot door hun kiemrust heen, met uitzondering van Cebeco 8853. Daarna waren de minst schotgevoelige raasen Dula,
Alfred en Adamo.
van hat gewaa winterkoolzaad werden in 1989 de volgende proeven aange-
--legd:
een rassenproef met drie zaaitijdstippen na
een proef met stikstofhoeveelheden op Cobra, met
mesting;
V O O ~ V N C zomergerst;
~ ~
-
-
en zonder herfstbe-
een rijenafstandenproef in Libritta.
4.1 ylinterkoolzaadrassen-zaaitiidstiv~en
De rassenproef met drie zaaitijdstippen werd aangelegd op kavel Lz 35 in
Zuidelijk Flevoland, na V O O ~ V N Czomergerst.
~~
Er werd gezaaid op 1 september, 9 september en 19 september 1988. In de 1-september- en 9-sep
temberzaai werden 20 rassen opgenomen en in de 19-septemberzaai alleen
de zes belangrijkste rassen. Alles werd in drievoud aangelegd.
Op 19 september werd gespoten met fenitrothion tegen de koolzaadaardvlo.
In mei werd gespoten met Decis tegen glans- en snuitkevers.
Tegen blad- en stengelziekten werd in mei gespoten met Ronilan.
Half september werd het gewas met 40 kg/ha N en op 31 maart met 180
kg/ha N bemest.
De waarnemingen van deze proef zijn samengevat in bijlage 1.
De 1-septemberzaai kwam goed op. De standdichtheid, de standregelmaat en
de ontwikkeling v66r de winter waren goed. Het bladrijkst waren de rassen Primander, Jet Neuf, Ariana, Gr 5-87, R 39.5.09, Gr 1-87 en HBn 13.
Hierna volgde Cobra. De minste masaa hadden E-6/88, DCH 1-86, WRG 62 en
Diadem.
De 9-septemberzaai kwam ook goed boven. Er is een lichte aantasting van
valse meeldauw geweest maar deze was niet ernstig.
De standdichtheid en de standregelmaat v66r de winter waren goed. De
ontwikkeling bleef iets achter bij de 1 septemberzaai. Ook bij de 9septemberzaai waren E-6/88, DCH 1-86, WRG 62 en Diadem de minst bladrijken. Wat bladrijker dan de rest zijn Hen 13, Cobra en NPZ 71.
De 19-septemberzaai h a m goed op. Deze zaai werd bijna niet aangetast
door valse meeldauw zodat dit gewas zich voor de winter nog redelijk kon
ontwikkelen. De ontwikkeling bleef iets achter bij de 9-septemberzaai.
HBn 13, Primander en Cobra waren wat beter ontwikkeld dan de anderen. De
standdichtheid en standregelmaat v66r de winter waren goed.
De winter was zeer zacht zodat er nergens vorstschade voorkwam. Hoewel
er sprake is geweest.van ganzenvraat heeft het koolzaad zich goed hersteld. De stand na de winter was dan ook bij alle zaaien goed tot zeer
goed.
Door de hoge voorjaarstemperaturen begon het koolzaad vroeg door te
echieten. NPZ 71 en Capricorn leken wat achter te blijven. Omdat de
temperatuur vrij hoog bleef, was de bloei dit jaar zeer vroeg. Door ieta
koeler weer tijdens de bloei duurde de bloei ook lang. De ontwikkeling
verliep verder vlot door het zeer mooie weer met hoge temperaturen.
Het koolzaad in de rassenproef was dit jaar erg kort en bovendien erg
slap. In juni begonnen de meeate rassen dan ook erg te hangen, dit kwam
vooral voor bij de eerste zaai. De atevigate rassen waren Capricorn en
Gr 5-87.
Er h a m in de herfst en in het voorjaar.wat phoma op het blad voor. De
phoma tastte later ook de stengelvoeten aan. Het ergst werd het ras
Diadem aangetast direct gevolgd door E-6/88 en dan WRG 62, WRG 58 en
Liborius. Zeer gezond bleven Capricorn en NPZ 71., R 39.5.09, Rafal,
Gr 5-87, WRC 60 en Jet Neuf waren ook vrij gezond. De latere zaaien
waren gezonder dan de eerste zaai.
Sclerotinia en Botrytis kwamen door het mooie weer niet voor.
Er kwam dit jaar heel weinig Cylindrosporium voor. Alleen Jet Neuf werd
zeer licht aangetast.
De afrijping van het gewas was dit jaar zeer vroeg. Het weer na het
zwadmaaien zat ook nee zodat hat gewas niet extra lang in het zwad hoefde te liggen. Er kwam daarom ook geen schot in voor.
Vanaf 1992 wordt aan koolzaad met een glucosinolaatgehalte hoger dan 20
micromol geen steun meer verleend. De meeste dubbel-nu1 rassen (glucosinoLaat-arme rassen) voldoen nu aan deze eis. Alleen Ariana komt met
gehaltes van 20 (eerste zaai) en 25 micron01 (tweede zaai) duidelijk
boven deze grens uit. De randgevallen zijn DCH 1-86, Diadem,
Dippe 881003 en WRG 62. De andere dubbel-nu1 rassen bleven dit jaar
ruimschoots onder de grens van 20 micromol.
De eigenschappen van de rassen zijn samengevat in tabel 2. Deze tabel
is, voor zover beschikbaar, gebaseerd op gegevens van meerdere jaren.
Tabel 3. opbrengeten (in kg/ha en verhoudingsgetallen) van winterkoolzaadrassen bij verachillende zaaitijdstippen
Zaaidatum
1 sept 9 sept 15 eept gem. 1 en 9 sept
Rae
abs.
4000
Capricorn
Raf a1
4179
NPZ 71 ( o l p p )
3959
WRG 60
3846
R 39.5.09
3876
Gr 5-87
3971
Ariana
3779
HBn 13
3774
DCH 1-86 (Doublol)3411
Primander
3474
Jet Neuf
3258
Cobra
3498
3659
Dippe 88/003
WRG 62
3179
WRG 58
3295
Libritta
3202
Liborius
3115
Gem.
3430
4296
4049
4129
4227
4047
3944
-4316
4437
-
4148
4114
4044
4037
3961
3958
rel.
.
'
118
118
116
115
113
113
verh. getal
laatste jrn
le zaai
111151
lloizj
-
115(5)
3572
Voorvrucht: zomergerst
Bemesting: 40+180 kg/ha N
60 kg/ha P205
( ) = aantal jaren
De opbrengsten van de koolzaadrassenproef zijn venueld in tabel 3, dit
zijn de opbrengsten omgerekend naar 9% vocht. De opbrengeten varieren
van zeer slecht tot zeer goed. Cmdat de 1-septemberzaai gemiddeld zieker
was dan de andere zaaien kwam de opbrengst gemiddeld niet boven de andere
zaaien uit. Uit de hoge opbrengsten van de derde zaai mag niet geconcludeerd worden dat laat zaaien beter is. Dat de 15-eeptemberzaai deze
goede opbrengsten kon leveren is duidelijk het gevolg geweest van de
zeer zachte winter en het gezond gebleven gewas.
De glucosinolaathoudende rassen Rafal en R 39.5.09 brachten zeer goed
op, Primander en Jet Neuf.brachten goed op. De glucosinolaat-arme rassen
Capricorn, NPZ 71, WRG 60, Gr 5-87 en Ariana brachten zeer goed op. HBn
13, DCH 1-86 en Cobra brachten goed op. De ander rassen brachten minder
dan gemiddeld op waarbij vooral E-6/88 en Diadem opvielen. Deze beide
rassen hadden een zeer lage opbrengst omdat ze zeer sterk door phoma
werden aangetaet.
Cmdat we op dit moment in een overgangssituatie zitten naar meer dubbelnu1 kooliaad bestaat het advies voor het grootlandbouwbedrijf, ook voor
de vermeerderingen, uit een groot aantal rassen..Dit grote aantal rasoen
komt doordat de beschikbaarheid van het zaaizaad nog niet optlmaal is en
omdat er relatief weinig bekend is over de nieuwste rassen. Aan het
grootlandbouwbedrijf werd voor 1990 geadviaeerd om ca. 600 enkel-nulrassen en ca. 40% dubbel-nulrassen te verbouwen. Cmdat het areaal enkelnulrassen is afgenomen is besloten om alleen Rafal en R 39.5.09 uit te
zaaien. Rafal is hierbij belangrijk in verband met de vroege afrijping.
Het advies voor de dubbel-nulrassen waeals volgt: ca. 20% NPZ 71
(Olymp), ca. 10% Hen 13 en ca. 10% DCH 1-86 (Doublol).
.
Aan de Lauwerszee is geadviseerd om van R 39.5.09 over te stappen op
Primander in verband met de toenemende Cylindroeporiumdruk. Ongevee? 30%
van het koolzaadareaal in de Lauwerszee kan worden ingezaaid
met dubbelnulkoolzaad; als ras wordt NPZ 71 aanbevolen.
De rassen die v w r vermeerdering in aanmerking komen zijn Capricorn,
NPZ 71, WRG 60, Gr 5-87 en eventueel HBn 13.Van niet alle rassen is
zaad beschikbaar. Er wordt nu een vermeerdering aangelegd van NPZ 71,
WRG 60, Gr 5-87 en HBn 13..Voor de enkel-nulrassen wordt een vermeerdering aangelegd van R 39.5.09, Rafal en Primander.
'
4.2 Stikstofhoeveelheden OD Cobra winterkoolzaad. met en zonder herfstbemestina.
De stikstofhoeveelhedenproef werd aangelegd op, kavel R 45 van "De
Schreef" en gezaaid op 5 september 1988. De opkomst van het koolzaad, op
12 September, leek wat matig. De stand was op 11 oktober nog zeer dun,
ook kwam er veel slakkenachade v w r . Na opkomst vielen er veel planten
weg
.
Half november was er tussen de objecten we1 en geen herfstbemesting een
klein verschil t e zien. De velden met herfstbemesting zijn wat meer ontwikkeld.
Omdat de stand in december nog zeer onregelmatig is wordt hetbesluit
genomen om deze proef te laten vervallen.
4.3 Riienafstanden~roef in Libritta winterkoolzaad
Op kavel R26 van "De Schreef" werd een rijenafstandenproef aangelegd met
Libritta winterkoolzaad. Gezaaid werd op 12.5,
proef werd in tweevoud aangelegd.
25, 37.5 en 50 cm. De
Het doe1 van deze proef was om eens na te gaan of de praktijk er goed
aan doet om steeds nauwer te zaaien. Vroeger was 37.5 a 40 cm een normale rijenafstand, later ging men over op 25 cm en zelfs op 12.5 cm.
Om een goede vergelijking te krijgen is er uitgegaan van evenveel planten per ha per rijenafstand.
Op 23 augustus 1988 werd het land geploegd, geschudegd en ingezaaid met
Libritta winterkoolzaad. Na het zaaien werd op 24 augustus gespoten met
3 l/ha Butisan S. De grond is verder ook nog gerold.
De opkomst op 29 augustus is traag, de grond is erg stug. In oktober
bleek het koolzaad vrij goed opgekomen en gegroeid te zijn. De planten
in de rij bij 50 cm en 37.5 cm staan vrij dicht. Bij 12.5 cm en 25 cm
zijn vrijwel geen rijen te onderscheiden.
De stand en regelmaat,,voorde winter is bij alle rijenafstanden goed. Er
zijn in november ook plantentellingen gedaan. Bij de 12.5 cm rijenafstand stonden iets meer planten dan bij de a n d e y rijenatstanden nl. 91
p l a n t ~ nper m2 ten opzichte van 84 plapten per m bij 25 cm, 81 planten
per m bij 37.5 cm en 80 planten per m bij een rijenafstand van 50 cm.
Na de winter zijn er weer tellingen verricht. Vooral de kleinere planten
zijn weggevallen. Er zijn geen planten uitgevroren want het is een zachtp winter geweest. Bij de 12.5 cm rijenafstan$stonden 70 planten per
m , bij de 25 cm-rijengfstand 69 planten per m , bij de 37.5 cm rijengfstand 65 planten per m en bij de 50 cm rijenafstand 58 planten per m
.
Het koolzaad stond er in maart zeer welig bij. Hier en daar is, verspreid over het veld, wat Cylindrosporium waargenomen. Verschillen tussen de rijenafstanden zijn niet waargenomen. Het leek alsof de planten
van de 12.5 cm rijenafstand iets fijner waren.
Het gewas is op 20 maart bemeat met 160 kg/ha N. Op 1 mei is er gespoten
met 0.2 l/ha Decis en 1 l/ha Ronilan tegen reap. insekten en Sclerotinia.
..
Tijdens het groeiseizoen bleken er geen verschillen te zijn in ontwikkeling of hoogte tussen de verschillende rijenafstanden. Het gewas rijpte
gelijktijdig af bij de verschillende afstanden. Het gelijktijdig afrijpen heeft waarschijnlijk te maken met het extreem warme weer tijdens de
afrijpingsperiode.
Voor de oogit zijn2er per herhaling per rijenafstand twee veldjes vrijgemaaid van 2 75 m
De opbrengsten zijn later verrekend naar kg per ha.
In tabel 4 zijn daze opbrengsten vermeld bij 9% vocht.
.
Tabel 4. Opbrengsten in kg/ha bij Libritta winterkoolzaad bij verschillende rijenafstanden.
Rijenafstand
kg/ha
De opbrengst van de grootste rijenafstand was het hoogst. De opbrengatverschillen bleken echter niet wiskundig significant te zijn. Aan de
hand van daze proef mogen geen conclusies getrokken worden met betrekking tot het effect van de rijenafstand op de opbrengst.
5 WINTERTARWE
Van het gewas wintertarwe werden in 1989 de volgende proeven aangelegd:
een rassenproef
een (kleine) rassenproef na vtiorvrucht wintertarwe.
een proef met stikstofhoeveelheden in de vorm van KAS 26% op Obelisk
wintertarwe.
--
5.1 Wintertamerassen
O p 19 oktober 1988 zijn na het ploegen en schudeggen van het land de
wintertarwerassen gezaaid op kavel R26 van "De Schreef". Het zaaibed was
erg stug en kluiterig.
Er zijn vijf series van 15 rassen gezaaid. Vier series waren bestemd
voor opbrengstbepaling, waarvan 66n aerie niet met fungiciden werd gespoten.
De overblijvende serie was observatieserie. De observatieserie bleef na
de oogst op het veld staan en hier werden geen opbrengsten aan bepaald.
Voor het zaaien werden slakkenkorrels gestrooid, op 20 oktober werden
weer slakkenkorrels gestrooid en op 10 november werd dit nogmaals herhaald.
De opkomst van de rassen was vrij vlot. Bij opkomst leek de stand plaatselijk wat dun. In het algemeen was de stand redelijk.
De standdichtheid en regelmaat voor de winter waren vrij goed tot goed.
Enkele veldjes waren wat minder, dit kwam grotendeels door muizenvraat.
De stand na de winter was vrij goed. Hier en daar waren wat veldjes die
last hadden van een slechte structuur of muizenvraat. Vorstschade kwam
dit jaar niet voor door de zachte winter.
De stikstofbemesting werd in twee keer gegeven: 40 kg/ha N op 1 april en
60 kg/ha op 16 mei.
O p 17 mei werd tegen onkruid gespoten met 2 l/ha NCPA + 1 l/ha NCPP +
1 l/ha Starane.
Op 25 mei is gespoten met 0.25 kg/ha Pirimor tegen luis. Op 6 juni werd
gespoten met 0.5 l/ha Tilt + 1 l/ha Corbel + 0.5 l/ha dimethoaat tegen
resp. bladziekten en luis. Op 14 juni is nogmaals een bespuiting uitgevoerd tegen luis en blad- en aarziekten met 0.5 l/ha Tilt + 2 kg/ha
maneb + 0.5 l/ha dimethoaat + 1 l/ha Sportak.
In bijlage 2 zijn de waarnemingen samengevat.
.
De vroegheid van grondbedekking is
rus, Semu 6069 en Semu 6077 hadden
lingscijfers zijn gegeven voor die
had ontwikkeld. Ze geven alleen de
over de veldjes.
begin mei beoordeeld. Arminda, Taude minste grondbedekking. De beoordeplaatsen waar het gewas zich normaal
raseigenschappen weer en zeggen niets
Door het mooie weer kwamen de wintertamerassen zeer vroeg in het vlagblad en in de aar; tien dagen eerder dan het meerjarig gemiddelde. De
verschillen tussen de rassen waren minimaal door het warme weer. Het
vlotst was Avir en het traagst Ikarus, Accent, Urban en Semu 6069.
Het halmgetal van de wintertarwerassen lag bij Pagode en Herzog aan de
lage kant. De andere rassen hadden een goed halmgetal. (Voor een optima15 teelt van wintertarwe wordt vaak gesteld dat er ongeveer 500 aren per
m wenselijk zijn.)
Er kwam dit jaar veel gele roest voor. De gele roest kreeg de kans om
15 OC.
zich optimaal te ontwikkelen bij temperatuurdalingen naar 10
Door schommelingen in de temperatuur waren er verschillende uitbraken.
Pagode bleek ook dit jaar weer zeer gele-roestgevoelig. Voorheen was
Pagode alleen in het jeugdstadium gevoelig voor alle gele-roestfysio's.
In 1989 is deze resistentie doorbroken en kon de hele plant, ook in een
later stadium, aangetast worden door gele roest.
-
.
In de niet met fungiciden gespoten serie is bij Obelisk, Arminda,
Taurus, Semu 6069, GF 220 en Br lOO2C dit jaar geen gele roest geconstateerd. Bij de andere rassen varieerde de aantasting van enkele streepjes
gele roest tot aantasting van de hele plant. De zwaarste aantasting kwam
voor bij H 84103, Cebeco 934, Urban en Accent. Deze rassen werden gevolgd door Pagode en Avir. Enkele steepen kwamen voor bij Herzog, Ilcarus
en Semu 6077.
Ook bruine roest kwam, door de hoge temperaturen van dit jaar, veel
voor. Bij de niet met fungiciden bespoten serie is alleen Anninda vrij
-- gebleven van bruine roest. Bij Ikarus, GF 220, H 84103 en Br lOO2C kwam
wat b ~ i n eroest voor. Veel bruine roest kwam voor bij Obelisk, Pagode,
Taurus, Herzog, Accent, Urban, Semu 6069, Semu 6077 en Cebeco 934.
Voordat de wintertarwe in aar stond kwam er vrij veel Septoria voor. Bij
de eersts bsspuiting tegen bladziekten is dit vrij goed bestreden.
Er waren dit jaar twee rassen in de serie die opvielen omdat ze zo kort
waren. Dit waren H 84103 en het nog kortere Cebeco 934.
De afrijping van het gewas was 12 dagen vroeger dan gemiddeld. De niet
met fungiciden behandelde serie rijpte gemiddeld 1 dag eerder af dan de
we1 met fungiciden behandelde series. Door de hoge temperaturen zaten de
rassen zeer dicht bij elkaar met hun afrijpingsdatum.
Door het mooie weer was er geen sprake van legering van de rassen. Ook
na het oogsttijdstip bleef de observatieserie lang overeind staan. Bij
lang rijp op het veld staan waren Taurus, Avir en Br lOO2C het eerst
versleten.
Bij langdurig rijp op het veld staan vie1 de korreluitval dit jaar mee.
De meeste uitval hadden Ikarus, Accent, H 84103 en Br 1002C. gevolgd
door Arminda en Taurus. Het minst uitvalgevoelig waren Obelisk, Pagode
en Cebeco 934.
Wat de schotgevoeligheid betreft was Accent het schotgevoeligst, gevolgd
door GF 220, Urban, Taurus en Ikarus en vervolgens Obelisk, Herzog,
Pagode en Br 1002C.
Tabel 5. Korrelopbrengsten in kg/ha en verhoudingsgetallen van een aantal wintertawerassen
Ras
Opbrengst in
kg/ha
+ F
-F*
Cebeco 934
Semu 6069
Obelisk
Br lOO2C
Pagode
Semu 6077
Taurus
Arminda
Accent
H 84103
Urban
Herzog
Ikarus
GF 220
Avir
Gem.
t
**
10382
10129
10107
9681
9566
9532
9429
9209
9038
8621
8432
8389
7868
7818
7791
10139
9333
9466
9460
9341
10009
9029
9090
8482
8360
8771
8383
7834
8281
7794
9066
8918
verh.geta1
1989
+ P
- F
100
= opbrengsten in enkelvoud
aantal jaren
+F = met fungiciden
-F = zonder fungiciden
()=
Gemiddelde
laatste
jaren **
Centr.
zeeklei
1989
98
Voorvrucht: winterkoolzaad
Zaaidatum : 19 oktober 1988
Bemesting : 40 + 6 0 kg/ha N
60 kg/ha P205
De opbrengsten zijn vermeld in tabel 5, de opbrengsten zijn omgerekend
naar 17% vocht. De opbrengsten lagen gemiddeld zeer hoog. De niet met
fungiciden bespoten aerie bracht dit jaar slechts 2% minder op dan de
series die we1 met fungiciden waren bespoten, ondanks de'vrij hoge ziektedruk. nogelijk is dit het gevolg van de snelle afrijping.
De hoogste opbrengst hadden Cebeco 934, Semu 6069 en Obelisk. Arminda en
A c c e n t lagen op gemiddeld niveau.
Een meerjarig overzicht van de belangrijkste eigenachappen van de onderzochte rassen wordt gegeven in tabel 6. Waar onvoldoende gegevens bekend
zijn, is een vraagteken geplaatst.
Aan het grootlandbouwbedrijf is voor 1990 geadviseerd de rassen Obelisk
en Arminda uit te zaaien in de verhouding 70:30, 70% Obelisk en 30%
Arminda. Voor de spuitvrije/milieuvriendelijke teelt is geadviseerd
Obelisk uit te zaaien, Arminda komt hier minder in aanmerking omdat het
weinig bladrijk is. Voor het Lauwerszeegebied wordt alleen Obelisk geadviseerd. Pagode wordt niet langer geadviseerd in verband met de geleroestgevoeligheid. Als tweede vermeerdering werd geadviseerd Obelisk,
Arminda en Pagode uit te zaaien. Pagode wordt hier nog bij opgenomen in
verband met onvoorziene zaken als het doorbreken van resistenties bij
Obelisk en Arminda. Van de veelbelovende nummers Cebeco 934, Semu 6069
en Semu 6077 is nog niet voldoende zaad beschikbaar, dus hier kon nog
geen eerste vermeerdering van worden aangelegd. Cebeco kwam echter met
een veelbelovend nummer. Dit nununer, Cebeco 8609, lijkt qua eigenschappen zeer veel op Arminda en heeft een opbrengst die in diverse proeven
ongeveer 6% boven Obelisk zit, dit alles volgens gegevens van Cebeco en
het RIVRO. Er is besloten om van dit nummer een eerste vermeerdering aan
t e leggen en verder een eerste vermeerdering van Obelisk en Arminda.
5.2 Wintertarweraseen na voorvrucht wintertawe
De voor het grootlandbouwbedrijf belangrijke wintertarwerassen werden
onderzocht op hun voetziektegevoeligheid door deze raseen te zaaien na
N a ploegen en schudeggen werd de proef gezaaid op 19 oktober 1988 op
kavel R28 van "De Schreef". Het Italiaans raaigrae, wat als groenbemeeter was gezaaid, was nauwelijks ondergeploegd te krijgen. Het zaaibed
was wat stug maar we1 goed inzaaibaar. V w r en na het zaaien zijn Mesurol slakkenkorrels geetrooid.
De opkomst wae vrij goed. De standdichtheid en de regelmaat van alle
veldjee was goed. Na de winter is de etand nog goad, want het gewas
heeft van de zachte winter geen voratechade opgelopen.
In het voorjaar werd het gewas op 1 april bemest met 50 kg/ha N en op 17
mei ward de tweede gift van 60 kg/ha N gegeven.
Op 17 mei werd tegen onkruid gespoten met 2 l/ha MCPA + 1 l/ha MCPP +
1 l/ha Starane.
Op 25 mei is gespoten met 0.25 kg/ha Pirimor. Op 6 juni werd gespoten
met 0.5 l/ha Corbel + 0.5 l/ha dimethoaat tegen bladziekten en luis. Op
14 juni is nogmaala een bespuiting uitgevoerd tegen luie en blad- en
aarziekten met 0.5 l/ha Tilt + 2 kg/ha maneb + 0.5 l/ha dimethoaat +
1 l/ha Sportak.
De aanwezige Septoria is beetreden met fungiciden.
Voetziekte kwam dit jaar weinig tot niet voor. Aan het eind van het
groeiseizoen vielen er we1 planten weg maar dit was meer te wijten aan
de opslag van het Italiaans raaigras dan aan voetziekte. Door de zachte
winter is het Italiaans raaigras niet uitgevroren, dit is gewoon doorgegroeid, deze planten zijn later we1 verwijderd en daardoor zijn er ook
wat tarweplanten meegegaan of deels ontworteld.
In tabel 7 zijn de opbrengsten vermeld, de opbrengsten zijn verrekend
naar 179 vocht. De opbrengsten na voorvrucht wintertarwe zijn beduidend
lager dan na voorvrucht koolzaad.
Tabel 7. Opbrengaten van de wintertarwerassen na voorvrucht wintertarwe
Ras
korrelopbrengst
normale
na w t
rassenproef
Obelisk
Accent
Pagode
Arminda
8160
7983
7517
7217
Gem. 7719
Verhoudingsgetallen
na w t
normale laatete
raasen- jaren
proef
na w t
-10107
9038
9566
9209
106
103
97
93
131
117
124
119
9480
100
123
( ) = aantal jaren
voorvrucht: wintertawe
Zaaidatum : 19 oktober 1988
104(5)
-
lOO(3)
96(5)
5.3 stikstofhoeveelheden
OD
Paaode wintertarwe
Deze stikstofhoeveelhedenproef had oorspronkelijk 9 objecten waarbij de
eerste stikstofgift was opgeaplitet in we1 of niet over de vorst strooien. andat afgelopen winter zeer zacht was en het niet voldoende gevroren
.
heeft, zijn de objecten met een eerste gift over de'vorst afgevallen.
Overgebleven is een stikstaftrappenproef met de objecten 0, 60, 90, 120
en 150 kg/ha N, waarbij de totale stikstofhoeveelheid gelijk over de
eerste en de tweede gift was verdeeld.
Op 24 oktober is deze proef gezaaid op kavel R26 van "De Schreef". Het
zaaibed was erg stug.
De opkomst verliep zeer moeilijk maar voor de winter was er een goede
standdichtheid en regelmaat bereikt.
Op 1 april is de eerste stikstofgift gegeven en op 17 mei de tweede
stikstofgift. De tweede gift heeft door het mooie weer zeer lang droog
gelegen.
Het onkruid werd op 17 mei bestreden met 2 l/ha HCPA + 1 l/ha HCPP + 1
l/ha Starane.
Op 13 juni is er gespoten tegen bladziekten en luis met 0.5 l/ha Tilt +
0.5 l/ha dimethoaat + 2 kg/ha maneb + 1 l/ha Sportak.
De veldjes waar geen stikstof was gegeven bleven zeer open. Hoe hoger de
stikstofgift des te bladrijker was het gewas. Eind juni vielen vooral de
veldjes op waar geen stikstof gestrooid was. Deze veldjes waren a1 zeer
gee1 en aan het afsterven. Hoe hoger de gift hoe groener het gewas nog
was.
De objecten 60 + 60 kg/ha N en 75 + 75 kg/ha N hadden duidelijk meer
last van bruine roest dan de andere objecten. Gele roest kwam pleksgewijs over de hele proef voor.
De opbrengsten zijn vermeld in tabel 8, ook de voor meerkosten gecorrigeerde opbrengsten zijn hierin vewerkt. De opbrengsten zijn omgerekend
naar 17% vocht. Er zit een opwaartse lijn in de opbrengsten, hoe hoger
de stiketofgift hoe hoger de opbrengst.
Het 1000-korrelgewicht bij geen N-gift was iets lager dan bij de andere
hoeveelheden. De hl-gewichten lagen dicht bij elkaar.
Tabel 8. Opbrengsten van de stikstofhoeveelhedenproef 1989 in wintertarwe
N hoeveelheid
0 + 0
30+30
45+45
60+60
75+75
()=
Opbrengst
in kg/ha
6667(6667)
8558(8415)
9455(9241)
10052(9766)
10353(9996)
DKG
hl-gewicht
51.6
54.4
56.0
55.7
54.9
96.5
80.7
82.1
82.6
83.4
Opbrengst na aftrek van meerkosten voor stikstof (1 kg N= fl 1,- en
1 kg t a m e = fl 0,42)
Zaaidatum: 24 oktober 1988
voorvrucht: koolzaad
Fosfaatbemesting: 60kg/ha
De bodemvoorraad was dit jaar 62 kg N per ha in de laag van 0 tot 80 cm.
De adviesgift volgens de eigen normen zou 100 kg/ha N geweest zijn. Dit
jaar bleek een verhoging van de gift tot 150 kg/ha N ook nog rendabel t6
zijn.
.
Er ward dit jaar met zomertarwe alleen een rassenproef aangelegd. Deze
werd aangelegd invier series: BBn serie werd niet met fungiciden bespoten en de andere drie series k e g e n een normale bespuiting met fungiciden. De niet met fungiciden bespoten serie bleef na de oogst achter op
het veld als observatieserie. De drie andere series zijn voor opbrengstbepaling
geoogst.
..
. - -
De proef is na schudeggen op 30 maart gezaaid op kavel R26 van "De
Schreef". De ondergrond was vrij nat maar het zaaibed lag er goed bij.
Op 11 april kreeg het gewas 30 kg/ha N als eerste bemesting en op 6 juni
kreeg het een tweede bemesting van 35 kg/ha N.
Op 1 juni is er een onkruidbestrijding uitgevoerd met 2 l/ha MCPA + 1.5
l/ha MCPP + 0.75 l/ha Starane.
Op 14 juni is er tegen luis en bladziekten gespoten met 0.5 l/ha Tilt +
2 kg/ha maneb + 0.5 l/ha dimethoaat + 1 l/ha Sportak. Op 27 juni is daze
bespuiting herhaald met 0.5 l/ha Tilt + 1 l/ha Corbel + 0.25 kg/ha Pirimor + 2 .kg/ha maneb.
In bijlage 3 staat een samenvatting van de waarnemingen van de zomertarwerassenproef 1989.
De opkomst was vrij vlot. Hier en daar bleef een rij wat achter bij opkomst, hier liep het rijspoor van de zaaimachine. Omdat hat weer erg
warm en droog was kwamen zulke "structuurplekken" duidelijk naar voren.
In de loop van het groeiseizoen is dit bijgetrokken.
Door het mooie weer begon het gewas vlot te schieten, dit kwam de grondbedekking niet ten goede. De zomertarwe kwam zeer vroeg in schotblad en
aar, bijna een week vroeger dan gemiddeld. Door het droge weer kwam het
gewas wat onregelmatig in de aar.
Omdat de ontwikkeling zo snel ging werd de grond niet volledig bedekt.
De grondbedekkingscijfers zijn daarom matig.
Half juni begon er wat gele roest voor te komen in de zomertawerassen
Stratos en Minaret. De series zijn daarom gespoten met 0.a. een fungicide. Helaas is toen ook de onbespoten serie meegenomen. Daarom zijn er
dit jaar geen cijfers gegeven voor de ziektegevoeligheid.
Het halmgetal lag vrij hoog dit jaar. Het laagst was dit bij StratOs.
Het gewas was vrij kort. Cebeco 8715 en Minaret waren het kortst, Stratos en Sunnan het langst.
In tijdstip van binderrijpheid zat dit jaar, door het warme weer tijdens
de afrijping, weinig rasverschil. De rassen waren gemiddeld acht dagen
vroeger binderrijp, dan het 30-jarig gemiddelde.
Voor de oogst was er dit jaar geen sprake van legering. Bij lang rijp op
het veld staan waren Sunnan en Cebeco 8715 het eerst versleten gevolgd
door Minaret en G 8117. Vedette en VDH 3073-85 bleven ook tot lang na
het tijdstip van oogsten mooi rechtop staan en Stratos in iets mindere
mate.
Bij de meeste rassen bleef de korreluitval vrij beperkt. Er was een uitschieter bij, G 8117.
. .
In alle rassen h a m dit jaar weinig schot yoor.
Een overzicht van debelangrijkste eigenschappen van de rassen wordt
gegeven in tabel 9.
Tabel 9.
Overzicht van da eigensct lppen var de onderzochte zomertarwerassen
isunnan Stratos
Ras
Vedette
Cebeco
8715
VDH
G 8117
3073-85
Eigenschappen
normaal
Vlotheid groei
Mogelijkheid laat zaaien
vrij
goed
zeer
matig
Mogelijkheid zeer vroeg
goed
matig
vrij
goed
Vroegheid grondbedekking
vlot
normaal
vrij
VlOt
Vroegheid in de aar
vroeg
vrij
laat
laat
normaal
vrij
vroeg
normaal
vroeg
Bladrijkdom.
vri'
veei
normaal
normaal
vrij
weinig
normaal
vrij
weinig
normaal
Lengte van het stro
kort
vrij
lang
vrij
1ang
kort
kort
vrij
1 ang
kort
mat ig
mat ig
vrij
goed
goed
matig
matig
goed
vroeg
vrij
laat
laat
normaal
normaal
normaal? vroeg7
goed
goed
goed
1
vrij
laag
laag
goed
vrij
laag
vrij
laag
goed
goed
normaal lgoed
1 goed
vrij
goed
g0ed
niet
goed
l~evoeligheid schot
weinig
mat ig
vrij
weinig
weinig
l ~ e v o e l i ~ h e ikorreluitval
d
weinig
weinig
vrij
weinig
stevig
stevig
stevig
(Stevigheid
Geschiktheid
broodbere id ing
Gevoeligheid gele roest
l~evoeligheid bruine roest
I
I
vrij
goed
1
1
7
1
normaal
1
wed
7
1
1
vrij
vlot?
vrij
goed
weinig
vrij
weinig7
vrij
weinig?
weinig
vrij
weinig,
wat
weinig
gevoelig
stevig
stevig
stevig
7
igO
stevig
gevoelig
weinig
veinig
veinig
weinig
aevoelia
Gevoeligheid Septoria
weinig
weinia
gevoeliglweinig
mat ig
mat ig
matig
I
vrij
gevoelig
gevoelig
I
vrij
matig
Gevoeligheid Fusarium blad matig
I
aar
mat ig
vrij
vrij
gevoelig we inig
7
I
7
7
7
vrij
matlg
mat ig
7
7
weinig
vrij
weinig
7
7
I
7 -1
vrij
lvrij
lgevoeligl
aevoelin nevoelin
Ziekten totaal
matig
vrij
gevoelig
Geschiktheid dekvrucht
mat ig
mat ig
matig
matig
matig
matig
matig
matig
mat ig
matig
goed
matig
matig
matig
goed
mat in
normaal
aoed
aoed
aoed
noed
Opbrengst
I
I
wed
vrij
goed
vrij
mat ig
gevoelig
mat ig
7
(normaal normaal
vrij
noed
I
I
De opbrengsten zijn vermeld in tabel 10. Dit jaar bracht Cebeco 8715 het
meeat op gevolgd d w r Uinaret, G 8117 en W H 3073-85. Sunnan, Stratos en
Vedette bleven dit jaar ver onder het gemiddelde. V w r a l de opbrengst
van Vedette viel tegen ten opzichte van andere jaren.
Tabel 10. Korrelopbrengsten van de zomertarwerassen 1989
verhoudingsgetallen
1989
laatste
jaren
Ras
kglha
Cebeco 8715
Uinaret
G 8117
W H 3073-85
sunnan
stratos
Vedette
8662
112
7807
248
7243
6969
101
94
94
90
107(2)
. .
96(5)
lOO(5)
103(5)
kleigrond
1989
118
104
100
96
94
Voorvrucht: winterkoolzaad
Bemesting: 30 + 35 kg/ha N
60 kg/ha P 0
zaaidatum: 30 maart 169%
( ) = aantal jaren
De duizendkorrelgewichten lagen dit jaar vrij laag. Vooral Cebeco 8715
en Sunnan hadden dit jaar een laag duizendkorrelgewicht.
Voor 1990 is aan het grootlandbouwbedrijf het ras Minaret geadviseerd.
Er is ook geadviseerd om van Minaret een tweede vermeerdering aan te
leggen. Dit ras is tot nu tot het geschiktst gebleken voor het doorzaaien van de wintertawe. De opbrengst van Vedette viel in 1989 sterk tegen
en het
meerjarig gemiddelde ligt onder dat van Uinaret, daarom is Vedette niet
geadviseerd. Voor een eerste vermeerdering zijn de rassen Uinaret en
Cebeco 8715 (Baldus) aanbevolen. Cebeco 8715 had in 1989 een zeer hoge
opbrengst. Het is korter dan Minaret, voor de oogst lijkt het zeer stevig, bij lang rijp op het veld staan is het wat minder stevig dan Uinaret. de binderrijpheidsdatum ligt ongeveer gelijk van beide raeeen, dit
is belangrijk bij het doorzaaien van de wintertawe.
Het 1000-korrelgewicht was over het algemeen goed. Bij Hockey, W 7829 en
Grit was het het laagst. VDH.267-81A. Cebeco 8501, Cebeco 8621, Cebeco
8857, Sac. 2925 K4 en Delita hadden de zwaarste korrels.
Het'hl-iawicht was het iaagst bij Prisma. Lenka en VDH 267-81A. Het
hoogste hl-gewicht hadden Apex, Cebaco 8501, Cebeco 8621, Cebeco 8857 en
Sec. 2925 K4.
De korrelkwaliteit was bij alle rassen goed. Femina had dit jaar geen
last van opengebarsten kaf.
Het percentage volgerst was het laagst bij Prisma. Blenheim, W 7829 en
Grit. Het hoogste volgerst-percentage was bij Femina, Hockey, Lenka,
Cebeco 8501, Sec. 2925 K4 en Delita.
Tabel 11. Korrelopbrengsten van een aantal zomergerstrassen in kg/ha en
in verhoudingsgetallen
Opbrengsten
kg/ha verh.geta1
1989
Ras
Sec. 2925 K4
Cebeco 8501
Blenheim
Cebeco 8621
Femina
Hockev
~ e b e c o8857
Apex
Prisma
VDH 267-81A
Lenka
~elita
Grit
W 7829
Gem.
8227
8226
8027
7958
106
106
103
102
7844
7778
7685
7661
7650
101
100
99
98
. 98
7007
90
7786
100
gem.
laatste
jaren
-
102(3)
103 (2j
103(2)
-
centr.
zeeklei
1989
108
106
105
104
. .
102(3)
98(5)
104(3)
102(4)
103
101
100
102
99
-.
-
.
Voorvrucht: suikerbieten
Bemesting: 20 kg N per ha
60 kg/ha P 0
Zaaidatum: 30 maart 168%
( )=aantal jaren
De opbrengsten zijn vermeld in tabel 11, ze zijn omgerekend naar 17%
vocht. De opbrengsten waren gemiddeld goed. De hoogste opbrengst hadden
sec. 2925 K4 en Cebeco 8501. De laagste had W 7829. De andere rassen
lagen rond het gemiddelde.
In tabel 12 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste eigenschappen van de rassen.
Aan het grootlandbouwbedrijf is geadviseerd om Prisma te verbouwen, en
daarnaast eventueel een beperkte oppervlakte Blenheim. Blenheim wordt
aanbevolen om het oogstrisico te spreiden.
Als tweede vermeerdering is geadviseerd om Prisma, Cebeco 8621 en Femina
te verbouwen. De brouwkwaliteit van Cebeco 8621 lijkt tot nu toe goed.
De vermeerdering van Femina is geadviseerd met het oog op eventuele
complicaties bij Prisma en Cebeco.8621.
Van Prisma, Cebeco 8621 en Blenheim is geadviseerd een eerste vermeerdering aan te leggen.
7.2 bomeraerstrassen na v w r v m c h t wintertarwe
:
Qndat de meeste zomergerst op het grootlandbouwbedrijf verbouwd wordt na
voorvrucht wintertarwe is het belangrijk te weten hoe de voor dit bedrijf geschikterassen reageren op deze voorvrucht.
De proef werd ingezaaid met'de rassen Prisma, Femina en Grit. Het was de
bedoeling geweest om in plaats van Grit, Cebeco 8621 in te zaaien. De
proef is, na schudeggen, gezaaid op 30 maart op kavel R28 van "De
- Schreef".
Bet gewas werd op 1 april M e s t met 60 kg/ha N. Op 3 juni werd er een
onkruidbestrijding uitgevoecd met 2 l/ha MCPA + 1.5 l/ha MCPP +
0.75 lfha Starane. Op 19 juai is er tegen blad- en aarziekten en luis
gespoten met 0.5 l/ha Tilt + 0.5 l/ha dimethoaat.
De opkomst van alle rassen was door het mooie weer vlot. Alle veldjes
hadden een zeer goede stand. Het gewas was iets langer dan in de rassenpraef. Ook hier kwam wat meeldauw en vrij veel dwergroest voor. Prisma
en Femina bleven het gezondst.
De korrelkwaliteit was vrij goed.
Het duizendkorrelgewicht van Grit was, net als in de rassenproef, de
laagete van de drie rassen. Het duizendkorrelgewicht van Prisma kwam
overeen met dat van de rassenproef. Femina had na voorvrucht wintertarwe
een wat hoger duizendkorrelgewicht.
De hl-gewichten kwamen vrij goed overeen met de rassenproef.
De opbrengsten zij vermeld in tabel 13, zij zijn omgerekend naar 17%
vocht. Gemiddeld lagen de opbrengsten bijna 8% hoger dan de normale rassenproef. Femina bracht, zowel bij de normale rassenproef als bij de
proef na voorvrucht wintertarwe, het meest op.
Bij de verhouding voorvrucht wintertarwe ten opzichte van voorvrucht
suikerbieten van de laatste jaren valt Femina ook op. Femina heeft
blijkbaar de minste last van voorvrucht wintertarwe.
Tabel 13. Korrelopbrengsten van enkele zomergerstrassen na voorvrucht
wintertarwe en na voorvrucht suikerbieten
kg/ha
Ras
na w.tarwe
na sb
verhoudingsgetallen
voorvrucht w-tarwe
1989 laatste jaren
Prisma
Femina
Grit
8137
8522
8349
7685
7934
7498
98
102
100
Gem.
8336
7706
100
Voorvrucht: wintertarwe
Bemesting: 60 kg/ha N
60 kg/ha P 0
Zaaidatum : 30 maart 16&
99(3)
108(3)
99(5)
verh. voorvr.
wtarwe t.0.v.
voorvr. suikerb.
102(3)
107(3)
103(3)
Er werd dit jaar met haver alleen een rassenproef aangelegd.
De rassenproef werd in vier series aangelegd. E6n serie bleef na de
oogst op het veld achter a18 observatieserie. Bij de andere drie series
werd een opbrengstbepaling gedaan.
Er stonden dit jaar acht rassen in de serie. Een van de rassen, Cebeco
8853; is een kortetroras. Om concurrentie-effecten uit te sluiten, die
van invloed kunnen zijn op de opbrengst van dit ras, zijn naast de veldjes van Cebeco 8853 bufferveldjes met kortstro-haver ingezaaid.
De proef is, na sohudeggen, op 30 maart gezaaid op kavel R26 van "De
Schreef". Het zaaibed was vrij kluiterig.
Op 11 april is het gewas bemeat met 20 kg/ha N.
Op 3 juni is er een onkruidbestrijding uitgevoerd met 2 l/ha HCPA
+
1.5 l/ha HCPP + 0.75 l/ha Starane.
Bij de haverrassenproef is geen bespuiting uitgevoerd met fungiciden, er
is alleen tegen luis gespoten. Op 6 juni is er tegen luis gespoten met
0.25 kg/ha Pirimor, op 19 juni is er gespoten met 0.5 l/ha dimethoaat-en
op 11 juli is er met 0.25 kg/ha Pirimor gespoten.
Het gewas h a m mooi boven. Hier en daar waren oude rijsporen terug te
vinden, dit was te zien aan de kleur van het gewas. Door de tweede zachte winter na elkaar had de ondergrond geen ideale structuur.
Ziekten kwamen vrijwel niet voor. Over hat hele veld verspreid kwam
echter we1 wat roodverkleuring van de bladeren voor. Dit is waarschijnlijk te wijten aan de stress-situatie tussen de slechte bodemstructuur
en het droge weer. Het ras W 177-56 vertoonde deze verschijnselen het
eerst, gevolgd door de andere rassen.
In bijlage 5 zijn de waarnemingen vermeld.
De grondbedekking van alle rassen was slecht dit jaar. Verder was het
een zeer kort gewae met het kortstro-ras Cebeco 8853 a18 uitschieter
omlaag. Door het zeer warme weer in het voorjaar met daarna een koelere
periode met regen was er vrij veel doowas.
De rassen waren gemiddeld een week vroeger in het schotblad dan het 28jarig gemiddelde. Bij het in schotblad komen was dit jaar weinig variatie. Het in pluim komen was ook bijna een week vroeger dan het gemiddelde. Bij het in pluim komen vie1 Cebeco 8853 op. De pluim kwam niet volledig uit de stengel en daarom lijkt dit ras later te zijn. De afrijping
binnen de veldjes was door de tweewassigheid erg onregelmatig.
De haver was zeer kort dit jaar. Het gewas was niet erg stevig. Alleen
het zeer korte Cebeco 8853 bleef rechtop staan.
In de rassenproef kwam door hat mooie weer geen schot voor. In kiemproeven bleek echter dat alle rassen zeer kiemlustig waren.
Bij lang rijp op het veld staan was bij bijna alle rassen de korreluitval groot, op Cebeco 8853 na. De meeste korreluitval hadden Wilma, Semu
767.3 en W 177-56.
Het 1000-korrelgewicht lag dit jaar aan de lage kant. Alleen Alfred,
Adamo en Semu 767.3 kwamen bij de norm van 35 in de buurt. Het laagste
1000-korrelgewicht had W 177-56.
Het hl-gewicht was goad. Het hoogst was dit bij Semu 767.3 en Adamo, gevolgd door Wilma en Alfred. Het kortstro-ras Cebeco 8853 hadieen zeer
laag hl-gewicht.
De opbrengsten zijn vermeld in tabel 14, ze zijn omgerekend naar 17%
vocht. De raeeen Cebeco 8541 en Semu 767.3 brachten het meeste op, gevolgd door Wilma. Cebeco 8853, Adamo en W 177-56 bracht het minste op.
De andere rassen lagen rond het gemiddelde.
Tabel 14. Korrelopbrengsten in kg/ha en in verhoudingsgetallen van een
aantal haverrasaen.
as
Cebeco 8541
Semu 767.3
Wilma
Dula
Alfred
Cebeco 8853
Adam0
W 177-56
Gem.
kg/ha
Verhoudingsgetallen
1989 laatste
kleigrond
jaren
1989 '
6452
6452
6179
5978
5876
5732
5590
5443
108
108
104
100
99
96
94
91
5963
100
107(3)
108(2)
10115)
101i5 j
9815)
. .
-
lOO(5)
108
105
103
97
101
98
99
88
Voorvrucht: aardappels
Bemesting: 20 kglha N
- 6 0 kg/ha P 0
Zaaidatum: 30 maart 1685
()a aantal jaren
In tabel 15 wordt een overzicht gegeven van de eigenschappen van de
haverrassen, gebaseerd op gegevens van meerdere jaren.
Aan het grootlandbouwbedrijf is geadviseerd om in 1990 van Dula op Cebeco 8541 (Valiant) over t e schakelen. Verder is er geadvieeerd van dit
rae een vermeerdering aan t e leggen. De stevigheid van het stro voor de
ooget en bij lang rijp op het veld staan van de rassen Dula en Cebeco
Dit geldt ook voor de korreluitval.
8541 is met elkaar te vergelijken
De opbrengat van Cebeco 8541 ligt gemiddeld circa 8% hoger dan Dula.
Cebeco 8541 is iets minder bladrijk dan Dula, hierdoor is de onkruidonderdrukking wat minder.
.
arwa
paoa
rr=
*T
~IJA
Laram
LF=~
rr=
Blwa
paoa
%wa
n=
paoa r ~ m
paoa
paoa
srwa
arww
arw
paoa
paoa
arwa
paoa
uals8m aw1 PT-aE)
~V=FPPT=WW~E)
I
paoa TI=
.-
paoa F I ~ A
paoa FJM
~
1
a paoa
FT=
rru
pa08
pa08
r~=
paoa
8
1
paos FT-
~ paos
rr=
paoa TI=
pa08 TI=
11roT*La~I~~
P
~
J
~
OD
m
I
Van hetgewas veldbonen werdenin 1989 de volgende proeven aangelegd:
een rassenproef;
een zaaitijdstippenproef';
een stikstof-hoeveelhedenproef;
een fosfaat-hoeveelhedenproef.
--
9.1 Veldbonenrassen
De veldbonenraesenproef is, na schudeggen, gezaaid op 29 maart op kavel
R28 van "De Schreef". Het land was nog vrij nat en zeer kluiterig. De
structuur van de grond was zeer vast; de winter heeft hier niet veal aan
verbeterd. m d a t het proefveld zeer kluiterig was en snel opdroogde door
het zonnige weer, is de proef gerold met de Cambridgerol. Dit is enkele
dagen na het zaaien gebeurd, op 31 maart.
Op 17 april is er een onkruidbestrijding uitgevoerd met 1.5 kg/ha Camparol en op 18 mei met 1.5 l/ha Basagran.
11 mei is er met 1.5 l/ha parathion, een bespuiting tegen bladrandkevers
uitgevoerd. Op 2 juni is er een luisbestrijding uitgevoerd met 0.5 kg/ha
Pirimor.
Op 20 juni is er een bespuiting met 1 l/ha Ronilan uitgevoerd tegen
schimrmelziekten.
Het gewas werd niet met stikatof bemest.
Bijlage 6 is een samenvatting van de waarnemingen.
Na het zaaien volgde een periode met scherp-drogend weer. Na wat lichte
regen konden de veldbonen beginnen te kiemen. De opkomat was vrij regelmatig. Bij enkele veldjes is later een rij bonen bijgezaaid omdat een
pijp van de zaaimachine verstopt had gezeten. De dichtheid en regelmaat
was in het algemeen goed.
Begin juni begonnen de veldbonen te bloeien. Pistache was de eerste
bloeier gevolgd door Cebeco 88902, Bar VF 9541 en Ou 86184. De andere
rassen waren iets later. NIZ 21-552 en Cebeco 88902 zijn wit-bloeiende
rassen.
De raasen Alfred, Victor en Geo werden erg door het topvergelingsvirus
aangetast. NIZ 21-552 en Pistache hadden het minst last van het topvergelingsvirus, gevolgd door Cebeco 88902, Bar VP 9541 en Ou 86184. Ook
het enatie-virus en het bone-scherpmozaiekvirus kwamen dit jaar voor in
de proef. Dankzij het mooie weer kwam er dit jaar geen Botrytis in de
rassenproef. Tijdens de afrijpingsperiode kwam er vrij veel roest op de
bladeren voor. Hier kwamen geen rasverschillen naar voren. In. het algemeen bleven de raasen die het minste last hadden van topvergeling, het
gezondst
.
Tijdens de bloei waren de temperaturen zeer hoog. Dit heeft de bloeiperiode versneld. Ook later bij het afrijpen waren er hoge temperaturen
waardoor de afrijping vlot verliep. Het eerst rijp waren Pistache en Ou
86184 gevolgd door Alfred en Victor. Cebeco 88902 was het laatst rijp.
Het gewas was dit jaar zeer kort. De witbloeiende NIZ 21-552 en cebeco
88902 waren, sanien met Pistache, het kortst. Het langste gewas had Geo,
gevolgd door Alfred.
De duizendkorrelgewichten van Pistache en NIZ 21-552 laqen dit jaar het
hoogst, Alfred had samen met Geo het laagste duizendkorrelgewicht.
Het hl-gewicht was goed dit jaar, Victor had met 80,5 het laagste hl-gewicht
.
In tabel 16 zijn de opbrengsten vermeld, ze zijn omgerekend naar 17%
vocht. De rassen Cebeco 88902, Geo en Ou 86184 brachten het meest op,
gevolgd door Alfred. Pistache en Bar VF 9S41 hadden de laagste opbrengst. Vergeleken bij voorgaande jaren vielen de relatieve opbrengsten
van Pistache en Victor tegen. De opbrengsten lagen zeer hoog vergeleken
bij voorgaande jaren. . .
Tabel 16. Opbrengsten in kg/ha van enkele veldbonenrassen
kg/ha
verhoudingsgetallen
gem.laatste
1989
jaren
Cebeco 88902
Geo
Ou 86184
A1 fred
NIZ 21-552
Victor
Pistache
Bar VF 9S41
7203
7132
7121
6795
6193
6031
5562
5519
112
111
111
105
96
94
86
86
Gem.
6445
100
interprov.
proefvelden
lll(2)
105f3)
103 i2 j
lOl(3)
95(2)
-
Voorvrucht: zomergerst
Bemeatina: 0 kalha N
60 Gg/ha P 0
zaaidatum: 29 maart 168%
( ) = aantal jaren
-
In tabel 17 is een overzicht te vinden van de belangrijkste eigenschappen van de onderzochte rassen.
Aan het grootlandbouwbedrijf is geadviseerd om Toret (NIZ 21-552) uit te
zaaien, eventueel aangewld met Alfred. Via B a r e n b ~ gwas er, voor maximaal 100 B 150 ha, zaaizaad beschikbaar van Toret. De opbrengst van
Toret over 1988 en 1989 was ongeveer 4% lager dan die van Alfred. Toret
ward echter zeer weinig aangetast door topvergeling en door Botrytis en
heeft daarom een grotere oogstzekerheid.. De prijsvewachting is ook
gunstig: Toret moet ongeveer dezelfde prijs kunnen opbrengen als droge
envten. Dit komt omdat Toret een witbloeiendras is met daardoor een
lager tannine-gehalte in de boon. Door het lage tannine-gehalte wordt de
verteerbaarheid van het veevoer, waar veldbonen in vewerkt ziin. verbeterd. Voor een eerste vermeerdering is aanbevolen om Toret en Eebeco
88902 aan te kopen.
Tatel 17. k r z i c h t van de eigenschappen van de veldtcmenrassen
navel
navel
HI-geraicht
n o d
nonoaal
vrij n o d n o d
1000-korrelgevicht
nonrrutl
no&
hoog
m
g d
g d
B=J
Qbrengst
d
vrij nonrrutl n o d
wij
hDcs
mtig
vrij hoql
n o d
notmad
vrij n o d hoog
g d
mtig
9.2 veldbonen-zaaitiidsti~~en
~r is een zaaitijdstippenproef aangelegd met Alfred veldbonen op kavel
~ 2 van
8
"De Schreef". Door het regenachtige weer kon de eerete zaai pas
op 28 maart plaatevinden. Verder werd er gezaaid op 11 en 28 april en op
11 m i .
De eerste zaai is op 28 maart gezaaid. Het veld had een elechte structuur en was zeer kluiterig. Er kon hier niet gerold worden, m d a t er
anders spoorvoming in de veldjes voor de latere zaaien zou komen.
De planten kwamen goed en regelmatig boven. Gedurende het groeiseizoen
kregen de planten, net als in de rassenproef wat last van virusziekten
en roest. Ook hier was door het mooie weer geen sprake van Botrytis.
De tweede zaai is op 11 april gezaaid. Na het zaaien is er wat regen gevallen. De opkomst was ook hier vrij regelmatig. Deze zaai liep gedurende het eeizoen ongeveer een week achter in ontwikkeling bij de eerste
zaai. Ook hier kwamen wat virusziekten voor en wat roest en geen Botrytis.
.
De derde zaai is op 28 april gezaaid. De opkomst was onregelmatig. De
ontwikkeling was gedurende het groeiseizoen moeilijk te volgen omdat,
door de ongelijke opkomst, de planten in verschillende stadia van ontwikkeling waren. Deze zaai was nog groen op het moment dat de eerste en
tweede zaaien a1 aan het afrijpen waren. Hierdoor had de derde zaai
(maar ook de
vierde) veel meer last van roest.
De vierde zaai is op 11 mei gezaaid. Het land was zeer droog
De bonen lagen erg ondiep op een harde ondergrond met weinig
ven. De opkomst was zeer onregelmatig, gedurende het verdere
zoen kwamen er nog steeds planten bij. Net als de derde zaai
zaai veel last van roest.
en keihard.
grond erbogroeiseihad deze
De afrijping van de derde en vierde zaai was zeer onregelmatig. Hierdoor
bleven deze planten lang op het veld achter. Uiteindelijk zijn ze met de
hand geoogst en konden ze nog narijpen in BigBags voor pootaardappelen.
De opbrengsten van de veldbonen liep met grote sprongen achteruit naarmate er later was gezaaid. Naast de zaaidatum is de opbrengst ook sterk
beEnvloed door de regelmaat van opkomst. De opbrengsten zijn vermeld in
tabel 18, ze zijn omgerekend naar 17% vocht.
Niet alleen de opbrengsten maar ook het duizendkorrelgewicht nam af
naarmate er later was gezaaid.
Tabel 18.
Korrelopbrengsten in kg/ha en verhoudingsgetallen van Alfred
veldbonen bij verschillende zaaitijdstippen
Zaaitijd
%/ha
verh.
dk9
28
11
28
11
6102
5222
3436
1461
100
86
56
24
554
511
420
359
maart
april
april
mei
Voorvrucht: zomergerst
Bemesting: 0 kg/ha N
6 0 kg/.ha P205
~ i beoordeling
j
van het zaad kwam de laatste zaai er het slechtste af.
De 11-meizaai had zeer onregelmatig zaad met veel rotte korrels. De 28aprilzaai had geen rotte korrels maar ook deze korrels waren zeer onregelmatig. De 28-maart- en de 11-aprilzaai~erschilden qua korrels niet
veel van de rassenproef.
9.3 Stikstofhoeveelheden OD Alfred veldbonen
Op kavel R28 van "De Schreef" werd een stikstofbemestingsproef met veldbonen aangelegd. In deze proef werden drie objecten aangelegd: geen
stikstof, 30 kg N per ha en 60 kg N per ha.
De proef is, na schudeggen, gezaaid op 29 maart met de precisiezaaimachine op kavel R28 van "De Schreef".
Op 1-april zijn de verschillende stikstofgiften gestrooid.
Alle veldjes kwamen goed boven. Er was geen verschil t e zien in tijdstip
van opkomst bij de verschillende N-hoeveelheden. Ook gedurende het groeiseizoen was er geen verschil t e zien in tijdstip van bloei, lengte of
ziektenaantasting.
De opbrenqsten van deze proef staan vermeld in tabel 19, ze zijn omgerekend naar 17% vocht. Er zijn geen duidelijke verschillen tussen de objecten. Ook is er geen verschil in de duizendkorrelgewichten.
Tabel 19.
Korrelopbrengsten bij Alfred veldbonen bij verschillende Nhoeveelheden
Stikstof
hoeveelheid
Opbrengst
kg/ha
Gem.
5859
rel.
dk9
101
Voorvrucht:zomergerst
Bemesting: zie tabel voor N
60 kg/ha P205
9.4 Bosfaathoeveelheden OD Alfred veldbonen
De fosfaathoeveelhedenproef lag op kavel R27 van "De Schreef". Op deze
kavel liggen stroken met verschillende fosfaatbodemtoestanden. Vanaf
1963 zijn op deze stroken jaarlijkse fosfaatgiften gegeven van 0, 60 en
120 kg per ha. De Pcitr. van de strook met 0 kg/ha P205 is 22.9, die
voor de
strook met 6 0 kg/ha P205 is 44.7 en die voor de strook met 120 kg/ha P205
is 78.4. Het Pw-getal voor deze stroken is resp. 4.35, 16.30 en 41.25.
De proef is, na schudeggen, gezaaid met de precisiezaaimachine op 30
maart. Na het zaaien is, op 31 maart, de hele proef gerold met een Cambridgerol. Dit rollen gebeurde in verband met het scherp-drogende weer
en het kluiterige veld.
De onkruidbestrijding en bespuitingen tegen ziekten zijn hetzelfde als
in d e rassenproef.
Tussen opkomst, begin bloei en lengte zat geen verschil tussen de fosfaat-hoeveelheden. Verder is er geen verschil geconstateerd tussen ziekten-aantasting. Aan het eind van het groeiseizoen was er echter een
verschil in afrijping te zien. Op alle stroken met 0 kg/ha fosfaat rijpten de planten iets eerder af dan op de andere stroken.
In tabel 20 zijn de opbrengsten vermeld van de fosfaat-hoeveelhedenproef, w k hier zijn de opbrengsten omgerekend naar 17% vocht. De o p
brengsten bij de stroken met 0 kg/ha P O5 liggen wat lager dan de stroken met 60 en 120 kg/ha P 05.. Tussen 6 8 en 120 kg/ha is geen verschil.
De reactie is minder groog dan bij veel andere leguminosen, deze reactie
. .
. . .komt overeen met die van de granen.
Tabel 20. Opbrengsten bij de P-hoeveelhedenproef op Alfred veldbonen
P hoeveelheid
.
Opbr
kg/ha
rel.
.
1.
2.
Anonymus;
Ziekten en plagen in graangewassen;
Wageningen, 1981.
'
Anonymus;
Veldproeven Plantenteeltkundig Onderzoek;
1988
45 cbw;
Werkplan
Lelystad.
-
-
3.
Anonymus;
64e Beschrijvende Raesenlijst voor Landbouwgewassen 1989;
Maastricht, z.j.
4.
HabekottB, A.
Schaal voor de morfologische ontwikkeling (groeistadia) van winterkoolzaad;
18 Abw;
RIJP-rapport 1978
Lelystad.
-
5.
HabekottB, A.
Uitkomsten rassenproeven in Flevoland;
1988;
RIJP-rapporten 1986
Lelystad.
-
6.
Habekott6, A.
Invloed van het zaaitijdstip op opbrengst en ontwikkeling van winterkoolzaad en granen;
Lelystad, 1989.
7.
Habekott6, A.
Een schaal voor de ontwikkeling van veldbonen;
Concept Flevobericht;
Lelystad, 1989.
8.
Ouwerkerk, I. en Bonthuis, H.
Rassenberichten 1989 van de diverse gewassen;
Wageningen, 1989.
9.
Ministerie van Landbouw en Visserij;
Handleiding 1989. Gewaebescherming in de akkerbouw;
22e druk;
z.P., 1988.
10. niniaterie van Verkeer en Waterstaat, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;
Maandoverzichten van het weer in Nederland. Het weer juli 1989;
86e jaargang, no. 7;
De Bilt, 1989.
11. nisset;
Akkerbouw Praktijk. Peulvruchten supplement;
blz. 37
64;
Doetinchem, z. j
-
.
-
n
a
-
P'r
-
I
,#
,.
rv
0
-
-
t n
rw
rr
vn
n
-
-
n
n
-
I<,rrvi
1v
..
nr
-
e n
n
n
-
n
n
-
s
r
1 i
I'D)
;1
I'D,
6 n
1.n
c.n
-
m in o n m
-
-
r
r
ri,
10,
-
n
o
r
r
r
s
o
r
r
I<,r i , I;, I;,
a
u
o0
I'D,
n-n-n--m~.=~
o
n
10,
D
'I,
1'0,
~
rv,
i,
I V > 10,
10,
1'0,
I'D,
ra o n m
vr
1 w ow
m tr. ca r n
rw r-sr cw a n
-
ra
1.0,
a
- - r+r zw rn
-
-
on
na n
nr I
I<,
- ow
c n
zv
ZR
nI
-
I'D,
D
,' I
D
,' I
I'D,
I'D,
-
f
f~ +
1'0
IV,
I'D,
6W
IW
em v n
i w em 1%
=
n @
-
IV,
3
zv
rv
E'
H
W
m
I*>
I'D,
-
c.n m
ra rn
M
w
%'=:
-eijlas
2.
ti^ vll m w a u m n w ~nu
~ ~m n n r a ~ r a a c nixn
?uMAvlr Warng-I*.nsuItm
R.. -11
a
, Pq0d.b
drd.
.
SMwm&wiatarWIl
+F
8-
Rml n, d.wiatar I l l 4
!
2
vbrsrrb.ds
Sml
'"
e
8
8-
8
F
!i
&
:-
7'
8
9
6
6
9
2115
W5
2215
2015
*I- F
6069
88
I+
7
:%
b
1
l
6
t+
1%
!'
:i i-
Sml
6011
(PPO-tn41038r
924
&:
lml C
:'
L 2
&
d
.
-
V - i d - I - I
8&
8
9
9
1
1
W5
2015
2315
W5
W5
816
816
(V6
716
116
716
116
97
97
91
101
y
w
w
w
m
w
w
91
415
539
476
493
UO
9
9
4
h u m in v l q u
+I-? 2015
h i n h u r
4-I
6/6
116
716
-in=
+ F
-F
91
im
%
%
91
92
101
im
im
w
101
im
lop
110
la
la
w
+F
4%
345
405
540
4W
388
Y5
463
4%
CW mssL 2616
-
F
9
6
9
9
5
1
Bmlm rn Ill
-
F
2
2
9
2
wwstsv&bLim
+F
1
2
o*
kgerW&&bldbi
1pe op veld Nn 1 6 d
*F
8-
hgarI.s/amvl@midbl
1.rg op veld Nn
+F
1%
mI.s/atav&bidblj
l q
veld Nn 119,
+F
S-jrtS?
+F
-F
b r m l u l t m l 1018
+
armlatiasa~luloll
16A
116
1915
5/6
6
916
w
8
W5
116
%
4
I % &
7
5
4
8
4
x
lg
8-
Bt
8%
8
9
7%
9 5
.
8
8
1815
2015
lm
a
2
9
'+
9
7%
8g
1%
4 x
7
1
5%
4g
7%
I+
8%
bX
7%
6Y
8
8
8-
%
6
6
5
4
l&
bX
8
6?i
I-
I-
l&
l&
I&
5
5
6
6%
k
I*
7%
6K
1%
bX
1
I-
1%
7$
7&
4+
2511
2411
2511
2411
2517
2411
2117
2617
2411
2317
2411
2317
2817
2111
2611
2517
2517
2317
2117
2 6
26/l
2517
2611
2517
2611
2511
2511
24/1
Ull
24n
2
I
8
5
2
1
4
6
6
3
2
2
1
+F
8
2
18
15
4
20
24
93
11
10
6
4
3
40
60
c~,~.~ism-luitml
2518
+ F
8
5
24
29
10
31
m
117
42
18
16
9
3
n
71
armlRiasbxmlulrm
I19
+F
19
18
101
90
31
11
1 6
3
81
66
92
74
11
131
115
1w1.k m m l u l M 1 in
ksb
i F
34
36
162
151
63
126
279
551
135
119
161
I39
21
230
ZDI)
+ I Y.3
- I U.0
59.3
58.4
40.0
46.5
W.2
49.2
W.9
Y1.2
53.4
53.0
51.1
Y1.6
53.4
52.9
W.0
51.1
Y.2
53.3
52.6
49.1
56.4
51.0
55.0
56.5
50.3
40.1
54.2
51.6
W.l
81.2
82.7
83.2
81.5
81.4
83.9
(14.3
81.9
82.2
W.6
W.l
82.8
02.8
W.2
W.2
83.7
84.2
82.8
82.4
82.1
82.1
82.4
82.8
80.9
81.5
83.9
83.1
83.8
83.9
w
=-I
HI-p.icht
+ F
-P
I
8-
1
2
2
6
2
5
Bijlage 3. Samenvatting van de waarnemingen bij de zomertanuerassen 1989
Ras
Minaret Sunnan
G 8117 VDH
Stratos Vedette Cebeco
8715
3073-85
Waarnemingen
Stand 18/5
8-
7Y
7-
7+
8
8+
Vroegheid grondbedekking
6
5%
7-
7-
6
7/6
9/6
7%
11/6
7/6
5/6
7/6
7%
5/6
19/6
22/6
24/6
20/6
19/6
20/6
19/6
105
89
Datum in vlagblad
Datum in de aar
Lengte in cm
Halmgetal per m2
Ziekten
85
554
1
102
588
1
485
(
503
1
78
576
I
95
535
8-
I
89
560
geen waarnemingen in verband met bespuiting-F-serie
Legering/stevigheid 10/8
8+
8-
9
Legering/stevigheid 16/8
8-
7)
!
het veld staan 25/8
8
idem 6/9
idem 15/9
Y
8-
9-
8-
8%
7
8
65
8Y
8-
104
335
130
12/8
13/8
13/8
12/8
44,6
37.4
34,2
38,8
38,7
81.7
82,4
83,8
82.7
82,s
8+
7
7+
8%
8
6%
8
8
7
4%
7+
7Y
6%
5
5
2Y
6%
7Y
3
59
96
120
125
Binderrijpheidsdatum
13/8
13/8
14/8
1000-korrelgewicht
37,8
35.0
hl-gewicht
83.7
83,8
Legering bij lang rijp op
Totale korreluitval 20/9
in kg/ha
Bijlage 4. Sarenvattirig van de baarnmhgen bij de unr?rgerstrassen
HI-gdcht
Volgerst X
1 70.2 1 65.9 1 66.9 1
66.9
1 63.81
66.1
1 66.8 1
71.2
1
71.5
1
70.4
1
70.7
1
68.0
1 68.6 1
67.5
Bijlage 5. Samenvatting van de vaarnemingen bij de haverrassen 1989
Ras
Dula
Wilma
Alfred
Adamo
Cebeco
Semu
Cebeco
8541
767.3
8853
W
177-56
Waarnemingen
Stand 18/5
9
9
9
9
9-
9
9-
9
Vroegheid grondbedekking
4Y
4
4
4
4
5Y
4+
4
Datum in vlagblad
6/6
6/6
6/6
5/6
6/6
5/6
5/6
6/6
Datum in pluim
25/6
24/6
26/6
25/6
25/6
27/6
6/7
26/6
Lengte in cm
83
83
89
81
83
85
49
79
446
442
365
464
414
419
443
423
Halmgetal
Legering/stevigheid 16/8
5
4%
4Y
6-
5+
4x
9
lang rijp op veld 25/8
4
4
4
6
6
3
9
idem 1/9
4Y
5-
4
5%
3
6Y
460
342
6-
Legering/stevigheid bij
Bladziekten
Korreluitval (kg/ha)
Binderrijpheidsdatum
232
5%
kvamen vrijvel niet voor
285
289
383
41
6-
405
9/8
9/8
11/8
9/8
9/8
7/8
10/8
1000-korrelgewicht
33.6
33.2
34.5
35.8
33.7
34.9
33.1
30.6
H1-gevicht
56.3
57.4
57.0
58.1
56.1
58.2
47.2
54.8
9/8
Bijlage 6. Samenvatting van de waarnemingen bij de veldbonenrassen 1989
Ras
Alfred
Victor
NIZ
21-552
Cebeco Bar VF
88902
Geo
Ou
9S41
86184
Pistache
Waarnemingen
Stand 18/5
7Y
6+
7-
7
7+
6+
7-
7
Begin bloei
7/6
7/6
7/6
3/6
3/6
4/6
5/6
2/6
Einde bloei
30/6
1/7
2/7
1/7
27/6
27/6
2/7
23/6
Rijpheidsdatum
17/8
18/8
20/8
21/8
19/8
16/8
21/8
16/8
5%
6+
SY
5-
6%
8
7-
6Y
6%
81
Algemene indruk 4/7
5
7-
5
Topvergelingsvirus 19/7
5%
4-
4+
7+
7
6%
7
Roestaantasting 3/8
6-
6-
7
6
7-
Lengte
102
98
78
82
87
96
I16
1000-korrelgewicht
563
672
711
625
689
675
545
H1-gewicht
82,7
80,s
82.0
83,4
83,2
81,7
83.0
745
81,3